Civis Mundi Digitaal #32
Bespreking van: Marius de Geus, Filosofie van de eenvoud. Utrecht. Uitgave Jan van Arkel, 2015.
Opgedragen aan de nagedachtenis van mijn jeugdvriend Harrie Pieron, filosoof, ecoloog, redacteur en voormalig secretaris van De Groenen*
Het is beslist noodzakelijk ons consumptiegedrag te matigen is de boodschap van dit helder geschreven boek. Overconsumptie heeft desastreuze gevolgen: crises, recessie en zelfs ondergang, als we massaal zo doorgaan met consumeren en produceren. Versobering heeft niet zo’n positieve gevoelswaarde. Eenvoud klinkt beter, vandaar de titel. Als politiek filosoof biedt De Geus vooral een praktische en maatschappijkritische filosofie, die ecologisch is gericht op duurzaamheid en matigheid.
In deel 1 volgt een samenvattende weergave van dit boek, een onvolledige weergave van 365 blz. Daarna volgt in deel 2 aanvullend sociologisch commentaar van enkele kritische sociologen.
1. Overzicht van de inhoud van het boek
Het omvangrijke boek heeft vijf delen, elk twee hoofdstukken. De bespreking volgt deze indeling niet.
1. Politieke filosofie over natuur- milieu- en klimaatproblemen. Ecologische politiek en een duurzame levensstijl blijkt noodzakelijk. Overmatige consumptie en productie is desastreus. Het milieu staat al jaren op de politieke agenda, maar de politiek faalt.
2. Consumptie en de kwestie van cultuuraanpassing. Onze consumptieve leefstijl willen we niet veranderen. We geven de voorkeur aan technologische ‘oplossingen’, terwijl ook scholing, karaktervorming en vooral cultuurverandering nodig zijn.
3. Klimaat, landbouw en voedselvoorziening. Ook wat dit betreft is duurzaamheid nodig en mogelijk volgens ecologen als Murray Bookchin, Kirkpatrick Sale en Mark Shepard. Zij bieden alternatieven voor de inrichting en het (zelf)bestuur van de samenleving, ruimtelijke ordening en voedselvoorziening.
4. Belangrijke denkers van het eerste uur (zie illustratie)
* Rousseau: de verlichtingsfilosoof van de gelijkheid, ‘het sociale contract’ en de ‘natuurtoestand’, die bedorven werd door beschaving en begeerten, onrecht en ondeugden die deze met zich meebrengt.
* de utopisten William Morris en Henri David Thoreau: de man van het boek over het utopisch project Walden, or a Life in the Woods, die twee jaar in een hut leefde. Dit stond model voor de commune Walden 2 van de schrijver en tachtiger Frederik van Eeden.
* Schumacher, de econoom van de kleinschaligheid, ‘intermediate technology’ en van de bestseller Small is Beautiful.
* de christensocialist Ivan Illich, de filosoof van de samenlevende en samenwerkende ‘convivale’ maatschappij en hanteerbare, beheersbare technologie. Hij wijst op de gevaren van totalitaire ‘radicale of volkomen monopolies’. Zie mijn eerdere artikelen over de medische industrie.
* de politiek filosoof Hannah Arendt; de Noor Arne Naes, grondlegger van de Deep Ecology Movement, en de maatschappijkritische filosoof Jaap Kruidhof, die in België doceert.
5. Levenskunst, duurzame levensstijlen en eindbevindingen.
De ‘ware kunst van het leven’ behelst een moralistische visie, gericht op goed leven. Deze heeft de voorkeur boven een hedonistische visie, die gericht is op lustbevrediging en nadelige gevolgen heeft. Als antwoord op de angst voor vereenvoudiging en matiging laat De Geus zien dat een ecologische levensstijl ook aangenaam kan zijn en niet alleen noodzakelijk en duurzaam. Tot slot noemt hij lastig te overwinnen obstakels voor noodzakelijke culturele doorbraken. Over deze ‘bottleneck’ gaat het commentaar.
Terugkerende thema’s zijn de onhoudbaarheid van overmatige consumptie en de noodzaak van duurzaamheid, matiging en een ecologisch verantwoorde levenswijze en hoe dat mogelijk is en waarom men excessief blijft consumeren.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), Henry David Thoreau (1817-1862), Ernst Friedrich ‘Fritz’ Schumacher (1911-1977), Ivan Illich (1926-2002)
Overzicht van deel 2 Aanvullend sociologisch commentaar
Deze punten komen bij De Geus zijdelings aan de orde maar worden hier toegelicht aan de hand van relevante sociale wetenschappers waar hij niet op in gaat. Deze indeling staat los van zijn boek.
Wat betreft het omkeren van de toenemende consumptie, die volgens De Geus noodzakelijk is, laat Freud zien hoe vermindering van (consumptie van) prikkels bevrediging kan geven door matiging en ontspanning. Dit noemt hij het Nirvana-principe, het alternatieve complement van het lustprincipe van toenemende (consumptie van) prikkels. Door sublimatie, yoga en meditatie en andere bevredigende, rustgevende activiteiten kan deze matiging worden ondersteund. Zie ook het artikel over het Nirvana-principe.
Wat betreft mogelijkheid van collectieve actie, toont de econoom Mancur Olson aan dat eigenbelang een obstakel is. Dit kan overwonnen worden door bewustwording en inzet voor gemeenschappelijk belangen en ‘convivale’ samenwerking in termen van Illich. Hiertoe kunnen mensen worden geïnspireerd door geestelijke en culturele waarden en een meer gezamenlijk bewustzijn. Dat kan ook onder druk van de omstandigheden, de overheid, gemeenschappelijke bedreigingen en calamiteiten, die gezamenlijke actie vragen.
De radicale socioloog Thornstein Veblen liet na De Tocqueville (zie De Geus, p 56) als eerste het mechanisme van statusverhoging zien door opzichtige consumptie. Men kan daardoor je sociale aanzien inschatten. Dit mechanisme zou te doorbreken zijn als matiging statusverhogend zou werken, bijv. door ‘het goede voorbeeld’ van de elite en hoger geplaatsten.
De vraag hierbij is of de machtstoename van de elite het gaat winnen van de bewustwording van de bevolking die in zich toenemende mate van deze ongelijkheid en haar belangen bewust wordt. De geschiedenis leert dat dergelijke processen vaak een cyclisch verloop hebben en kunnen omkeren in toenemende samenwerking, aldus Sorokin en Turchin. Vaak gaat dit niet zonder slag of stoot, maar onder druk van oorlog, revolutie, crises of andere calamiteiten, die we beter kunnen voorkomen. Ook sociale, economische en ontwikkelingen hebben grenzen en cycli. De kruik gaat zolang te water tot hij barst. Processen kunnen omkeren als een kritische grens wordt bereikt. Zie het artikel over trendverschuivingen en ongelijkheid volgens Turchin.
Reeds vele jaren geleden hebben diverse filosofen en ecologen ons gewaarschuwd. De Geus brengt hen weer onder de aandacht. Veel intellectuelen en politici staan echter onder invloed van de multinationale industrie, zoals de socioloog Wright Mills laat zien. Niet alleen intellectuelen maar de hele bevolking dient zich bewust te worden van de dreigende ontwikkelingen en zich in te zetten om deze ten goede te keren. Intellectuelen spelen volgens Mills een belangrijk rol als opinieleiders maar daarentegen ook als lobbyisten van multinationals.
Het praktisch operationaliseren op grote schaal van alternatieve energie, zoals nulpuntenergie is nog niet haalbaar. De mogelijkheid bestaat in theorie. De vraag is of er met vereende krachten aan wordt gewerkt en of gevestigde belangen van bijv. de brandstofindustrie dit niet belemmeren. Kernenergie werd pas met vereende krachten gerealiseerd bij het roemruchte Manhattanproject, dat de race won van Nazi-Duitsland. Dit voorbeeld toont de noodzaak van zelfbeheersing, integrale sociale, morele en spirituele menselijke ontplooiing en vredelievende mondiale samenwerking bij de ontdekking en toepassing van alternatieve energiebronnen. De noodzaak wordt groter naarmate de macht en kracht van de techniek toeneemt. Deze punten komen aan de orde in mijn aanvullend commentaar in deel 2
Deel 1 Probleemstelling: onze desastreuze consumptie en productie noodzaken tot matiging
De Geus laat onomstotelijk zien dat onze consumptie en productie niet zo door kan gaan aan de hand van diverse prognoses, die te weinig serieus worden genomen door de politiek. Ook niet door de meerderheid van burgers. Zij gaan gewoon door met hun verspillende, vervuilende en vernietigende consumptiepatroon en doen daar nog een schepje bovenop.
Politiek en burgers schieten tekort in hun oppervlakkige aanname van technische oplossingen. Daardoor kunnen we doorgaan met onze levenswijze en hoeven we ons consumptie- en productiepatroon niet te veranderen. Het probleem is dat we onze leefstijl niet willen wijzigen en matigen (p 164). Onze behoeften en verlangens kennen geen grenzen, zoals in mijn eerdere artikelen over Durkheim is toegelicht. Onze economie en (economische) politiek is gericht op winst maken en op het dogma van de economische groei. Winst en groei worden als het ‘hoogste doel’ gepredikt, maar hebben aantoonbaar desastreuze gevolgen.
Andere ‘belangrijke denkers van het eerste uur’
Aan het begin noemt De Geus enkele ‘belangrijke denkers van het eerste uur’. Er zijn er nog meer:
Marx
Het idee van winst en groei is diep ingebakken in onze cultuur. Volgens Marx vormt de cultuur de ideologische bovenbouw van de economische onderbouw. Deze belangrijke ‘voorloper’ van De Geus wordt slechts één keer door hem genoemd. Dit een reden om op hem in te gaan. In zijn ‘Verelendungs-’, crisis- en vervreemdingstheorieën en in zijn analyse van de kapitalistische productie en consumptie wijst Marx reeds op de desastreuze contracties en consequenties daarvan. Bijvoorbeeld bij ‘het warenfetisjisme’ in Das Kapital, waarbij gebruiksvoorwerpen een ‘betoverende kracht’ hebben, zoals nu bijv. de smartphone e.d. Dit is genoemd in mijn eerdere artikel over de medische industrie, bij de bespreking van Illich, die uitvoerig wordt behandeld door de Geus als één van zijn inspiratoren en door Marx is beïnvloed. Marx is een van de meest invloedrijke voorlopers.
Aristoteles
Een andere bron van de filosofie van de eenvoud, die De Geus wel behandeld, is het idee van gematigdheid, de juiste mate en het gulden midden van Aristoteles, ontleend aan Plato. Nietzsche noemt dit het Apollinische aspect van de Griekse cultuur. Apollo is de god van de muziek, de (juiste) maat en de levensvreugde, die volgens Plato en Aristoteles samenhangt met de juiste maat.
De Geus betrekt op een heldere en boeiende manier klassieke en moderne politieke filosofen en ecologen in zijn veelomvattende betoog, die laten zien hoe het anders kan, als wij daartoe bereid zijn. De kern van het probleem is echter dat wij daartoe niet bereid zijn. De ‘kardinale vraag’ (p 164) is hoe we ertoe bewogen kunnen worden onze levenswijze te veranderen. De Geus laat de noodzaak en de mogelijkheid hiertoe overtuigend zien. Ook de aantrekkelijke klanten van de eenvoud: een klassieke deugd van het ‘goede leven’ bij Aristoteles. Dit is ook een christelijke en universeel religieuze deugd. Hij laat niet geheel overtuigend zien hoe de meerderheid tot een dergelijk ‘deugdzaam leven’ van eenvoud en matigheid te brengen is, dat niet ‘hot’ of ‘cool’ is, geen hoog aanzien heeft, maar eerder ‘oubollig’ overkomt.
Wat betreft verandering van de collectieve leefstijl bieden de theorie van collectieve actie van Mancur Olson en de dynamische historische benadering van Peter Turchin interessante perspectieven, die aansluiten bij de inzichten van klassieke sociologen als Marx, Weber, Durkheim en Sorokin. Zij gaan verder waar De Geus eindigt bij zijn hoofdstuk Lastig te overwinnen obstakels en noodzakelijke culturele doorbraken. Als noodzakelijke aanvulling komt hun visie aan de orde in deel 2 .
Schiet de politiek tekort omdat het volk niet wil?
Het probleem is onze vernietigende consumptieve levenswijze, terwijl wij niet genegen zijn onze levenswijze te veranderen. Dit vraagt een noodzakelijke aanpassing en matiging van onze levenswijze. Het is het dilemma van de collectieve actie van Olson. Onder druk van anderen en van de omstandigheden komen we tot collectieve actie, zie deel 2.
De Geus (p 51,83,122,126,342) benadrukt herhaaldelijk dat de politiek via wetgeving, zoals ecotaks en stimulering van windmolens en zonnepanelen en kleinschaligheid enz., faalt met het veranderen van ons consumptiegedrag. De politiek dient echter meer de groei-economie dan het gemeenschappelijk belang, dient meer het winststreven en het korte termijn geloof dat consumeren goed is voor de economie, dan matiging te bevorderen.
Vooruitlopend op de theorie van collectieve actie, schreef Comte, medegrondlegger van de sociologie, reeds “dat elk volk de regering krijgt die het verdient”. Een consensus universalis of een algemene instemming en medewerking van de bevolking is nodig om regeringsbeleid draagvlak te geven, in termen van De Geus (p 182,320). Zie MJ van Dijk, Grootmeesters van de sociologie (p 27).
De regering is slechts in beperkte mate bij machte, namelijk voor zover er draagvlak is, het volk en de algemene levenswijze te veranderen en is afhankelijk van wat het volk wil en doet. Uiteindelijk ontleent de regering zijn macht en legitimiteit aan het volk, zoals Max Weber heeft toegelicht. Dit geldt zeker in een democratie, hoewel elites en opinieleiders, maar vooral uitgekiende marketing van oppermachtige multinationals grote invloed hebben op de ongeorganiseerde massa van het volk. Dat blijkt in mijn eerdere artikel over het WTE complex van wetenschap, technologie en economie. Daarin bleek ook het falen van de politiek.
Ook De Geus (p 177, 186, 230) benadrukt herhaaldelijk dat multinationals het milieubeleid sterk beïnvloeden en via reclame in de massamedia het consumptiegedrag van de bevolking sterk bepalen. Dit maakt de problematiek complex en moeilijk te veranderen. Het is niet zo eenvoudig als het lijkt om de filosofie van de eenvoud ingang te doen vinden, anders zou men wel eenvoudiger gaan leven.
De burgerlijke vrijheid om te consumeren hoeveel men maar wil en het ‘schadeprincipe’
De Geus benadrukt nog een andere complicerende factor: de overheid in liberale democratieën is geneigd burgerlijke vrijheden, zoals de vrijheid om te consumeren, te respecteren en is niet geneigd daarin in te grijpen. Hij wijst echter ook op de legitimiteit om restrictief in te grijpen op grond van het schadeprincipe van de sociaal-liberale filosoof John Stuart Mill (p 108, 112).
Dit principe kan het recht van de gemeenschap legitimeren om de vrijheid om schade te veroorzaken te beperken. Zoals opzettelijke vernieling en vandalisme strafbaar is, kan de veel ernstigere vernieling van het milieu strafbaar worden gesteld.
Het is echter moeilijker paal en perk te stellen aan vervuilende multinationals dan aan vandalistische jongeren, omdat politiek en ideologie doordrongen zijn van de invloed van de industrie en economie. Het genoemde oppermachtige WTE complex is veel gevaarlijker dan een paar vandalistische jongeren en is als veelkoppig monster dat overal zijn tentakels heeft, moeilijk te bestrijden.
De primaire verantwoordelijkheid van de burgerbevolking
De overheid heeft weliswaar een beperkte, maar toch een belangrijke invloed. Bijvoorbeeld bij milieueducatie, alternatieve energie en wettelijke restricties voor vervuiling bij bedrijven. Ook hier geldt echter: “Wat voor regels je ook bedenkt, ze zullen altijd manieren vinden om ze te ontwijken,” schrijft de antropoloog Luyendijk in zijn bestseller Dit kan niet waar zijn.
Als burgers hebben wij volgens De Geus primair de verantwoordelijkheid om onze consumptieve levensstijl te matigen en aan te passen tot wat hij de ecologische levensstijl van ‘duurzaam hedonisme’ noemt (p 292, 356). Hij doelt daarmee op het evenwichtige ‘goede leven’, het eudemonisme van Aristoteles, dat eigenlijk geen hedonisme is, omdat het niet gericht is op lustbevrediging, maar op evenwicht van geest (eu-daimos: goede geest, alles in de juiste mate).
Op grond van (sociologisch) onderzoek toont De Geus (p 276) overtuigend aan dat meer consumeren niet leidt tot significante vergroting van geluk boven een variabel elementair welstandsniveau. Een tweede auto of het tweede huis of tweede smartphone vergroten het geluk en gemak bijvoorbeeld niet zoveel als de eerste. Bij een derde en vierde wordt het steeds minder tot je er uiteindelijk meer last van hebt dan gemak. Onder invloed van de reclame dringt het besef nog niet algemeen door, dat we van een eenvoudige en duurzame, ecologische levenswijze gelukkiger worden dan van een verkwistend en vervuilend en verslavend consumptiepatroon, zoals De Geus laat zien.
Lastig te overwinnen obstakels voor noodzakelijke culturele doorbraken vragen zoals gezegd enige aanvullend inzicht in de werking van collectieve actie en collectief bewustzijn en de algemene bewustwording en toenemende mondigheid die daarvoor nodig is, zie het commentaar in deel 2.
Terug naar vroeger?
Wat hij schrijft, was mijn eerste indruk, komt vertrouwd over voor wie eenvoudig en sober leeft en is opgegroeid in een tijd en in een agrarische samenleving waarin verspilling ‘not done’ was en veel van wat hij voorstelt nog gebruikelijk was. Bijvoorbeeld duurzaamheid, matigheid, hergebruik, repareren, kleinschalige ‘intermediate’ technologie, kleinschalige voedselvoorziening uit de eigen tuin, enzovoort.
Het roept bij mij herinneringen op aan de mij bekende boeken van E F Schumacher, Small is Beautiful: Hou het klein en Gids voor de verdoolden, waarop ik ben ingegaan in mijn boek Bewustzijn als bewapening, waar een heel themanummer aan is gewijd van Civis Mundi in 1983.
Ivan Illich, ook een inspiratiebron van De Geus, kwam in mijn eerdere artikelen aan de orde over de medische industrie en alternatieven daarvoor, zoals Naar een nieuwe levensstijl. Ook over Aristoteles heb ik artikelen geschreven, wiens ethiek van het goede leven, het eudemonisme, model staat als alternatief voor de hedonistische leefstijl waarin genot centraal staat.
Pleit De Geus voor een levensstijl uit vroeger tijden? Dat is niet meer mogelijk. Wel zijn aspecten van een dergelijke levensstijl weer in te voeren, op grond van de universele adviezen van klassieke filosofen en ecologen. Nieuw is niet altijd beter en modern niet altijd goed. Het postmodernisme en het gezond verstand laten de schaduwkanten van de moderne tijd zien, die onmiskenbaar ook zijn positieve kanten heeft, zoals de voortschrijdende menselijke ontwikkeling laat zien. Wat goed is en levensbevorderlijk kunnen we continueren. Wat schadelijk is veranderen en bijstellen. Een nog onbeantwoorde vraag is hoe mensen daartoe bewogen kunnen worden door collectieve actie.
Geluk is heel gewoon
Het is er gewoon
Er valt weinig voor te doen
minder voor te doen
dan voor te laten
Je kunt het ook niet maken
Maakt je je niet meer moe
dan komt het naar je toe
in duizend kleine dingen
Vanuit een stille ondergrond
die altijd overal bestond
en zacht in je gaat zingen
Deel 2. Aanvullend sociologisch commentaar
Dit commentaar is samengevat op blz. 2 en betreft het lustprincipe van Freud, de theorie van collectieve actie van Mancur Olson. Verder gedragsverandering en bewustzijnsverandering, het mechanisme van ‘opzichtige consumptie’ en de rol van status volgens de recalcitrante socioloog Veblen. De machtselite en hun invloed op intellectuelen staan tegenover de algemene belangen van de bevolking, volgens radicale sociologen als Veblen en Mills, door De Geus niet genoemd.
Het lustprincipe, waarop onze consumptie berust en het ‘Nirvana-principe’ als alternatief
Deze principes van Freud worden toegelicht in mijn artikel over de doodsdrift. Hij maakt de problematische kant van het lustprincipe duidelijk in zijn laatste boek Das Unbehagen in der Kultur. Ook Freud zocht een antwoord op het probleem in de richting van matiging. Hij doelt op sublimering, verheffing en verfijning van het lustprincipe op een hoger geestelijk plan.
Het Nirvana-principe beschrijft hij als een proces van bevrediging door vermindering van prikkels. Daaronder valt ook matiging van de consumptie. Dit principe stelt hij tegenover het lustprincipe van lustbevrediging door verhoging van prikkels en consumptie. Vermindering van het consumeren van prikkels is de sleutel tot een oplossing van de (milieu)problematiek van overconsumptie, die om matiging vraagt. Het Nirvana-principe is daarvoor een methodisch principe, dat verwijst naar Boeddha, die dit als geen ander doorzag en een oplossing bood. De boeddhistische economie van Schumacher sluit hierbij aan. Het probleem is dat onze wensen en lusten mateloos zijn, dus gematigd en ingeperkt dienen te worden door normen, aldus Freud, Durkheim en anderen, zie vorig nummer.
De theorie van collectieve actie
De theorie van collectieve actie van de econoom Mancur Olson geeft meer inzicht in hoe mensen bewogen kunnen worden tot het overwinnen de obstakels tot collectieve actie en collectieve matiging. Een balans van individuele en collectieve belangenbehartiging, die het belang van alle deelnemers dienen, is in het belang van ons allen als individuen, samenlevingen en landen, volgens Olson in zijn boeken The Logic of Collective Action, The Rise and Decline of Nations en Power and Prosperity.
Het ‘dilemma of de paradox van collectieve actie’ is het individuele voordeel op korte termijn tegenover het collectieve nadeel op lange termijn, dat dan ook individueel nadeel oplevert voor iedereen. “Mensen hebben dan last van elkaars ellende”, zegt socioloog De Swaan. Mensen met kortzichtig eigenbelang hebben een neiging te profiteren van anderen en van collectieve voorzieningen met een minimale eigen bijdrage. Er is bij het doorbreken van dit dilemma een zekere morele, sociale of overheidsdruk of een meer altruïstische, op samenwerking gerichte instelling nodig voor collectieve actie, aldus Wilterdink, Samenlevingen (p 89, 288, 295) en P Turchin, War, Peace and War, vooral in hfst 5 The Myth of Self-interest.
Ook te sterke nadruk op ‘special group interests’ van bijv. georganiseerde beroepsgroepen of vakbonden kan ten koste gaan van de gemeenschappelijke belangen van de hele samenleving. Met name ten koste van de ongeorganiseerde ‘massa’ van belastingbetalers en ‘vergeten groepen die in stilte lijden’. Bijvoorbeeld zieken, patiënten en andere ‘behoeftigen’, zoals asielzoekers. Zij staan betrekkelijk machteloos tegenover de kapitaalkrachtig georganiseerde lobby van de industrie, zoals ook Dehue en De Swaan lieten zien in eerdere artikelen. Het TV programma Zembla op 10 juni liet dit overtuigend zien. Het ging hierbij om een verbod op schadelijke giftige stoffen, dat door de industriële lobby van de chemische industrie effectief werd verhinderd.
Vanwege de voordelen voor hun eigen groep, zijn mensen eerder geneigd hun eigen belang en groepsbelang te steunen dan een collectief belang dat iedereen ten goede komt. Daarom zullen ze noodgedwongen, onder dwang van de overheid en omstandigheden die collectieve actie vergen, eerder tot collectieve actie overgaan dan vrijwillig. Ze kunnen echter ook worden meegenomen door een golf van collectief enthousiasme voor een goed doel en bewogen worden door internationale gevoelens van medemenselijkheid en solidariteit, zoals Durkheim liet zien.
Effectieve afstemming van individuele en collectieve behoeften en belangen
Een samenleving zou volgens Durkheim, Olson en anderen effectiever kunnen functioneren als individuele en collectieve belangen op elkaar zijn afgestemd. Hevige onderlinge strijd maakt een samenleving minder effectief, hoewel een zekere competitie stimulerend kan werken. ‘Special group interests’ kunnen ten koste gaan van gemeenschappelijke belangen. Zoals belangen van bedrijven haaks kunnen staan op milieubelangen van ons allen. Het gaat er dus om dat zowel bedrijven, andere groepen en de hele bevolking gemeenschappelijke belangen laten prevaleren.
Voor de inzet voor gemeenschappelijke belangen zou een soort moraal en religie nodig zijn in de zin van religieus geïnspireerde geestelijke waarden, aldus Saint-Simon en Durkheim in een eerder artikel. Economische overwegingen en belangen schieten hierbij volgens hen tekort. Deze werken meestal in het voordeel van individueel en groepsbelang in plaats van een algemeen belang, dat een zekere gemeenschappelijke of morele dwang en/of inspiratie vraagt.
Olson en Turchin hebben uitvoerig onderzocht hoe dit in zijn werk gaat. Dit wordt in andere artikelen toegelicht. De huidige problemen, niet alleen met het milieu, maar ook de toenemende ongelijkheid en machtsconcentratie, onderstrepen de noodzaak van handelen in ons gemeenschappelijk belang en het collectieve bewustzijn dat daarvoor nodig is.
Het cruciale punt blijft: hoe krijg je mensen zover dat ze een gemeenschappelijk belang nastreven en de voorkeur geven boven hun eigenbelang? Dit geldt met name bij de elite, die de rol van voorbeeld en voortrekker dient te vervullen in plaats van veelal te parasiteren, zoals Veblen stelt.
“Iedere klasse neemt de levensstijl over van de hoger geplaatsten naarmate deze daartoe in staat is,” aldus Veblen (Lewis Coser, Masters of Sociological Thought, p 269). Om hun levenswijze niet te hoeven matigen, zoeken mensen hun toevlucht tot technische verbeteringen.
De rol van macht en status in de sociologie van Veblen komt nog aan de orde. Zoals Marx en Saint-Simon ziet hij de technologie en industrie als de belangrijkste drijfveer van de sociaal-economische ontwikkeling. De cultuur, onze normen en waarden, lopen vaak achter op de technologische ontwikkeling en sturen deze te weinig. Dit bleek reeds bij mijn artikel over het WTE complex van wetenschap, techniek en economie.
Ook als wij andere energiebronnen gaan toepassen, blijft de noodzaak deze te kunnen beheersen, willen wij deze niet ten koste van de mensheid gebruiken, bijvoorbeeld in de vorm van vernietigende wapens. Techniek of geld dient niet ons leven te beheersen, maar omgekeerd. Wij dienen dit te sturen, om te voorkomen dat er in de toekomst bijvoorbeeld een ‘Robotplaneet’ ontstaat waarin robots ons overheersen, zoals apen ons overheersen in de film De Apenplaneet uit de jaren 60.
Alternatieve energiebronnen kunnen soelaas bieden, maar nemen niet de verantwoordelijkheid weg voor het gebruik ervan. Technische gevaren worden door de mensen zelf veroorzaakt. Techniek kan worden gestuurd zover als onze rede en ons bewustzijn reikt, maar kan niet het falen ervan compenseren, zegt Von Weiszäcker in Wege in der Gefahr, zie mijn artikelen in Civis Mundi nr 24, 26.
Gedragsverandering gaat samen met morele en spirituele bewustzijnsverandering
De Geus legt een verband tussen matiging en moraal. Maar hij schrijft dat volgens de door hem bestudeerde politiek filosofen “’de filosofie van de eenvoud’ geen dwingende link heeft met godsdienstige redeneringen en argumentaties… op zichzelf kan staan en in de praktijk niet per se een religieuze of spirituele ervaring zal betekenen, maar wel een zorgelozer, opgewekter en verantwoordelijker leven zal opleveren” (p 350).
Ook elders noemt hij dat en soberheid “de onterechte associatie oproepen met religieus denken in het algemeen, en calvinistische ideeën in het bijzonder” (p 37). Deze associatie is echter, ondanks een eeuw lang discussie hierover, onmiskenbaar aangetoond door Max Weber in De protestanse ethiek en de geest van het kapitalisme, R H Tawney, Religion and the Rise of Capitalism en vele andere studies, zoals van Van Egmond, waaruit blijkt dat spirituele levensvisies en religies vaak een zekere zelfbeheersing aanbevelen. Dit geldt ook voor filosofieën zoals de Griekse, Indiase en Chinese filosofie. Ook het Transcendentalisme van Thoreau en de religieuze, katholieke inspiratie van Illich en Schumacher en diens boeddhistische economie (p 196) vormen een indicatie van genoemde associatie. Een dergelijke inspiratie kan echter ook (utopisch) socialistisch of anarchistisch zijn, bij Thoreau en Veblen of liberaal bij Stuart Mill.
De Geus legt veel nadruk op onze levenswijze en morele deugden en plichten, maar noemt ook het begrip zelfrealisatie. Dit kan echter niet los gezien worden van het geestelijke, dus de spiritueel-religieuze aspect en de beleving en realisatie van ons bewustzijn en het innerlijke potentieel, zoals bij Maslow, Sorokin en Fromm, naar wie hij wel verwijst. Het gaat hier niet om religie in de oude kerkelijke zin, maar om een meer geïntegreerde geestelijk gerichte filosofie en gesublimeerd bewustzijn, zoals bij de bespreking van het lustprincipe en het Nirvana-principe naar voren kwam.
Thornstein Veblen (1857-1929) De boshut van Veblen
Thornstein Veblen: opzichtige consumptie van de elite is gemeengoed geworden
Het beroemdste begrip van Veblen is ‘conspicuous consumption’, opzichtige consumptie, die kenmerkend zou zijn voor de rijke elite, volgens zijn klassieke boek The Theory of the Leisure Class, an Economic Study of Institutions. De term ‘leisure class: de niet werkende of vrijetijdsklasse’ betreft vooral de nieuwe rijken, de ‘nouveau riche’ en hun vrouwen, en dekt niet de elite of toplaag waar het eigenlijk om gaat. Veel ‘topfiguren’ werken wel en leven vaak ook eenvoudig. “De toplaag maakt het niet uit wat anderen beneden hen denken van hen,” schrijft Wright Mills in The Power Elite (p 58). Tegenwoordig zou de term ‘leisure class’ ook goed van toepassing kunnen zijn op gepensioneerden!
Bij het aspiratieniveau en consumptiegedrag richt men zich op referentiegroep vlak boven de eigen sociale laag. “Little men clinging to little jobs and striving for the bigger ones,” schreef Max Weber. Men ziet niet de eenvoud van rijken die ook rijk van geest zijn, maar wel de uiterlijke schijn van wie men ziet als voorbeeld. Daarom werkt het voorbeeld van de eenvoud van enkelen niet goed door.
Mills vult Veblen aan met een analyse van de macht en vraagt zich af “wat Veblen’s theorie van status heeft te zeggen over de werking van de politieke economie” (4.4, p 90).
Veblen legt reeds in 1899 uit hoe het consumptiepatroon dient om status ten toon te spreiden en algemeen maatgevend wordt in de mate waarin men het zich kan veroorloven. Zijn visie komt overeen met die van de liberaal De Tocqueville in Democracy in America, zie De Geus (p 56). Een voorbeeld van deze ‘distinctiedrift’, zoals dat De Geus (p 325) dit noemt, zijn verre vliegreizen, die uiterst vervuilend en energieverslindend zijn (57, 63, 121, 251, 290, 315, 333). Andere voorbeelden zijn grote dikke auto’s, ‘aso-bakken’ genoemd (door onze kinderen), of opzichtige merkkleding bij jongeren.
Dergelijke sociale mechanismen kunnen verklaren waarom onze consumptieve levensstijl moeilijk te veranderen is. Zelfrespect is afhankelijk van anderen. Men meent aanzien te verwerven door te laten zien hoe goed men is en hoe rijk men is door middel van opzichtige consumptie en men wil niet matigen. Alleen als het echt het niet anders kan. Dus zelden vrijwillig, zoals De Geus hoopt. Dit geldt ook voor de huidige Plutocrats, de superrijken, volgens Christa Freeland in haar gelijknamige boek.
Veblen vervolgt: “Zodra het bezitten van iets de basis wordt van populair aanzien, wordt het een vereiste voor de zelfgenoegzaamheid die we zelfrespect noemen… Het doel dat men nastreeft is hoog te scoren in vergelijking met de rest wat betreft financieel vermogen. Zo lang de vergelijking ongunstig is, leeft het gemiddelde individu in chronische onvrede met zijn lot. Als hij de normale standaard van de gemeenschap heeft bereikt, zal zijn chronische onvrede plaatsmaken voor een rusteloos pogen om een steeds grotere financiële afstand te maken tussen zichzelf en de gemiddelde standaard” (Coser, p 268).
Goudsblom beschrijft dit sociaalpsychologische mechanisme als ‘de spiraal van begeerte’ en ‘keeping up with the Joneses’, naar de beroemde Middletown studies van Robert en Helen Lynd uit 1929 en 1937. “Wij willen en moeten genotsmensen zijn… Iets wordt begerenswaardig als een ander het heeft, want door juist dat te hebben, meent men te kunnen zijn als die ander,” en diens status te krijgen (Stof waar honger uit ontstond, p 92, 85). De Geus (p 57) noemt dit ‘spiegelen’ aan bijv. veelverdieners. Het isgaat hier om het principe van relatieve deprivatie: men voelt gemis in vergelijking met anderen.
De pioniersvisie van Veblen, een boerenzoon, die in een besloten gemeenschap opgroeide van Noorse boeren die naar de VS emigreerden, wordt als volgt samen gevat in Goddijn, e.a. Geschiedenis van sociologie (p 179-188). Opvallen zijn de overeenkomnsten met Schumacher, Illich, Mills, Luyendijk en De Geus, in scherpere bewoordingen en analyses.
“Het hoofdprobleem… is de onderwerping aan de meedogenloze logica van industrie en geldwereld, die elkaar bevechten… Hij observeert met grote aandacht de verkoopstrategie en monopolietactiek van het bedrijfsleven… Kapitalisten zijn geen vernieuwers, maar vernielers, verspillers, saboterende rover-baronnen, die door reclame en verkoopkunde de uitbuiting van de mens organiseren… Hij prijst de deugden van de omgang op kleine schaal tussen buren en boerengemeenschappen, maar blijkt toch ook bewonderaar van de industriële techniek.”
Thomas Cole (1801-1848) The Course of Empire, The Arcadian or Pastoral State 1834; Destruction 1836 |
Vervolg Veblen: de ‘natuurstaat’ versus de ‘roofzuchtige staat’
Goddijn c.s. schrijven verder: “Hij is een fervent pacifist… Zijn heimwee gaat uit naar de ‘savagery’, de natuurstaat, of is het zijn jeugd, Noorwegen en zijn puriteinse bijbel lezende moeder?... Hij vond dat de sociale atmosfeer van het moderne kapitalisme vijandig stond tegenover een vredige en op samenwerking gegronde samenleving… De afwezigheid van standenhiërarchieën, staten en georganiseerde oorlogvoering rondt zijn utopisch anarchisme af… De vrije natuurmens, onbedorven levend in kleine landelijke gemeenschappen, is voor Veblen normgevend.”
“Omstreden is de marxistische inslag van zijn denkbeelden [over] klassentegenstellingen en eigendomsverhoudingen. Crises, voortvloeiend uit overproductie, zijn eigen aan de kapitalistische economie… Marx maakt bij hem plaats voor… vooral psychologische mechanismen ter verklaring van sociale veranderingen… [onder meer] aangeduid als ‘patterns of conspicuous consumption’… Deze zijn roofzuchtig en verspillend…
“Het begrip ‘cultural lag’ [achterlopen van de cultuur] gebruikt Veblen bij de verklaring… van problemen als gevolg van het onvermogen van instituties om gelijke pas te houden met wetenschap en technologie... De achterliggende gedachte stond al centraal bij Karl Marx.”
“De ‘savage state’ en de [roofzuchtige] ‘predatory society’… stelde hij als twee onverzoenlijke vijanden tegenover elkaar… De dominantie van ‘business values’ zag hij ook uitgestrekt tot het onderwijs… Higher Learning in America (1918) biedt een scherpe analyse van de gevolgen van het ‘gelddenken’ op de organisatie, het bestuur, het onderwijs en het onderzoek… Hij kon nog geen kennis hebben van de vermaakindustrie,.. die later het publiek opgedrongen zouden worden… en van ‘conspicuous consumption’ buiten de toplaag… ‘The last man who knew everything’ stierf als een arme vagebond… in stijl: in een boshut in het woud,” zo eindigen Goddijn c.s. het stuk over Veblen.
Volgens Den Hollander (p 145) zijn bij Veblen niet geheel terecht etiketten opgeplakt, zoals ‘utopisch anarchist’, ‘darwinistisch nihilist’ en de ‘Amerikaanse Marx’. Ondanks zijn affiniteit hiermee is hij aldus Coser een veelzijdige, erudiete en tegenstrijdige ‘marginal man’: socioloog, econoom, evolutionist, sociaal psycholoog, activist, publicist, stilist, moralist, non-conformist, criticus en criticaster.
“Een verstoorder van intellectuele vrede… een zwerver in het intellectuele niemandsland, die een andere rustplaats zoekt, verder langs de weg, ergens voorbij de horizon,” zoals hij de Joodse intellectuelen karakteriseerde, waarmee hij eigenlijk zichzelf als geen ander typeert, aldus Coser (p 275). Zie ook Den Hollander, ‘Thornstein Veblen’, in Hoofdfiguren van de sociologie (p 138-155).
De ‘marginal man’ de beroofde wereld als een levenloze woestenij en een marginaal dier
De verstrengeling van cultuur, sociale structuur en macht
Niet lang na Veblen stelt Sorokin in onder meer de hedonistische consumptie van de materialistische ‘Sensate Age’ aan de kaak in Social and Cultural Dynamics (1937-41) en The Crisis of Our Age in 1941. Hij legt meer nadruk op sociaal-culturele dynamiek dan op machtsfactoren, die meer nadruk krijgen bij Wright Mills, een kritisch bewonderaar van Veblen.
Veblen en Mills integreren evenals Durkheim en Sorokin de drie tradities liberalisme, socialisme en conservatisme, die nodig zijn voor integrale benaderingen. Zij waren geen marxisten en socialisten, zoals men hen soms ziet, maar veeleer radicale liberalen met soms anarchistische tendensen. Ze geloofden in kennis en inzicht, morele waarden en betrokkenheid en de sociale taak van intellectuelen als opinieleiders bij sociale hervormingen en bewustwording.
Sorokin legt meer nadruk op cultuurverandering dan op macht, behalve in zijn boek Power and Morality. Op basisvan Sorokin e.a. legt ook Klaas van Egmond de nadruk op cultuur en op een geïntegreerde mens- en wereldvisie in Een vorm van beschaving. Bij Wright Mills krijgt vooral macht de nadruk maar in samenhang met culturele waarden, zoals typerend is voor klassieke sociologen. Bij de verandering van de mens- en wereldvisie en bijbehorende levenswijze, zoals de filosofie van de eenvoud, valt de factor macht en status niet te onderschatten, blijkt uit het werk van Turchin e.a.
Bij sociale verandering zijn zoals bij een touw drie verbonden strengen te onderscheiden: de culturele en structurele strengen van normen waarden, levenswijze, sociale verbanden, relatiepatronen en instituties en de machtsstreng: wie nemen de beslissingen? Zie L A Ten Horn, Psychologische aspecten van de organisatie, hfst 16.
De Geus geeft levensstijl meer nadruk dan de factor macht. De levensstijl van het consumentisme is echter een desastreuse uitwas van het (neo)liberalisme, de ideologie van de machthebbers die de bevolking manipuleren. Het leidt tot een ander Einde van de geschiedenis dan Fukayama en Daniël Bell voor ogen hadden na het Einde van de ideologie met de ‘triomf’ van het liberalisme, zie voorgaand artikel over het socialisme van Saint-Simon. Het vraagt een radicaal integraal antwoord. Ditmaal aansluitend bij Mills, die verwante ideeën had over de rol van intellectuelen als Durkheim.
De beslissende rol van de machtselite
In The Power Elite benadrukt Mills al in 1956 de rol van multinationals, zoals ook De Geus herhaaldelijk doet. Mills gebruikt niet de term ‘ruling class’ omdat het geen klasse is van politieke leiders, maar een verstrengeling van de politieke, militaire en economische elite. “Nergens in Amerika is zo’n sterk klasse-bewustzijn als onder de elite en nergens is het zo effectief georganiseerd” (p 283).
De industriële elite heeft de meeste macht gekregen, zoals blijkt in het WTE complex van techniek, wetenschap, economie, waarbij de industrie de politiek bepaalt. President Eisenhower waarschuwde reeds voor het Militair Industriële Complex. Het gaat nu meer om het Financieel Industriële Complex, volgens C Freeland, Plutocrats: The New Global Super-Rich en Joris Luyendijk, Dit kan niet waar zijn.
Mills vat zijn theorie zo samen: “Voor zover er beslissingen genomen worden is de vraag wie bij die beslissingen betrokken is, het kernprobleem van de macht… De top van de [Amerikaanse] samenleving wordt steeds meer een eenheid en lijkt soms bewust gecoördineerd: aan de top is een elite ontstaan die waarschijnlijk meer macht heeft dan enige andere kleine groep mensen ooit heeft gehad. Het middenniveau… verbindt de basis en de top niet met elkaar. De basis is politiek versnipperd en zelfs als passieve entiteit steeds machtelozer:.. de massamaatschappij.” De massa wordt beïnvloedt door de massamedia en vormt de basis van de top. Ondanks interne verschuivingen van elites gelden deze hoofdcontouren nog steeds in aangepaste vorm, aldus H Hoefnagels, Hoofdfiguren van de sociologie (p 235-36) en The Power Elite (1.8 p 28-29, 13.6 p 324).
In mijn eerdere artikelen hierover en over de medische industrie is de vraag gesteld of de betrekkelijk ongeorganiseerde massa van de burgerbevolking een partij is voor de goed georganiseerde en gefinancierde multinationals en hun lobby’s. Zij beheersen samen met de financiële sector niet alleen de economie en industrie maar ook de regeringen en de media en beïnvloeden onze consumptieve levensstijl met uitgekiende reclame en marketing zonder dat we er erg in hebben.
“Financiële instellingen kunnen landen en landenblokken tegen elkaar uitspelen en dat doen ze… schaamteloos… De politiek is steeds minder een rem op de macht van de financiële sector, en steeds meer een springplank… richting die sector,” schrijft Luyendijk (p 190-92). Mede daarom faalt de politiek “en slagen westerse democratieën er niet in oplossingen te formuleren”.
Belangentegenstelling en toenemende ongelijkheid tussen de machtselite en de bevolking
Veblen en Wright Mills wijzen op een belangentegenstelling, belangenstrijd en toenemende ongelijkheid, een variant van de klassenstrijd bij Marx. Veblen beschreef dit in The Vested Interests and the Common Man (1919). Dit is een actueel onderwerp voor volgende artikelen.
Veblen sympathiseerde met de populaire utopische socialist Edward Bellamy en met radicale hervormingsgezinde volksbewegingen onder boeren en arbeiders, die zich inzetten voor directe democratie en solidariteit en zich verzetten tegen sociaal onrecht en uitbuiting. Dit populisme had toen niet de negatieve associatie van volksmanipulatie. De Geus (p 207) spreekt met Schumacher van ‘power to the people’ en ‘directe zeggenschap’, die ver te zoeken is.
Momenteel zien we enerzijds de ‘vested interests’ van de multinationale industrie met grote invloed in het WTE complex, de media en de hele maatschappij. Daartegenover anderzijds het groeiende collectieve bewustzijn bij steeds meer mensen die de noodzaak inzien van een andere levenswijze. Daardoor zijn ze minder vatbaar voor reclame en marketing en geneigd meer zelfstandig te denken en te leven. Zij vormen echter een weinig georganiseerd geheel.
Voorlopig lijken de multinationals aan de winnende hand, al hapert de economie. Milieubewegingen moeten bedelen om hun acties te financieren en kunnen slechts speldenprikken uitdelen. Ook spirituele bewegingen bieden geen tegenwicht tegen georganiseerde multinationals. Toch kan een vlieg het een reus knap lastig maken, zou Gandhi hebben gezegd, zeker een zwerm vliegen.
De vraag is wanneer de kritische massa wordt bereikt en een noodzakelijke omslag plaatsvindt. Reeds in de jaren 70 werd hierover geschreven door alternatieve auteurs, zoals Fridjof Capra in The Turning Point, Marilyn Fergusonin De Aquarius samenzwering, Theodore Rozak in De opkomst van een tegencultuur en Het einde van niemandsland, Ivan Illich in Naar een nieuwe levensstijl, Bart van Steenbergen in De post-materialistische maatschappij en in Wenkend perspectief: Nieuwe sociale bewegingen en culturele veranderingen.
Veblen, Wright Mills, Sorokin en Schumacher schreven hierover al veel eerder. Sindsdien lijkt echter de macht van multinationals, de farmaceutische industrie en de financiële sector van banken en geldhandel eerder gegroeid dan verminderd. De invloed van deze machten lijkt weinig transparant.
Machtsconcentratie, beïnvloeding en misleiding van intellectuelen
Er zijn aanwijzingen dat de macht zich verder concentreert in de handen van een gering aantal superrijken. Achter de schermen moeten zij een enorme macht hebben, in de financiële sector, in de industrie, in de media en in regeringen. Met name bij de Europese Unie zijn er sterke lobby’s, omdat de leiding van de EU zich onttrekt aan min of meer directe democratische controle door de volksvertegenwoordiging. Daarom is meer kennis en inzicht hierin gewenst en verspreiding van inzicht bij brede lagen van de bevolking. Intellectuelen kunnen daarbij een voorhoede vormen als zij niet direct of indirect al te zeer onder invloed staan van het WTE complex.
Mills werkt de rol van intellectuelen uit in zijn meest gelezen bestseller De sociologische visie en in ‘Mass Society and Liberal Education’, in Power, Politics and People, Collected Essays (p 353-73).
In ‘The Social Role of the Intellectual’ (p 294, 298) beschrijft hij met een vooruitziende blik het “tragische levensgevoel… dat voortkomt uit het feit dat in de centra van publieke besluitvorming machtige mensen zijn, die niet lijden onder de gewelddadige resultaten van hun beslissingen… In een wereld van grote organisaties worden de lijnen tussen machtige besluiten en ‘grass-root’ democratische controle vertroebeld en wordt ogenschijnlijk onverantwoordelijk handelen aan de top aangemoedigd… Anderen zijn afhankelijk en lijden onder de consequenties van hun onwetendheid, zelfbedrog en bevooroordeelde motieven. Het gevoel van tragiek van de intellectueel die dit beziet, is een persoonlijke reactie op de politiek en economie van georganiseerde onverantwoordelijkheid.”
“Daardoor moeten hooggeplaatsten de feiten verbergen om hun macht te handhaven… Als waarden niet evenredig worden gedeeld, vinden we een algemeen gepraktiseerde misleiding bij degenen die de beslissingen nemen… Een toenemend aantal intellectueel geëquipeerde mensen werkt in machtige bureaucratieën voor de weinigen die de beslissingen nemen. En als de intellectuelen niet direct worden ingehuurd… proberen zij op vele zelf-misleidende manieren hun meningen te publiceren conform de beperkingen die deze organisaties stellen.” Een medisch tijdschrift zou bijv. sponsors van gepubliceerd onderzoek niet mogen vermelden, aldus een kritische lezer.
In haar boek Plutocrats, the Rise of New Global Super-Rich schrijft Christa Freeland (p 269) :
“Als zij hun honorarium voor lezingen ontvangen van de super-elite, geven deze academici vorm aan de wijze waarop wij allen denken over de economie. Vooral door hun onderwijs en hun computers, maar ook in hun rol als ‘onafhankelijke’ experts.” In mijn artikel over de medische industrie bleek dit al.
Lobby van de chemische industrie met giftige stoffen: een voorbeeld
Het TV programma Zembla zond op 10 juni een documentaire uit over de chemische industrie, die Europese regenten beheerst. Multinationals dreigen met verlies aan werkgelegenheid. Politici zwichten daarvoor, want banen gaan voor. Politici en intellectuelen maken deel uit van de lobby van de industrie en laten zich lucratief ‘inhuren’, zoals Wright Mills reeds aangaf. Een politieke en wetenschappelijke opleiding biedt een geschikte voorbereiding voor goed betaald werk als lobbyist. Wat doet een werkloze afgestudeerde, die een baan kan krijgen als lobbyist?
Geproduceerde vergiftige schadelijke stoffen blijken vooral schadelijk voor zwangere vrouwen, waardoor schade en ‘ongeprijsde lasten’ worden afgewenteld op kwetsbare ongeorganiseerde groepen en toekomstige generaties. Zolang intellectuelen en politici industriële grootmachten steunen, lijkt de ongeorganiseerde onbewuste bevolking de dupe. Milieubewegingen en critici kunnen slechts met speldenprikken en muggenprikken de gemoederen in beroering proberen te brengen.
Als mensen eenvoudiger zouden leven, hoeven ze minder hard te werken om rond te komen en het werk kan beter worden verdeeld. Vergif produceren is geen adequate oplossing voor werkloosheid.
Evenals De Geus beschrijft Wilterdink hoe ‘ongeprijsde lasten’ worden afgewenteld op arme landen en toekomstige generaties en sluitende controle te wensen overlaat (Samenlevingen, 9.3 het milieu). De directe of indirecte prijs heeft wellicht te maken met de stroom van vluchtelingen uit die landen.
Georganiseerde onverantwoordelijkheid
Mills spreekt van structurele en geïnstitutionaliseerde ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’, waarbij de waarde van geld boven andere waarden is gesteld. “Er is geen stel Representatieve Mensen, van wie het gedrag en karakter boven de ontaarding van de geldmoraal uitkomt... Morele mensen kunnen niet worden ontwikkeld in een immorele samenleving, maar een morele samenleving kan niet worden ontwikkeld zonder morele mensen… Dit is geen kip-en-ei probleem. Er is eenvoudig een volgorde van kippen die eieren leggen en eieren waaruit kippen worden uitgebroed. Evenzo worden mensen geselecteerd en gevormd door instituties en mensen creëren hun instituties… Toch zijn het de morele mensen - en vooral de sociaal zichtbare Representatieve Mensen - die door morele verandering te vragen het best morele issues onder de aandacht kunnen brengen,” aldus Wright Mills, ‘Diagnosis of Our Moral Uneasiness’ Collected Essays (3.6, p 337) en The Power Elite, hfst 15 ‘The Higher Immorality’. Dit komt treffend overeen met recente bevindingen van Luyendijk onder bankiers.
De beslissende rol van de elite bij sociaal-culturele veranderingen
De elite en hogere sociale lagen, zoals de vernieuwende intellectuele elite, spelen meer dan ‘het volk’ en ‘de massa’ een sleutelrol bij sociale verandering en handhaving van de bestaande orde. Beschaving en levensstijl verspreiden zich evenals materiële cultuur, van auto’s tot smartphones, als regel eerst onder de elite en hogere sociale lagen dan onder de lagere lagen en ‘het volk’ en ‘de massa’. Dit blijkt onder meer uit Het civilisatieproces, dat uitvoerig beschreven is door Nobert Elias, en uit de sociologie van Bourdieu over status en de overname en verspreiding van ‘cultureel en sociaal kapitaal’ en het werk van de historicus Turchin.
In plaats van de excessieve en opzichtige ‘conspicuous consumption’ die Veblen beschreef, dienen de hogere lagen matigheid te betrachten. Zoals in vroeger tijden vaak bij religieuzen en wijzen. Belangrijk is dat nieuwe producten en gewoonten zoals versobering en matigheid “zoveel mogelijk positieve status krijgen... en ons rekenschap te geven van de statuswaarde van het voorbeeld dat wij stellen… Geef zonnepanelen en windmolens een touch of glamour,” aldus Goudsblom, Het regime van de tijd, status en versobering, p 51 en Mappae Mundi. Humans and Their Habitat in a Longterm Socio-ecological Perspective, p 413; zie ook Wilterdink, Samenlevingen, Klasse, status, levensstijl en smaak (6.4.3).
Hoewel alle beetjes helpen, is het milieu niet gered met wat meer zonnepanelen en windmolens en ‘de verkleining van onze ecologische voetafdruk’, die De Geus bepleit. Het is niet zo eenvoudig dat het wel goed komt als we eenvoudig leven. Om eenvoudiger te leven zijn ingrijpende veranderingen nodig, onder meer wat betreft de machten en processen die dit belemmeren. Sorokin en Turchin wijzen op de inherente dynamiek van historische sociaal-culturele veranderingen, waarbij tijden van hedonistische onmatigheid noodgedwongen worden afgewisseld door tijden van schaarste en rampspoed. Met de harde hand van de geschiedenis wordt vaak teweeg gebracht wat goed bedoelde zachte kritische vermaningen niet voor elkaar krijgen. Het artikel over Turchin gaat hier verder op in.
De noodzaak van een integraal mens- en wereldbeeld en bewustzijn dat het ego overstijgt
Er zijn meer belangrijke werken te noemen. We beperken ons tot de volgende. De recente studie van Klaas Van Egmond, Een vorm van beschaving, het bestuderen waard. In Civis Mundi besproken, door De Geus niet genoemd. Dit boek werkt een integraal mens- en wereldbeeld uit voor een evenwichtige beschaving op basis van maatschappelijke enquêtes en visies van Hegel, Rudolf Steiner, Jung en Pauli, Max Weber, Sorokin, Fromm en Teilhard de Chardin. Naar hen is reeds verwezen in mijn eerdere artikelen, die overeen stemmen met de visie van Klaas van Egmond. Het geestelijke, ideële en spirituele aspect krijgt bij hem een hoofdrol, anders dan bij De Geus.
Zijn grondig onderbouwde aanbevelingen voor een meer evenwichtige en duurzame levensvisie en levenswijze om uit de ‘houdgreep’ van de consumptieverslaving en de macht van de financieel-economische sector te komen, zijn een uitwerking van de visie van Sorokin, Jung, Fromm en anderen die eerder aan de orde kwamen in Civis Mundi. Zij wijzen onder meer op het belang van de balans tussen het materiële en spirituele, het ik en de ander, het individuele en collectieve, de delen en het geheel. Dit is eeuwenoude boerenwijsheid van alle tijden en culturen van Chinezen zoals Lau Tse, Grieken, Indiërs, Indianen, Afrikanen en talloze natuurvolken. Maar de aanbevelingen voor de politiek zijn gedoemd te falen als politici de belangen van hun achterban en van de multinationals behartigt en uitruilt tot een compromis dat vooral de gevestigde industriële belangen tegemoet komt. Vooral de Europese en andere buitenlandse politiek lijken vaak gecorrumpeerd door industriële en financiële instellingen waar we geen zicht op hebben.
Maatschappelijke processen hebben een vergaande autonome dynamiek. Maar er zijn ook mensen die min of meer bewust en weloverwogen beslissingen nemen, coördineren en centraliseren, aldus Wright Mills (1.6). “Deze elite is niet altijd de maker van de geschiedenis. Maar dit betekent niet dat ze dat nooit zijn… De geschiedenis is zinloos in de zin dat het niet de realisatie is van een bepaald ‘plot’… Welke zin de geschiedenis ook heeft, ‘wij’ zullen deze moeten geven door onze daden. Toch is het een feit… dat wij geen gelijke macht hebben om de geschiedenis vorm te geven.”
“Het democratische bestel is en blijft de beste kans van gewone burgers om op vreedzame wijze de macht te heroveren,” concludeert Luyendijk, nadat hij eerder wees op de falende politiek (p 195).
Wie zijn boerenverstand gebruikt, voelt op zijn klompen aan dat het zo niet langer door kan gaan met de vernietiging van ons leefmilieu en dat wij anders moeten leven en er iets aan moeten doen.
We zagen zo de tak af waar we zelf op zitten.
Een meer evenwichtige levensvisie en levenswijze praktiseren en operationaliseren in een wereld waarin grootmachten belang hebben bij een andere visie en levenswijze, vraagt een ander geïntegreerd collectief bewustzijn en geïntegreerde collectieve actie.
Een andere belangrijke meer spirituele benadering is Een nieuwe aarde; dé uitdaging van deze tijd van Eckhart Tolle, auteur van de bestseller De kracht van het Nu. Hij licht toe dat een bewustzijn dat het ego overstijgt of transcendeert de basis is van een nieuwe aarde en de ontdekking van de innerlijke ruimte, waarin vervulling is te realiseren. Eigenlijk is dit eeuwige universele wijsheid, ‘perennial philosophy’ die in spirituele bewegingen en religies wordt uitgedrukt, in eigentijdse termen verwoord. Het gaat om ‘ontdekken wie je echt bent’. Zolang dat niet het geval is blijven we gevangen in de wensen van het ego, die mateloos zijn en leiden tot mateloos consumeren. Ons onvervulde verlangen ligt ten grondslag aan onze (milieu)problematiek en het gebrek aan eenvoud. De ervaring van de onderliggende eenheid van het bewustzijn, de innerlijke ruimte voorbij het ego, is ook de vervulling van de filosofie van de eenvoud.
Slotwoord
Op grond van het voorgaande ‘als uitsmijter’ de stelling dat zonder collectieve transformatie van het bewustzijn sociale en ecologische veranderingen betrekkelijk marginaal blijven. Er komen hier en daar wel wat meer zonnepanelen, windmolens, vegetariërs, naturisten en mensen die hun ecologische voetafdruk beperken en hun passen tellen. Maar bij de meeste mensen zien we meer van het zelfde.
Afgezien van zijn beperkingen die hier worden aangevuld, geeft De Geus op zeer begrijpelijke wijze een uitgebreid overzicht van de milieuproblematiek. Zijn filosofische oplossing in termen van matiging is eenvoudig. Het lijkt echter niet zo eenvoudig om de ‘filosofie van de eenvoud’ algemeen ingang te doen vinden. “Meegroeien… is stukken makkelijker dan inkrimpen,” schrijft Luyendijk in Dit kan niet waar zijn (p 164).
De Geus wijst op de obstakels van ‘vested interests’ en machtsconcentratie van multnationals, naast de macht van gewoonten, status, de ‘spiraal van begeerten’ en vaak kunstmatig opgewekte behoeften. Dit alles grijpt in elkaar als een complex geheel dat niet zo gemakkelijk is te veranderen zonder de mechanismen bewust te worden en om te keren. Dit vraagt nader inzicht hierover via andere artikelen.
Het antwoord op de vraag waarom wij niet eenvoudig leven is dat er innerlijke en uiterlijke krachten en machten zijn die dit belemmeren, zoals het lustprincipe, gewoonten en gewenning, statusmechanismen, het dilemma van collectieve actie, de macht, reclame en marketing multinationals, die ons aanzetten tot consumeren.
Bijlage: alternatieve energie als mogelijkheid in theorie
Het zou niet voor het eerst zijn als de toekomst er heel anders uit gaat zien dan verwacht door onverwachte ontdekkingen die grote veranderingen meebrengen. Daar mogen we echter niet op rekenen. De Britse demograaf en econoom Malthus stond bijvoorbeeld twee eeuwen geleden bekend om zijn pessimistische toekomstscenario’s die niet zijn uitgekomen door onverwachte ontwikkelingen.
Nulpuntenergie of vacuümenergie: Een optimistisch maar nog geen realistisch perspectief is het opwekken vanenorme hoeveelheden schone energie uit ‘nulpuntenergie’ of vacuümenergie. Deze theoretische mogelijkheid is al in 1913 geopperd door Einstein en Otto Stern, zie mijn artikelen over kwantumfysica in nr 24, 25 en 26. Over de praktische toepassingen is nog weinig bekend. Deze lijken vooralsnog science fiction en speculatie. Of wil het WTE complex van wetenschap, techniek en industrie zich er nog niet met vereende krachten voor inzetten vanwege gevestigde belangen?
Op de TU te Delft en elders zou een lopende motor op nulpuntenergie zijn gedemonstreerd. Grootschalige opwekking van nulpuntenergie lijkt nog te speculatief als alternatief voor fossiele brandstof. Ook bij ontdekking van enorme energiebronnen blijft echter de noodzaak van zelfbeheersing en matiging, om deze te kunnen beheren en beheersen, willen wij er niet aan ten gronde gaan, zoals bij Atlantis en zoals mogelijk is bij kernbommen. Zie mijn artikel over het WTE complex van wetenschap, techniek en economie.
Tesla in zijn laboratorium http://nulpuntenergie.net/index.php/magneetmotoren/346-de-yildiz-magnetenmotor-getest-op-tu-delft
Nikola Tesla: De beroemde uitvinder Nikola Tesla kon enorme energieën opwekken met een soort ‘bliksem-generatoren’. Tesla is de uitvinder van de wisselstroom waarop ons hele elektriciteitsnet, de elektromotor en de Teslamotor is gebaseerd. We weten van zijn ontdekkingen niet of de energie toepasbaar is, omdat hij zijn vindingen niet allemaal onthuld heeft. Hij was zijn tijd ver vooruit, maar gedroeg zich aan het eind van zijn leven als een excentrieke, door niemand begrepen zonderling.
De moraal van dit verhaal is dat er misschien nog onbekende energieën zijn op te wekken, waardoor de sombere toekomst er heel anders uit kan gaan zien. Dit lijkt nu meer een hobby van visionaire amateurs dan een grootschalig multinationaal project, zoals bij de ontwikkeling van kernenergie, die gevaarlijk en niet milieuvriendelijk bleek te zijn.
Ervin Laszlo: Deze systeemtheoreticus schrijft boeken over een soortgelijke bron van alle informatie:
- Het Akasha-veld: verbinding en geheugen in kosmos en bewustzijn
- Het chaospunt: nu werken aan mondiale vernieuwing om straks totale ineenstorting te voorkomen;
- Je kunt de wereld veranderen: naar duurzaamheid en vrede in een nieuwe wereld;
- Macroshift : de omslag naar een duurzame wereld: het officiële rapport van de Club van Boedapest. Deze denktank is vergelijkbaar met de Club van Rome die indertijd de milieuproblematiek aan de orde stelde.
Dit klinkt relevant voor de filosofie van de eenvoud, vandaar deze verwijzing. Zijn visie komt er op neer dat verandering in de samenleving: het productie- en consumptiepatroon, de energiehuishouding en de interactie met het milieu, samengaan met een transformatie van ons collectief bewustzijn. Dit ligt in de lijn van Durkheim, Sorokin, Olso en Turchin. Bij hen gaat collectieve bewustzijnsverandering ook samen met verandering van de mentaliteit en de cultuur.
*Ter nagedachtenis van Harrie Pieron (1948-2003)
De ideeën van Harrie kwamen overeen maar gingen ook verder dan die van De Geus.
“Harrie was de meest intelligente persoon die ik ben tegengekomen,” zei mijn zus. Toen ik naast hem zat in de 2e klas HBS, noemde hij zich al geniaal. Hij lette daarom niet op en las zijn eigen boeken in de les, over geschiedenis en evolutieleer en ik deed met hem mee. Toen hij bleef zitten, ging hij van school af. Later studeerde hij cum laude af in filosofie, werd redacteur van het ecologische tijdschrift Bewust, dat hij maandelijks vol schreef. Hij was secretaris en drijvende kracht bij De Groenen van Roel van Duyn, een echte ecologische partij die voor matiging was en ‘selectieve krimp’ van de economische groei. Ons laatste gezamenlijke project was de vertaling van De geschiedenis van de natuurkunde van Motz en Weaver (499 blz.
Zie mijn artikelen over kwantumfysica in Civis Mundi nr 25, 26 en 27.)
Perspectief voor kinderen 2015 06 06
Waartoe dient dit leven nog
in een wereld van bedrog
schrijnend onrecht en verkwisting
hebzuchtige verlustiging?
In loze luxe die uiteindelijk
verveelt en slechts tijdelijk
veel te velen streelt die zich mateloos
tegoed doen maar zich wezenloos
vervelen in hun loze lege leven
dat zij zin en doel pogen te geven
met verveelde vormen van vermaak
dat de mensen en de wereld schaadt
En achterlaat zoals toen het is begonnen:*
een aarde zonder levensbronnen
voor de kinderen die na ons komen
Zonder perspectief om van te dromen
Is er dan geen perspectief
geen opwekkend positief alternatief?
Hebben wij het leven dan niet lief?
Wij willen toch het beste voor de kinderen?
Dan moeten wij de roof verminderen
Meer in evenwicht gaan leven
om onze kinderen perspectief te geven
Meer leven in het licht
‘dat ieder mens verlicht’*
waarop het leven is gericht
*Genesis 1: ‘In den beginne… was de aarde woest en ledig’
*Evangelie van Johannes 1:9
Maatschappelijk bewogen 2015 06 23
en innerlijk bevlogen
In een wereld van geschifte
politici en malafide directeuren
die met mooie plannen leuren
met bedrog en valsheid in geschriften* *Schrijven bijv. dat giftige stoffen veilig zijn
Zie TV programma Zembla 15 juni over gifstoffen
Waarin kromme redeneringen
en halfhartige beweringen
ons een rad voor ogen draaien
waarin de rijken blijven graaien
Waar de armen naar de rijken kijken
die het liefste willen zijn als rijken
In zo’n wereld voelt het leven naar
Mensen geven weinig om elkaar
Zijn elkaar tot last met ongerief* *Abram de Swaan: ze hebben last van elkaars ellende
Hebben niet elkander lief Wilterdink, Samenlevingen, 10.1.1
Waar is het gevoel van samenzijn
in een diep bezield bewustzijn?
Vanwaar kan die bezieling komen
als mensen niet meer kunnen dromen
van een toekomstperspectief
zonder al dit schrijnend ongerief?
Vanwaar kan inspiratie komen?
als ‘grote verhalen’ zijn ontnomen* *Het rationalisatie- en secularisatieproces
In ieder is een bron en een verbinding
voorbij de waan en de verblinding
Het licht dat ieder mens verlicht* *Johannes 1:9
komt in de stille diepte weer in zicht
Als wij in de diepe stilte komen
van een ongerept en puur bewustzijn
‘In diepten waar geen onderstromen
meer door het eeuwig stilstand water gaan’* *Jan Slauerehoff, gedicht In mijn leven
De molen: symbool voor de oorspronkelijke schone industrie
Molens in het morgenlicht 2015 06 22
Voel mij soms als Don Quichotte
die met windmolens vecht
Voel mij ook soms mesjogge
Maar bij mij zijn opponenten echt
Bij de macht van het WTE complex
staan wij welbeschouwd perplex
De machtselite van de superrijken
gaat klaarblijkelijk over lijken
Terwijl rijken steeds meer macht verwerven
moeten arme mensen met miljoenen sterven
Wij zijn niet bij machte te behoeden
dat miljoenen sterven in arren moede
Al dit schrijnend onrecht
Is onthutsend levensecht
Het is wereldwijd verspreid
Is het niet de hoogste tijd
dat iemand iets zegt en uitlegt
van dit hemeltergend onrecht?
**************
Werknemers zitten op de wip
Overheden verloren hun grip
op machtige industriëlen
die nu met instanties spelen
Geleerden zitten elkaar op de lip
Universiteiten vol met onbegrip
spreken elkaar tegen en praten elkaar na
Menig onderzoek ligt ergens in een la
Tot het wordt gepubliceerd
als het met de sponsor accordeert
Wetenschap wordt beïnvloed door geld
waardoor zij naar bedrijven overhelt
De rede was ooit dienstmaagd van het geloof* *In de Middeleeuwen
Nu staat wetenschap in dienst van roof
Door excessief te consumeren
kunnen wij de wereld ruïneren
Waar is het licht van het bewustzijn gebleven
in de wereld van begoocheling en schijn?
De geschiedenis kan leren dat het tij kan keren
Maar zij leert ook dat het kan verkeren
Op schaarste volgt weer overvloed
Wat mis ging komt weer goed
Als wij ons massaal bekeren
tot een andere levensstijl
En de aarde weer met zorg beheren
wordt de wereld weer een oord
van hoop en zegen en van heil
waar een nieuwe morgen gloort
Intellectuelen 2015 06 18
Voor Wim Couwenberg, Johan Goudsblom, Klaas van Egmond, Marius de Geus en vele anderen
Onafhankelijke intellectuelen
zijn er wel maar niet met velen
Ascetisch levend, kritisch denkend
aan problemen aandacht schenkend
Thema’s die universiteiten vaak negeren
omdat hoogleraren moeten presteren
Ze schrijven zo dat anderen hen citeren
En ze moeten daarnaast nog doceren
Onafhankelijke autodidacten
gedragen zich vaak solitair
Selectief in hun contacten
Onderlegd maar niet elitair
Zien de wereld vaak met andere ogen
en ze schrijven naar vermogen
om hun visie op papier te zetten
Niemand kan hen dat beletten
Of ze worden beschimpt of geprezen
als ze maar worden gelezen
en als ze maar worden begrepen
De mondaine wereld is benepen
Kan aan kennis geen plezier beleven
Wil zich liefst aan andere lusten geven
Totdat het zo niet langer gaat
Een of ander onheil toeslaat
Dan luistert men naar intellectuelen
die een andere levenswijze aanbevelen
Nieuwe levenswegen breken baan
waarop pioniers zijn voorgegaan
Duurzaam en deugdzaam leven met mate 2014 04 14
Heeft de aarde last van mensenplagen?1
Of hangt het af van hoe ze zich gedragen?
Of ze geen vervuiling of verwoesting achterlaten
deugdzaam en duurzaam leven met mate2
Maar wordt deugdzaamheid niet weggehoond
als ouderwets en hypocriet en achterhaald?
Wordt onfatsoen niet vaak aanvaard als heel gewoon
terwijl het net als deugdzaamheid de media niet haalt?
Politiek correcte fatsoensrakkerij ten spijt
spreekt men bij onfatsoen er schande van
terwijl een politicus het niet verbeteren kan
al meent hij dit in ernst en ijdelheid
Worden zeden losser of zelfs decadent?
Loopt de beschaving op zijn end?5
Zwelgen velen in carnale lusten
en de driften van het onbewuste?
De bron van deugdzaamheid
is realisatie van het hoogste Goede3
zoals zoekende mensen vermoeden
Verwerkelijking vergt vaak een levenstijd
Velen zijn zich hiervan niet bewust
Een sluier van hebzucht en lust
belemmert bij velen het zicht
Op het ‘licht dat ieder mens verlicht’4
Een enkeling door hunkering gedreven
bepaalt de richting in zijn leven
door het Goede na te streven
en iets aan anderen door te geven
Hedonisme aan het eind van het Romeinse rijk
1.Zoals vroeger van rattenplagen of sprinkhanen zoals in de Bijbel
2.Bij Plato en Aristoteles was matigheid een hoge deugd
3.Zie Plato en mijn artikel over Plato en Aristoteles in Civis Mundi nr 29
4.Johannes Evangelie Proloog 1,9
5.Zie Emile Durkheim, The Rules of Sociological Method over het normale en het pathologische; over anomie of normloosheid in Le Suïcide in ‘The Problem of Anomie’, Anomie and the Moral Structure of Industry in Selected Writings, p 173 e v A Giddens, Ed.
Max Weber, The Protestant Ethics and the Spirit of Capitalism, eindigt met het verval van de christelijke ethiek aan hetslot: ‘Voor de ‘laatste mensen’ van deze cultuurontwikkeling kan worden gezegd: ’specialisten zonder geest en genotsmensen zonder hart: dit nietige wezen verbeeldt zich dat hij zich heeft verheven tot een stadium van de mensheid dat nooit eerder bereikt is.” (naar Goethe)
Over de moderne cultuur o m:
S Freud, Das Unbehagen in der Kultur, samengevat in E Fromm, De gezonde samenleving, die bij Freud aanknoopt.
C G Jung, Modern Man in Search of a Soul
J Goudsblom, Nihilisme en cultuur, refererend naar Nietzsche en Norbert Elias
C Lasch, The Culture of Narcissism. Dit komt in de buurt van hedonisme de door Augustinus genoemde zelfzucht.
C F von Weizsäcker, Wege in der Gefahr. Eine Studie über Wirtschaf, Gesellschaft und Kriegsverhütung.
Het eindigt met ‘Het licht van bewustzijn’ over verlichting en transformatie van het bewustzijn.
B Landheer, Pause for Transition, An Analysis of the Relationship beteen Man, Mind and Society, samengevat in
P Ransijn en N Schulte, Bewustzijn als bewapening (hfst 16).
Kenmerkend voor een cultuur of beschaving is cultivering of beschaven, veredelen van het (drift)leven, sublimeren in termen van Freud.
Dat komt neer op vergeestelijken: de driften door de geest laten beteugelen, zoals vele klassieke wijsgeren leren
Dit komt overeen met inzichten van de moderne sociale wetenschappen.
Als deze cultivering of beschaving en zelfbeheersing e.d. in het gebreke is, kan dit leiden tot verval en verzwakking van een beschaving met alle gevolgen van dien.
De neergang van de Romeinen wordt verbeeld in bekende films als Gladiator en Attila
Daarin wordt de decadentie en zwakheid van de Romeinen, in het bijzonder de keizers, spectaculair verbeeld
De rechtschappen veldheer Maximus is een voorbeeld van de krachtig en deudzaam Romein
Hij wordt tot gladiator veroordeeld in een heldenrol waarin hij ondergaat.
Wat betreft de ondergang van beschavingen, in het bijzonder het Romeinse rijk zijn vele studies geschreven, waarvan sommige zijn genoemd in eerdere artikelen. De studies van Peter Turchin waar volgende artikelen ov er gaan behoren tot de meest overtuigende en onderbouwde studies.