Civis Mundi Digitaal #38
Doorzetten moderniteit als grote cultuurschok
De moderne cultuur, tegenwoordig kortweg de moderniteit genoemd, is nu een vanzelfsprekend gegeven, althans in de westerse wereld, afgezien van postmoderne en andere cultuurkritiek. Maar lange tijd was dat ook daar niet het geval, waren ontstaan en ontwikkeling ervan inzet van grote geestelijke, politieke en maatschappelijke strijd. Een lange reeks van diepgravende studies van sociologen, historici, filosofen en economen is er inmiddels aan gewijd.[1] In Nederland lanceerde de historicus Jan Romein[2] in dit verband zijn bekende theorie van het Algemeen Menselijk Patroon (AMP) van premoderne culturen en Europa (als eerste exponent van de moderniteit) als afwijking daarvan. Dat AMP van de premoderniteit was eeuwenlang in heel de wereld in allerlei varianten het heersende cultuurtype, totdat in de 17e en de 18e eeuw in Europa via de Radicale Verlichting van de 17e en de Franse Verlichting van de 18e eeuw de moderne geest doorbreekt en vandaar overwaait naar Noord-Amerika om vervolgens in de Amerikaanse revolutie van 1776 en de Franse Revolutie van 1789 voor het eerst tot politieke gelding te komen.
In het voetspoor hiervan komen, zoals bekend, diep ingrijpende veranderingsprocessen op gang, processen van rationalisering, individualisering, secularisering en humanisering en in samenhang hiermee ook een reeks van emancipatiebewegingen. Het zijn processen en bewegingen die sindsdien om de voorrang strijden tegen krachten en bewegingen die nog zoveel mogelijk willen vasthouden aan de geloofs- en denktradities en daarmee verbonden instituties van de premoderniteit, in Europa het ancien regime geheten. Het verval daarvan kritiseren zij als decadentie, een nieuw cultuurkritisch begrip dat dan in stelling gebracht wordt tegen de verderfelijk geachte opmars van de moderniteit. Het wordt tevens de expressie van het cultuurpessimisme dat het moderniseringsproces van stonde af aan begeleidt als tegenhanger van het moderne vooruitgangsoptimisme. De overgang van premoderne culturen naar het moderne type beschaving resulteert in een grote cultuurschok die tot in onze tijd natrilt, nu vooral in de niet-westerse wereld. De meeste problemen zijn daar te herleiden tot die cultuurschok.
Ook een prominente exponent van de existentiefilosofie als Karl Jaspers refereert naar die breuklijn in de geschiedenis in zijn grote werk Vom Ursprung und Ziel der Geschichte (1983). Tot de zeventiende eeuw, aldus deze filosoof, vertonen alle grote culturen nog grote gelijkenis met elkaar. Daarna voltrekt zich een radicale historische breuk. De wetenschapsfilosoof Karl Popper[3] zit op dezelfde lijn wanneer hij onderscheid maakt tussen het tribale, gesloten en het moderne open type samenleving en de grote cultuurschok signaleert die de overgang van het ene naar het andere type samenleving teweeg brengt en tot in onze tijd natrilt, vooral in de niet-westerse wereld. De meeste problemen zijn daar te herleiden tot die cultuurschok. Van westerse, in het bijzonder Amerikaanse zijde houdt men daar onvoldoende rekening mee en probeert men de overgang naar de moderniteit zoals die in de westers-liberale samenleving gestalte gekregen heeft, teveel te forceren.
In de Lage Landen is die cultuurschok in de vorige eeuw gekanaliseerd en verwerkt via de verzuiling als maatschappelijk organisatieprincipe. De integratieproblematiek die hier evenals in andere westerse landen ontstaan is met de migratie van grote groepen niet-westerse migranten, heeft daar ook veel mee te maken. De abrupte confrontatie met moderne denk- en leefwijzen ondergaan die migranten als een echte cultuurschok. Velen zijn daarom in eerste instantie geneigd min of meer terug te vallen op culturele waarden van hun traditie om zich in die nog vreemde wereld van de moderniteit staande te houden.
Historische verankering moderniteit
De versnelling van historische processen als kenmerk van de moderniteit wordt ook zichtbaar in de betrekkelijk korte tijd waarin dit nieuwe beschavingstype zich ondanks forse tegenkrachten weet door te zetten. Dat neemt slechts twee eeuwen in beslag: de lange 19e eeuw, cultuurhistorisch beginnend in 1789 en met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 eindigend; en de korte 20ste eeuw, cultuurhistorisch lopend van 1914 tot het einde van de Koude Oorlog in 1989.
De 19e eeuw als eerste ontwikkelingsfase van de moderniteit onderscheidt zich heel globaal door drie grote trends: (1) ideologische polarisatieprocessen over de grondslagen van de moderniteit (liberalisme versus conservatisme, liberaal secularisme versus christelijk-confessionalisme, socialisme versus kapitalisme en liberaal nationalisme versus regionalisme en particularisme); (2) een industriële revolutie met een nieuw industrieel productiestelsel als resultaat; en (3) koloniale expansieprocessen die pas in deze eeuw tot volle ontplooiing komen.
De geschiedenis van de 20ste eeuw kunnen we in het kader van de zich ontwikkelende moderniteit nader indelen in twee grote ontwikkelingsstadia: de periode van 1914 tot 1945 en vervolgens die van 1945 tot het einde van de Koude Oorlog in 1989. De eerste periode begint met de Eerste Wereldoorlog, de oercatastrofe van de 20ste eeuw en tevens de eerste totale oorlog[4]. Bijna alle veranderingsprocessen in die eeuw hangen op de een of andere manier hiermee samen. Het liberale vooruitgangsoptimisme van de 19e eeuw knapt dan onverhoeds keihard af op de harde realiteit van een onvoorziene geweldsexplosie. Dat liberale vooruitgangsoptimisme herleeft nog wel even in het Verdrag van Versailles van 1919 en de oprichting van de Volkenbond als politieke vrucht daarvan. De bedoeling daarvan was namelijk voorgoed met oorlog als constante in internationale betrekkingen af te rekenen en een nieuwe vreedzame wereldorde in liberale geest te vestigen.
Zoals bekend, is het verdrag van Versailles in Duitsland echter veeleer ervaren als een oorlogsverklaring aan het Duitse volk. Dat voelde zich daardoor vernederd. En dat werd een vruchtbare voedingsbodem van Duitse revanchisme en nationaal-socialisme als ideologische vertolking daarvan. Onder invloed van nieuwe antiliberale tegenkrachten in Europa van links (het communisme) en van rechts (fascisme en nationaal-socialisme) raakten liberale principes en instituties in het interbellum sterk in het defensief.
De liberale ideologie en democratie leken zich in die jaren op een dood spoor te bevinden. In de nieuwe fascistische regimes ging men er dan ook vanuit dat zij in de opkomende massademocratieën van de 20e eeuw snel hun aantrekkingskracht zouden verliezen en geen serieus te nemen rivaal meer waren. De zich in het interbellum toespitsende conflictstof, vooral onder invloed van fascistische machtsvorming en ambities in een groot deel van het Europese continent, explodeert tenslotte in de Tweede Wereldoorlog. Die maakt een einde aan de antiliberale pretenties en ambities van fascisme en nationaal-socialisme in Europa, maar ook aan de Europese hegemonie in de wereld zoals die gebaseerd was op de grote koloniale imperia die de afgelopen eeuwen door Europese mogendheden waren opgebouwd.
In het tweede ontwikkelingsstadium (1945-1989) voltrekt zich een reeks van nieuwe veranderingsprocessen. En die reeks is beslissend geweest voor de ontwikkelingsrichting van het moderne beschavingsproces in deze tijd. Wereldwijd is dat de Koude Oorlog met de ideologische machtsstrijd tussen de westers-liberale en de communistische interpretatie van de moderniteit; en daarmee samenhangend het politieke machtsconflict tussen Amerika en de Sovjet Unie. De overwinning van de westers-liberale interpretatie en van Amerika als belangrijkste exponent ervan en dominerende supermacht vormt de belangrijkste historische achtergrond van deze tijd. Het is een overwinning die voorstanders van een westers-liberale interpretatie van de moderniteit uiteraard tot vreugde stemt. Maar zij heeft tevens een hele reeks van internationale en nationale veranderingsprocessen teweeg gebracht, die nopen tot een grondige herinterpretatie van het wereldgebeuren.
Vergelijking 19e met 20e eeuw
Hoe verhouden die lange 19e en de korte 20e eeuw zich als historische verankeringstijdperken van de moderniteit tot elkaar? De 19e eeuw onderscheidt zich als een veelal vreedzame en door een hoopvol liberaal vooruitgangsoptimisme gedreven eeuw in heel positieve zin van de 20e eeuw, die daarvan schril afsteekt. Op die 20e eeuw wordt voornamelijk in negatieve termen teruggeblikt[5]. De nationale veiligheidsadviseur van de voormalige Amerikaanse president J. Carter, Z. Brezinski, bestempelt die eeuw zelfs kortweg als een misdadige eeuw[6]. Ik kom tot een meer genuanceerde beoordeling. Ik ben geneigd de (korte) 20e eeuw te karakteriseren als de eeuw waarin het project der moderniteit zowel in positieve als in negatieve zin tot volle ontplooiing komt vanuit het revolutionaire grondmotief waardoor het wordt voortgestuwd: het beheersings- en het bevrijdingsmotief. Met als resultaat enerzijds grote wetenschappelijke en technologische successen en ethisch-juridische progressie dankzij de ontwikkeling van de mensenrechten als internationale verantwoordelijkheid, maar anderzijds ook afschuwelijke excessen, met de Holocaust als meest weerzinwekkende uiting. Het is ook de eeuw waarin de ideologische polarisatieprocessen over de grondslagen van de moderniteit in de Koude Oorlog hun internationale hoogtepunt bereiken en vervolgens ten einde lopen met het einde van die oorlog, althans in de westerse wereld. En daarmee loopt daar ook de ideologie als moderne bron van politieke zingeving ten einde.
Bij nader inzien zie ik wel reden op die genuanceerde visie terug te komen. Het is namelijk een eeuw geweest die vervuld was van uitzonderlijk veel (soms zelfs genocidaal) geweld, met vernietiging van verbijsterend veel mensenlevens, gepaard gaande met weergaloos met veel uiterlijk en innerlijk lijden, met twee uitzonderlijk gewelddadige wereldoorlogen en totalitaire regimes van linkse en rechtse zijde, een reeks van met veel oorlogsgeweld afgedwongen dekolonisatieprocessen, met maatschappijkritiek die herhaaldelijk in terroristisch geweld ontaardde, en een Koude Oorlog die slechts dankzij steeds hoger opgevoerd nucleair afschrikkingsevenwicht in toom gehouden kon worden. Dit noopt niet tot een geheel prijsgeven van een genuanceerde beoordeling van die korte 20e eeuw, maar wel om het accent daarbij meer te leggen op de negatieve kanten ervan. Het is een eeuw geweest die daardoor volledig in tegenspraak raakt met de oorspronkelijke ideologische pretenties die ten grondslag liggen aan het concept van de moderniteit als nieuw beschavingstype, waarin geschiedenis aanvankelijk als een wetmatig en een in opgaande lijn verlopend proces werd opgevat, wat in de 20e eeuw overtuigend is gefalsificeerd. Het is een eeuw waarop we nu als moderne mensen in het licht van de eens zo vooruitgangsoptimistische pretenties met een zwartgallig gemoed en diepgewortelde Weltschmerz terugblikken.
Meer reflexieve opvatting van de moderniteit
Dat moderniteit in liberale zin althans in de westerse wereld de ideologische machtsstrijd gewonnen lijkt te hebben, is een opvallende uitkomst in het licht van alle daaraan voorafgaande doemscenario’s over haar toekomst, zoals ik die eerder in Civis Mundi signaleerde. Die uitkomst dankt het liberale concept van de moderniteit in de eerste plaats aan zijn principiële openheid voor kritiek en oppositie en het lef zichzelf daarbij ter discussie te durven stellen met in het voetspoor hiervan een bijzondere responscapaciteit. Relevant geachte antiliberale ideologie-, maatschappij- en cultuurkritiek heeft het zodoende in zijn zich ontwikkelende beschavingsconcept kunnen verwerken. De ontwikkeling van de sociale rechts/verzorgingsstaat als antwoord op socialistische maatschappijkritiek is daarvan een bekend voorbeeld evenals de ontwikkeling van nieuwe concepten als maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzame ontwikkeling en dergelijke.
Aan die openheid voor zelfkritiek is ook een meer reflexieve opvatting van moderniteit ontsproten. Daardoor is er meer oog en begrip gegroeid voor de complexe verwevenheid van positieve en negatieve kanten van moderniseringsprocessen en de onbedoelde en averechtse effecten ervan. Dat laatste heeft onder meer te maken met het sterk gefragmenteerde karakter van de moderne samenleving en de wisselwerking tussen de verschillende domeinen en gespecialiseerde activiteiten van die samenleving, die wel onderscheiden kunnen worden maar niet gescheiden zijn. In de oorspronkelijke naïeve opvatting van dit nieuwe beschavingstype, zoals die aan linkse ideologieën en utopieën ten grondslag ligt, werd het kwaad in de wereld gerelateerd aan corrupte politieke en maatschappelijke machtsstructuren. Met de emancipatorische principes van de moderniteit als grondslag zou dat kwaad vanzelf verdwijnen. Het is een veronderstelling die van stonde af aan sterk gekritiseerd en in de loop van de geschiedenis als valse hoop ontmaskerd is.
Wel betekent de opkomst van de moderniteit als nieuw type beschaving een fundamentele breuklijn in de wereldgeschiedenis, die onvermoede nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden creëert. Conservatieve critici van dat beschavingstype hebben dat lange tijd niet of onvoldoende onderkend, zoals een gerenommeerde geschiedfilosoof als Oswald Spengler, een van de exponenten van de zogenaamde Conservatieve Revolutie na de Eerste Wereldoorlog en vooral bekend geworden als auteur van Untergang des Abendlandes (2 delen, 1918-1922). Hij zag in die opkomst zelfs het begin van de ondergang van de westerse beschaving die hij rond het jaar 2000 verwachtte. Als initiator van de moderniteit is de westerse beschaving daardoor echter uitgegroeid tot een type beschaving dat zich in onze tijd wereldwijd als het nieuwe algemeen menselijke patroon van beschaving presenteert. Maar het is wel een beschaving die in mondiaal verband nog heel omstreden is en met cruciale problemen en uitdagingen te maken heeft.
[1] Zie recentelijk C. Bayly, The Birth of the Modern World 1780-1914, 2004
[2] Zie J. Romein, Aera van Europa, 1954; idem, In de ban van Probanan, 1954; idem, Het Algemeen Menselijk Patroon, De Nieuwe Stem, 3, 1956
[3] K. Popper, De open samenleving en haar vijanden, 2007, p. 25 e.v.
[4] Zie voor een recente publicatie hierover K. Koch, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog 1914-18, 2010
[5] Zie bijvoorbeeld De erfenis van de 20e eeuw. Het vaarwel van de muze. Nexus, 27, 2010
[6] Zie zijn opiniebijdrage in NRC Handelsblad, 4 augustus 1999.