Nepparlement? Hoe representatief is onze volksvertegenwoordiging?

Civis Mundi Digitaal #35

Geert Wilders is erin geslaagd met een nieuwe kreet nieuwe politieke verontwaardiging, en daarmee de nodige publiciteit voor zijn opvallende politieke rol in het parlement te wekken, dit keer door onze volksvertegenwoordiging als een nepparlement voor te stellen. Dit was bewust weinig vriendelijk geformuleerd, om het representatieve gehalte van dat parlement ter discussie te stellen. In een democratie is er natuurlijk alle vrijheid de feitelijke representativiteit van het parlement tot een punt van discussie te maken. Dit gebeurt sinds lang in democratieën, waarin die discussie ertoe geleid heeft dat de feitelijke tekortkomingen van de representatieve democratie gecorrigeerd worden door bepaalde elementen van directe democra­tie, zoals direct gekozen gezagsdragers, referendum, volksinitia­tief en zogenaamde mandaatsstemmingen[1] daarin als complement op te nemen om zodoende de democratische component ervan te versterken en wel in een viertal opzichten: door burgers met de introductie van referendum en/of volksinitiatief op concrete wijze bij het overheidsbeleid te betrekken en daarmee in concreto op hun politieke verantwoordelijkheid als staatsburger aan te spreken; door de bestaande instituties van de representatieve democratie op die manier responsiever te maken; door het publieke debat over bepaalde besluiten die het leven van burgers rechtstreeks raken met behulp hiervan te stimuleren; en door met een correctief referendum een nieuw democratisch controle-element toe te voegen aan het liberaal-democratische systeem van checks and balances, namelijk in de relatie tussen kiezers en gekozenen.

Aan dat laatste is te meer behoefte nu de media door allerlei factoren - concentratietendens in de media, commerciële invloeden, te weinig kritische afstand van de journalistiek ten opzichte van politiek-bestuurlijke elites e.d. - in hun democratische waakhondfunctie niet zelden tekort schieten. Daar komt bij dat het democrati­sche verantwoordingsbeginsel, - de openbare verantwoording van het beleid dat door politieke elites in naam van het volk gevoerd wordt -, in de relatie tussen kiezers en gekozenen onvoldoende tot zijn recht komt. Verkiezingen voor vertegenwoor­digende lichamen kenmerken zich steeds meer door het op uitgekiende wijze verkopen van politieke leiders, programma’s en partijen aan de kiezers in plaats van een zakelijke verantwoording van het gevoerde en te voeren beleid.

De meeste westerse democratieën kennen een of andere vorm van directe democratie. Een van de schaarse uitzonderingen daarop is Nederland. Daar stuit alles wat zweemt naar directe democratie op principieel verzet. Democratie pleegt men daar nog altijd te vereenzelvigen met representatieve democratie. Dat heeft het karakter gekregen van een politiek dogma om het beleid van politieke elites zodoende af te schermen tegen interventies van burgers aan de basis.

Tekenend voor de opvatting van democratie die gangbaar is in de politieke klasse in dit land was de reactie van een VVD-prominent als H. Vonhoff op het voorstel van de staatscommissie-Biesheuvel tot invoering van meerdere soorten referenda, die dat in de jaren ’80 op de politieke agenda had gezet. We zouden hiermee, zo vreesde deze progressief geheten liberaal, een principieel gevaarlijke weg inslaan, te weten die van erkenning van de volkssoevereiniteit. Dat is echter een weg die al in de liberale revoluties van de 18e eeuw is ingeslagen, toen volkssoevereiniteit als een democratisch grondbeginsel geproclameerd is. En sindsdien is dat in bijna alle westers-liberale grondwetten, behalve de onze, bevestigd, in de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland zelfs als onaantastbaar beginsel van de liberaal-democratische basisorde (art. 79 lid 3 jo. artt. 1 & 20 Gw.).

 

SWC



[1] Daarmee worden kiezers bij verkiezingen in de gelegenheid gesteld zich tevens uit te spreken over bepaalde beleidskwesties.