De Duitse dichter Novalis: mythe en werkelijkheid, tijd voor een herwaardering

Civis Mundi Digitaal #35

door Piet Ransijn

Opgedragen aan onze kleindochter Sophie die evenals Novalis op 2 mei geboren is

Alle Menschen seh ich leben                      Alle mensen zie ik leven
Viele leicht vorüberschweben                         velen licht voorover zweven
Wenig mühsam vorwärtsstreben                    en wat moeizaam voorwaarts streven
Doch nur Einem ists gegeben                        Slechts een enkeling is het gegeven
Leichtes Streben, schwebend leben.               licht te zweven door het leven 

Wahrlich der Genuß ziemt Toren                   Waarlijk het genot past bij de dwazen
In der Zeit sind sie verloren,                         die verloren in de tijd vooruitrazen
Gleichen ganz den Ephemeren                      als ééndagsvlinders die kortstondig
In dem Streit mit Sturm und Wogen             strijden met de storm en golven

Wird der Weise fortgezogen                          Zo wordt ook de wijze voortbewogen
Kämpft um niemals aufzuhören                     Hij strijdt om nimmer te versagen
Und so wird die Zeit betrogen                       laat zich niet door tijd belagen   
Endlich unters Joch gebogen                         Eindig onder het juk gebogen
Muß des Weisen Macht vermehren.                moet de wijze macht vergroten 

Ruh ist Göttern nur gegeben                         Rust is goden slechts gegeven
Ihnen ziemt der Überfluß                              Bij hen past overvloed
Doch für uns ist Handeln Leben                     Maar voor ons is handelen ons leven
Macht zu üben nur Genuß.                            Invloed hebben doet ons goed            

(Novalis Werke, Studiënausgabe, red. Gerhard Schulz, p 90, Späte Gedichte 1799-80)

De buste op zijn graf in Weissenfels toont Novalis krachtiger dan het portret toegeschreven aan Franz Gareis (1799) en de ets van Eichen. Zijn vriend en collega Ludwig Tieck schrijft: ‘Novalis was groot, slank en had edele proporties… zijn ogen waren helder en stralend… zijn gezicht was bijna doorzichtig’. Een ets uit 1845 van Eduard Eichen kreeg meer bekendheid, maar benadrukt volgens Schulz “het vrouwelijke en dromerige… De mond is kleiner… Het haar valt weliger en voller… Het geestrijke en betekenisvolle is geweken voor een kinderlijk vrome regelmatigheid die niet meer de verte en diepte, helderheid en scherpte van zijn geest weergeven.” Deze ets en de 2e buste van Fritz Schaper (1841-1919) hebben bijgedragen tot de mythevorming, die overeenkomt met de interpretatie van zijn werken, die een dromerige instabiele en onrijpe geest suggereren, terwijl hij een sterke, doelgerichte veelzijdige geest had, die in korte tijd veel gepresteerd heeft, baanbrekend werk heeft verricht op diverse gebieden en veelal een huiselijk, bijna burgerlijk leven leidde. 

Beeldvorming en typering van Novalis en de Romantiek bij Hermann Hesse en anderen

Novalis, alias Friedrich von Hardenberg (1772-1801), wordt beschouwd als de mooiste, meest romantische en poëtische dichter van de Duitse Romantiek. In dit artikel komt naar voren wat hij nu nog heeft te zeggen. Een groot dichter blijft aanspreken, maar Novalis is vaak niet adequaat begrepen. Daarom is het tijd voor een herwaardering. “Zelden hebben vooroordelen het algemene beeld van een dichter zo vertroebeld als bij Novalis. Zelden heeft men van een dichter tegelijk zoveel en zo weinig geweten,” zo begint Gerhard Schulz, zijn biograaf en redacteur van Novalis Werke, zijn biografie (1).

De dichter Heinrich Heine, zijn bekendste en boosaardigste tegenstander, typeerde hem zo: “Novalis zag overal wonderen, lieflijke wonderen; hij luisterde het gesprek van de planten af, hij kende het geheim van elke jonge roos, hij vereenzelvigde zich tenslotte met de hele natuur en toen het herfst werd en de bladeren vielen, ging hij dood” (2). Novalis stierf in de lente op 25 maart, dus dit klopt niet.

Hermann Hesse heeft een andere uitgesproken visie. Hij noemt Novalis “de meest geniale medegrondlegger van de eerste lichting van de Duitse Romantiek, die later met de minderwaardige nabloei werd verwisseld en daarmee in diskrediet en vergetelheid is geraakt. De geschiedenis van de literatuur kent weinig perioden, die zo interessant en fascinerend zijn als de vroegromantische tijd…Weinig literatuurhistorici hebben de eigenaardige fascinatie van deze periode echt ten volle begrepen. Vele decennia werd onder het etiket ‘romantisch’ kritiekloos een heleboel literatuur bij elkaar geraapt en afgedaan.” Met andere woorden: de Romantiek werd een soort containerbegrip.

“Het lot van deze periode is in weinig woorden te vertellen: het is de korte geschiedenis van een kring van jonge dichters… Het tragische van dit lot is, dat hun grote hoop, hun enige eersteklas dichter als jongeling gestorven is. Deze jongeling was Novalis… Hij heeft het wonderlijkste en geheimzinnigste werk nagelaten dat de Duitse geestesgeschiedenis kent. Zijn korte leven maakt de indruk van een zeldzame volheid… Zijn werk toont onder speelse bloemrijke oppervlakten alle afgronden van de geest, vergoddelijking en vertwijfeling.”

“Eén zin van Novalis heeft… de betovering van de hoogste poëzie... In zijn werk… ligt een onbeschrijflijke geur van tederheid, woorden die ons aanraken.., waarbij je de adem zou willen inhouden, om je geheel aan deze zuivere, bijna bovenaardse schoonheid over te geven. Daarbij hebben zijn woorden de warme adem van een jonge, verrukkend aardige persoonlijkheid. Want zo onzinnelijk en ontrukt aan de wereld als hij vaak schijnt, was hij toch geen asceet en geestenziener. Zijn persoon heeft iets wonderbaarlijks en onverklaarbaars, zoals zijn leven en zijn einde, waarvan de beschrijving… zeldzaam roerend aandoet.”

“Wellicht heeft geen andere Duitse dichter zo’n overstelpende dichterlijke ziel gehad. Deze viel echter ten offer aan de consumptieve smaak van zijn tijd… Literatuur werd een product van romanschrijvers, journalisten, causerieën, feuilletons en allerlei literaire en kleine geesten. De tere knop van de Romantiek viel ten offer aan deze literatuur producerende machten. Het verfijnde begin van Novalis werd door moderomantici meedogenloos misbruikt… Tegenwoordig is er weinig gehoor meer voor deze uitgebloeide Romantiek. Evenmin kent men de verbitterde strijd tegen de Romantiek als reactionair element,” schrijft Hesse in 1900 in haast mythische woorden (1, p 176, 3, p 2, 11, 172-77).

De Romantiek is evenals Novalis onderwerp geweest van oneigenlijke verbredende beeldvorming. Allerlei sentimentele, pathetische en emotionele uitingen en zwelgen in uiteenlopende gevoelens kunnen eronder worden begrepen. Couwenberg heeft  dit in de politiek in voorgaand nummer getypeerd met ‘emocratie’.

Wat is eigenlijk romantiek? Volgens Hesse kan het van alles zijn. Volgens de Grote Van Dale is het “een kunst- en cultuurstroming en levensstijl waarbij het gevoel en de verbeelding op de voorgrond treden.., hetgeen een gevoelige en mysterieuze, van de werkelijkheid wegvoerende stemming teweegbrengt.”

Dit kan een tendens tot het ongewone, niet alledaagse, extreme, avontuurlijke met zich mee brengen, dat zich uitdrukt in onwerkelijke, dromerige en dweperige fantasieën en opstandige en onwelvoeglijke, verbeelding, retoriek en pathetiek. Dat zien we bij de beeldvorming rond Novalis en de Romantiek. 

Wat is het kenmerkende van de Romantiek bij Novalis?

Het kenmerkende van Novalis als meest typische en zuivere vertegenwoordiger (13, p 326) is, dat de Romantiek bij hem dagelijkse werkelijkheid is. Hij staat met zijn benen op de grond en gebruikt zijn verstand tegelijk met zijn verbeeldingskracht. Hij wordt op grond van zijn eigen verklaringen en die van vrienden niet als sentimenteel, maar als authentiek, redelijk en nuchter getypeerd (1, p 63 ).

Mythe en sprookje zijn bij hem (als het ware een diepere laag van de) integrale werkelijkheid. Hij ziet de onderliggende eenheid. De gerichtheid op het verenigende, de hang en het verlangen naar het oneindige en absolute en het realiseren van dit verlangen is misschien een meer wezenlijk kenmerk van de Romantiek, waardoor een ‘sublimeren’, verheffen en te  boven gaan van emoties de plaats inneemt van het zwelgen in emoties en de vlucht in verbeelding en fantasie. Deze gerichtheid gaat gepaard met een grensverleggende tendens tot integratie van wetenschappen, kunst, religie, filosofie en levenswijze, zoals bij Novalis. Wellicht wordt dit bedoeld met de waarachtige of zuivere romantiek die typerend voor Novalis zou zijn als vroeg hoogtepunt. Daarna zou het bergafwaarts zijn gegaan en in emotionaliteit zijn blijven steken. Novalis overwint emoties en integreert deze in zijn kortstondige leven. Novalis is te  beschouwen als het summum (bonum) van de Romantiek. Door hem meer eigen te maken, wordt meer duidelijk wat romantiek eigenlijk behelst. (1, p 95 e.v., 12, p 317, 324-25)

“Alleen Novalis is de waarachtige dichter van de romantische school, alleen bij hem is de hele ziel van de Romantiek een lied geworden… Leven en werk van Novalis vormen een niet te scheiden eenheid en zijn als zodanig een zinnebeeld van de totale Romantiek”, aldus de marxistische filosoof Lukacs.

“Hij omschreef filosofie als heimwee, het verlangen overal thuis te zijn… Zijn geest drong overal het meest innerlijke binnen… Zoals hij altijd ieder moment filosoof was met al zijn kracht, was hij ook mens… in de zin dat hij ernaar handelde. Zijn leven was zijn filosofie, die zoals zijn poëzie in het leven werd toegepast,” aldus Ricarda Huch, Die Blütezeit der Romantik.

“Het schijverschap is een bijzaak... hoofdzaak is [het] praktische leven” (Novalis,1, p 174,117,4b. p 20).

“Hij was in zijn beroep uiterst plichtsgetrouw en heeft het bij de romantici zo zeldzame evenwicht tussen de eisen van het dagelijks leven en zijn roeping als dichter volkomen bereikt” (4a).

“Hardenberg was geen geen ziekelijke vroegromantische dagdromer, maar een energieke en enthousiaste adept van de Revolutie en het vroege [Duitse] idealisme. Zijn geschriften, een regen van meteorieten, geven een compacte en briljante poging weer om zich in te laten met de theorie en praktijk van sociale instituties in het spoor van de [Franse] Revolutie” (4b).

De eenzijdige beeldvorming en mythe van Novalis als ‘poëtische dromer’, ‘vriendelijke fantast’ of ‘Duitse mysticus’ vindt volgens Novaliskenners Schulz en O’Brien zijn aanleiding in de onvolledige redactie van zijn werk in 1802 door Schlegel en Tieck. Zij publiceren slechts een fractie van zijn theoretisch en wetenschappelijk werk in willekeurige brokstukken van fragmenten. Zij gaven voedsel aan de mythe door hun eenzijdige romantische selectie en interpretatie. Ook de korte biografie van Tieck geeft aan zijn liefdesrelatie met Sophie als ‘hemels wezen’ een nog meer geromantiseerde “bovenaardse, hemelse” connotatie dan bij Novalis zelf (3, p 18, 4b, hfst 2).

Novalis was veelzijdiger en nuchterder dan Tieck liet zien. Hij stond met beide benen op de grond in de mijnbouw en deed ook wetenschappelijk, technisch en organisatorisch werk, net als Goethe. “Novalis kan niet in categorieën worden ingedeeld; hij behoort veeleer tot een hogere en weinig bekende klasse, die… na enige moeite duidelijk wordt,” schrijft de Schotse historicus Thomas Carlyle in 1829, die Novalis voor Engels sprekend publiek bekend maakte (1, p 174).

Algemene typering

Novalis leefde nog geen 29 jaar, net als Schubert, de grootste componist van die tijd, die van enkele van zijn gedichten liederen heeft gecomponeerd. In Novalis vindt de Romantiek zijn meest zuivere en verheven expressie. Hij was het tegendeel van een decadent, onaangepast romanticus. Hij leefde een kort, veelzijdig creatief en productief leven en was als een levende legende, waarbij de werkelijkheid overgaat in haast sprookjesachtige tragische levenservaringen, die hem inspireerden tot prachtige poëzie en anderen inspireerden tot mythevorming. Zijn naam ontleende hij aan een adellijke voorvader en betekent nieuw (te ontdekken en te ontginnen) land. “Dit nieuwe land was niet alleen het droomland waar dood en leven zich verzoenen, het verwees naar de nieuwe politieke wereldorde die hij voor ogen had” (5).

Zijn eerste biograaf, zijn leidinggevende en vriend August Coelestin Just, die hem goed gekend heeft en geen literair of ander belang had bij mythevorming, typeert hem als veelzijdig genie, die alles grondig wilde leren, ook in de praktijk. Hij had een liefdevol hart voor de natuur en alle mensen. Hij hield van het goede, ware en schone, maar ook van huiselijk geluk en woonde bij Just, zijn vrouw en zijn nicht en heeft hen diverse brieven geschreven. Hij keek door uiterlijk vertoon en enge grenzen heen en maakte volgens Just weinig onderscheid tussen mensen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap waren voor hem praktische principes. Overal onderzocht hij het verborgene en de verenigende diepte.

“Niets deed hij oppervlakkig, maar alles grondig… Een nieuw boek las hij door in een kwart van de tijd die anderen nodig hadden… Maanden later was hij in staat de hele inhoud van het boek te vertellen en de belangrijkste plaatsen aan te geven. Zoals hij las, zo werkte en (be)studeerde hij – ook de mensen. En zo was het mogelijk dat hij in een kort leven gepresteerd heeft wat hij heeft gepresteerd… Prominent was bij hem een sterk en levendig beeldend vermogen, waardoor het voor hem mogelijk was alles gemakkelijk te vatten en helder en duidelijk te denken. Hijzelf noemde dit zijn meest opvallende karaktertrek [in een brief aan Just:], die ‘de grond onder onze hele menselijke gesteldheid toont… en mensen met goddelijk leven vervult… Over alles heen lijkt in hen een oneindige wereld te welven als een hemel, die het prachtige perspectief van een hemelse toekomst lijkt te openen’”(6a).

Mijnwerkerslied

Der ist der Herr de Erde…                              Hij is de heer der aarde

Wer Iihre Tiefen misst                                   die haar al haar diepten meet

Und jeglicher Beschwerde                              En wat hem maar bezwaarde

In ihrem Schss vergisst                                 in haar schoot vergeet

 

Wer im Felsenglieder                                     Die in formaties van de rotsen

Geheimen bau versteht                                  haar geheime bouw verstaat

Und unverdrossen wieder                               en steeds weer onverdroten

Zu ihrere Werkstatt geht                               naar haar werkplaats gaat

 

Er ist mit ihr verbunden                                 Hij is met haar verweven

Und inniglich vertraut                                    Innig met haar vertrouwd

Und wirdt von ihr entzündet                           en wordt naar haar gedreven

Als wär sie seine Braut                                   alsof hij haar als bruid beschouwt

[…]

Die mächtigen Geschichten                            Over machtige berichten

Der längst verflossnen Zeit                            uit lang vervlogen tijd

Ist sie ihm zu berichten                                 is zij bereid hem in te lichten

Mit Freundlichkeit bereit                                in al haar vriendelijkheid

 

Der Vorwelt heilge Lufte                                Voorwereldse heilige luchten

Umwehn sein Angesicht                                waaien rond zijn aangezicht

Und in  die Nacht der Klüfte                          en in de donkere krochten

Strahlt ihm ein ewiges Licht                          straalt voor hem een eeuwig licht

[…]

Sie mögen ihm erwürgen                              Al zouden ze hem kunnen wurgen

Am Fuss um Gut und Geld                            om geld of goed van waarde

Er bleibt auf den Gebürgen                           toch blijft hij in de bergen

Der frohe Herr der Erd                                  de opgetogen heer der aarde

Uit het tweede mijnwerkerslied:

Der Heimlichkeit urmächtigen Bann                Het geheim van de eeuwige ban

Kann nur die Hand der Einsicht lösen              kan slechts worden opgelost door inzicht

Gelingt es das Innere zu entblössen                Brengt zij het innerlijke aan het licht

So bricht der Tag der Freiheit an                    dan breekt de dag der vrijheid aan

G van der Leeuw, Uren met Novalis, p 46-48, Novalis, De blauwe bloem, p 72-73)

In dit artikel volgt een algemene typering, het ‘wezenskenmerk’ van zijn poëzie, een korte biografie met een overzicht van zijn belangrijkste werken en de vraag wat ons bezielt om deze dichter die al meer dan 200 jaar geleden is overleden te bespreken. Wat heeft hij nu nog te zeggen dat van belang is?

Novalis streefde naar een zuiverder wereld, waarin het aardse leven vol tragiek en tegenstijdigheden zich verenigde met een omvattende eeuwige eenheid. Dit is het aloude thema van grote religies, filosofieën, esoterie en poëzie. Ook de wetenschap (onder)zoekt blijvend geldende wetmatigheden die een zekere eenheid geven aan de veelheid van verschijnselen. Wat Novalis hierover schreef, behoort tot het mooiste wat over dit thema is geschreven.

Onze tijd vraagt een tegengeluid tegen de vervlakking, verwereldlijking en ’Entzauberung der Welt’ en tirannie van meerderheidsopinies van Bekende Nederlanders in de massamedia, waar politieke filosofen als John Stuart Mill en Alexis de Tocqueville al voor waarschuwden. Mill kende het werk van Novalis via zijn vriend Carlyle. We leven nu in een wereld die de bizarre Brave New World van Aldous Huxley lijkt te overtreffen, volgens Götzsche (7), zie de bespreking van zijn boek. Daarom is er behoefte aan de Perennial Philosophy, in termen van Huxley. Novalis gaf daar op romantische wijze uitdrukking aan.

Waarom spreekt Novalis nog aan?

Wat spreekt ons nog aan in Novalis na ruim 200 jaar? Hij verliest al jong zijn geliefde Sophie. Zijn levensperspectief verandert daardoor volkomen met een onstilbaar verlangen naar haar. Dit raakt ons gevoel en spreekt tot de verbeelding. Het raakt iedereen die een geliefde of dierbare verloor, ook ouderen die hun partner verloren. Novalis blijft in zijn doen en laten aan haar toegewijd, maar wijdt zich tegelijk enthousiast op een hoger en meer abstract niveau aan ‘Sophia’: wijsheid, filosofie, poëzie, wetenschap en techniek.

Dichterschap combineert hij met mijnbouw, een zeer aardse activiteit. Hij integreert dit alles in een eenheidsvisie, gedragen door innerlijke ervaring. Tijdens zijn leven lijkt hij reeds te leven vanuit een al of niet verbeelde eenheid voorbij de dood en lijkt hij het leven niet te ervaren als eindig en aardgebonden. Wel was hij aan aardse zaken en taken toegewijd in blijvende gesublimeerde liefde voor zijn geliefde die samenvloeit met ‘Sophia’ en wat Goethe het ‘eeuwig vrouwelijke’ noemt, dat menselijk en goddelijk tegelijk is. Zijn visie en inspiratie blijven fascineren. Hij is geen wereldvreemde romanticus. Zijn poging tot geïntegreerd en geïnspireerd leven en zijn prachtige poëtische en theoretische werken blijven aanspreken.

“Een groot dichter is van alle tijden,” schrijft de godsdiensthistoricus en voormalig minister van cultuur Van der Leeuw in het meest complete Nederlandse boek over Novalis (6b, p 12).

Blauwe bloem, symbool van oneindig verlangen; Sophie von Kühn, jonggestorven eerste verloofde Julie de Charpentier, tweede verloofde

Zu Sopiens Geburtstag                             Voor de verjaardag van Sophie

Fest umschlingt den Bund der Herzen            Vast omvat de band van harten
Nun der Ring der Ewigkeit,                           nu de ring der eeuwigheid
Und es bricht der Stab der Schmerzen           en zij breekt de staf der smarten
Am Altar der Einigkeit.                                 aan het altaar van de eenheid
O -! im Himmel ist geschlossen                     O – in de hemel is de zoete band
Unsrer Herzen süßer Bund.                           van onze harten verbonden                 
Ist ein beßrer Spruch entflossen                    Is er een betere spreuk verkonden
Je des Schicksals weisen Mund?                     door het Lot met wijze mond?

[...]

Liebes Mädchen deiner Liebe                         Lief meisje aan jouw liefde
Dank ich Achtung noch und Wert,                 dank ik geen respect en waarde
Wenn sich unsre Erdenliebe                          als zich onze aardse liefde
Schon in Himmelslust verklärt.                      niet in hemelse vreugde zou verklaren
Ohne dich wär ich noch lange                        Zonder jou had ik nog lang
Rastlos auf und ab geschwankt,                     rusteloos heen en weer verlangd
Und auf meinem Lebensgange                       en op mijn levensbaan
Oft am Überdruß erkrankt.                            vaak onder hoge druk gestaan

[…]

Wenig still durchhoffte Jahre                         Menig stil en hoopvol jaar
Leiten unverwandt zum Ziel,                         leidt onafwendbaar naar het doel
Wo am glücklichen Altare                             als voor ons aan het altaar
Endet unsrer Wünsche Spiel,                        de wensvervulling komt van ons gevoel
Uns, auf ewig Eins, verschwinden,                 Zoals wolken zich van lasten ontdoen
Wölkchen gleich, des Lebens Mühn                als wij voor eeuwig één

Und um unsre Herzen winden                       zijn met kransen die altijd groen
Kränze sich von Immergrün.                         blijven om onze harten heen

(Novalis Werke, Studiënausgabe, red. Gerhard Schulz, p 33, Gedichte aus der Seit der Begegnung mit Sophie von Kühn 1794-95

Aan het graf van zijn overleden geliefde en vlak na de dood van zijn lievelingsbroer Erasmus wordt hij op Paasmorgen 1799 midden in zijn vertwijfeling overweldigd door een bevrijdende ervaring van eenheid, waarin zelfs de grens tussen dood en leven wordt opgeheven. In de nacht daagt een nieuwe morgen, zoals hij heeft beschreven in zijn beroemde Hymnen aan de nacht, 3e hymne, die hem (eenzijdig) van zijn meest poëtische kant laten zien, want Novalis was behalve dichter ook ingenieur, filosoof en levenskunstenaar.

“Toen ik bittere tranen vergoot, toen mijn in pijn opgeloste hoop vervloog en ik eenzaam bij de kale heuvel stond die de gestalte van mijn leven begroef in een nauwe donkere ruimte, eenzaam, zoals nog niemand eenzaam was, gedreven door onuitsprekelijke angst, krachteloos, niet meer dan één ellendige gedachte - toen ik daar naar hulp uitkeek, niet voor- of achteruit kon - en met oneindig verlangen aan het vervliedende, uitdovende leven hing - toen kwam uit blauwe verten, uit de hoogte van mijn oude zaligheid een huivering van ochtendgloren en in één keer scheurde de band van mijn geboorte - de band die het licht vasthoudt.

Weg vloog de aardse heerlijkheid en mijn verdriet om haar. Tegelijk vloeide de weemoed in een nieuwe ondoorgrondelijke wereld - nachtbegeestering, hemelse sluimer, kwam over mij. De omgeving tekende zich zacht af. Erboven zweefde mijn ontbonden nieuwgeboren geest. De heuvel werd een stofwolk en door die wolk zag ik de stralende trekken van mijn geliefde. In haar ogen rustte de eeuwigheid - ik vatte haar handen en de tranen werden een fonkelende, onverbrekelijke band.

Duizenden jaren losten op in de verte als onweer. In een omhelzing met haar huilde ik opgetogen tranen in het nieuwe leven. Het was de eerste eenmalige droom die voorbij ging, maar zijn glans bleef  en pas sindsdien voel ik het eeuwige onwankelbare geloof in de nachthemel en zijn licht, de geliefde.”

“In die tijd leefde Novalis slechts naar zijn smart. Het werd voor hem natuurlijk om de zichtbare en onzichtbare wereld als een geheel te beschouwen en leven en dood alleen nog door het verlangen naar de dood te scheiden.” Volgens Novaliskenner O’Brien is dit een romantische dichterlijke vertekening van dagboeknotities van 13 mei onder invloed van Romeo en Julia van Shakespeare (4b, p 61, 5).

Universele wetenschap en wijsheid

Toen hij zich enigszins had hersteld van het verlies van zijn geliefde, wijdde hij zich vol overgave aan zijn  werk en daarnaast aan wetenschap, filosofie en poëzie. Zijn hogere doel was niet slechts mooie literatuur te schrijven. Hij wilde met zijn encyclopedische dichterlijke geest de grondslag van een universele wetenschap vestigen om de splitsing tussen gespecialiseerde kennis, religie, poëzie en het dagelijks leven op te heffen en te verenigen in een hogere eenheid en hogere wijsheid. Naar zijn geliefde Sophie noemde hij dit hogere weten ‘Sophia’. De concrete overleden geliefde verandert, transfigureert, in zijn rouwproces in een zinnebeeldig ankerpunt van het ongrijpbare, dat een religieus karakter krijgt, zoals Christus, de Heilige Maagd of de Heilige Wijsheid, Hagia Sophia.

Opmerkelijk en inspirerend is zijn natuurbeleving die ook de ecologische beweging heeft geïnspireerd, evenals zijn geestverwanten Wordsworth, Rousseau en Thoreau. Zijn beleving lijkt verwant met die van de Indiase Veda’s, het klassieke Griekse Arcadia en het zonnelied van Franciscus. Als mijnbouwingenieur leerde hij ‘het geheimschrift der aarde’ in geologische lagen. Hij zag de aarde als een geïntegreerd levend wezen lang voor de moderne ‘Gaia-hypothese in de samenhang van bomen, planten, dieren in bergen en dalen. Niet alleen in zijn dichterlijke verbeelding maar ook als wetenschappelijk gegeven (8).

In onze tijd is evenals in de tijd van Novalis een rationalistische visie dominant, die bovendien materialistisch is en vraagt om een tegengeluid. Novalis bouwde voort op de Verlichting, maar bekritiseerde de eenzijdige rationele verstandskennis, die “de oneindige creatieve muziek van het heelal” reduceerde “tot het monotone klapperen van een reusachtige molen zonder… molenaar”(2).

De visie van Novalis is ook van belang omdat wij onder Nederlandse dichters eigenlijk geen vergelijkbaar voorbeeld kennen. De kleine Johannes van Frederik van Eeden, Het Elysische verlangen van A Roland Holst en het zoeken naar een aardse geliefde bij Slauerhoff lijken verwant, evenals de religieuze natuurlyriek van Guido Gezelle (9). Hun oeuvre toont echter ook veel verschil met het eenheidsverlangen dat Novalis op onnavolgbare wijze vertolkte in zijn romantische mystieke kosmische liefdespoëzie voor zijn jonggestorven geliefde.

Bezield van “oneindig heimwee naar de geheimrijke, allesverenigende en doorstralende oergrond” verlangt hij ernaar zich geestelijk met haar te verenigen. De blauwe bloem is het zinnebeeld van dit thema dat zijn leven en werk typeert. Dit is de titel van de Nederlandse vertaling van zijn onvoltooide roman Heinrich von Ofterdingen, de legendarische dichter van het Nibelungenlied en van de laatste - en volgens velen de beste  - roman de Britse schrijfster Penelope Fitzgerald over het leven van Novalis (10).

In haar reactie op het werk van Novalis omschrijft Ursula von Mangold deze bloem als “een door liefde geopend innerlijk weten van het wonder van de eenheid waarin ‘mensen, dieren, planten, stenen en sterren, elementen, tonen en kleuren samenkomen als een familie’” (6, Utopie oder Wirklichkeit, p 73).

Dit romantische eenheidsverlangen uit zich ook in ‘heimwee naar de verte’, naar het oneindige, naar andere beschavingen, naar wijsheid van Egypte en India, naar de Middeleeuwen, het streven naar een religie van de mensheid en de vereniging van wetenschappen met mystiek, magie en poëzie, naar de nacht en het ontwaken in een nieuwe morgenstond voorbij de dood (6b).

Novalis blijkt praktisch en nuchter gericht op zijn leven en werk hier en nu als middel om zich te ontwikkelen en te vervolmaken, zoals bij Goethe. Ook in gewone specifieke dingen drukt zich bij hem het alomvattende Ene uit. Sophie was een gewoon meisje. Alles is (transcendentale) magie en poëzie waarin zich de goddelijke zin onthult in een ‘heilig mysterie’. Deugd is van daaruit te handelen (6b, p 19, 20).

Romantiseren is bij Novalis een cruciaal begrip. Het lijkt op sublimeren in de zin van verheffen, op een hoger plan brengen: “Wanneer ik het gewone een hogere betekenis geef en het alledaagse een geheimzinnig gezicht, wanneer ik het bekende de waardigheid van het onbekende geef en het eindige een oneindig schijnsel, dan romantiseer ik het.’ 

Deze methode paste Novalis overal toe: in zijn filosofische en politieke bijdragen en zijn literaire werk net zo goed als in zijn persoonlijke leven. Juist die samenhang der dingen is voor hem cruciaal… Hij heeft zich intensief ingezet voor zijn politieke en literaire idealen..: “Het ideaal moet verwerkelijkt worden, dat wat zich buiten de tijd bevindt kan alleen in de tijd werkzaam en zichtbaar zijn” (5). Hoe is Novalis tijdens zijn leven werkzaam geweest?

  

 Voorvaderlijke ruïne slot Hardenberg bij Nörten, Nedersaksen; Ouderlijk huis te Weissenfels waar Novalis stierf in 1801

An meinen Freunde

Und sollen immer denn Tyrannen                      En zullen dan altijd de tirannen

Beherrschen unser Wohl und Leid                      heersen over ons wel en wee

Erhöhen, wenn sie Redliche verbannen               Zich verheffen als zij redelijke lieden verbannen

Die Niederträchtigkeit!                                      Wat een laagheid!

 

Und stolze Priester uns gebieten                         En trotse priesters ons bevelen

Was unsre Seele glauben soll                              wat onze ziel geloven moet

Mit Feuer und Schwert verkündigen die Friede      Ze verkondigen te vuur en te zwaard de vrede

Das heilige Wahnsinns vol!                                 De heilige waanzin ten top!

Und Kriege  ganze nationen                                Terwijl oorlogen hele landen om de roem

Ins Unglück stürzen um den Ruhm                      een ongeluk aandoen

[…] 

Nein! Freunde kommt, lasst uns entfliehen          Nee! Vrienden laat ons de ketens ontvluchten

Den Fessels, die Europa beut                              die Europa uitbuiten en in boeien slaan

Zum Unverdorbnen nach Tahit ziehen […]            naar het onverdorvene, naar Tahiti gaan […]

Errichten eine Staat                                           Daar een staat stichten

Wo nur Natur den Szepter führet                         Waar louter de natuur de skepter vasthoudt

Durch weise Künste unterstüzt […]                      door wijze kunsten onderbouwd […]

(Novalis Werke, Studiënausgabe, red. Gerhard Schulz, p 6 Gedichte aus der Schul- und Studentenzeit 1788-93, vóór de Franse Revolutie)

Korte biografie

Novalis werd geboren in 1772 in de buurt van Göttingen, vlak voor het begin van de Sturm und Drang Zeit (11), als oudste zoon in een gezin met elf kinderen, van wie de meeste jong stierven en als telg uit een oud adellijk geslacht. Hij was een dromerig, leergierig, aanvankelijk wat ziekelijk zorgenkind. Zijn vader was mijnbouwdirecteur en ‘vriend’ bij het piëtistische genootschap van de Herrnhüters. Een dergelijke sympathie had ook de moeder van Goethe. Novalis zou zijn vader qua beroep en religie volgen, maar minder streng gedisciplineerd, ruimhartiger en eigenzinniger als een christelijk pantheïst. Zijn Geestelijke liederen werden in kerken gebruikt. Hij las zijn zusjes gedichten en sprookjes voor.

In 1783 woonde hij op slot Lucklum bij zijn oom, de oudere broer van zijn vader. Dit maakte op hem diepe indruk, mede door de literatuur en cultuur bij deze veelzijdig ontwikkelde edelman (Landkomtur, een ridderorde), te vergelijken met de invloed van zijn grootvader bij Goethe, de burgemeester van Frankfurt.

In 1790 ging Novalis in Jena rechten en filosofie studeren. Schiller doceerde daar geschiedenis, Goethe was daar rector. Novalis werd via Schiller blijvend gefascineerd door de Middeleeuwen en door zijn ‘mensheidsideaal’. Hij heeft in 1798 Goethe ontmoet, diens werk diepgaand bestudeerd en ook de filosofie van Kant, Fichte, Spinoza en Hemsterhuis, de theoloog Schleiermacher en de mysticus Jacob Böhme.

Die Ruh der Seele ist mein Lohn                   Rust in de ziel is mijn beloning

Mich lehre die Natur:                                   De natuur leert mij:

Die göttlichste Religion                                De goddelijkste religie

Seim Menschenliebe nur.                             Is liefde voor de mensen

(G van der Leeuw, Uren met Novalis, p 137)

In 1791 raakte hij bevriend met de veelzijdige taalkundige, historicus, filosoof en schrijver Friedrich Schlegel, sleutelfiguur van de Duitse Romantiek, samen met zijn broer August Wilhelm, literatuurcriticus, indoloog en vertaler van Dante en Shakespeare, en diens vrouw Karoline. Na hun scheiding trouwde zij met Schelling, de filosoof van de Romantiek. Zij troffen elkaar geregeld. Novalis stond in het centrum van de vroege Romantiek, die zich met deze personen en Jean Paul en Ludwig Tieck vestigde te Jena (12).

Dit groepje heeft grote invloed gehad. Hier kreeg een nieuw cultuurfase gestalte: de Duitse Romantiek. De gebroeders Schlegel hadden een kritische relatie met elkaar en met de voorafgaande fase van het klassicisme van Goethe en Schiller. Tieck en Friedrich Schlegel hebben het literaire werk van Novalis en brokstukken van zijn theoretische werk uitgegeven, geredigeerd en aangepast in 1802 en in latere edities.

Novalis werkte naast zijn literaire arbeid eerst als jurist, actuaris, en daarna in de mijnbouw, nadat hij vanaf 1797 een jaar natuurkunde, scheikunde, geologie, mineralogie en techniek had gestudeerd aan de Bergacademie te Freiberg. Goethe en Swedenborg hebben zich ook met mijnbouw beziggehouden.

An Herrn Schlegel

Zarte Schwingungen umbeben leise               Tere schommelingen omtrillen zacht

Meines Busens Saitenspiel                             het snarenspel in mijn jonge hart

Und ein höher schlagendes Gefühl                  en een verheven treffend gevoel

Atmet in mir so fremder Weise                      ademt in mij op vreemde wijze

[…]

Auch ich bin in Arkadien geboren                   Ook ik ben in Arcadië geboren

Auch mir hat mancher gute Genius                Ook mij heeft menige goede genius

Am Mutterbusen Liebe zugeschworen             in de moederschoot de liefde toegezworen

Und manchen süssen, freundlichen Genuss     en menig zoet en vriendelijk genoegen

 

Auch ich empfand in Ahndungen verloren       Ook ik ondervond in vermoedens verloren

Das leise wehn von manchen Geisterkuss        de zachte zucht van menige kus des geestes

Und fühlte oft im heiligen Ehrgeiz                  en voelde vaak in een heilig streven

Mich zu der Sonne reinem Dienst erkoren       mij zuiver in dienst van de zon verkoren [..]

(Novalis Werke, Studiënausgabe, red. Gerhard Schulz, p 10 Gedichte aus der Schul- und Studentenzeit 1788-93, vóór de Franse Revolutie)

Friedrich von Schiller,  Friedrich von Schlegel, August von Schlegel,   Friedrich Schelling, Karoline Schlegel-Schelling, Ludwig Tieck 

De dood van zijn verloofde

In 1775 verloofde Novalis zich met de 13 jarige vroegrijpe Sophie von Kühn. “De verhouding tussen de romantische maar ook zeer nuchtere en rustige jonge dichter en het kind Sophie is een van de wonderlijkste die de rijke liefdesgeschiedenis van de literatuur kent. Sophie bezat de volle bekoring van kinderlijke vrouwelijkheid, een natuurlijk en eenvoudig, niet zeer ontwikkeld en helemaal niet bijzonder meisje. Voor Novalis werd zij niet alleen het middelpunt en de grondslag van zijn leven, maar een openbaring van God op aarde, een Madonna,” zij het pas naar haar overlijden (6b, p 14).

Dit kwam door haar vroege dood in 1797. Hij had toen net werk gevonden bij de zoutmijndirectie. Zijn piëtistische vroomheid uitte zich in een romantische liefde voor Sophie als de aardse openbaring van de goddelijke liefde, het vrouwelijk beeld van God. Hij ging verder dan Dante in de liefde voor zijn jonggestorven Beatrice, die zijn muze was.

Na haar overlijden verlangde hij ernaar zich met haar te verenigen aan het eind van zijn leven en tot dan met overgave aan haar te leven. Hij wilde zijn hele leven aan haar wijden, uitziend naar het grote ogenblik van de hereniging. Niet in liefde ‘tot de dood ons scheidt’ zoals bij de trouwbelofte werd gezegd, maar in liefde tot de dood verenigt. Leven en dood, liefdes- en doodsverlangen gaan bij hem in elkaar over, zoals liefdeslyriek en doodslyriek.

Hereniging

Zijn schrijven en dichten stond in het teken van het verlangen naar deze hereniging. De blauwe bloem was hiervan het zinnebeeld, een verlangen naar ‘hemelse liefde’ naar de vereniging met het oneindige. Blauw is de kleur van de oneindige hemel en de bloem zou dan de liefde verbeelden, in een voor de hand liggende eenvoudige duiding. Deze bloem werd het symbool van de Romantiek (10).

“De jaren na de dood van Sophie tonen Novalis in zijn eigenaardige verbinding van romantische geestdrift en zakelijke nuchterheid… Hij besluit te [willen] sterven. Maar aan de andere kant belet dit hem niet met al zijn krachten te werken, zowel in zijn beroep als in zijn wijsgerige en literaire studies. Novalis blijkt een voortreffelijk ambtenaar… Aan de verheerlijkte gestalte van Sophie wordt geen afbreuk gedaan door een tweede verloving in 1798” (6b, p 6, O’Brien ziet dat genuanceerder in een uitvoerige analyse, 4b hfst 2).

Hij wijdt zich met volle overgave aan allerlei wetenschappen en de filsofische grondslagen ervan en poogt elke afzonderlijke levensbeweging te herleiden tot één grote beweging van het heelal in een tegelijk christelijke en pantheïstische visie. Vanwege zijn vroege dood in 1801 door tuberculose zoals bij Sophie heeft hij veel onvoltooide werken, fragmenten en aforismen nagelaten, zoals bij Nietzsche.

Werken van Novalis

In Novalis Werke Studienausgabe onderscheidt Gerhard Schulz poëtische werken, 150 blz. epische werken, een verhaal en een roman, samen 200 blz, en diverse theoretische werken en fragmenten: een onvolledige selectie van 380 blz. Poëtische werken kregen van meet af aan het meeste nadruk, theoretische werken het minst, terwijl deze het meest omvattend en omvangrijk zijn, zoals al is opgemerkt bij de mythevorming. De uitgave van Schulz bevat de belangrijkste werken. De volledige uitgave omvat zes delen met zijn nagelaten, merendeels technische en wetenschappelijke werken: de  ’Historische-Kritische Ausgabe’ (HKA) Novalis Schriften, red. Richard Samuel, Hans-Joachim Mähl en Gerhard Schulz, Stuttgart, Kohlhammer Verlag, 1960–2006. Dit alles geschreven in nog geen 29 jaar!

In chronologische volgorde onderscheidt Schulz:

Gedichten uit zijn schooltijd en studententijd,

Gedichten uit de tijd van de ontmoeting met zijn geliefde Sophie von Kühn (1794-95)

Gedichten uit de tijd van zijn opleiding tot mijningenieur in Freiberg (1798-99)

Zijn vroege proza bestaat uit fragmenten en aforismen, deels verschenen in Athenaeum, Red. F. Schlegel:

Fichte Studien, Blütenstaub (Stuifmeel), Vermischte Bemerkungen, Blumen, Glauben und Liebe oder der König und die Königin, 1798. Het laatste werk was politiek omstreden, onder meer bij de Pruisische koning. Daarom werden de Politische Aphorismen niet gepubliceerd, met zijn ideeën over de ‘poëtische staat’ en de ‘vrije, humane samenleving’ door ‘de kracht van het bewustzijn’ en bezieling van kunstenaars en filosofen (1, p 93, 113)

Die Lehrlinge zu Saïs, een soort essay in verhaalvorm, zijn eerste belangrijke prozawerk, 1798

Naturwissenschaftliche Studien en een soort integratie van wetenschappen en filosofie in Aus dem Algemeine Broullion, de Engelse titel is veelzeggend: Notes for a Romantic Encyclopedia, 1798-99

Die Christenheit oder Europa, 1799, zijn belangrijkste essay met zijn visie van een universele mensheidsreligie, geïnspireerd op een geïdealiseerd Middeleeuws christendom dat hij in de toekomst projecteert. Dit combineert hij met een romantisch, geestelijk geïnspireerd humanisme, beïnvloed door Lessing, Herder, Schiller, Fichte en vooral de theoloog Schleiermacher op wiens werk hij reageert. Hij had toen al de visie van een verenigd Europa onder Duitse bezieling, meer als geestelijke en culturele eenheid als basis voor een politieke eenheid. Zijn toekomstvisie werd echter eenzijdig en conservatief begrepen. F Schlegel noemde het ‘Schwärmerei’. Het kwam niet door de censuur. Ook Goethe adviseerde het niet te publiceren na de atheïsme-strijd rond het vermeende atheïsme van Fichte (1, 125 e.v.). Verder:
Hymnen an die Nacht
, zijn bekendste dichtbundel en prozagedicht, 1799-1800, met een eenzijdig beeld van alleen zijn poëtische kant. Dit hoogtepunt van romantische poëzie wordt weergegeven onder gedichten.

Geistliche Lieder 1799-1800, met een christelijk, piëtistisch èn zinnelijk karakter, neigend naar pantheïsme

Späte Gedichte 1799-1800

Heinrich von Afterdingen, gewijzigd in Ofterdingen, onvoltooide ‘politieke’ roman met gedichten, 1799-1800, een werk dat later model stond voor de romantisch roman, en het motief de blauwe bloem werd het zinnenbeeld van de Romantiek. 

Nederlandse vertalingen

Zijn roman werd in 2006 opnieuw vertaald met de titel De blauwe bloem die tot de verbeelding spreekt. Deze wordt besproken in het volgende nummer. De eerste vertaling is van Dirk Coster en P C Boutens, in Uren met Novalis (1915). Aan zijn gedichten wordt in de rubriek gedichten aandacht besteed.

In het Nederlands verschenen ook De leerlingen te Sais (2013), Hymnen aan de nacht (1992), Geestelijke liederen (1945) en De Christenheid of Europa (1989 met commentaar). In het volgende artikel wordt Die Lehrlinge zu Saïs besproken. Novalis geeft hierin zijn visie op de natuur in een verhaal en sprookje.

Novalis schreef verder praktische, bestuurlijke en technische stukken over steenkool en mijnbouw zoals Die Anstelling der Faktoren auf den sächsischen Salinen, ingeleichen die Glieder des Directorii und was dem anhängig betrifft. “Niet bepaald een ‘romantische’ titel!”, aldus Van der Leeuw (6b, p 43).

De bibliografie met boeken en artikelen over Novalis telt bijna 100 blz. Een fractie ervan staat in de noten.

Bij de integratie van wetenschappen, filosofie, religie en (dicht)kunst is zijn werk zeer relevant, als diepgaand antwoord op de diepere problematiek van materialisme, reductionisme en ‘Entzauberung der Welt’. Novalis biedt een alternatief dat actueel blijft. Hij geeft behalve een integrale (wetenschaps)visie ook een postmortaal levensperspectief, waarin de scheiding tussen leven en dood wordt opgeheven in een hogere eenheid achter de veelvuldige, veranderlijke, vluchtige en vloeiende tijdelijkheid van ons bestaan.

    

De meest complete Duitstalige en Engelstalige studies over Novalis van Schulz en O’Brien

Novalis in de cultuurhistorische context van de Romantiek

Novalis heeft behalve zichzelf ook de Verlichting en de Sturm und Drang op een meer geïntegreerd niveau proberen te brengen. Hij wilde het rationele integreren met het geestelijk leven en gevoelsleven, enigszins naar het voorbeeld, maar ook als antithese van Goethe en Schiller, die behoorden tot zijn leermeesters. Hij wilde hen evenaren en overtreffen. In zijn Hymnen aan de nacht en Heinrich von Afterdingen is hij daarin volgens velen geslaagd. Zijn werken zijn een hoogtepunt van de Romantiek, die bij hem en zijn vrienden, de gebroeders Schlegel, Tieck, Jean Paul, Schelling, Brentano werd geboren. Zij stonden aan de wieg van een nieuw tijdperk. Na zijn overlijden kreeg een minder geïntegreerd gevoel en sentiment de overhand dan bij hem het geval is. Novalis kreeg daarbij mythische en pathetische proporties.

Synthese en evenwicht van extreme ervaringen

De hogere synthese van het verenigende leven van Novalis, de synthese van gevoel en verstand, geest en natuur, het eindige en het oneindige, dood en leven, verbeelding en werkelijkheid, werd niet op dit niveau voortgezet door de Schlegels, Tieck en anderen. Politiek gezien is er na de Franse Revolutie en Napoleon een restauratieve, conservatieve wending, terwijl Novalis de Verlichting op een meer geïntegreerd niveau wilde verheffen en de humanitaire idealen van de revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap, zoals de Verlichtingsdenkers Kant en Lessing op een niet-revolutionaire geweldloze en vredelievende wijze gestalte wilde geven ‘door de kracht van het bewustzijn’, door een ruimere, meer spirituele en integrale vorm van ‘Bildung’. Novalis wordt terecht beschouwd als ‘volbloed romanticus’, maar is ook een overgangsfiguur en ‘verlichte’ dichter, filosoof en encyclopedist.

Novalis sluit aan bij het ideaal van de humane geestelijke ontwikkeling door kunst, wetenschap, filosofie en religie, in de lijn van de ‘Aufklärung’ en ‘Bildung’ van Kant, Lessing, Herder, Schiller en Goethe. Maar meer op de onderliggende eenheid in alle verscheidenheid gericht, vanuit een innerlijke ervaring en bewustwording. romantiserende verheffing en sublimering, zoals hij zelf had doorgemaakt. Ook familie- en gemeenschapsleven is bij hem belangrijk, waardoor hij ook burgerlijk lijkt. Hij verwijst naar het oude gemeenschapsideaal, zoals in de Middeleeuwen en daarvoor en bij het utopisch socialisme daarna. Novalis biedt na de Verlichting een antithese en synthese, in de zin van de historische dialectiek van Hegel. In zijn werken gaf hij op rationeel, geestelijk en gevoelsniveau uitdrukking aan zijn beleving en ervaring van een onderliggende eenheid en het verlangen ernaar (1, p 109 e.v., 13).

Bij Novalis vloeien extremen samen in een doorleefde en doorvoelde eenheid met een zeker evenwicht dat is gegrond in zijn levenspraktijk. Het is niet alleen gevoel, zoals bij veel romantici, die vaak

extreme gevoelens vertolken in een onevenwichtig kort, maar hevig leven. Het leven van Novalis was kort, maar niet onevenwichtig en ongeïntegreerd. Zijn familierelaties waren harmonisch, liefdevol en huiselijk, inclusief enkele begrijpelijke terechtwijzingen van zijn vader aan het adres van ‘flirtende Frits’, zoals zijn broer hem noemde (4b, hfst 2). Toch is hij is niet echt ‘burgerlijk’ te noemen. “Novalis kan niet in categorieën worden ingedeeld,” zoals Carlyle aan het begin al schreef.

Hij stond op het punt een dichterlijk burgerlijk leven te gaan leiden, toen zijn geliefde overleed. Deze schokkende ervaring bracht een transformatie teweeg naar een hogere vorm van een geïntegreerd en buitengewoon creatief leven. Door zijn werk in de natuur, in bosbeheer en mijnbouw werd deze creativiteit vanuit stille diepten en natuurbeleving gevoed. Ondanks de verwantschap met de zijn romantische vriendenkring, die de mythevorming rondom hem gestalte gaven, is Novalis een unicum en hoogtepunt in de Romantiek. Andere unieke personen laten zich met hem vergelijken, van de adellijke utopisch socialist Saint-Simon positivist en de integrale positivist Auguste Comte, met zijn vergelijkbare liefde tot zijn overleden geliefde Clothilde de Vaux, tot Nietzsche, levensfilosoof en stilist van aforismen, zoals bij Novalis. Maar ook grote verschillen springen in het oog. Bij Novalis zijn veel bloemen in de knop gebleven en voor de ochtend van hun bloei vergaan.naar het bekende gedicht van Willem Kloos.

Enkele geestverwanten en verwante thema’s

In de 19e eeuw komt onder invloed van de ontwikkeling van de wetenschap het utopisch socialisme en het positivisme van Saint-Simon en Comte op. Naast veel verschillen tonen zij ook enige verwantschap met Novalis, ook in hun spirituele elan. Bij Richard Wagner zien we de synthetische tendens in muziek en drama in zijn ‘Gesamtkunstwerk’, met mythische en Middeleeuwse, christelijke en germaanse thema’s. Bijvoorbeeld de Nibelungensage van de legendarische dichter Heinrich von Ofterdingen, de held in de roman van Novalis en een verwant liefdesthema in Tristan en Isolde. Een andere eenheidsvisie vinden we in de levensfilosofie van Schopenhauer, Nietzsche en Bergson, waarbij de natuur bezield lijkt met een verbindende levenskracht, levenswil of ‘wil tot macht’ of ‘elan vital’.

Het romantische en tevens klassieke thema van de onmogelijke en onvergankelijke liefde over de dood heen zien we in vele werken: Orfeus en Euridice (in de opera van Von Gluck), Dante met zijn Beatrice, Romeo en Julia van Shakespeare (een voorbeeldwerk van Novalis), in sprookjes die werden herontdekt, in de liederen van Beethoven An die Entfernte Geliebte, een voorproefje van de natuur- en liefdesliederen Schubert, Schumann: Dichterliebe, Hugo Wolf en vooral de vijf liederen voor Mathilde Wesendonck van Wagner. Verder in de balletten van Adolphe Adam, Gisele met haar nachtelijke hartroerende dans met haar geliefde prins bij haar graf na haar tragische ‘liefdesdood’, Het Zwanenmeer en Doornroosje van Tjaikowski en en vele liefdesopera’s zoals de romantische opera’s van Carl Maria von Weber, Rusalka van Dvorak, met Het lied aan de maan als een hymne aan de nacht. In de beeldende kunst zien we het thema van de eenheid met de oneindige natuur in talloze werken, vooral landschappen, uitgebeeld, waarvan we alleen Caspar David Friedrich als tekenend voorbeeld geven en verwijzen naar de vele Hollandse meesters. Kortom, de romantiek laat veel kunstwerken zien die verwant zijn met Novalis.

 Caspar David Friedrich, Opkomst van de maan aan zee, 1821

De 20e eeuw en huidige actualiteit

In de 20e eeuw zien we een verwarrend aantal filosofieën opkomen. In De wijsbegeerte van de 20e eeuw vermeldt Delfgauw twintig richtingen, die door de materialistische en specialistische wetenschappen worden gedomineerd en die uiteenvallen in nog veel meer richtingen. De eenheid is zoek. Er is een neoromantische stroming in de literatuur die aansluit bij de Romantiek. In Nederland zijn dit onder meer de Tachtigers en schrijvers als Aart van der Leeuw, Arthur van Schendel, A Roland Holst en Jan Slauerhoff. In Duitsland was de Romantiek met al haar gevolgen een brede beweging met een te groot aantal schrijvers om te noemen, naast degenen die al zijn genoemd, onder hen Heine en vooral Hesse.

De postmoderne problematiek, de keerzijde van wetenschap en techniek en de daarmee gepaard gaande modernisering en industrialisering, treedt meer op de voorgrond. Milieubewegingen en spirituele bewegingen komen met alternatieven, die voor alsnog een beperkte invloed hebben, zoals Novalis in zijn tijd een beperkte en eenzijdig begrepen invloed had. Het universele ideaal van geïntegreerde menselijke ointplooiing verdient in deze tijd van vervlakking en specialisatie meer inspiratie, die onder anderen te vinden is bij Novalis.

Tot slot enkele wetenswaardigheden. Er is een Novalis College te Eindhoven, een vrije school. Rudolf Steiner heeft een boek over Novalis geschreven. Novalis was lid van een Vrijmetselaarsloge, zoals veel grote schrijvers en musici in zijn tijd (zie het artikel over Lessing). De rockband Novalis heeft enkele van zijn gedichten op muziek gezet, in een totaal andere vorm dan Schubert eerder deed. De reeds genoemde roman De blauwe bloem van Penelope Fitzgerald (1995) over de jonge Novalis aan het begin van de Duitse Romantiek, was in Engeland het boek van het jaar, dat ook in de VS werd bekroond en een levensecht beeld geeft van Novalis en zijn tijd, zonder fietsen, zonder auto’s, zonder internet, TV en telefoon, met paarden, open haarden, tochten door de bossen, kleine gemeenschappen en intieme vriendschappen. Hierna volgt als introductie op zijn  werken een artikel over zijn korte werk De leerlingen van Saïs. De bespreking van zijn roman De Blauwe bloem de Nederlandse vertaling van Heinrich von Ofterdingen volgt in een volgend nummer. Zie ook onder gedichten.

Novalis: Dichter voorbij leven en dood

2015 10 25 Houten, bij het lezen van Novalis

Zijn zuivere fijnzinnigheid
overstijgt de tegenstrijdigheid
die in de Duitse Romantiek
zich vaak in tegendraadsheid
uit in Sturm und Drang
sentiment en pathetiek

In zuivere toch wereldse sereniteit
die ook naar hemelse regionen reikt
beweegt hij zich zijn leven lang
gedreven door een bovenaardse hang

Aanvankelijk met een intense droefheid
daarna met vreugde die de tijdelijkheid
voorbij gaat van de menselijke wensen
en zintuigelijk gebonden grenzen

Hij toont hoe tegelijk blijheid
en een innig doodsverlangen
zonder zweem van tegenstrijdigheid
inwendig kunnen samenhangen

Geen gezwijmel en geen dweepzucht
geen bevlogen bovenaardse vlucht
maar oprecht en argeloos verlangen
verklanken zich intiem en zacht

in de ongeëvenaarde minnezangen
van zijn Hymnen aan de nacht
De betoverdende nachtelijke macht
doet hem naar de dood verlangen

Waarin alles weer tot klaarheid komt
in een nieuwe louterende morgenstond
waarin het leven één is met de dood
een mens verlost is uit zijn nood

Weemoed, schuld en eenzaamheid
lossen op in innige gelukzaligheid
met de geliefde die hem ooit ontviel
en die hij weer ontmoet als vrome ziel

In een liefde die aan God gewijd is
en die zo intens en zuiver is
dat alles erin oplost en verdwijnt
zoals schaduw in de zon verdwijnt

Zoals schimmen in de nacht
verdwijnen in de morgenstond
wanneer hij zijn geliefde tegenkomt
en dan niet meer naar haar smacht

Nadat zij haar prille jonge leven
onverwacht moest overgeven
aan een plotse onvermijdelijke dood
en zij hem als meisje reeds ontvlood

Maar nooit verdween zij uit zijn ziel
sinds zij hem zo plotseling ontviel
Aanvankelijk beproefd door droefheid
bleef hij haar zijn hele leven toegewijd

Zijn liefde voor haar prille schoonheid
bezong hij levenslang in tederheid
zoals dit nog in sprookjes voorkomt
en in stilte waarin ieder woord verstomt
die heelt wat eens hun harten kliefde
in een onuitsprekelijke liefde

Noten

(1)  Gerhard Schulz, Novalis, Hamburg, Rowohlt, 1969, p 7, redacteur Novalis Werke Studienausgabe

(2)  Wil Rouleaux, Novalis zag overal lieflijke wonderen, in: Trouw 09-09-2006 Boekbespreking ‘De Blauwe Bloem’, vertaling van Novalis’ Heinrich von Ofterdingen door Ria van Hengel,

(3)  Zie 1, p 176; Hermann Hesse, Novalis. Dokumente seines Lebens und Sterbens, Nachwort; http://www.bol.com/nl/p/de-leerlingen-te-sais/9200000022675640/

(4)  a. Zie J H Schouten, Duitse literatuur als levensspiegel, Novalis;

      b. W A O’Brien, Novalis: Signs of Revolution. Duke Univ Press, 1995, p 6 en p 11: ‘Tieck and Schlegel’s Editing of Novalis Writings’. Zij hebben volgens O’Brien van Novalis een mythe gemaakt, een zwijmelende jongeling, vooral Tieck. Zie ook noot 3, p 13 e.v.Tieck over het leven van Novalis

(5)  Hymnen aan de nacht, zie 1, p 43, Ned vert. p 48; http://bureaudehelling.nl/artikel-tijdschrift/hymnen-aan-de-nacht Romantiek en revolutie,  Erica Meijers.

Laatste citaat: Ludwig Tieck, 4b p 24 en in Novalis, De leerlingen te Saïs, omslagtekst,.

(6)  a. Novalis, A G Just en Ursula von Mangoldt, Biografie [1805], Europa oder die Christenheid, Utopie oder Wirklichkeit. Weilheim, Barth Verlag, 1964, p 8, 14, 26; zie ook noot 1, p 43-44 en noot 3, p 49 ev

      b. G van der Leeuw, Uren met Novalis, p 1-9. Deze bekende godsdiensthistoricus schreef diverse boeken over religie vanuit een brede visie. Just schijft over Sophie: “Een meisje dat toen al het karakter had zoals bij volwassene, met de aantrekkingskracht en de lieflijkheid van een schone jeugd en dat geest en waardigheid verenigde, zoals dit weinigen ten deel valt.” in  Novalis, De leerlingen  te Saïs, omslag en Just, zie boven p 15.

(7)  P C Götzsche. Dodelijke medicijnen en georganiseerde misdaad, p 29

(8)  Christian Becker, Rainer Manstetten, Univ. of Heidelberg, ‘Nature as a You: Novalis’ Philosophy and the Modern Ecological Crisis’, Environmental Values 13, no. 1 (2004): 101–18. doi:10.3197/ 096327104772444848 https://mail.google.com/mail/u/0/#inbox/151e48b3c4ba0cc8?projector=1; http://www.ruedigersuenner.de/novalis8.html; Over Rousseau en Thoreau zie mijn artikel Waarom we niet eenvoudig leven in nr 32

(9)  Slauerhoff en Nijhoff schreven een gedicht over Novalis, waarin zij meer van zichzelf projecteren dan van hem. Voor een bloemlezing van Nederlandse dichters over de dood, een prominent thema bij Novalis, zie Civis Mundi nr 34 en ook het artikel over Faust en het Faustthema in de literatuur.

(10) Fritz Martini, Duitse letterkunde, p 346-47; Penelope FitzgeraldThe Blue Flower,De blauwe bloem.

Over de blauwe bloem zie https://ericbolle.wordpress.com/de-kleur-blauw-in-de-duitse-poezie

(11) Goethe’s Die Leiden des Jungen Werther verschijnt in 1774. Die Rauber van Schiller in 1781.

(12) Friedrich Schlegel schreef historische, literaire en filosofische werken over de Grieken en Romeinen en, de dichter Lessing, de roman Lucinde (1799) en het baanbrekende werk Von Sprache und Weisheid der Inder (1808). August Schlegel vertaalde Dante, Petrarca en Shakespeare (met Tieck en diens dochter Dorothea). Hij besprak Indiase werken: de Bhagavad Gita en het Ramayana epos. Breide zijn grondleggers van de indologie, oriëntalistiek en vergelijkende taalwetenschap. Schleiermacher vertaalde de Dialogen van Plato. Zijn boek Über die Religion (1799) komt overeen met de visie van Novalis. Tieck schreef gedichten, verhalen, romans, sprookjes en toneel.

(13) Zie ook A. Vloemans, Cultuurgeschiedenis van Europa, p 315 e.v.,De Romantiek, p 326 e.v.Novalis.