De Franse Parti Socialiste en Europa: een oorverdovende stilte

Civis Mundi Digitaal #33

door Jan de Boer

Tien jaar geleden in mei 2005 verwierpen 15 miljoen Fransen via een referendum met een krappe meerderheid het voorgestelde verdrag dat Europa een grondwettelijk karakter moest geven (met later eenzelfde resultaat in Nederland) met als gevolg een politieke aardbeving in het land en een forse crisis binnen de Europese Unie. Dit “nee" markeerde ook een eerste duidelijke breuk in de Franse politieke en sociale geschiedenis tussen de politieke en economische "elite" enerzijds en het “volk" anderzijds. De hogere sociale klassen en de gepensioneerden stemden voor het merendeel “ja", de lagere sociale klassen en de middenklasse, ongerust dat de economische crisis voor haar verval mee zou brengen, stemden grotendeels “nee". Onderzoek wees uit, dat de "nee-stemmers" zich overigens voor meer dan de helft lieten leiden door hun onvrede met de binnenlandse politiek van Jacques Chirac: werkeloosheid, etc. en niet zozeer door Europa. De "ja-stemmers "daarentegen lieten zich voor meer dan tachtig procent leiden door de verdere constructie van Europa.

 

In het daaropvolgend verdrag van Lissabon - voor alle veiligheid niet aan een referendum onderworpen - geratificeerd door alle betreffende regeringen werden de symbolen van het verworpen verdrag van 2005 verwijderd: het woord “grondwet", de Europese vlag en het volkslied. En dat werd met een lichtere en kortere tekst veel van het verworpen verdrag overeind gehouden.

 

Waar zijn de "nee -stemmers" van het verworpen verdrag gebleven? Geen enkele politieke partij heeft dit deel van het Franse electoraat in zijn geheel weten in te lijven. De politieke partijen en groeperingen die in 2005 het "nee" verkondigden was een allegaartje van volkomen verschillende denkrichtingen: het extreem rechtse deel van het Front National, de groep souvereinisten binnen de rechtse UMP, de communistische partij, de trotskistische formaties LCR en LO, een deel van de Parti Socialiste en de écologisten. Onmogelijk om een coherente politieke kracht in zo’n

politiek versplinterd landschap te creëren.

 

Het Front National is tien jaar na het referendum onbetwistbaar de politieke partij die electoraal het meeste voordeel heeft behaald uit deze breuk in de Franse politieke en sociale geschiedenis. In tien jaar tijd is de electorale basis van het Front National van 15 tot 18 procent in respectievelijk 2002 en 2004 bijna verdubbeld.

Radicaal politiek links met ook nieuwe partijen als de “Nouveau Parti Anticapitaliste", “Europe Ecologie- les Verts" en het" Front de Gauche" waren zo gefocust op hun eigen partijpolitieke belangen in deze tien jaar dat zij samen geen nieuwe dynamiek hebben weten te creëren.

En al hebben zo links en ter rechterzijde de UMP het overgrote deel van hun electorale basis van 2005 weten vast te houden, een deel van hun kiezers stemt nu toch voor het Front National of onthoudt zich van stemming.

 

Breuk van 2005 verder versterkt

De politieke tegenstelling die de breuk van 2005 te zien gaf, heeft zich de afgelopen tien jaar

versterkt en versterkt zich nog steeds tussen enerzijds de stedelijke buitengebieden en het platteland

dat zich in de steek gelaten en slachtoffer van de liberale mondialisering en Europa voelen waar het Front National op inspeelt, en anderzijds de steden zelf die de toekomst positief inzien.

Deze breuk is - als het goed is - voor de politieke partijen waarop de regering steunt meer dan ooit de inzet voor de regionale verkiezingen in december van dit jaar en de presidentsverkiezing in 2017.

 

François Hollande die tijdens het referendum voor de Europese grondwet secretaris van de Parti Socialiste was, is altijd een voorstander van deze Europese grondwet geweest. Hij was vol vertrouwen over een positieve uitslag van dit referendum van 2005, mee gevoed door een zeer positieve uitslag van een door hem een jaar tevoren binnen de Parti Socialiste georganiseerd referendum over deze kwestie, waarmee hij ook tegenstanders binnen de Parti Socialiste van dit verdrag in de Parti Socialiste wilde isoleren, niet in de laatste plaats Laurent Fabius als zijn belangrijkste concurrent voor de presidentsverkiezingen van 2006.

De dreun van het nationale “nee" tot zelfs in zijn thuisbasis: de stad Tulle tegen het verdrag van de Europese grondwet kwam dan ook keihard aan. Hij begreep heel goed wat hiervan de gevolgen waren voor zijn politieke carrière. Zijn hoop om in 2006 als president van Frankrijk gekozen te worden, ging in rook op. Hij moest terugtreden uiteindelijk ten gunste van Ségolène Royal die de presidentsverkiezing overigens verloor van de kandidaat van de rechtse UMP: Nicolas Sarkozy.

Dit echec heeft duurzaam niet zozeer wat zijn overtuiging betreft maar wel de manier waarop hij sindsdien het dossier Europa behandelt, gemarkeerd.

 

De getraumatiseerde François Hollande bleef secretaris van de Parti Socialiste, deed er alles aan om te vermijden dat de interne verdeeldheid binnen zijn Parti Socialiste met betrekking tot Europa weer zichtbaar zou worden. Alle debatten die de "eenheid" kwaad zouden kunnen doen, werden vermeden. En zijn campagne voor het presidentschap van Frankrijk in 2012 had dan ook wat Europa betreft een duidelijk tweeslachtig karakter.

 

De zittende president Nicolas Sarkozy werd niet zozeer door zijn politiek als wel door zijn algemeen provocerend gedrag door François Hollande in 2012 verslagen. Eenmaal voor een periode van vijf jaar als president gekozen benoemde hij ter wille van de "eenheid" binnen de Parti Socialiste Laurent Fabius als tweede man van zijn regering en kreeg Bernard Cazaneuve - destijds ook een notoire "nee-stemmer" - de portefeuille Europese zaken. Manuel Valls, ook een "nee-stemmer", is sinds 2014 eerste minister. Deze tactische manoeuvre van François Hollande heeft overigens niet verhinderd dat de politiek-sociologische breuk die in 2005 duidelijk aan het licht kwam en Frankrijk in twee kampen verdeelde, zijn weerslag in de fractie van de Parti Socialiste in de Assemblée (= te vergelijken met de Nederlandse Tweede Kamer) kreeg. Een minderheid in deze fractie, de "frondeurs" (de "oppositie" binnen de fractie), is zwaar gefrustreerd dat François Hollande niet het in de verkiezingscampagne verkondigde linkse beleid voert, maar in de praktijk een gewoon orthodox liberaal beleid, waarvan zijn minister van Economische zaken, industrie en digitalisering, Emmanuel Macron, één van de grote voorvechters is. Grotendeels vallen deze

 “frondeurs" samen met de "nee-stemmers" van 2005, en worden tot dusverre maar wel met moeite in het politieke partij-gareel gehouden.

 

Het duo Hollande-Valls blijft gemarkeerd door het echec van het Europese referendum 2005. Het houden van referenda wordt als de pest gemeden, terwijl er verschillende keren daarvoor goede mogelijkheden waren zeker wat betreft de door François Hollande tijdens zijn verkiezingscampagne gedane beloften inzake wijzigingen in de grondwet die nu tot Sint Juttemis uitgesteld zijn. Een voorbeeld daarvan is het beloofde kiesrecht voor de gemeenteraad van buitenlanders van buiten Europa die hier reeds vijf jaar werken en belasting betalen.

Een andere verkiezingsbelofte: het opnieuw onderhandelen over het Europees budgettair verdrag dat een strikt budgettaire discipline vereist om “Griekse situaties" in de toekomst te voorkomen, is ook "vergeten" en dus heeft ook de fractie van de Parti Socialiste in de Assemblée voor dit verdrag gestemd.

 

Ook Manuel Valls slaat wat betreft Europa een uiterst verzoenende toon aan. Hij vermijdt zoveel mogelijk discussies over een verdere constructie van Europa, spreekt liever over de noodzaak van meer souplesse inzake de monetaire politiek van de Centrale Europese Bank, want het voldoen aan de eis om het Franse begrotingstekort tot beneden de 3 procent terug te dringen, is en blijft tenminste een heikele zaak. Griekenland een lesje leren, is gemakkelijk maar niet erg geloofwaardig als Frankrijk zelf voor de zoveelste keer niet aan de door de landen van de eurozone zelf gestelde begrotingseisen voldoet.

 

Discussies met Duitsland worden vermeden, er is zodoende geen werkelijk Duits-Frans Europees beleid zodat de "motor van Europa" hapert. Voor een werkelijke Europese integratie - ook op economisch terrein - is een democratisering van de Europese instellingen en een verdere politieke integratie onmisbaar. In tegenstelling tot Duitsland heeft Frankrijk daaraan geen boodschap: “la grandeur" en de daarmee verbonden eigen soevereiniteit is een niet te overwinnen Franse obsessie. Mee daardoor blijft de eurozone uiterst kwetsbaar.

 

François Hollande en Manuel Valls zien beiden duidelijk het risico dat nog steeds sinds 2005 de Parti Socialiste boven het hoofd hangt. Maar eerder dan zich in te spannen om, hoe moeilijk ook, deze breuk te helen, doen ze er alles aan om te vermijden dat deze zich weer manifesteert door deze heel diep te begraven onder een bedrieglijke schijn van consensus. Of dat vol te houden is in de campagne voor de regionale verkiezingen in december en zeker in de presidentscampagne voor 2017 is zeer te betwijfelen. De kans op een scheuring van de Parti Socialiste moet dan ook niet onderschat worden met op de achtergrond de interne machtsstrijd tussen François Hollande en Manuel Valls.