Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid

Civis Mundi Digitaal #33

door Toon van Eijk

Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid

 

Toon van Eijk*

 

Inleiding

In het vorige nummer van Civis Mundi schreef Piet Ransijn een boekbespreking over Marius de Geus, Filosofie van de eenvoud (Utrecht, Uitgave Jan van Arkel, 2015). Zijn bespreking was getiteld: ‘Waarom we niet eenvoudig leven: overconsumptie en productie als desastreus probleem’[1]. In dit artikel geef ik commentaar op de interessante bespreking van Ransijn en probeer wat dieper in te gaan op onderliggende mechanismen die ‘het eenvoudig leven’ nog niet zo gemakkelijk maken[2]. Tevens hoop ik wat mogelijke oplossingsrichtingen aan te dragen.

 

Eigenbelang versus gemeenschappelijk belang

Met betrekking tot het probleem van het consumentisme schrijft Ransijn: “Het cruciale punt blijft: hoe krijg je mensen zover dat ze een gemeenschappelijk belang nastreven en de voorkeur geven boven hun eigenbelang? Dit geldt met name bij de elite, die de rol van voorbeeld en voortrekker dient te vervullen in plaats van veelal te parasiteren, zoals Thornstein Veblen stelt”. Ransijn heeft hier inderdaad een cruciaal punt te pakken: hoe kunnen mensen (zowel de elite als het gewone volk) de tegenstelling eigenbelang-publiek belang overbruggen? Iedereen heeft zijn/haar privé belangen die (althans gedeeltelijk) vervuld moeten worden terwijl tegelijkertijd publieke belangen (op zijn minst) niet geschaad mogen worden. Zoals we later zullen zien, vormt het overbruggen van zulke paren van tegenstellingen een groot gedeelte van de praktische ‘levenskunst’. Maar hoe doe je dat dan? Zoals Ransijn terecht benadrukt gaat gedragsverandering samen met morele en spirituele bewustzijnsverandering. De vraag wordt dan hoe (grootschalige) bewustzijnsverandering te bewerkstelligen? Moet dat ook van een elite komen die een voorbeeld- en voortrekkersrol dient te vervullen? Velen zullen stellen dat juist de hedendaagse elites in financieel-economisch en ecologisch opzicht wanpresteren. Het lijkt er eerder op dat de elites een slecht voorbeeld geven. Hoe komt dat dan?

 

De mimetische begeerte

Verwijzend naar Goudsblom, schrijft Ransijn over het sociaalpsychologische mechanisme van ‘de spiraal van begeerte’ en keeping up with the Joneses. “Iets wordt begerenswaardig als een ander het heeft, want door juist dat te hebben, meent men te kunnen zijn als die ander” en diens status te verkrijgen. De Geus (p. 57) noemt dit ‘spiegelen’ aan bijvoorbeeld veelverdieners. “Het gaat hier om het principe van relatieve deprivatie: men voelt gemis in vergelijking met anderen”. Veblen stelt: “iedere klasse neemt de levensstijl over van de hoger geplaatsten naarmate deze daartoe in staat is”. In eerdere artikelen in Civis Mundi en elders heb ook ik betoogd dat de belangrijkste oorzaak van financieel-economische crises de ongebreidelde hebzucht is, die voortkomt uit een overdreven mimetische begeerte (een continue vergelijking met anderen)[3]. Dit mondt uit in een statuswedloop die uiteindelijk de gehele maatschappij doordringt. Deze statuswedloop kan doorbroken worden door de ontwikkeling van sterke, psychologisch gezonde persoonlijkheden, bijvoorbeeld door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Door bewustzijnsontwikkeling kan men als het ware boven de overdreven mimetische begeerte uitstijgen. Een dergelijke proactieve vorm van zelfregulering (het komt uit de persoon zelf voort en is daardoor vrij en niet afgedwongen) is een welkome aanvulling op meer conventionele vormen van reactieve zelfregulering (die door anderen wordt afgedwongen, bijvoorbeeld door overheden).

 

Schrijft Ransijn: “In plaats van de excessieve en opzichtige conspicuous consumption die Veblen beschreef, dienen de hogere lagen matigheid te betrachten. Zoals in vroeger tijden vaak bij religieuzen en wijzen”. Hoewel in vroegere tijden (sommige) religieuzen en wijzen ongetwijfeld matigheid betrachtten, is het ook zo dat conspicuous consumption van alle tijden is, en dat er blijkbaar nog geen afdoende oplossing voor het probleem van de mimetische begeerte gevonden is. Mijn suggestie van het gebruik van effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling, die de overdreven mimetische begeerte kunnen transcenderen, is ook nog niet op grote schaal toegepast. Volgens Goudsblom is het belangrijk dat versobering en matigheid zoveel mogelijk een positieve status krijgen. Laten we ons rekenschap geven van de statuswaarde van het voorbeeld dat wij stellen, zegt hij. “Geef zonnepanelen en windmolens een touch of glamour”. Het op een positieve manier gebruik maken van een gezonde (i.e. niet overdreven) mimetische begeerte, van de welhaast onuitroeibare continue vergelijking met anderen, is zeker een optie. Join or use it, if you cannot beat it. Welvarende en hoogopgeleide mensen hebben in deze context een grote verantwoordelijkheid.

 

Een verstrengeling van factoren

Hoewel het mechanisme van de mimetische begeerte verklaart waarom het probleem van het consumentisme niet eenvoudig is op te lossen, spelen ook andere factoren een rol. Ransijn spreekt in dit verband van een verstrengeling van cultuur, sociale structuur en macht; van bijvoorbeeld normen en waarden, sociale instituties en machtsposities. Deze culturele, sociaal-structurele en politieke (macht) factoren zijn, zoals de strengen in een touw, wel te onderscheiden maar niet te scheiden. Volgens Ransijn heeft de industriële elite de meeste macht gekregen, zoals blijkt in het complex van wetenschap, techniek en economie (WTE) “waarbij de industrie de politiek bepaalt”. Je zou kunnen zeggen dat het eerdere militair-industriële complex is vervangen door het financieel-industriële complex. Ook Joris Luyendijk schrijft dat “de politiek steeds minder een rem [is] op de macht van de financiële sector, en steeds meer een springplank … richting die sector” (Dit kan niet waar zijn: p.190-92). In deze alinea worden dus de volgende factoren onderscheiden: technologische, wetenschappelijke, economische (financiële), politieke, sociaal-structurele en culturele factoren. Op deze plek aangekomen lijkt het me nuttig te trachten deze veelheid aan factoren in een schema te vangen.

 

Holistisch kader voor het multidimensionale maatschappelijke ontwikkelingsproces

In Diagram 1 schets ik een holistisch kader voor het multidimensionale maatschappelijke ontwikkelingsproces[4]. Dit proces wordt beïnvloed door wetenschappelijke, technologische, economische, politieke, sociaal-structurele, culturele en persoonlijkheid factoren - waarbij de factoren in de hier gegeven volgorde steeds meer omvattend zijn en meer gewicht in de schaal leggen (Van Eijk 1998, blz. 178-82)[5]. Zo wordt de beslissing om een bepaalde technologie te gebruiken grotendeels bepaald door economische factoren. Men zou kunnen zeggen dat de economie de technologie omvat, maar de technologie omvat niet de economie. Technologen en wetenschappers kunnen in eerste instantie nieuwe technologieën ontwikkelen zonder zich te bekommeren om financiële en economische haalbaarheid, hoewel het tegenwoordig wel verstandig geacht wordt daar relatief vroeg aandacht aan te besteden (valorisatie van onderzoek). In de praktijk blijkt dat veel belangrijke wetenschappelijke en technologische vondsten ‘spontaan’ gedaan worden zonder aandacht voor praktische toepasbaarheid (de ontwikkeling van het internet bijvoorbeeld was geen geplande exercitie). In Diagram 1 plaats ik wetenschappelijke en technologische factoren samen in één categorie omdat er een soort continuüm is tussen deze twee factoren. De verschillende categorieën van factoren of dimensies in Diagram 1 zijn onderling met elkaar verbonden: ze kunnen wel onderscheiden worden maar niet gescheiden in hun werkingen. Hoewel de categorieën onderling verbonden zijn, zijn ze niet alle even fundamenteel. Zo is er ontegenzeggelijk een wederkerige interactie tussen technologie en economie (technologie ↔ economie) maar uiteindelijk bepaalt de economie wat er met technologie gebeurt (in de ‘technologie economie’ interactie is de links-wijzende pijl dominanter dan de rechts-wijzende pijl). Een nieuwe technologie kan nog zo mooi zijn, uiteindelijk moet het wel economisch haalbaar zijn.

 

Diagram 1: Een holistisch kader voor het multidimensionale maatschappelijke ontwikkelingsproces. De zeven categorieën van factoren zijn onderling met elkaar verbonden, maar de buitenste categorieën in de figuur omvatten de meer naar binnen gelegen factoren en leggen aldus meer gewicht in de schaal.

Bron: Ransijn 1985[6] (aangepast door de auteur).

 

Economische factoren, op hun beurt, zijn sterk afhankelijk van politieke factoren. Economische zaken zijn vaak het belangrijkste onderwerp in de politiek (zie de huidige discussies over Griekenland en de Europese Unie). De politiek omvat de economie, maar de economie omvat niet de politiek. De meeste economen stellen dat zij slechts scenario’s schetsen met behulp waarvan politici beslissingen kunnen nemen. Maar volgens Ransijn is in het WTE complex de economie dominant geworden en Luyendijk schrijft dat de financiële sector ook de politiek is gaan overheersen. Dat zou betekenen dat in de afgelopen decennia de financieel-economische factor de politiek is gaan bepalen, wat een omkering van de ‘normale’ praktijk is. Het gegeven dat de politici dit hebben laten gebeuren is veelzeggend. In het huidig dominante neoliberale paradigma heeft de politiek veel uit handen gegeven aan de financieel-economische sector zonder adequate controle mogelijkheden. Of de politiek haar mandaat weer gemakkelijk terug kan verkrijgen valt te bezien. In de interactie tussen economie en politiek dient de politiek weer dominant te worden, in de zin dat zij de randvoorwaarden voor een economisch, sociaal en ecologisch duurzame maatschappelijke orde aangeeft. Het mag niet zo zijn dat grote multinationale ondernemingen via lobbyen en belangenverstrengeling de politiek beheersen. Het gegeven dat in deze context financiële en politieke macht een grote rol speelt komt verderop ter sprake.

 

Politieke factoren worden sterk beïnvloed door sociaal-structurele factoren, zoals bijvoorbeeld sociale structuren als de economisch en politiek belangrijke middenklasse en het niet-gouvernementele maatschappelijk middenveld. Het Nederlandse ‘polderen’ tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld is gebaseerd op de interactie tussen politiek en sociaal-structurele factoren. Met betrekking tot de Europese Unie schrijft de NRC redactie: "De oplossing van de Europese crisis wijst maar in één richting: verdere integratie. De economische unie in Europa kan niet bestaan zonder een politieke unie ... waarvoor onder de sceptische bevolkingen draagvlak zal moeten worden gecreëerd (Opinie&Debat, 16/17 juni 2012)[7]. Het is inderdaad waar dat een economische unie niet zonder een politieke unie kan bestaan, simpelweg omdat de politiek de economie omvat en de economie niet de politiek. Maar het (achteraf) creëren van draagvlak voor reeds geplande politieke beslissingen is moeilijk, zo niet onmogelijk. Draagvlak voor politieke beslissingen moet er idealiter zijn vóórdat deze besluiten worden genomen. Anders hebben de politici hun werk niet goed gedaan. Als de sociale structuren, zoals middenklasse en maatschappelijk middenveld in de verschillende Europese landen, de Europese politieke unie niet ondersteunen, is er weinig kans op een functionele politieke unie. Uiteindelijk bepalen deze sociale structuren het politieke krachtenveld simpelweg omdat daar de kiezers zitten.

 

Consumentisme, cultuur en persoonlijkheid

 

Het probleem van het consumentisme in het maatschappelijke ontwikkelingsproces wordt beïnvloed door wetenschappelijke, technologische, economische, politieke en sociaal-structurele factoren. Door de optredende verstrengeling van deze factoren is het niet gemakkelijk de meest doorslaggevende factor aan te wijzen. Is het vooral de continue technologische vernieuwing die het consumentisme blijft aanwakkeren? Of is het niet-aflatende bombardement van advertentie en marketing strategieën van het bedrijfsleven de grote schuldige? Of is het fenomeen van de wereldwijd groeiende middenklasse nauw verknoopt met consumentisme? Doordat al deze factoren invloed hebben op het consumenten gedrag en onderling verstrengeld zijn, lijken eenduidige oplossingen niet voorhanden te zijn. Toch is het goed in gedachten te houden dat in Diagram 1 niet alle categorieën van factoren even veel gewicht in de schaal leggen.

 

Zo worden de sociaal-structurele factoren in Diagram 1 beïnvloed door culturele factoren en persoonlijkheidsfactoren. Het lijkt evident dat de mate van consumentisme wordt beïnvloedt door culturele en persoonlijkheidskenmerken. Maar waar ligt de grens tussen cultuur en persoonlijkheid? Volgens Hofstede (1994, blz. 5) is cultuur mentale software[8]. Onder cultuur verstaat hij de collectieve programmering van de geest (mind) die de leden van de ene groep of categorie van mensen onderscheidt van de andere. Cultuur wordt geleerd, niet geërfd. Het komt voort uit een specifieke sociale omgeving, niet uit iemands genen. Volgens Hofstede dient men een onderscheid te maken tussen cultuur en persoonlijkheid. Terwijl een cultuur specifiek is voor een bepaalde groep mensen en geleerd wordt, is de persoonlijkheid specifiek voor een individu en gedeeltelijk aangeleerd, gedeeltelijk geërfd. Overerving vindt plaats door middel van iemands unieke set van genen, terwijl leren wordt beïnvloed door zowel de collectieve programmering (cultuur) als unieke persoonlijke ervaringen (zie Diagram 2)

 

In mijn holistisch kader voor het multidimensionale maatschappelijke ontwikkelingsproces (Diagram 1) vormen culturele en persoonlijkheidsfactoren één categorie. Waar de grens tussen cultuur en persoonlijkheid precies ligt, blijft volgens Hofstede een discussiepunt onder sociale wetenschappers. Diagram 2 maakt duidelijk dat zowel universele menselijke driften als groep-specifieke cultuurkenmerken en individu-specifieke persoonlijkheidskenmerken een rol spelen in onze mentale programmering. Hieronder zullen we zien dat er nog een ander niveau van mentale programmering verondersteld kan worden: het universele transcendente bewustzijn. Dit transcendente bewustzijn wordt gewoonlijk onder het domein van de religie geschaard. Omdat religie te maken heeft met collectieve programmering (cultuur) en unieke persoonlijke ervaringen schaar ik het onder de categorie van culturele en persoonlijkheidsfactoren. De twee resterende factoren in Diagram 1, het collectieve en transcendente bewustzijn, worden verderop besproken.

 

Diagram 2: Drie niveaus van mentale programmering

 

Met betrekking tot de rol van culturele factoren in economische ontwikkeling, een tamelijk controversieel onderwerp in het ontwikkelingsdebat, verwijs ik naar een eerdere publicatie mijnerzijds over de rol van arbeidsethos in het ontwikkelingsproces van Sub-Sahara Afrika[9]. De relatie tussen culturele en economische verandering is gebaseerd op wederzijdse oorzakelijkheid (cultuur economie), zoals alle categorieën van factoren in Diagram 1 elkaar wederzijds beïnvloeden. Maar ik denk dat het moeilijk is empirisch te bepalen of binnen deze wederzijdse oorzakelijkheid de naar links en rechts-wijzende pijlen even zwaar wegen[10]. Wel ben ik van mening dat het belang van een culturele factor zoals arbeidsethos op het niveau van economische ontwikkeling zwaar onderbelicht blijft in de literatuur over ontwikkelingssamenwerking. In overeenstemming met Diagram 1 neig ik ertoe culturele en persoonlijkheidsfactoren een meer omvattende (en dus zwaardere) rol toe te kennen dan puur economische factoren. Hoe zich dat verhoudt tot de (op het eerste gezicht) grote economische en politieke macht van multinationale ondernemingen komt verderop ter sprake. Een andere mogelijkheid is dat culturele en economische verandering gelijktijdig voorkomt doordat beide veroorzaakt worden door een derde (nog onbekende) factor. Ik denk dat er wederzijdse interactie tussen cultuur en economie is, maar ook dat er een derde factor in het spel is - en wel het collectieve bewustzijn. Dit onzichtbare, immateriële collectieve bewustzijn omvat in Diagram 1 de categorieën van economie en cultuur en zou aldus meer gewicht in de schaal leggen.

 

De bewustzijnsfactor

 

Volgens Robert Chambers (1997, blz. 208-31) is persoonlijke verandering van attituden en gedrag de sleutel tot maatschappelijke veranderingsprocessen[11]. Persoonlijke verandering moet aan institutionele verandering voorafgaan en deze begeleiden. Dit lijkt logisch omdat alle maatschappelijke structuren uiteindelijk gevormd en onderhouden worden door individuele personen/actoren. Onder de categorieën 3-7 in Diagram 1 ligt een dieper niveau van menselijk functioneren: de bewustzijnsfactor. Deze factor verwijst naar bewustzijnsontwikkeling die resulteert in integrale persoonlijkheidsontwikkeling (integraal verwijst hier naar het gelijktijdig bevorderen van de fysiologische, psychologische, sociale en spirituele facetten van persoonlijkheidsontwikkeling). Het is evident waarom de culturele, persoonlijkheid en bewustzijnsfactoren voornamelijk buiten het debat over maatschappelijke ontwikkeling blijven: er zijn volgens de meeste deskundigen eenvoudigweg geen effectieve en efficiënte methoden beschikbaar om deze factoren te beïnvloeden. Maar Ransijn (1983) benadrukt al drie decennia dat bewustzijnsontwikkeling in persoonlijke gedragsverandering resulteert en daardoor in verandering van maatschappelijke structuren van binnenuit[12]. De vraag is dan hoeveel personen/actoren hun gedrag moeten veranderen om maatschappelijke structuren van binnenuit te kunnen hervormen? Wanneer bereik je een omslagpunt of drempelwaarde, waarna maatschappelijke veranderingen plotseling heel snel kunnen gaan? Hoe gemakkelijk is het om het wijdverbreide consumentisme door persoonlijke verandering een halt toe te roepen?

 

Bieckmann (2008) zegt: “Perhaps we are indeed at, or near, a ‘tipping point’, a moment at which changes suddenly gain momentum[13]. De huidige financiële, energie, voedsel en klimaat crises, aangejaagd door ongebreideld consumentisme, vragen om oplossingen op wereldniveau. Volgens Bieckmann moeten burgers en politici goed geëquipeerd zijn om omvattende globale antwoorden en grensoverschrijdende acties te kunnen ontwerpen. “De feitelijk lokale dynamiek van ‘Civic Driven Change’ dient met globale kenmerken verbonden te worden”. Door burgers geïnitieerde verandering van onderop is essentieel, maar hoe verbindt je zulke (onvermijdelijk lokaal beperkte) initiatieven met wereldwijd spelende zaken? Elders heb ik uitgebreid betoogd dat maatschappelijke verandering door Civic Driven Change op bewustzijnsontwikkeling gebaseerd dient te worden[14]. In de zoektocht naar een nieuw ‘ontwikkelingsparadigma’ is het verstandig ons te richten op de categorie in Diagram 1 met de meest omvattende impact. Ik denk dat het begrip ‘collectief bewustzijn’ een soort hefboom- of interventiemechanisme met brede impact kan leveren. Effectieve (individuele) technieken voor bewustzijnsontwikkeling zijn dan het benodigde praktische handvat.

 

Het collectief bewustzijn

 

Wat is dit collectief bewustzijn? Ransijn verwijst naar sociale wetenschappers als Sorokin en Durkheim die zeggen dat de maatschappij iets buiten en iets binnen ons is. De maatschappij heeft een objectief en subjectief aspect (concrete sociale structuren en een collectief bewustzijn). Het collectief bewustzijn van een groep mensen is het geheel van de met elkaar in wisselwerking staande menselijke geesten. Het collectief bewustzijn en de maatschappelijke structuren zijn de binnen- en buitenkant van dezelfde werkelijkheid. Zichtbare maatschappelijke structuren zijn manifestaties van onzichtbaar collectief bewustzijn[15]. Het collectief bewustzijn is de basis van alle maatschappelijke (sub)structuren. De technologische, economische, politieke, sociale, culturele, onderwijskundige en religieuze substructuren zijn verbonden door dit collectief bewustzijn. Alle individuen, die deel uitmaken van deze substructuren en die samen het collectief bewustzijn vormen, zijn verbonden door een ‘veld’ van collectief bewustzijn. Het collectief bewustzijn is de integrerende, innerlijke structuur van een maatschappij (Ransijn 1985)[16].

 

Het collectief bewustzijn is een cruciale factor in processen van maatschappelijke verandering, omdat het de interacties tussen de verschillende maatschappelijke substructuren en factoren faciliteert. Het is onmogelijk om alle interdependenties tussen substructuren te overzien en deze talrijke substructuren tegelijkertijd te veranderen. Alleen de factor die alle substructuren en hun bouwstenen (individuele actoren dus) verbindt, kan holistische verandering bewerkstelligen. Het collectief bewustzijn is een soort ‘onzichtbare hand’ die de dingen bij elkaar houdt en die een orkestrerende kwaliteit heeft. Het geloof in de orkestrerende kwaliteit van de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt is een niet wetenschappelijk te funderen vooronderstelling, zoals een (helaas slechts kleine) minderheid van economen betoogt (Van Eijk 2010)[17]. De effecten in het dagelijkse leven van de ‘onzichtbare hand’ van het collectief bewustzijn zijn echter te voorspellen en wetenschappelijk te toetsen[18]. Kan de ‘onzichtbare hand’ van het collectief bewustzijn het ongebreidelde consumentisme, veroorzaakt door de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt, beteugelen?

 

Men zou kunnen zeggen dat het onderscheid tussen veranderingen in uiterlijke structuren (bijvoorbeeld economische en culturele structuren) en innerlijke houdingen (bijvoorbeeld arbeidsethos) kunstmatig is omdat ze elkaar beïnvloeden en omdat hun effecten op het multidimensionale ontwikkelingsproces niet te scheiden zijn. Een discussie over het primaat van uitwendige structuren versus innerlijke houdingen is dan zinloos. Desalniettemin weten we ook dat alle maatschappelijke structuren (bijvoorbeeld de staat, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven) gevormd en onderhouden worden door individuele actoren. Zoals eerder betoogd, gaat persoonlijke verandering van attituden en gedrag vooraf aan - en begeleidt - institutionele verandering. Het primaat zou dan toch bij individuele actoren liggen. Als bovendien individueel en collectief gedrag gegrondvest is in (individueel en collectief) bewustzijn, dan resulteert persoonlijke bewustzijnsontwikkeling in individuele gedragsverandering en daardoor in verandering van maatschappelijke structuren van binnenuit[19].

 

In Diagram 3 schets ik een eenvoudig conceptueel kader dat individuele actoren, maatschappelijke structuren, (individueel en collectief) bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt. De wisselwerking tussen maatschappelijke structuren en individuele actoren vindt plaats via het collectief bewustzijn. Naarmate het individuele bewustzijnsniveau van actoren beter ontwikkeld is dragen zij meer bij aan een kwalitatief hoogstaand collectief bewustzijn. Dit kwalitatief hoogstaande collectief bewustzijn resulteert in effectieve en efficiënte maatschappelijke structuren. En omgekeerd beïnvloeden maatschappelijke structuren via het veld van collectief bewustzijn hun bouwstenen, de individuele actoren. In de interactie ‘actoren structuren’ is de naar rechts-wijzende pijl in mijn visie echter dominanter dan de naar links-wijzende pijl. Zoals eerder aangegeven, is er naast individuele bewustzijnsniveaus ook sprake van een transcendent bewustzijn. Ik kom hierop terug.

 

Normen en waarden

 

Maatschappelijke structuren (gezinnen, scholen, kerken, moskeeën, sportverenigingen, vakbonden, politie, etc.) stellen normen voor maatschappelijk verantwoord gedrag. Hofstede (1994, 18) merkt op dat in het dagelijks taalgebruik de woorden norm en waarde vaak zonder onderscheid gebruikt worden: de uitdrukking ‘normen en waarden’ wordt als een onafscheidelijk paar gezien. In dat geval is echter één van de twee woorden overbodig. Volgens hem (ib., blz. 9) zijn normen standaarden voor waarden. Het arbeidsethos, bijvoorbeeld, kan zowel als interne waarde als externe norm gezien worden. Als de waarde ‘hard werken’ is, dan is de norm bijvoorbeeld ‘8 uur per dag’. De norm is een soort statistische grootheid die de daadwerkelijke keuze of verplichting van mensen weergeeft[20]. Als de waarde ‘veilig autorijden in de bebouwde kom’ is, dan is de norm ‘maximale snelheid van 50 km/uur’. Externe normen worden door maatschappelijke structuren gepredikt en/of afgedwongen en interne waarden horen bij individuele actoren. Een school - als maatschappelijke structuur - heeft als zodanig geen interne waarde. De personen, die deel uitmaken van- en de schoolgemeenschap vormen, hebben waarden. Gezamenlijk bepalen deze interne waarden en externe normen het gedrag van mensen, waarbij ik nogmaals het primaat leg bij actoren omdat uiteindelijk hun interne waarden de externe normen bepalen. De onderste en bovenste routes/trajecten in Diagram 3 bepalen gezamenlijk menselijk gedrag, maar de onderste route lijkt mij fundamenteler van aard te zijn.

 

Diagram 3: Vereenvoudigd conceptueel kader dat actoren, structuren, bewustzijn en gedragingen met elkaar verbindt. Normen en waarden zijn respectievelijk met het bovenste en onderste traject verbonden.

 

In Diagram 4 schets ik nogmaals het conceptuele kader van Diagram 3, maar dan wat uitgebreider en gedetailleerder. In de bovenste route van Diagram 4 bepalen de processen gehoorzaamheid (compliance) en identificatie, via externe normen, afgedwongen, re-actief gedrag. In de onderste route van Diagram 4 bepaalt het proces van bewustzijns- of spirituele ontwikkeling via interne waarden altruïstisch, pro-actief gedrag.

 

Diagram 4: Conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt (Van Eijk 1998)

 

De onderste route in Diagram 4 is in mijn visie fundamenteler van aard, uiteindelijk simpelweg omdat individuele actoren de bouwstenen zijn van maatschappelijke structuren en die dus vormgeven en bepalen. Externe normen en het bijbehorende re-actieve gedrag kunnen door zeer frequente herhaling geïnternaliseerd worden tot interne waarden, bijvoorbeeld gedurende de opvoeding van kleine kinderen thuis. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het internalisatie proces een black box proces is: we weten niet wat er precies gebeurt. We weten niet hoe extern opgelegde normen geleidelijk aan interne waarden worden. Maar door frequente herhaling, bij- en aansturing doen kinderen op een gegeven moment min of meer automatisch of spontaan wat ouders zien als gewenst/normaal gedrag. Dat gedrag kan ecologisch en maatschappelijk verantwoord of onverantwoord, positief of negatief, zijn. De processen gehoorzaamheid en identificatie kunnen in positief of negatief re-actief gedrag resulteren. Zowel goed als slecht voorbeeld doet volgen[21]. Identificatie met peers kan bijvoorbeeld in ongebreideld consumentisme resulteren. Diagram 4 geeft ook aan dat menselijk gedrag in wisselwerking staat met natuurlijke ecosystemen. De vervuiling en uitputting van het ecosysteem ‘aarde’ worden door menselijk gedrag veroorzaakt.

 

In Diagram 4 bepalen de bovenste en onderste trajecten tezamen het gedrag. Ik maak een onderscheid tussen de twee trajecten voor puur analytische doeleinden, maar in de praktijk van het dagelijks leven kunnen ze niet gescheiden worden. Mensen zijn zich niet (continu) bewust van leerprocessen en gedragsveranderingen, zij weten niet tot op welke hoogte een bepaald gedrag de uitkomst is van het bovenste en/of onderste traject. Vaak doen we gewoon dingen. Toch is het nuttig om een model zoals Diagram 4 te ontwikkelen voor louter analytische doeleinden, het is een ideaal-typisch model. Hoewel in de dagelijkse praktijk beide routes tegelijkertijd van toepassing zijn, blijft de onderste route vaak onderbelicht. Het proces van bewustzijnsontwikkeling krijgt weinig aandacht.

 

Drie domeinen in de samenleving

 

In Diagram 5 zijn de drie domeinen in de samenleving weergegeven: de overheid of de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld met hun bijbehorende publiek belang, privaat belang en groepsbelang (Van de Donk 2001)[22]. De centrale driehoek in dit diagram wordt gevormd door de individuen die de betreffende samenleving en zijn drie domeinen gezamenlijk vormen. In hun rol als burger in de staat, consument en/of producent in de markt, en lid van maatschappelijke organisaties in het maatschappelijk middenveld, zijn zij de uiteindelijke ‘bouwstenen’ van de samenleving. Deze individuen zijn door hun verscheidene gelijktijdige rollen de verbindende schakel tussen de drie domeinen. Als de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld op elkaar afgestemd dienen te worden om effectieve en efficiënte samenwerking te genereren, dan zou dit dus logischerwijs via de individuen moeten verlopen[23].

 

Het is praktisch ondoenlijk om alle ingezetenen van een samenleving bij deze afstemming te betrekken, daarom vaardigen we vertegenwoordigers van de belanghebbenden uit de verschillende domeinen af. Bijvoorbeeld vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties uit de markt, van werknemersorganisaties uit het maatschappelijk middenveld, en vertegenwoordigers van de overheid. Men zou in de centrale driehoek daarom ook het beroemde Nederlandse poldermodel kunnen zien, maar het ‘polderen’ geschiedt alleen effectief en efficiënt als de deelnemers uit de drie domeinen op de een of andere manier de benodigde afstemming kunnen bewerkstelligen. Hiervoor is allereerst een hoog niveau van maatschappelijk vertrouwen nodig. De talrijke ingezetenen dienen hun gekozen vertegenwoordigers te vertrouwen en deze vertegenwoordigers dienen elkaar te vertrouwen.

 

Maatschappelijk vertrouwen of ‘sociaal kapitaal’ is de onzichtbare lijmdie de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld bij elkaar houdt. Dit maatschappelijk vertrouwen nu is gekoppeld aan het onderliggend collectief bewustzijn. Een hoog niveau van maatschappelijk vertrouwen is een (zichtbare) manifestatie van een (onzichtbaar) coherent collectief bewustzijn.

 

Diagram 5: De drie domeinen in de samenleving/gemeenschap met een onderliggend collectief bewustzijn (Van de Donk 2001, aangepast door auteur)

 

De structuren van de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld zijn verbonden door het collectief bewustzijn. Alle individuen, die deel uitmaken van deze structuren, zijn verbonden door een veld van collectief bewustzijn. Zoals Ransijn eerder aangaf, is het collectief bewustzijn als het ware de integrerende, innerlijke structuur van een samenleving. Dit collectief bewustzijn is een begrip dat staat, markt en maatschappelijk middenveld omvat. Zoals aangegeven in Diagram 1 omvat het collectief bewustzijn de politieke, economische en sociaal-structurele categorieën van factoren. Een coherent collectief bewustzijn faciliteert de interacties tussen de drie domeinen in de samenleving door het creëren van maatschappelijk vertrouwen. Alle neuzen staan dezelfde kant op, resulterend in synergetische samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden. Op die manier is het collectief bewustzijn dus een soort ‘onzichtbare hand’ die de dingen bij elkaar houdt en een orkestrerende kwaliteit heeft. Publieke en private belangen worden gemakkelijker verenigd. In plaats van de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ te benadrukken, zou meer onderzoek naar - en nadruk op - de ‘onzichtbare hand van het collectief bewustzijn’ wenselijk zijn. Bestaand wetenschappelijk onderzoek laat zien dat grootschalige gedragsveranderingen mogelijk zijn via het beïnvloeden van het veld van collectief bewustzijn (zie eindnoot 18).

 

Transcendent bewustzijn[24]

 

Hierboven heb ik een aantal maal het begrip ‘transcendent bewustzijn’ vermeld, maar wat is dat dan? Zo is categorie nummer 1 in Diagram 1 het transcendent bewustzijn. Dit transcendent bewustzijn is het diepste, meest verfijnde niveau van menselijk bewustzijn: een niveau van zuiver bewustzijn, een ‘bewustzijn-als-zodanig’ zonder enige bewustzijnsinhoud, met alleen mentale stilte. Dit niveau van bewustzijn waarin het continue denken - het onophoudelijke innerlijke gepraat - tot rust komt kan bereikt worden door meditatietechnieken. De algemene veronderstelling, vooral in het Westen, is dat een toestand van bewustzijn zonder enige interpreterende activiteit van het intellect onmogelijk is. Een toestand van zuiver bewustzijn, waarin al het denken getranscendeerd is, wordt onmogelijk geacht, ja is ondenkbaar. Welnu, de toestand van transcendent bewustzijn is ook ondenkbaar: deze staat van bewustzijn kan alleen direct ervaren worden door al het denken te transcenderen.

 

Het ‘probleem’ met het proces van transcenderen is dat het niet op een zinvolle manier uitgelegd kan worden aan anderen; men moet het gewoon zelf ervaren, op dezelfde manier als men een appel moet proeven om de specifieke smaak ervan te leren kennen. Men kan uren lang uitleggen hoe een appel smaakt, maar zonder de daadwerkelijke ervaring van het eten van een appel blijft dat alles oppervlakkig: the proof of the pudding is in the eating. De beroemde uitspraak van Descartes - cogito ergo sum, ik denk dus ik ben - impliceert dat de enig mogelijke vorm van ‘zijn’ een vorm van ‘denkend-zijn’ is. Dit ontkent de mogelijkheid van een toestand van bewustzijn die voorbij alle gedachten ligt, een toestand van alleen maar ‘zijn’ (Van Eijk 2007, blz. 242-8)[25].

 

Volgens Koestler (1989, blz. 206) moeten we een onderscheid maken tussen algemene toestanden van bewustzijn (de mate van wakkerheid, vermoeidheid of rusteloosheid) en de mate van het zich bewust zijn van een specifieke activiteit[26]. Het eerste verwijst naar ‘bewust zijn’ en het tweede naar ‘zich bewust zijn van iets’. Het eerste komt overeen met de algemene verlichting van een toneel, het tweede met de lichtbundel die gericht is op een bepaalde acteur. Koestler (ib., blz. 218) spreekt van een staat van “zuiver bewustzijn, zonder een object of inhoud anders dan het bewustzijn zelf”. Er moet een drager of carrier zijn (zuiver bewustzijn) en een inhoud van de drager (bewustzijnsinhoud).

 

Ervaringsspiritualiteit

 

Ofschoon directe toegang tot het transcendent bewustzijn niet bewerkstelligd (engineered) kan worden, kan de receptiviteit om toegang te verkrijgen tot het niveau van transcendent bewustzijn wel getraind worden. Ik definieer ervaringsspiritualiteit dan ook als het proces waarin men op systematische wijze de receptiviteit traint om regelmatige toegang tot transcendent bewustzijn te krijgen. Ik benadruk bewust het belang van een systematische training om regelmatige ervaringen van transcendent bewustzijn te verkrijgen. Methoden en technieken voor bewustzijnsontwikkeling die niet in regelmatige ervaringen van transcendent bewustzijn resulteren, kunnen immers moeilijk wetenschappelijk onderzocht worden. Wetenschappelijk onderzoek vraagt om regelmatige en herhaalbare ervaringen, in dit geval ervaringen van transcendent bewustzijn. Dit neemt overigens niet weg dat ‘toevallige’ ervaringen van transcendent bewustzijn levens soms totaal kunnen transformeren.

 

Het onderscheid tussen geïnstitutionaliseerde religie (zoals tot uitdrukking komend in kerken en geloofsgenootschappen) en ervaringsspiritualiteit is belangrijk. Ervaringsspiritualiteit verwijst naar de oorspronkelijke betekenis van religie - religare, religio: to reconnect, het weer een verbinding tot stand brengen. De vraag is dan natuurlijk een verbinding tot stand brengen met wat? Met God, met meerdere goden, met een plaatsvervanger van God op aarde, met een bovennatuurlijke entiteit, met het eigen transcendent bewustzijn? Mijns inziens dient het ‘weer een verbinding tot stand brengen’ met het transcendent bewustzijn door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling centraal te staan. Dit soort bewustzijnsontwikkeling houdt persoonlijke, directe spirituele ervaring in. Het is een individuele, vrije, anarchistische ervaringsspiritualiteit die zich verzet tegen elke vorm van totalitair gedrag. In geïnstitutionaliseerde religies staat ‘geloven op gezag’ vaak centraal; zij neigen er toe het belang van ervaringsspiritualiteit te ontkennen.

 

Ervaringsspiritualiteit of diepgaande bewustzijnsontwikkeling resulteert in hogere (meer ontwikkelde) niveaus van individueel (en dus ook collectief) bewustzijn, en uiteindelijk in maatschappelijk verantwoord gedrag - via de onderste route in Diagram 4. Maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag vraagt om een ‘omvattende rationaliteit’. Mijns inziens is omvattende rationaliteit gegrondvest in een coherent en hoog ontwikkeld collectief bewustzijn. Maar het collectief bewustzijn als een hefboommechanisme met brede impact is op zijn beurt gegrondvest in individuele ervaringsspiritualiteit.

 

De illusie van het intellectuele holisme

 

Het begrip ‘omvattende rationaliteit’ verwijst naar een holistisch perspectief. Maar hoe verkrijgt men een holistisch overzicht, een systeemperspectief of een omvattende rationaliteit? De ervaringen met betrekking tot, bijvoorbeeld, het milieuprobleem en consumentisme in de rijke geïndustrialiseerde landen, laten zien dat het gebruik van alleen het discursieve intellect niet in een omvattende rationaliteit resulteert[27]. De aanhoudende problemen in de Nederlandse landbouwsector laten zien dat een multidisciplinaire geïntegreerde aanpak moeilijk van de grond komt. De ongewenste neveneffecten van de moderne industriële landbouw (zoals milieuvervuiling, massale ruimingen van landbouwhuisdieren, humane gezondheidseffecten, en negatieve gevolgen in ontwikkelingslanden) getuigen van ons onvermogen om ecologische, technologische, economische, politieke, sociale en ethische dimensies met elkaar te integreren. Ik noem dit de illusie van het intellectuele holisme (Van Eijk 1998, blz. 222)[28].

 

Het is niet alleen erg moeilijk om inzicht te verkrijgen in de samenhang van de verschillende categorieën in Diagram 1, maar hoe hoger het integratieniveau wordt (van lokaal tot globaal) - hoe moeilijker het wordt om een planmatige aanpak te formuleren en uit te voeren. Ook in een hoogontwikkeld land als Nederland gaan de hogere integratieniveaus het vermogen van beleidsmakers en wetenschappers vaak te boven. Zelfs met behulp van de moderne informatie- en communicatietechnologie blijken nationale niveaus moeilijk te behappen, laat staan het Europese niveau. In deze context is de toenemende belangstelling voor het duurzaam beheer van global public goods behartenswaardig, maar de praktische uitvoering blijft problematisch. De vooronderstelling dat de mens in staat is om de complexiteit van het ontwikkelingsproces in zijn geheel intellectueel te doorgronden, is een foutieve aanname. Wanneer bovendien in het multidimensionale ontwikkelingsproces niet alleen de eerder genoemde technologische, ecologische, economische, politieke, sociale, en culturele factoren in ogenschouw worden genomen, maar ook nog religieuze of spirituele factoren erin worden betrokken, dan wordt het proces des te ingewikkelder en ongrijpbaarder.

 

Couwenberg schrijft dat onder wetenschappers gewoonlijk geen consensus bestaat over de aanpak en oplossing van beleidsvraagstukken. Zo geven macro-economen over de aanpak van financieel-economische crises volstrekt verschillende adviezen. "Wetenschappelijk gefundeerde toekomstprognoses bieden ook onvoldoende houvast door toedoen van de wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen"[29]. Couwenberg spreekt van ‘het einde van het intellectuele (wens)dromen’. Couwenberg’s wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen is gerelateerd aan mijn illusie van het intellectuele holisme. Het menselijk intellect is simpelweg niet toereikend om het multidimensionale ontwikkelingsproces in al zijn facetten te overzien, laat staan te sturen. Juist omdat tegelijkertijd alle categorieën van factoren in Diagram 1 meespelen, die elkaar wederzijds beïnvloeden en terugkoppelingsmechanismen in gang zetten, wordt het ontwikkelingsproces veel minder voorspelbaar en stuurbaar dan wij graag zouden willen.

 

Zo is de belangrijkste niet wetenschappelijk te funderen vooronderstelling in de theorie van de efficiënte markthypothese dat de mens in staat is om de complexiteit van het marktsysteem als geheel te doorgronden. Maar de interacties en terugkoppelingsprocessen tussen ontelbare individuen (economische actoren) op verschillende systeemniveaus (van lokaal tot globaal) resulteren in positieve of negatieve synergiën: het geheel is meer dan de som der delen. Omdat niemand dit complexe proces kan overzien, ook hoogbetaalde managers niet, verwijzen we graag naar een ongrijpbare ‘onzichtbare hand’ die het op miraculeuze wijze zou regelen. Volgens Marjolijn Februari zijn de hogere klassen simplistisch. Hoewel de wereld steeds complexer wordt, heerst in de hogere klassen een verlangen naar simplisme en stelligheid. “Er woedt een chaos aan gegevens, de stroom van informatie zwelt indrukwekkend aan, maar in alle instituties wordt gezocht naar systemen die de warboel verwerken tot een simpel en eenduidig resultaat. En dat, deze hele institutionele onwil om complexiteit te erkennen, kan verklaren waarom de markt oprukt als antwoord op alle vragen". De markt wordt gezien als een rigoureus informatie verwerkend systeem dat “als bij toverslag op de proppen [komt] met een concreet resultaat: de prijs. Bij gebrek aan andere informatie verwerkende systemen laten bestuurders dus graag alles over aan de markt"[30].

 

Het holistische argument dat ‘het geheel meer is dan de som der delen’ klinkt aardig, maar waar is het op gebaseerd? De systeemtheorie spreekt van emergent properties of opkomende eigenschappen. Deze (vaak onverwachte) eigenschappen zijn het resultaat van wisselwerkingen en terugkoppelingen tussen ontelbare actoren en verschillende factoren op verscheidene systeemniveaus. Couwenberg’s wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen en mijn illusie van het intellectuele holisme maken dat causale verbanden niet eenduidig zijn en oplossingen dus ook niet[31].

 

Psychogene verandering

 

In de huidige financieel-economische crisis krijgen allerlei voorstellen voor het veranderen of aanscherpen van financiële maatschappelijke structuren (toezichthouders, banken, kredietbeoordelaars, etc.) veel aandacht. Maar er wordt nauwelijks gesproken over het onderliggende psychogene aspect. Wim Klever, auteur van een boek over Mandeville (1670-1733), zegt dat het onvoorwaardelijke marktgeloof een fataal simplisme is waarvan wij thans de wrange vruchten plukken[32]. De krasse uitspraak greed is good gaat historisch terug op de fameuze ondertitel van Bernard Mandeville’s Fable of the Bees (1714): private vices, public benefits. "Tot deze ‘gebreken’ behoort bovenal de hebzucht. Neoliberale economen ... beroepen zich graag op Mandeville. Meestal vergeten zij evenwel te vermelden dat deze in Rotterdam geboren ... filosoof niet zo naïef was om regulering van de markt door het politieke gezag overbodig te achten. Zijn betoog in rijmvorm eindigde met een duidelijke onderstreping van de noodzaak daarvan: so vice is beneficial found, when it‘s by Justice lopt and bound". De vraag is dan of de private hebzucht en het resulterende consumentisme afdoende door overheidsregulering ingedamd kunnen worden. In Diagram 1 is de politieke factor weliswaar meer omvattend dan de economische factor, maar ik denk dat het raadzaam is om naast regulering van buitenaf ook in te zetten op interne psychogene verandering. Naast de bovenste route in Diagram 4 verdient ook de onderste route meer aandacht in de bestrijding van consumentisme.

 

Ransijn citeert Wright Mills die zegt: “Morele mensen kunnen niet worden ontwikkeld in een immorele samenleving, maar een morele samenleving kan niet worden ontwikkeld zonder morele mensen… Dit is geen kip-en-ei probleem. Er is eenvoudig een volgorde van kippen die eieren leggen en eieren waaruit kippen worden uitgebroed. Evenzo worden mensen geselecteerd en gevormd door instituties en mensen creëren hun instituties… Toch zijn het de morele mensen - en vooral de sociaal zichtbare Representatieve Mensen - die door morele verandering te vragen het best morele issues onder de aandacht kunnen brengen”[33]. Ook in mijn Diagrammen 3 en 4 leg ik het primaat voor verandering bij individuele actoren, echter zonder de wisselwerking met maatschappelijke instituties te veronachtzamen.

 

Maar individuen hebben geen macht?

 

In een artikel in de NRC over de Europese politiek unie staat: “In plaats van de huidige ‘Ik-ben-hun-leider-dus-ik-volg-hen’ mentaliteit wordt echt leiderschap gevraagd" (Opinie & Debat, 16/17 juni 2012). Maar in mijn visie volgen leiders áltijd hun bevolking. Leiders weerspiegelen eenvoudigweg het onderliggende collectief bewustzijn van hun bevolking. Het is te simpel om te stellen dat een klein aantal ‘echte’ leiders draagvlak kunnen creëren onder hun miljoenen onderdanen. Zelfs retorisch begaafde, intelligente en (waarschijnlijk) moreel integere leiders als Barack Obama kunnen dat niet. Yes we can. Als het leven zo eenvoudig zou zijn ... dan zou de wereld er nu stukken beter uitzien. En had Marius de Geus zijn boek Filosofie van de eenvoud niet hoeven te schrijven. Het paradoxale is juist is dat de ‘Ik-ben-hun-leider-dus-ik-volg-hen’ attitude onontkoombaar is. Leiders leiden niet maar volgen. Dat brengt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de Europese crisis terug waar die hoort, namelijk bij de Europese burgers zelf. Leiders weerspiegelen onbewust de coherentie en kwaliteit van het collectieve bewustzijn[34].

 

Ransijn schrijft dat maatschappelijke processen een vergaande autonome dynamiek hebben. Dat is ontegenzeggelijk waar, maar alleen voor zo lang wij - de burgers - dat toelaten. Als bijvoorbeeld nieuwe technologische ontwikkelingen altijd meteen toegepast worden, lijkt het proces van technologie ontwikkeling autonoom te zijn en buiten onze controle. Maar in werkelijkheid laten wij toe dat technologie een soort eigenstandige status verwerft. Wij als burgers, consumenten en leden van maatschappelijke organisaties geven de technologische sector deze ogenschijnlijke macht. Met betrekking tot het concept ‘macht’ zei de Franse filosoof Etienne de La Boétie al in 1577 in zijn Discours de la servitude volontaire (vertoog over de vrijwillige slavernij) dat het zich onttrekken aan de werkingen van de macht soms belangrijker kan zijn dan het vormen van tegenmacht[35]. "[Met macht is het] precies zoals met een vuur dat van een vonkje groeit en steeds groter wordt zo lang het hout vindt om te branden. En zonder dat er water op is gegooid om het te blussen, maar alleen doordat er geen hout meer bij wordt gedaan, verteert het vuur zichzelf - omdat het niets anders heeft om te verteren - en verliest alle kracht, en is geen vuur meer" (de La Boétie: in Achterhuis 1988:275)[36].

 

Als men de disciplinerende macht niet (meer) gehoorzaamt, wordt zij als een wortel die geen vocht vindt en sterft. De filosoof Bruno Latour zegt: "Macht is niet iets dat men kan bezitten - het moet inderdaad eerder als een gevolg dan als een oorzaak van actie gezien worden ... De maatschappij is niet hetgeen dat ons bij elkaar houdt, het is wat bij elkaar wordt gehouden. De sociale wetenschappers hebben het gevolg voor de oorzaak aangezien, het passieve voor het actieve, hetgeen gelijmd wordt voor de lijm. Het verwijzen naar een reservoir van energie, of het nu om ‘kapitaal’ of ‘macht’ gaat, om het gehoorzame gedrag van de massa’s te verklaren, is dus zinloos. Dit reservoir is vol voor zolang men het niet nodig heeft, dat is zolang anderen het plichtsgetrouw vullen. Het is leeg wanneer men het nodig heeft, dat is wanneer de anderen het niet langer vullen. Er valt niet te ontkomen aan deze paradox. Hoe veel macht men ook schijnt te accumuleren, het is altijd nodig het te verkrijgen van de anderen ..." (Latour 1986: in Leeuwis 1993:107)[37].

 

De val van de Berlijnse Muur is een indrukwekkend voorbeeld waarop Latour’s interpretatie van het begrip macht van toepassing is. Zo gauw een bepaald aantal mensen ‘macht’ op een andere manier gaan interpreteren, i.c. power to the people, worden regeringen machteloos. Overheden en politieke machthebbers weerspiegelen slechts het collectieve bewustzijn van de bevolking. Hoewel een enkele sterke autoritaire politieke leider door charisma, retorische gaven, symboolpolitiek en/of een repressief regime enige invloed kan uitoefenen op het gedrag van zijn/haar onderdanen, is het uiteindelijk toch zo dat deze leider het collectieve bewustzijn van de bevolking weerspiegelt en volgt. Ook autoritaire of totalitaire machthebbers hebben niet voldoende ‘macht’ om bevolkingen van vele miljoenen mensen te sturen. Zij hebben slechts macht in zover en zolang de bevolking hen toestaat om macht te hebben.

 

Het vermogen of de macht van managers om gebeurtenissen te beïnvloeden is kleiner dan algemeen gedacht wordt. Wagemans (1987) heeft onderzocht waarom de toepassing van rationele planning en besluitvormingsmodellen in overheidsbureaucratieën zo vaak problematisch is[38]. Zijn conclusie is dat de formele macht om beslissingen te nemen over wat er zou moeten gebeuren groot is aan de top en klein aan de basis van organisaties. De feitelijke macht om beslissingen te nemen over wat er daadwerkelijk gebeurt, is echter klein aan de top en groot aan de basis van organisaties (ib., blz. 105). Met andere woorden, uiteindelijk zijn het de stafleden aan de basis van organisaties of ‘de mensen op de werkvloer’ of ‘de gewone man’ die bepalen wat er echt gebeurt. Vanwege de altijd bestaande dichotomie tussen de formele overheidsmacht en de informele, feitelijke macht van de bevolking is het zo dat zonder de daadwerkelijke instemming van de bevolking weinig tot niets zal veranderen. Van der Veen (2010) geeft bijvoorbeeld aan dat ook de eens zo machtige Chinese keizers uiteindelijk afhankelijk waren van de grote boerenbevolking en niet andersom[39].

 

Timothy Garton Ash, hoogleraar Europese Studies in Oxford, karakteriseert Václav Havel (1936-2011) als een wijs man[40]. Havel schreef als dissident over ‘de macht der machtelozen’ en ervoer als president ‘de machteloosheid der machtigen’, zegt Garton Ash. Havel’s wezenlijke inzicht waaruit elk burgerlijk verzet voortkomt, is dat "zelfs de meest onderdrukkende regimes afhankelijk zijn van een minimale volgzaamheid van de mensen die ze regeren". Deze ‘machteloosheid der machtigen’ en daarmee corresponderende ‘macht der machtelozen’ zou de hogere klassen te denken moeten geven. Ook de Arabische Lente is een voorbeeld van hoe snel ‘machtige’ regimes kunnen vallen. Dat daarmee de opbouw van waarlijk democratische staten nog geen gegeven is, moge duidelijk zijn. In deze context wil ik nogmaals opmerken dat de eerder benadrukte ‘bewustzijnsontwikkeling’ in de zin van spirituele transformatie iets anders is dan ‘politieke bewustwording van’ - in dit geval - ongelijke machtsverhoudingen. Dat laatste is belangrijk, maar niet afdoende om fundamentele veranderingen te bewerkstelligen. Waarom komt er op een gegeven moment, en meestal vrij abrupt, een einde aan de volgzaamheid van grote groepen mensen? Ik denk dat dit aan de coherentie van het collectief bewustzijn gerelateerd is. Omdat het collectief bewustzijn gevormd wordt door individuele ‘bewustzijnden’ blijft het oude spreekwoord van kracht: als je de wereld wilt veranderen, begin bij jezelf. Individuen hebben macht. De ogenschijnlijk enorme concentratie van economische en politieke macht in multinationale ondernemingen ontstaat door de verstrengeling van de belangen van economische en politieke elites. Maar wij in onze rol als burgers, consumenten en leden van maatschappelijke organisaties laten deze machtsverdeling toe. Wij geven ‘macht’ uit handen. En bovendien hoeven we niet toe te geven aan de overdreven mimetische begeerte, die een ongebreideld consumentisme aanjaagt.

 

Met betrekking tot de illusie van het intellectuele holisme en het begrip macht zijn kredietbeoordelaars een interessante groep ‘deskundigen’ die de eigen beperkingen liever binnenskamers houdt[41]. De impact van de experts van de rating agencies is uiteindelijk gebaseerd op het fenomeen van de self-fulfilling prophecy: "feitelijk gedrag dat gebaseerd is op een als zodanig ervaren en/of gepresenteerde werkelijkheid, [beïnvloedt] de feitelijkheid in de richting van die perceptie". Oftewel het Thomas-theorema: If men define situations as real, they are real in their consequences. Dan wordt het geschetste beeld belangrijker dan de waarheid. Moderne ICT is uitermate nuttig, maar verleent op computersimulaties gebaseerde toekomstscenario’s ook een aureool van wetenschappelijkheid en betrouwbaarheid, dat vaak onterecht is. Waarom geven we kredietbeoordelaars zo veel macht?

 

Maatschappelijk vertrouwen

 

Ik heb eerder gesteld dat maatschappelijk vertrouwen of ‘sociaal kapitaal’ de onzichtbare lijm is die de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld bij elkaar houdt (zie de paragraaf: Drie domeinen in de samenleving). Het sociaal kapitaal is het geheel van onderling vertrouwen, sociale normen, instituties en netwerken. De opbouw van sociaal kapitaal binnen natiestaten is een proces dat decennia, of misschien zelfs wel eeuwen, in beslag neemt. Daarom resulteren snelle machtswisselingen zoals in de Arabische Lente niet meteen in bloeiende democratische natiestaten. Maatschappelijk vertrouwen is een sleutelfactor. Het bepaalt voor een groot deel hoe mensen zich individueel en collectief gedragen. Maar ik koppel dit maatschappelijk vertrouwen, de onzichtbare lijm, aan het onderliggend collectief bewustzijn (zie Diagram 5)[42].

 

Maatschappelijk vertrouwen is relatief gemakkelijk op te bouwen in kleine gemeenschappen. Hier komt de paradox ‘lokalisering versus globalisering’ om de hoek kijken. Het is een paradox, een schijnbare tegenstelling, omdat mensen zich zowel thuis kunnen voelen in het eigene als in het grotere geheel. Het is zaak de kring waarin vertrouwen aanwezig is geleidelijk aan uit te breiden tot er sprake is van waarlijk kosmopolitisch gedrag. Deze inbedding in steeds grotere kringen van maatschappelijk vertrouwen is ruimer naarmate het coherent collectief bewustzijn meer mensen omvat (van je eigen gezin/familie tot de aarde als geheel). De paradox lokalisering versus globalisering is gerelateerd aan de paradox integriteit versus integratie. Persoonlijke integriteit (een complete persoonlijkheid levend op een bepaalde plek op aarde) kan samengaan met globale integratie (waarlijk kosmopolitisch gedrag). Het gegeven dat zelfvertrouwen voorafgaat aan vertrouwen in anderen impliceert dat persoonlijke integriteit voorafgaat aan integratie. Persoonlijke integriteit of Zelf-vertrouwen komt tot stand door bewustzijnsontwikkeling of spirituele transformatie. Effectieve en efficiënte technieken voor bewustzijnsontwikkeling kunnen tegelijkertijd integriteit én integratie bewerkstelligen.

 

Ger Groot schrijft: "We mogen dat vertrouwen met een geuzennaam ‘naïviteit’ noemen, maar daarmee is het nog niet wereldvreemd. In werkelijkheid gaan we er bijna voortdurend gedachteloos van uit. Daarom is het met onze samenleving nog niet zo treurig gesteld ... Ondanks al ons gemopper is het maatschappelijk vertrouwen in Nederland nog opmerkelijk groot"[43]. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) meldde in 2011 dat Nederland nog steeds een high trust society is. Dit betekent dat Nederland een relatief coherent collectief bewustzijn van hoge kwaliteit heeft. Na meer dan 20 jaar in Afrika te hebben gewoond en gewerkt kan ik uit eigen ervaring bevestigen dat Nederland een uitermate vrij, prettig en goed geordend land is. In overeenstemming met Diagram 1 is mijns inziens de dominante causale relatie: spiritueel kapitaal → sociaal kapitaal → financieel/economisch kapitaal. Een relatief hoog niveau van spiritueel kapitaal resulteert in een coherent collectief bewustzijn, wat meer sociaal kapitaal genereert, wat op zijn beurt meer financieel kapitaal voortbrengt. Het desondanks nog toenemende consumentisme in westerse maatschappijen vraagt om nog meer investering in spiritueel kapitaal. Dan zal de onderste route in Diagram 4 in meer positief georiënteerde interne waarden en meer altruïstisch en ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag resulteren.

 

Binnen het domein van het maatschappelijk middenveld in Diagram 5 zijn mijns inziens vooral coöperaties belangrijk. Coöperaties zijn belangrijk als schakel tussen het micro- en macroniveau, voor het promoten van bottom-up verandering door lokale change agents, het creëren van groepsvertrouwen en sociaal kapitaal, het opbouwen van politieke en economische tegenmacht, het creëren van vertrouwen en synergetische samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden in geïntegreerde ketens (value chain development). Wanneer een zeker aantal change agents op lokaal niveau veranderingen weet te bewerkstelligen, pas dan zal in veel gevallen de overheid dit proces gaan ondersteunen op macroniveau. De vraag is dan hoeveel change agents nodig zijn om de overheid zo ver te krijgen. De Nederlandse geschiedenis leert dat coöperatievorming (van lokaal tot nationaal niveau) van groot belang is om op grote schaal effecten te kunnen genereren. Coöperaties streven naast economische ook sociale en politieke doelstellingen na. De coöperatie als belangrijke maatschappelijke structuur vormt een effectieve verbinding tussen individuele actoren en overheid en markt. De coöperatie genereert bovenal sociaal kapitaal.

 

Paren van tegengestelden

 

In bovenstaande paragraaf schrijf ik over de paradoxen lokalisering versus globalisering en integriteit versus integratie. De fundamentele integriteit versus integratie paradox óf zelfassertiviteit versus zelftranscendentie paradox kan alleen maar worden getranscendeerd door middel van bewustzijnsontwikkeling[44]. Helaas is de loyaliteit in legereenheden of in andere strikte groepsverbanden (bijvoorbeeld bij voetbalhooligans of clubs van neoliberale financiële speculanten) bijna altijd sterker dan de individuele morele integriteit. De regressieve kuddementaliteit legt te veel nadruk op de integriteit van de groep en te weinig op integratie in het grotere geheel. Het aanwakkeren van etnische identiteiten (de genocide in Rwanda) of religieuze identiteiten (talrijke godsdienstconflicten) door politici is daardoor relatief gemakkelijk. Daarom dient gezonde persoonlijkheidsontwikkeling door middel van bewustzijnsontwikkeling centraal te staan, evenals het gegeven dat het (globale) collectief bewustzijn per definitie iedereen omvat, niet alleen groeps- of geestverwanten.

 

Synergetische samenwerking tussen mensen vraagt om zelftranscendentie en zelfassertiviteit. Men moet in een groep kunnen functioneren en tegelijkertijd een vrije en onafhankelijke persoon binnen de groep blijven. Het overdreven beklemtonen van eigenheid en verschillen tussen mensen is een gevolg van een zwakke identiteit. Als mensen zich bedreigd voelen, zoeken ze naar voortdurende bevestiging van hun identiteit (Van Eijk 2007, p. 377)[45]. Mensen met een sterke identiteit of persoonlijkheid accepteren het feit van individuele diversiteit (persoonlijke integriteit) en de universele eenheid van de mensheid (integratie). Integriteit en integratie, competitie en samenwerking, culturele diversiteit en menselijke uniformiteit, zelfassertiviteit en zelftranscendentie: deze tegenpolen in dualiteiten hebben beide bestaansrecht. Regelmatige beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling bevordert diametrale ontwikkeling – “de geïntegreerde groei van kwaliteiten die diametraal tegengesteld lijken” (Swanson & Oates 1989:118)[46]. Omslagpunten naar hogere niveaus van maatschappelijke ontwikkeling kunnen tot stand komen wanneer voldoende mensen in diametrale ontwikkeling groeien[47].

 

De tegenpolen in paren van tegengestelden (dualiteiten, polariteiten, dichotomieën) kunnen onderscheiden maar niet gescheiden worden. Het zijn paradoxen (schijnbare tegenstellingen) die uiteindelijk de twee kanten van één munt vormen, een eenheid-in-verscheidenheid, een werkelijkheid met een Janus-gezicht[48]. Met betrekking tot bijvoorbeeld de man-vrouw polariteit merkt Howard-Borjas op dat mannen en vrouwen de twee kanten van één munt zijn en dat éénzijdige munten gewoonweg niet bestaan[49]. Men kan betogen dat de tegenpolen ‘gebalanceerd’ moeten worden of dat ze ‘complementair’ zijn, maar zulke beweringen zijn intellectuele interpretaties. Hegel spreekt over een dialectische integratie van tegenpolen (these, antithese en synthese). Volgens hem genereert de interactie tussen de tegenpolen een derde stadium waarin de tegenpolen geïntegreerd worden in een rijkere en hogere synthese, een fase waarin de tegenpolen tegelijkertijd overwonnen en vervuld, getranscendeerd en bewaard worden. Het cruciale woord in Hegel’s dialectische integratie is aufheben, wat zowel ‘opheffen, tenietdoen’ als ‘optillen’ betekent[50]. Het begrip tegenpolen kan alleen maar gekend worden tegen de achtergrond van eenheid of heelheid. Hegel’s transcenderen van tegenpolen naar een hogere synthese van heelheid is mijns inziens een soort spirituele ervaring, die de niet-dualiteit van paren van tegenpolen openbaart.

Diagram 6: Het Janus gezicht: symbool van non-dualiteit

 

Ik vermoed dat het (h)erkennen van Hegel’s these en antithese en vooral het daadwerkelijk ‘leven’ van de dynamische synthese, een of andere techniek voor bewustzijnsontwikkeling vereist: bewustzijnsontwikkeling in de vorm van de eerder gedefinieerde ervaringsspiritualiteit. De keuze voor zo’n techniek zal altijd persoon-, cultuur- en tijdgebonden zijn, maar als wetenschapper pleit ik wel voor grondig wetenschappelijk onderzoek naar de daadwerkelijke effecten van het beoefenen van een techniek: effecten op de fysiologische, psychologische, sociale en ecologische aspecten van het menselijk handelen.

 

In synergie-rijke systemen worden zelf-assertieve en zelf-transcenderende tendensen tegelijkertijd gerealiseerd, eerst dan ontstaat de ‘magie’ van holistisch of synergetisch functioneren (bijvoorbeeld in een goed spelend voetbalteam). Paren van tegenpolen zijn binnen de normale logica onverenigbaar: ze laten zien dat "het leven groter is dan de logica"[51]. Zulke divergerende problemen zijn onoplosbaar op ons normale zijnsniveau. Ze moeten ‘geleefd’ worden op een hoger niveau van gewaar zijn[52]. Aangezien wijzelf de werkelijkheid opdelen in ontelbare paren van tegenpolen, kunnen wij deze ‘vergissing van het intellect’ ook weer ongedaan maken. Om divergerende problemen te kunnen transcenderen of ‘overstijgen’ is een mobilisatie van hogere vermogens nodig, die niets minder omvat dan "betere mensen te worden"[53]. Het vereist diametrale ontwikkeling.

 

In deze context is het onderscheid tussen enerzijds informatie en kennis, en anderzijds wijsheid, belangrijk. Aan het begrip wijsheid kunnen, onder andere, de volgende concepten gerelateerd worden: maatschappelijke rationaliteit, omvattende rationaliteit, maatschappelijk inzicht, holistische waarneming, en het daadwerkelijk leven van tegenpolen. Wijsheid verwijst naar iets dat voorbij het discursieve denken ligt. Schumacher zegt dat "we nu veel te slim zijn om zonder wijsheid te kunnen overleven"[54]. In het in wezen onvoorspelbare en grotendeels oncontroleerbare ontwikkelingsproces, waarin zo vele actoren, structuren en factoren een rol spelen, lijkt een vermogen om wijze, vooruitziende beslissingen te kunnen nemen onmisbaar. Het Janus gezicht, als een symbool van non-dualiteit, drukt uit dat het intellect (naar buiten kijkend) en ervaringsspiritualiteit (naar binnen kijkend) gelijktijdig gebruikt kunnen worden om wijsheid te creëren. Deze wijsheid resulteert dan in synergetische samenwerking en (ecologische en economische) duurzaamheid. Of zoals Marli Huijer laat zien in een artikel in Civis Mundi: tegenpolen bepalen elkaar in plaats van elkaar uit te sluiten. Het is geen zaak van of-of maar van en-en[55].

 

Ransijn refereert aan het boek van Klaas van Egmond ‘Een vorm van beschaving’ uit 2010. Ook in zijn boek staat het overbruggen van paren van tegenstellingen centraal. Dit overbruggen is inderdaad the fabric of life en bepalend voor het bereiken van duurzaamheid. Echter het zich intellectueel bewust worden van de vele paren van tegenstellingen is wel noodzakelijk, maar niet afdoende om deze tegenstellingen daadwerkelijk te kunnen ‘leven’ zoals Schumacher het bedoelt, of wat Hegel met aufheben aangeeft. Van Egmond (2010, p. 255) schrijft: “Het Westen denkt meer in termen van het assenkruis dat de (te overbruggen) tegenstellingen weergeeft en het Oosten denkt vanuit de omhullende cirkel, reeds voorbij de tegenstellingen” (zie Diagram 7). Wat is dit ‘reeds voorbij de tegenstellingen zijn’ dan en hoe doe je dat? Hoe gaat het ‘denken vanuit de omhullende cirkel’ in zijn werk? In mijn visie vereist het permanent transcenderen van de paren van tegenstellingen, het daadwerkelijk leven van de dynamische synthese, het bereiken van de eenheid-in-diversiteit, vooral effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Ook het woord uni-versiteit verwijst naar een eenheid-in-diversiteit, maar leren we daar bijvoorbeeld om delen en gehelen tegelijkertijd te bezien? Is interdisciplinariteit of een holistische trans-disciplinariteit daar common practice?[56]

 

Diagram 7: Een assenkruis van tegenstellingen en een omhullende cirkel

 

Uiteindelijk zijn kennis en ook gedrag gestructureerd in bewustzijn, zoals Diagram 4 aangeeft. Ransijn schrijft dat bij Klaas van Egmond het spirituele aspect een hoofdrol krijgt, anders dan bij De Geus. Ook Ransijn wijst op het belang van “de balans tussen het materiële en spirituele, het ik en de ander, het individuele en collectieve, de delen en het geheel. Dit is eeuwenoude boerenwijsheid van alle tijden en culturen…”. Het belang van het overbruggen, of beter transcenderen, van paren van tegenstellingen is ongetwijfeld eeuwenoude boerenwijsheid of perennial philosophy, zoals Ransijn zegt in zijn verwijzing naar het boek van Eckhart Tolle: Een nieuwe aarde; dé uitdaging van deze tijd. “[Eckhart Tolle] licht toe dat een bewustzijn dat het ego overstijgt of transcendeert de basis is van een nieuwe aarde en de ontdekking van de innerlijke ruimte, waarin vervulling is te realiseren. Eigenlijk is dit eeuwige universele wijsheid, perennial philosophy die in spirituele bewegingen en religies wordt uitgedrukt, in eigentijdse termen verwoord. Het gaat om ‘ontdekken wie je echt bent’. Zolang dat niet het geval is blijven we gevangen in de wensen van het ego, die mateloos zijn en leiden tot mateloos consumeren. Ons onvervulde verlangen ligt ten grondslag aan onze (milieu)problematiek en het gebrek aan eenvoud. De ervaring van de onderliggende eenheid van het bewustzijn, de innerlijke ruimte voorbij het ego, is ook de vervulling van de filosofie van de eenvoud”.

 

Als het transcenderen van het ego met zijn/haar consumentisme zo ontzettend belangrijk is, waarom beoefenen dan zo weinig mensen effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling? “Met de harde hand van de geschiedenis wordt vaak teweeg gebracht wat goed bedoelde zachte kritische vermaningen niet voor elkaar krijgen” schrijft Ransijn. Is een catastrofale milieuramp de meest waarschijnlijke optie om van het consumentisme af te komen? Moet de wal het schip keren? Zo niet, hoe krijgen we dan veel meer mensen aan het transcenderen? Hoe wordt ervaringsspiritualiteit gewoon? Hoe wordt de onderste route in Diagram 4 meer bewandeld? Als het antwoord is ‘door een meer coherent collectief bewustzijn van hogere kwaliteit’, dan is dat correct, maar raak je verzeild in een cirkel redenering omdat het collectief bewustzijn wordt gevormd door individuele bewustzijnden. Uiteindelijk blijft gelden: als je de wereld wilt veranderen, begin bij jezelf.

 

 

*Dr.ir. Toon van Eijk (1952) is tropisch landbouwkundige en werkte ongeveer 20 jaar in Oostelijk en Zuidelijk Afrika. Tegenwoordig is hij freelance consultant op het gebied van plattelandsontwikkeling in vooral Afrika. E-mail: toon.vaneijk@scarlet.nl

 

 

Eindnoten



[2] Ik wil hier opmerken dat Piet Ransijn degene is die mij in 1972 de Transcendente Meditatie techniek heeft geleerd. Deze kleine investering van 80 gulden (studenten-korting) is veruit de beste investering die ik ooit in mijn leven heb gedaan.

[3] Van Eijk, T., 2010, Economie, statuswedloop en zelfregulering. Civis Mundi digitaal # 1, september 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1436

Van Eijk, T. (2012), Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi digitaal # 9, januari 2012. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1789&

Van Eijk, T., 2009, Hoe de statuswedloop kan worden beperkt. Me Judice, jaargang 2, 2 juni 2009.

http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/hoe-de-statuswedloop-kan-worden-beperkt

[4] Van Eijk, T., 2010, Neoliberalisme en de rol van religie in ontwikkelingssamenwerking. Civis Mundi digitaal # 2, december 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1507

[5] Van Eijk, T., 1998, Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands  http://edepot.wur.nl/121226

[6] Ransijn, P., 1985, A rational way to peace and fulfilment. The unified field of consciousness in a sociological perspective. Soma Scientific Publisher, Lelystad.

[7] Van Eijk, T. (2012), Hoe krijgen we een Europese politieke unie?Civis Mundi digitaal # 12, juli 2012

http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1880

[8] Hofstede, G., 1994, Cultures and Organizations. Software of the Mind. Intercultural Cooperation and its Importance for Survival. HarperCollinsBusiness, London [First published in 1991].

[9] Van Eijk T. (2007) Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Royal Tropical Institute (KIT), KIT Publishers, Amsterdam. ISBN: 978 90 6832 610 9.  

Van Eijk T. (2010). Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl

[10] Van Eijk, T. (2012), Moet een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld bezuinigen op ontwikkelingshulp? Civis Mundi digitaal # 11, mei 2012. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1849

[11] Chambers, R., 1997, Whose reality counts? Putting the first last. Intermediate Technology Publications, London.

[12] Ransijn, P., 1983, Bewustzijnsontwikkeling door TM: een rationele weg naar vrede en vervulling? Civis Mundi 22, 183-9.

[13] Bieckmann F. (2008). Editorial: Crisis? What crisis? The Broker, Issue 11, December 2008.

[14] Van Eijk, T., 2010, Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl

[15] Zie eindnoot 4.

[16] Zie eindnoot 6.

[17] Zie eindnoot 3.

[18] Zie eindnoot 3 en dan in het bijzonder hoofdstuk 9 in het artikel in de Civis Mundi van September 2010: ‘Wetenschappelijk onderzoek naar een techniek voor bewustzijnsontwikkeling’. Zie ook mijn proefschrift: Eindnoot 5. 

[19] Van Eijk, T. (2011), Achtergrond Aziatisch proces van modernisering. Civis Mundi digitaal # 3, april 2011. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644

[20] Zie eindnoot 19

[21] Er zijn ook negatief gerichte interne waarden die in onvrij, niet altruïstisch gedrag resulteren. Voor een meer gedetailleerde bespreking van Diagram 4 en internalisatie en feedback processen, zie hoofdstuk 18 in Van Eijk 2007. Zie eindnoot 9.

[22] W.B.H.J. van de Donk (2001). De gedragen gemeenschap. Over katholiek maatschappelijk organiseren de ontzuiling voorbij. Inauguration Tilburg University, Sdu Uitgevers, Den Haag.

[23] Van Eijk, T. (2012), Vervang de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ door de ‘onzichtbare hand van het collectieve bewustzijn’ Civis Mundi digitaal # 12, juli 2012

http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1866

[24] Zie eindnoot 4

[25] Zie eindnoot 9.

[26] Koestler, A., 1989, The ghost in the machine. Arkana Books, London [First published by Hutchinson & Co in 1967].

[27] Zie eindnoot 19.

[28] Zie eindnoot 5.

[29] Zie eindnoot 3 (Van Eijk 2012).

[30] Marjolijn Februari: ‘Hoge, onredelijke klasse’ in NRC 2 april 2012. Zie ook eindnoot 10.

[31] Zie eindnoot 10.

[32] Zie eindnoot 3: Van Eijk 2012.

[33] Zie eindnoot 1.

[34] Zie eindnoot 7.

[35] Zie eindnoot 19.

[36] Achterhuis, H., 1988, Het rijk van de schaarste. Van Thomas Hobbes tot Michel Foucault. Uitgeverij Ambo bv, Baarn, Nederland (2e druk).

[37] Latour, B., 1986, The powers of association. In: J. Law (ed.). Power, action and belief: A new sociology of knowledge? Routledge & Kegan Paul, Boston. pp.264-280.

Leeuwis, C., 1993, Of computers, myths and modelling. The social construction of diversity, knowledge, information and communication technologies in Dutch horticulture and agricultural extension. Wageningen Studies in Sociology no. 36, Wageningen.

[38] Wagemans, M.C.H., 1987, Een op ervaringen gebaseerde studie naar de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen. Ph.D. thesis, Wageningen Agricultural University.

[39] Van der Veen, R. , 2010, Waarom Azië rijk en machtig wordt. KIT Publishers, Amsterdam. Zie ook eindnoot 19.

[40] Timothy Garton Ash: ‘Weinigen hebben zo veel van waarde nagelaten als Havel’ in NRC 19 december 2011. Zie ook eindnoot 10.

[41] Zie eindnoot 3: Van Eijk 2012. 

[42] Zie eindnoot 10.

[43] Ger Groot: ‘Alle Nederlanders, behalve ik, zijn ongelukkig en hufterig’. Kleine sociologie van de achterdocht. NRC 19 & 20 februari 2011. Zie ook eindnoot 10.

[44] Zie eindnoot 4.

[45] Zie eindnoot 9.

[46] Swanson G. and R. Oates (1989). Enlightened management. Building high-performance people. Maharishi International University Press, Fairfield, Iowa, USA.

[47] Zie eindnoot 14: Van Eijk 2010 (p. 128-9).

[48] Zie eindnoot 3: Van Eijk 2012.

[49] Howard-Borjas P. Interview in Wagenings Universiteitsblad, 05-10-1995.

[50] Van Eijk 2007: p. 291/2. Zie eindnoot 9.

[51] Schumacher E.F. (1977:123). A guide for the perplexed. Harper & Row Publishers, New York.

[52] Schumacher E.F. (1989:102). Small is beautiful. Economics as if people mattered. Reprint: Harper Perennial, New York (First published in 1973).

[53] Schumacher 1977:124 (zie eindnoot 51).

[54] Schumacher 1977:55 (zie eindnoot 51).

[55] Marli Huijer, Ritmes en levenskunst. Civis Mundi digitaal # 8, november 2011. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1749

[56] Voor een bespreking van wat trans-disciplinariteit zou kunnen inhouden verwijs ik naar hoofdstuk 11.3 van mijn proefschrift. Zie eindnoot 5.