Zingeving van het leven voor en na de dood, Deel II, De visie van Tolstoj en Jung

Civis Mundi Digitaal #34

door Piet Ransijn

In dit vervolgartikel over zingeving gaat over de vraag van Tolstoj wat de zin is van het leven als de dood geen zin heeft en het einde is. Hij worstelt met deze vraag in zijn onovertroffen verhaal De dood van Ivan Illich. Deze ervaart de dood en het einde van zijn leven niet als zinvol, hooguit als een bevrijding van het lijden. Het leven zou voor hem en vele anderen meer zin krijgen als er een vervolg zou zijn na de dood. Wat betreft de vele teksten over het sterven beperken wij ons tot de visie van Tolstoj en Jung die een resumé geven van de visie die in dit artikel wordt  onderschreven en in een cultuursociologische context wordt geplaatst aan de hand van wat Max Weber over Tolstoj schrijft. 

Jung beschouwt opvattingen omtrent voorbestaan na de dood niet als sociaal bepaalde functionele fantasieën die angst reduceren, zoals socioloog Norbert Elias schrijft in zijn boek De eenzaamheid van stervenden in onze tijd. We beginnen met de sociologische context, daarna de visie van Tolstoj gevolgd door die van Jung.

 

1.   Entzauberung der Welt: in de ‘ontgeestelijkte’ wereld is de dood een zinloos gegeven

Het leven krijgt geen toegevoegde zin maar deze zin kan wel ontnomen worden door het proces van ‘Entzauberung der Welt’, de onttovering, ontheiliging en ‘ontgeestelijking’ die gepaard gaat met het proces van rationalisering, secularisering en rationalisering en verwetenschappelijking, aldus Max Weber in het voetspoor van Nietzsche. Zijn vraag is of de wetenschap zin en doel aan het leven kan geven nadat zij heeft bewezen dat zij deze weg kan nemen en vernietigen. Bij Iwan Illich en Weber is de (medische) wetenschap niet bij machte het leven zin te geven. Weber schrijft in zijn beroemde lezing Wetenschap als beroep en roeping:

“Hebben deze processen… van ‘vooruitgang’, waartoe de wetenschap behoort als schakel en motiverende kracht, enige betekenis die verder gaat dan het praktische en technische? We vinden deze vraag in de meest principiële vorm gesteld door Leo Tolstoj… Al zijn gepieker en gepeins draaide rond het probleem of de dood een zinvol gegeven is. Zijn antwoord was: voor geciviliseerde [moderne] mensen heeft de dood geen betekenis. En wel omdat het individuele leven van de geciviliseerde mens in een oneindige ‘vooruitgang’ is geplaatst, die volgens de inherente betekenis geen eind heeft, er is altijd nog een verdere stap vooruit.  Geen mens komt te sterven op het hoogtepunt dat in het oneindige ligt. Abraham of een of andere boer in het verleden, stierf ‘oud en verzadigd van leven’ (Genesis 25;8). Hij stond in de organische cyclus van het leven. Zijn leven… had hem op zijn levensavond gegeven wat het leven had te bieden in termen van zijn zin en betekenis…

“Te midden van voortdurende verrijking van de cultuur door ideeën, kennis en problemen, kan de geciviliseerde mens het leven ‘moe worden’ maar niet ‘verzadigd van leven’. Hij pakt slechts het miniemste stukje van wat het leven van de geest steeds opnieuw voortbrengt, en wat hij pakt is altijd iets voorlopigs en niet iets definitiefs  en daarom is de dood voor hem een zinloos voorval. En omdat de dood zinloos is, is ook het geciviliseerde leven zinloos. Door zijn voortgaande vooruitgang geeft het de dood het etiket van zinloosheid. In het leven van Tolstoj komen wij deze gedachte tegen als het kernpunt van zijn kunst,” aldus Weber

 

raumgegenzement.blogsport.de/category/pierre-kropotkin. bij de anarchist P Kropotkin Le nihilisme, Mémoires d’un revolutionnaire 1898

De afbeelding beschrijft de situatie van het proletariaat in de tijd van Tolstoj, die het verval van waarden en waarheden in de hand werkt

 

Het verdwijnen van de aanname van immateriële wereld, nihilisme en ‘niets-isme’

In onze tijd lijken de grote betekenis gevende religieuze en filosofische systemen te hebben afgedaan. Velen geloven niet meer dat er meer is dan de wereld die wij met onze zintuigen kunnen waarnemen, omdat de moderne wetenschap weinig kan zeggen over wat wij niet zintuiglijk kunnen waarnemen. Daarom is men geneigd te zeggen dat er niet meer bestaat. Wetenschappelijk gezien bestaat er wel meer dan wij kunnen waarnemen. Natuurkundig gezien kan een wereld buiten ruimte en tijd zelfs aannemelijk zijn en zeker niet uitgesloten, gezien wonderlijke ‘spookachtig’ genoemde verschijnselen als verstrengeling, superpositie (op twee plaatsen tegelijk zijn). ‘action at a distance’ en teleportatie (2).

Nietzsche heeft laten zien hoe door het verdwijnen van de overtuiging dat er een niet waarneembare immateriële wereld zou zijn, leidt tot het waarde-loos worden, ‘het onwaarden van de hoogste waarden’ die op dergelijke voorstellingen van een ‘ware wereld’ zijn gebaseerd. Deze voorstellingen vallen weg met de processen van rationalisering, secularisering en ‘ontgeestelijking’ die Max Weber beschrijft.

‘Het doel ontbreekt, er is geen antwoord op de vraag waarheen?”(3) Zo omschrijft Nietzsche het nihilisme. Dat komt in de buurt van het ‘niets-isme’ of het geloof in niets. Hij is zijn leven  lang bezig geweest met het overwinnen van dit nihilisme, waarvan hij de nadelige consequenties doorzag, doordacht en voorzag.

De consequenties van het nihilisme zijn door Dostojewski, de evenknie van Tolstoj, uiterst bondig samengevat in zijn romans Schuld en boete / Misdaad en straf en de Gebroeders Karamazov: “Als niets waar is, dan is alles geoorloofd.” Als er geen uiteindelijke waarheid is, of als het niets de uiteindelijke waarheid is, hebben waarden geen basis en geen waarde meer.

Waarden berusten op waarheden. Als die er niet meer zijn, hebben waarden geen uiteindelijke absolute basis meer en krijgen ze het relatieve karakter van afspraken, waar je je al of niet aan kunt houden en die je desgewenst kunt vervangen door andere opvattingen. Bijvoorbeeld dat alles is geoorloofd, omdat niets waar is, zoals Raskolnikov en Ivan Karamazov meenden.

Je wordt na dit leven toch niet afgerekend voor wat je doet tijdens dit leven. Dus kun je er net zo goed op los leven en pakken wat je pakken kan, als je maar zorgt dat je zelf niet wordt gepakt. Deze visie leidde in de romans van Dostojevski tot diefstal en tot moord. Zijn  boek Demonen wordt gezien als een vooruitziende blik op de komst van het Nazisme en Bolsjewisme, die met diefstal, onteigening, moord en doodslag gepaard gingen.

 

Decadentie van superrijken, de film The Great Gatsby naar de roman van F Scott Fitzgeraldhttp://estantedasala.com/tag/baz-luhrmann

Ook Tolstoj stelt deze decadentie aan de kaak in zijn verhalen en romans in schril contrast met de eenvoud en armoede op het platteland

Het morele relativisme van de machtselite en de superrijken als voorbeeld

Luyendijk en anderen benadrukken het  amorele karakter van de superrijken (die  over lijken gaan), zoals Wright Mills al eerder had gezien. In The Power Elite (1956) beschrijft hij reeds ‘the higher immorality’ bij deze elite. Eigenlijk weerspiegelt deze elite het morele relativisme dat een vorm van nihilisme is, waarin macht en rijkdom bepalend zijn en alles mag, als je het maar kan betalen. Dit vloeit voort uit het ontwaarden van de hoogste waarden en waarheden, zoals Sloterdijk en Macho op hun manier laten zien in hun boek God, geest en geld, dat in dit nummer wordt besproken. Alles hangt samen.

De crisis waarin onze cultuur en samenleving verkeren hangt samen met deze ontwaarding en niets-isme, dat gepaard gaat met hedonisme en haaks staat op een levensvisie waarin duurzaamheid en zorg voor het milieu en medemensen de boventoon voeren. Een duurzame visie is echter ook mogelijk zonder uit te gaan van een leven na de dood,  zoals het humanisme en socialisme laten zien, die een postmortaal perspectief open laten. Volgens Tolstoj verliest het leven zonder uitzicht op voortbestaan na de dood zijn zin of een belangrijk deel ervan. Hij werd evenals de anti-held Iwan Iljitsj geobsedeerd en gegrepen door de dood als afgrond van het leven, waar het als het ware invalt als een dwarrelend blad.

 

2.   Tolstoj, De dood van Iwan Illich: wat is de zin van het leven als het eindigt met de dood?

Norbert Elias gaf het antwoord dat de zin van het leven zich beperkt tot dit leven en wat wij daarin betekenen voor anderen. Anderen zien dat anders. ‘Het leven is absurd, zinloos’, zouden existentialistische filosofen als Jean-Paul Sartre en Albert Camus beweren (4). Zo werd mij op school gezegd bij godsdienstlessen.

Aan de hand van het indringende verhaal van Tolstoj, De dood van Iwan Illich wordt dit toegelicht doorWilliam Barrett in zijn boek Existentialisme (p 150). Dit verhaal is “misschien de indrukwekkendste beschrijving in de hele literatuur van wat het betekent de dood onder de ogen te zien” (5).In het zicht van de naderende dood, die door geen enkele van de talloze dokters kan worden tegengehouden, verliest het leven een groot deel van zijn zin voor Iwan Illich, “een alledaags en gemiddeld burger,  Elckerlijc”. Veel bezigheden waar zijn leven zijn zin, geluk en betekenis aan ontleenden, worden triviaal, banaal, voos, leeg en kleinzielig in het zicht van de naderende dood. Ook zijn vriendschappen en relaties.

“De dood scheidt Iwan Illich van alle andere menselijke wezens, brengt hem terug tot de absolute eenzaamheid van zijn individuele ik en vernietigt het weefsel van samenleving en gezin, waarin hij was opgegaan. Maar schrikwekkend en onverbiddelijk… schenkt de dood de stervende mens de enige openbaring van de waarheid van zijn leven, al is deze in hoofdzaak het onbeduidende van de wijze waarop hij geleefd heeft” (Barrett, p 151).

 

De zin van het leven, liefde en relaties

Ook volgens Elias ontleent het leven een groot deel van zijn zin aan het ‘weefsel van de samenleving’. Zijn boek De eenzaamheid van stervenden in onze tijd stelt het probleem van het wegvallen van relaties, de vereenzaming, aan de orde. Het leven vindt ook bij Tolstoj zijn zin grotendeels in diepgaande relaties. Bij Iwan Illich in de onzelfzuchtige liefde en onvoorwaardelijke toewijding van een eenvoudige bediende, een boerenjongen die hem tot het laatst blijft ondersteunen, masseren en zo zijn pijn verlicht. Tolstoj idealiseert hiermee de eenvoudige boeren waar zijn hart naar uitging.

Hij ontmaskert het gewichtige gedoe van dokters als harteloos, evenals het zelfmedelijden van zijn vrouw en de oppervlakkigheid van zijn vrienden. De liefde blijft over als de zin van het leven. In de bijlage staat het mooiste fragment wat hij heeft geschreven over de liefde als zin van  het leven in zijn grootse meesterwerk Oorlog en vrede.

Op onnavolgbare wijze schildert Tolstoj wat er in hem omgaat in het zicht van de onweerstaanbaar naderende dood. Hij gaat door een soort een ontwaarding en herwaardering van al zijn waarden en levenservaringen, ‘Entwertung en Umwertung aller Werte’, in termen van Nietzsche.

Authentieke liefde blijkt van blijvende waarde. Niet de wil tot macht of ‘heroïsch leven’, zoals Nietzsche dacht, hoewel hij ook schreef over ‘amor fati’, de liefde tot het levenslot. De liefde voor het leven kan ook heroïsch zijn, zoals hij op zijn manier liet zien. “Groots en meeslepend wil ik leven,” schreef de dichter Marsman onder invloed van Nietzsche. Bij Iwan Illich blijft daar weinig van over.

“Het is de liefde die de zon beweegt en de sterren,” luidt de prachtige slotzin van de Divina Commedia van Dante, aan het eind van zijn beroemde reis door de hel, het vagevuur en de hemel. Hij bedoelt de liefde als verbindende essentie en verenigend veld van het bestaan, niet als gevoel of emotie. Deze bestaansgrond gaat dieper gaat dan hemel, hel en vagevuur.

Naast deze ‘zware’ en donkere moderne filosofieën, waarbij Nietzsche mij het meeste perspectief bood, verdiepte ik mij in oosterse, met name Indiase filosofie en meditatie. Daarvan ging meer licht uit. De verklaringen voor de zin van het leven inclusief de dood en daarna gaven een meer rationeel en consistent perspectief en meer innerlijke vrede. Deze visie komt overeen met de humanistische psychologie, waarvan Nietzsche en Jung als voorlopers kunnen worden beschouwd.

Bij het nihilisme van Nietzsche, “het ontwaarden van de hoogste waarden en het ontbreken van het antwoord op het waarheen”, stort de hele waardentafel in, als de basis een illusie blijkt: als God dood is en een transcendente realiteit of hiernamaals ontbreekt en een leugen (b)lijkt. Gedreven zocht deze tragische held een vervanging voor God, maar slaagt daar niet goed in, zoals Goudsblom toelicht. (3)

 

3.   De visie van Jung op de zin en zinloosheid van sterven, dood en voortbestaan

Carl Jung beschreef indringend het vooruitzicht van de dood en het eindige leven in ‘De ziel en de dood’ in Zielsproblemen van deze tijd als “het langzaam en onophoudelijk nader komen van díe wand, die alles wat ik liefheb, wens, bezit, hoop en waarnaar ik streef, geheel en al zal verslinden. Angst overvalt de slapeloze mens als een verstikkende deken… De zin van het leven komt ons heel anders over, als wij zien hoe jeugdige mensen naar verre doelen streven en aan de toekomst willen bouwen, dan wanneer een ongeneeslijk zieke of grijsaard met tegenzin en zonder kracht in het graf zinkt!” (p 147).

Zo schreef Norbert Elias (p 41) dat “de angst voor doodgaan mede het verlies en vernietiging is van alles wat als zinvol en als levensvervulling wordt ervaren.” Elias gaat uitvoerig in op de beleving van dood en sterven in het cultuurhistorische en sociologische perspectief van het civilisatieproces. Deze beleving is sociaal bepaald en afhankelijk wat wij voor anderen, onze kinderen, de samenleving en de mensheid hebben betekend en onze gevoelens daarover. Dit lijkt een soort sociale zingeving, zoals bij de religie van de mensheid bij Saint-Simon, Comte en Durkheim, zie mijn artikelen hierover in nr 31.

 

Voortbestaan na de dood bij religie en publieke opinie

Volgens Jung heeft “de publieke opinie uitgesproken opvattingen over de dood, die in alle grote godsdiensten op onmiskenbare wijze  tot uiting zijn gekomen. Men kan zelfs zeggen dat het merendeel van deze religies gecompliceerde systemen ter voorbereiding van de dood zijn… Voor het Christendom en het Boeddhisme vindt het bestaan zijn zin in zijn einde…” (p 153)

“Religies zijn geenszins bewust uitgedacht, maar ontspruiten aan… de onbewuste ziel… een psychische diepte-laag, die weinig lijkt op het bewustzijn dat slechts oppervlaktelaag is… Geen mens weet wat ‘psyché’ is en kan aangeven hoever de ‘psyché’ in de natuur wortelt… De publieke opinie zoals deze zich in de religie uitdrukt,.. schijnt de dood te beschouwen als zinrijke vervulling van het leven en als zijn eigen doel, in plaats van slechts als een zinloos ophouden.”

“’Verlichte’ opvattingen [van zinloosheid] naderen daardoor ongemerkt de neurotische symptomen. Zij zijn net als deze een verwrongen denken… Het psychologisch juiste denken blijft namelijk met het hart, met de diepte van de ziel verbonden. Want – verlichting of niet – de natuur bereidt zich op de dood voor… in fantasieën die zich met de toekomst bezighouden,.. anticipaties, voorbereidende handelingen of psychische oefeningen voor toekomstige realiteiten, [bij] de ouder wordende mens… De drang het verkeerde goed te maken bij stervenden, zou in deze richting kunnen wijzen” (p 154-58).

 

http://www.metanexus.net/essay/wolfgang-pauli-carl-jung-and-acausal-connecting-principle-case-study-transdisciplinarity

 

Is de psyché aan de hersenen gebonden of transcendeert deze ruimte en tijd?

“Of met het einde van een individueel bewustzijn in betrekking tot onszelf ook de continuïteit van het psychische proces onderbroken wordt, blijft te betwijfelen. De mening dat de psyché aan de hersenen is gebonden, is met minder zekerheid te verdedigen dan vijftig jaar geleden… De onbewuste psyché schijnt namelijk eigenschappen te hebben die een zeer merkwaardig licht werpen op de verhouding van tijd en ruimte” (p 159).

Dit is het punt waarbij het artikel van Rietdijk in vorig nummer aansluit. Jung heeft met Wolfgang Pauli, één van de grondleggers van de kwantumfysica samengewerkt, zie mijn artikel in Civis Mundi nr 26. Hij vraagt zich af of er aanwijzingen zijn “dat de beperking in tijd en ruimte op te heffen is. De oorzaak, die deze opheft, zou dan de psyché zijn. De gebondenheid aan tijd en ruimte zou [de psyché] ‘aankleven’ als relatieve, d.w.z. voorwaardelijke eigenschap. In sommige gevallen zou zij de grens van tijd en ruimte ook kunnen doorbreken,.. uit hoofde van haar essentiële eigenschap van relatieve ruimte- en tijdloosheid. Deze mogelijkheid is van zo’n onafzienbare draagwijdte, dat zij tot de allergrootste inspanningen moet aansporen.”

Onze huidige ontwikkeling van het bewustzijn noemt hij “achterlijk (uitzonderingen bevestigen de regel!)”. Er is “een algemeen gebrek is aan wetenschappelijke uitrusting… om aan te geven dat dat de gebondenheid van de psyché aan de hersenen, d.w.z. in ruimte en tijd, niet zo vanzelfsprekend en onomstotelijk is, als men tot dusverre dacht te kunnen aannemen.”

“Daaruit is natuurlijk niet de metafysische gevolgtrekking af te leiden, dat er in het wezen der dingen tijd noch ruimte zou zijn, en dat de menselijke geest in een nevelige illusie ingesponnen zou zijn. Veeleer zijn tijd en ruimte niet slechts directe en naïeve zekerheid, maar ook empirisch waarneembaar. Al het waarneembare geschiedt zodanig alsof het zich in tijd en ruimte afspeelde.”

Dan beschouwt hij op een gecompliceerde manier in het voetspoor van Kant en de Indiase filosofie het (zuivere) bewustzijn, de psyché, of de waarnemer die vooraf gaat aan en samengaat met de waarneming als uiteindelijke realiteit. “Naïeve waarnemingen en onmiddellijke zekerheid zijn strikt genomen slechts bewijzen voor een psychologisch a priori van de aanschouwingsvorm, die eenvoudig geen andere vorm toelaat” (p 159-61).

 

Het voordeel van opvattingen van voortbestaan na de dood en het nadeel van de dood als einde

“De hypothetische mogelijkheid, dat de psyché ook contact heeft met een [bewust]zijnsvorm, die ruimte- en tijdloos is, is zonder meer een ernstig te nemen wetenschappelijk vraagteken… Het wezen van de psyché raakt ongetwijfeld tot in duisternissen, die ver afliggen van onze kenniscategorieën. De ziel bevat evenveel raadsels als de wereld met haar sterrenstelsels.” (p 162)

Omdat de wetenschap geen duidelijkheid kan verschaffen over ons bewustzijn en onze psyché, laat zij ruimte voor religieuze opvattingen over voortleven na de dood en eeuwigheidsbelevingen.

“Het kritische verstand heeft daar geen argument tegenover kunnen stellen dan het wetenschappelijke ‘non liquet’ [niet duidelijk], indien iemand tot de conclusie komt, dat de psyché in haar diepste wezen deelneemt aan een zijnsvorm, die ruimte- en tijdloos is en dus daardoor toebehoort aan wat op symbolische en ontoereikende wijze ‘eeuwigheid’ wordt genoemd…“ Tot deze conclusie komt men “uit innerlijke behoefte of uit overtuiging, in overeenstemming met oude wijsheids-leren, of op grond van het psychologische feit van telepathische waarnemingen” (p 162).

Een opvatting van de mogelijkheid van een tijdloos bewustzijn heeft “het niet te onderschatten voordeel dat het in overeenstemming is met een sinds onheuglijke tijden bestaande universeel verbreide hang van de menselijke ziel… Het afglijden van  [dergelijke…] waarheden… roept neurotische rusteloosheid tevoorschijn, iets waarvan men heden wel genoeg zal hebben. Rusteloosheid veroorzaakt zinloosheid en zinloosheid van het leven is een psychisch lijden, dat in onze tijd nog niet zijn volle draagwijdte heeft begrepen” (p 163).

Aldus eindigt Jung zijn exposé over ziel en dood met argumenten ten gunste van de aloude opvatting van voortbestaan na de dood. Deze visie zou meer bevorderlijk zijn voor de psychische gezondheid, conform eerder genoemde onderzoeken die in De Volkskrant zijn samengevat en in mijn artikel in vorig nummer. Jung opent de deur naar de natuurkundig onderbouwde visie van Ir. Rietdijk in dat nummer (6).

 

Edvard Munch De schreeuw, ‘Het afglijden van waarheden… roept neurotische rusteloosheid tevoorschijn’, aldus Jung

 

Bijlage 1: Tolstoj over liefde als de zin van het leven, het mooiste fragment uit Oorlog en vrede

In Oorlog en Vrede (1869) ligt hoofdpersoon Andrej Bolkonski zwaar gewond op het slagveld na de beroemde slag bij Borodino tussen het leger van Napoleon en het Russische leger. Hij ondergaat een bewustzijnsverandering en heeft nog één diepe wens: zijn vroegere geliefde Natasja Rostowa met wie hij had gebroken weer te zien voor hij sterft. Een diepe, alomvattende liefde en mededogen ontwaakt in hem.

“Toen hij de man die zijn vijand was, zag lijden…had hij een nieuwe bron van  geluk aangeboord. ‘Ja, ik heb een nieuw geluk leren kennen, dat geen mens me weer kan afnemen…Een geluk, dat zich niet door materiële krachten en invloeden laat ondermijnen, een geluk, puur van de ziel alleen, de liefde.’…

Er was nog iets anders dat hem ongemeen boeide: een witte gedaante bij de deur, een sfinx misschien…

‘Ach, ik wil niet meer, ik kan niet meer, laat me toch,’ smeekte hij opeens. En plotseling stegen zijn gevoelens en gedachten aan de oppervlakte…’O ja, liefde. Maar niet de liefde, die het om een bepaalde eigenschap te doen is, die een karaktertrek liefheeft, die een bepaald doel nastreeft, een eigen reden heeft, nee die liefde niet. Maar dat wat ik voelde toen ik mijn vijand zag. Die liefde is de zuurdesem van de ziel en vraagt niet om een bepaald doel. Zij is zichzelf genoeg. Ik voel het weer. Heb uw naaste lief. Heb uw vijanden lief, heb alles lief, heb God lief… Iemand liefhebben die ons na aan het hart ligt is natuurlijk niet moeilijk, maar van iemand houden die onze vijand is, dat is alleen goddelijke liefde. Daarom was ik zo overgelukkig toen ik liefde voelde voor die man… Zou hij nog leven?”

‘Mensenliefde kan in haat omslaan, maar Gods liefde verandert nooit. Door niets ook door de dood niet. Het is het zuurdesem van de ziel. Toch heb ik heel veel mensen gehaat, ja, hoeveel wel niet? En van al die mensen haatte ik niemand zo en hield ik van niemand zoveel als van haar.’ En hij bezwoer het beeld van Natasja om in alle helderheid voor hem op te staan. Niet, zoals hij vroeger opriep en uitdacht, zodat het al haar uiterlijke bekoring weergaf en alles wat hem verrukte. Maar voor het eerst proefde hij haar ziel. En voor het eerst kon hij haar gevoelens begrijpen, haar narigheid, schaamte en zelfverwijt. Voor het eerst bekende hij zijn geweten de wreedheid omdat hij haar verworpen en met haar gebroken had.

“Kon ik haar nog maar één keer zien,’ dacht hij, ‘en haar in de ogen kijken en alles zeggen’.

Zijn aandacht werd getrokken naar een andere wereld, waarin werkelijkheid en waan ineen vloeiden, waar nog steeds een vreemdsoortig ijl bouwwerk rond zijn gezicht werd opgetrokken…Een witte sfinx verscheen en had het bleke gezicht en de glanzende ogen van Natasja, aan wie hij zojuist had liggen denken.

‘Wat hinderlijk, die koortsvisioenen!’ dacht vorst Andrej en probeerde het drogbeeld voor zijn ogen weg te strijken. Maar het gezicht bleef, het leek wel van vlees en bloed te zijn, kwam zelfs dichterbij… Het visioen bleef aanhouden. De zachte fluisterstem volgde hem hardnekkig… Vlak voor zich uit zag hij het vreemde gezicht… Een floers trok voor zijn ogen. Hij voelde zich in bewusteloosheid van een drenkeling wegzinken.

Toen hij bijkwam lag Natasja, de Natasja, naar wie hij van alle mensen het meest verlangde en die hij liefhad met de hoge reine goddelijke liefde, die hij in zich had ontdekt, voor zijn bed geknield; en hij wist nu ook zeker, dat dit de echte, de levende Natasja was en hij verbaasde zich niet; hij was gelukkig.

Natasja lag zonder zich te verroeren, op de knieën en richtte haar verschrikte ogen op zijn gezicht. Ze moest zich geweld aandoen om niet te snikken. Haar gezicht was krijtwit… Vorst Andrej zuchtte van verlichting, glimlachte en stak haar zijn  hand toe. ‘Ben jij het? zei hij, gelukkig!.. Natasja nestelde zich dichter tegen zijn bed, nam zijn hand zachtjes, boog haar hoofdje en drukte er kleine, vluchtige kusjes op…

 

Audrey Hepburn als Natasja Rostova met Hery Fonda als Andrej Bolkonski in de verfiming van Oorlog en Vrede uit 1956

 

‘Ik houd meer van je dan ooit tevoren’, zei vorst Andrej, die haar kin met zijn hand ophief om haar recht in de ogen te kunnen kijken, waarin tranen van puur geluk glinsterden en waarmee ze hem, wat bedeesd, maar tegelijk vol medelijden en overgave aankeek… Hij zocht haar gedempt stralende ogen en die waren roerender dan wat dan ook. Achter haar klonken stemmen.

Wat betekent dat! zei de dokter… Wilt u zo goed zijn  hem met rust te laten, juffrouw?

Als een slaapwandelaarster kwam Natasja overeind, vond de uitgang en haar eigen kamer en liet zich snikkend op het kermisbed vallen.

Vanaf die tijd was Natasja bij iedere halteplaats, of waar verder maar de nacht werd doorgebracht, aan de zijde van Andrej Bolkonski te vinden. Zelfs de dokter moest schoorvoetend erkennen, dat hij een dergelijk vastberaden en handig optreden van het jonge deerntje, dat de gewonde verpleegde, niet had verwacht.

Hoewel de gravin ijsde bij de gedachte, dat de gewonde vorst onderweg in de armen van haar dochter zou sterven – iets wat de dokter helemaal niet onmogelijk toescheen – kon ze Natasja niet tegenhouden.

Ofschoon de nieuwe innigheid, die Natasja en de gewonde vorst samenbond, de gedachte deed rijzen, dat het weer tot een verloving zou komen, mocht vorst Andrej genezen, opperde niemand die gedachte en zeker Andrej en Natasja niet. De onzekerheid - zou de toekomst leven  of dood brengen – een onzekerheid, die niet alleen Andrej Bolkonski, maar heel Rusland overschaduwde, sloot alle andere overwegingen uit.” Leo Tolstoj, Oorlog en Vrede, Derde boek. derde deel, paragraaf 32 laatste blz. Uit Verzamelde werken deel 4, Van Oorschot, 1966. (p 403-407, ingekort).

Dit fragment berust deels op persoonlijke ervaringen van Tolstoj, als heldhaftig officier, maar hij raakte niet gewond. Het maakt een christelijke indruk. Maar hij nam afstand van de formele godsdienst. Zijn religie was meer universeel, een soort christelijk-socialistische religie van de mensheid, op basis van zijn religieuze ervaringen.

“In Natasja Rostowa… vinden wij veel van Tanja in haar jeugd.” Tatjana was de jongste zus van zijn vrouw Sonja, met wie vaak ruzie had maar die hij hartstochtelijk liefhad,  aldus de biografie van Tolstoj door B Raptschinsky (p 44, 52). Natasja wordt gezien als één van de mooiste karakters in de wereldliteratuur.

Tolstoj begon aan zijn opus magnum Oorlog en vrede toen hij gewond was door een val van een nukkig paard. Hij kon niet schrijven en dicteerde het begin aan zijn schoonzusje Tanja, met wie hij een warme vriendschap had. Later nam zijn vrouw het over. De dood en de angst voor de dood, zoals hij beschreef in De dood van Iwan Iljitsj hebben hem intens beziggehouden. De turbulente laatste jaren en het einde van Tolstoj op een station zijn verfilmd in de film The Last Station, die minder boeiend is dan zijn romans.

 

De Mid-West in de VS is anders leeg dan het Hollandse polderland,usa2008.screammachine, cubra.nl/specialebijdragen/eigenweg/friesland

 

Bijlage 2 Een liefdesverhaal in een leeg land

De verhalen van Tolstoj inspireren tot de volgende ontboezeming over een liefde in mijn  jonge jaren. Hoewel het gaat over de VS in de jaren ’70 lijkt het op onze samenleving hier en nu. Maar hier valt het mij minder op, omdat ik selectief ben in mijn contacten. Dat was daar toen niet mogelijk.

De zinloosheid van het materiële aardse bestaan, zoals Tolstoj dit beschreef, drong zich aan mij op toen ik op bezoek was in de VS bij de bankiersfamilie van mijn vriendinnetje. Zij hield niet van de VS en was via Parijs naar Amsterdam gekomen, waar wij elkaar als studenten leerden kennen. Zij was een klein, timide en vertederend meisje, dat mijn hart raakte. Toen zij met Kerstmis naar haar ouders ging in 1974, mocht ik mee naar de VS. Het land en de mensen voelden ruim maar leeg, leger dan Hollandse polders. Ze reden er in grote auto’s, waren rijk, hartelijk en aardig, dus aardig rijk, en leken betrekkelijk oppervlakkig. “Hay, how are you?” Ik kon moeilijk zeggen dat ik mij er niet thuis voelde. In hun grote bungalow met weinig kamers, sliep ik in de kelder bij de verwarmingsketel, die af en toe ontvlamde. Erg geborgen voelde het niet, uitzichtloos. Maar je moet er iets voor over hebben om Kerst bij de familie van je vriendinnetje door te brengen.

Haar Oma was het rijkst, zei zij. Ze reed rond in een grote glanzende Cadillac. Mijn vriendin mocht in de hel gele Ford Mustang van haar moeder rijden. Dat was hun tweede auto, die vooral voor boodschappen werd gebruikt. Haar opa had een bank opgericht en was multimiljonair geworden, maar had niet lang geleefd. Haar vader was een bescheiden, zwijgzame en ingetogen man die de hele week op de bank werkte en het hele weekend naar American Football keek. Haar moeder was een alles regelende, geëmancipeerde Amerikaanse vrouw. Volgens mijn vriendin was zij ‘gestrest’. Dit leek een erfelijke eigenschap. Andere familieleden, ook mijn vriendin, hoe lief zij ook kon zijn, hadden er last van. Soms  slikten ze volgens haar kalmerende middelen, terwijl ze uiterlijk een hartelijke en  joviale indruk maakten en het hen aan niets leek te ontbreken. Innerlijk voelde het leeg, ondanks alle rijkdom. Eigenlijk tragisch.

In dat lege land zou ik niet willen wonen en zij ook niet, hoewel zij zich bekommerde om haar aardige familie. Ik voelde me verdwaald bij een ander volk aan de rand van de Great Plains te midden van eindeloze, mogelijk genetisch gemanipuleerde maisvelden. Saaier dan ‘de eeuwige jachtvelden’ waarheen de uitgestorven en uitgeroeide Indianen vertrokken waren. Zij hebben slechts schamele sporen nagelaten in plaatsnamen in het land dat hen heilig was. Nu wordt het “uitgebuit als koopwaar... De honger van de bleke man zal de aarde kaal vreten. Het zien van uw steden doet pijn aan de ogen,” zei opperhoofd Seattle in de beroemde toespraak die aan hem wordt toegeschreven. Ik verlangde naar Nederland, hoewel hier ook niet alles koek en ei is, maar wel een stuk knusser.

Er was weinig van te merken dat ze daar ook nog geloofden in iets anders dan geld, goederen, sociale contacten en sociaal aanzien, maar dat kan mij ontgaan zijn. Gelukkig hadden ze geen last van fundamentalisme. Onwillekeurig  moest ik denken aan wat mijn Oma had gezegd over bezit: “Ach, het is werelds goed, zei vader”. Zo relativeerde mijn opa dat hij zijn boerderij was kwijtgeraakt in de crisistijd toen de opa van mijn vriendin een fortuin verdiende.

Eén van de dagelijkse activiteiten van mijn vriendin bestond uit kopen van kleren en cadeautjes voor Kerstmis. Haar moeder betaalde. Ik voelde mij een vreemde eend in de bijt in die warenhuizen en damesmodezaken. Mijn rol was het goedkeuren en zeggen dat het haar goed stond als ik het mooi vond. Het mooiste dat ik daar heb meegemaakt was een concert van Bach met zijn jachtcantaten. Mijn vriendin hield van Bach en Händel. Ze kocht zoveel langspeelplaten, dat ik er een aantal voor haar meenam omdat haar bagage anders te zwaar zou zijn. Ze hoefde niet te werken en heeft haar studie niet afgemaakt, hoewel zij heel intelligent was en snel vloeiend Nederlands had geleerd. Zij was spiritueel ingesteld en hield ook van lekker en gezond eten uit ‘healthfood-stores’. Ze hield bij hoeveel proteïnen, vitaminen en mineralen het bevatte. We aten volgens het boekje Let’s Eat Right to Keep Fit. Zo ben ik mij meer bewust geworden van wat we eten. Maar ook lekker en gezond eten bevredigde mij niet echt.

De kerstviering bestond uit cadeautjes geven bij de kerstboom. Ik kreeg een mooi, groot en rijk geïllustreerd boek over ‘America’. Het leerde dat dit onafzienbare land gelukkig heel wat meer te bieden had dan ik er beleefde. Zoals bij de puriteinse ‘Pilgrims’ drong zich de ijdelheid en de voosheid van het materialistische aardse bestaan onvermijdelijk aan mij op. Soms voelde ik mij eenzaam en neerslachtig worden met een uitzichtloze relatie die later strandde.

Het leven was daar zonder religieus en transcendent perspectief en ook zonder maatschappijkritisch seculier perspectief van ‘wereldverbetering’ protest of ‘zelfverbetering’, zoals bij studenten in de jaren’ 60 waar ik bij hoorde. Het aardse materialistische leven met al zijn rijkdom kon mij evenmin als haar bevredigen. Wat dan wel? Dat staat in mijn artikelen en gedichten. Het leek er een beetje op The Leisure Class van de socioloog Thorstein Veblen. Het consumptiepatroon was echter niet excessief en opzichtig, maar gewoon en vanzelfsprekend en kon het leven geen zin geven, zie mijn artikel ‘Waarom we niet eenvoudig leven’ in nr 32 (7).

Zij voelde zich daar ook niet thuis en heeft haar leven lang veel gemediteerd en veel gereisd. Zo ver dat ik haar uit het oog verloren ben. Het laatste wat ik van haar hoorde was dat zij in Thailand getroffen werd door een beroerte en er uit was gekomen. Vergeefs probeerde ik haar te bereiken en weet niet hoe zij het maakt. Het is vreemd het laatste restant van betrokkenheid los te laten van iemand van wie je hebt gehouden. Wij hebben ons leven niet in de hand, het is evenals onze  gezondheid is een onbetaalbaar geschenk. Hoe is de relatie verder gelopen? De verwikkelingen komen erop neer dat de liefde niet verdwenen is maar een andere vorm en richting heeft genomen en zich heeft verenigd met de bron waaruit zij ooit begon en steeds opnieuw begint.

Toen zij vertrokken was, schreef ik in een brief dat haar zou weten te vinden waar dan ook. Zij voelde daardoor onvrij, zei zij toen zij terugkwam. Ik zag de dwaasheid in en besefte dat dit geen liefde was. Zij kwam terug om haar spullen te verdelen. Ik was er niet bij, wilde niet één onder velen zijn en hoefde niets. Daarna kwam zij in tranen naar mijn kamer. Ze had mij gemist. Ze had mij haar mooiste langspeelplaten willen geven, die we samen vaak hadden beluisterd. Alleen haar slaapzak bleef mij over, waar we vaak op hadden gezeten en gelegen. Toen ze met een internationale trein vertrok, reisde ik een heel stuk mee, om het samenzijn nog even te verlengen. “Verweile doch, du bist so schön.” Ze had van mij langer mogen blijven. Nu kan ik haar niet meer bereiken en laat haar los, welke weg zij ook volgt en waar zij ook mag zijn.

  

Noten

  1. In S N Eisenstad, red, Max Weber On Charisma and Institution Building; en From Max Weber, red. C Wright Mills en H Gerth)
  2. Zie mijn artikelen over kwantumfysica in nr 26 en 27 en een recent artikel in Nature,“Toughest test yet for quantum ‘spookiness’ door Zeeya Merali (vol 525, sept 2015, p 14,15). Zij verwijst naar een experiment aan de TU te Delft. ‘Onmiddellijke verplaatsing’ stuitte Einstein tegen de borst: “it seemed that this ghostly influence would travel instantaneously - contravening the universal rule that nothing can travel faster than the speed of light.” Om dit te omzeilen stelde hij ‘hidden variables’ voor waaruit genoemde correlatie en verbondenheid van deeltjes te verklaren zou zijn. Alle experimenten tot dusver vallen uit ten gunste van ‘spookiness’, zoals de onmiddellijke verplaatsing en andere genoemde verschijnselen worden genoemd.
  3. Het citaat over het nihilisme staat in J Goudsblom, Nihilisme en cultuur, p 11. Onder het enorme aantal Nietzsche-studies zijn m.i. zeer interessant en boeiend om te lezen: F Redingius-Salomonson, Een weg tot Nietzsche en de dissertatie van Goudsblom, resp. vanuit vrijzinnig religieus en cultuursociologisch perspectief. Verder A Vloemans, Nietzsche en Walter Kaufmann, Nietzsche: Philosopher, Psychologist, Antichrist, naast het boekje van Karl Jaspers, dat aan het begin is vermeld.
  4. De jong verongelukte Camus toont ook een activistische humanistische kant in zijn romans La peste en L’ étranger en zijn studie De mens in opstand. Waartegen? Tegen autoriteit? Tegen het absurde leven? Tegen het nihilisme? Je kunt ook vragen waarvoor? Voor het humanisme, voor de mensheid misschien? Bij Sartre toont het onderscheid in ‘zijn voor zich. (être pour soi) en ‘zijn op zich’ (être en soi), tussen zijn en bewustzijn en het Zijn en het Niets (L’être et le Néant) en ook zijn raakvlakken met de Indiase filosofie. Dat geldt ook voor zijn boekje The Transcendence of the Ego. De existentiële en transcendente dimensie van onze existentie komen hier dichtbij een atheïstische religie. Zie W Barrett, Existentialisme, p 254.
  5. Ook in het werk van de schrijver en dichter Jan Slauerhoff, met name in zijn meeslepende verhalen Larrios en Het eind van het lied en talloze gedichten, vinden we de onweerstaanbare drang en het verlangen uit te stijgen boven het doelloos dolende grauwe bestaan, de zinloze existentie, in de liefde voor een vrouw, eigenlijk het ‘eeuwig vrouwelijke’. Hoewel deze liefde één vrouw betreft in de gestalten van verschillende vrouwen, die in wezen dezelfde vrouw of hetzelfde vrouwelijke zijn, zoals de zee, blijft deze liefde persoonsgericht en raakt zij de liefde zoals Tolstoj deze beschrijft. De Vlaamse literator Pascal Tasiaux noemt dit ‘de halve verlossing’ in ‘Neoromantiek en psychografie in J. Slauerhoffs ‘Het eind van het lied’’ Spiegel der Letteren. Jaargang 27. Uitg. Peeters, Leuven 1985
  6. Carl Jung boek AionVroeg of laat zullen de kernfysica en de psychologie van het onbewuste elkaar naderen als ze allebei, onafhankelijk van elkaar en vanuit tegenovergestelde richtingen, vooruitstoten naar het gebied van het buitenzintuiglijke. Harry Nijhof, Kwintessens, 9 nov
  7. De leegte en zinloosheid wordt ook door anderen gevoeld. Het sterven der blanken (Ross Douthat Volkskrant 10 november 2015 p. 24): http://www.volkskrant.nl/opinie/het-sterven-der-blanken~a4182321/

“Zo rond de laatste eeuwwisseling [rond 2000] beleefde de VS de meest verontrustende verandering in de sterftecijfers sinds de aidsepidemie. Die verandering werd veroorzaakt door drugs, alcohol en zelfmoord en voltrok zich voornamelijk onder oudere, laagopgeleide blanken.” Harry Nijhof, Kwintessens, 7 nov. 2015

 

Edvard Munch, The Lonely ones; Desperation en Nietzsche

Nihilisme en cultuur                           2014 11 03 N a v J Goudsblom, Nihilisme en Cultuur

 

We hebben het nihilisme bestudeerd

Wat hebben wij ervan geleerd?

De analyse van de duisternis

wijst op een religieus gemis

van onvergankelijke waarden

die een antwoord geven:

op de vraag waartoe wij leven

hier en nu op deze aarde

 

We leven in een nihilistische cultuur

kunnen niet meer terug naar de natuur

Ons leven wordt een zinloos streven

als er geen waarden zijn in het leven

Is de absolute waarheid buiten ons bereik

dan heeft een ieder zo zijn eigen kijk

Het geeft onzekerheid, morele relativiteit

maar ook een zekere verdraagzaamheid

 

Wat kan een antwoord zijn op nihilisme?

Misschien een soort van humanisme?

Leven als een stoïcijn en humanist

die in zijn leven God niet mist

het goede naar vermogen doet

op zijn manier met anderen begaan

 

Een voorbeeldig ‘deugdzaam’ leiden

en ons aan iets van waarde wijden

nihilisme als cultuurverschijnsel relativeren

Zoals sommige deskundigen beweren:

een betrekkelijk en tijdelijk cultuurgegeven

waarmee wij mensen moeten leren leven

 

Ook zonder geloof in God

en zonder absoluut gebod

kan men een verheven leven leiden

en zich aan hoge idealen wijden

Met flegmatieke geesteskracht

worden deugden in praktijk gebracht

en in een productief en zinvol leven

boven het probleemgebied verheven