Civis Mundi Digitaal #41
Samenvatting
Christenen konden hun religie over Europa verspreiden toen deze geaccepteerd was door de Romeinse Keizer. Zij hadden het boek van de Joodse religie, de Tenach tot het hunne gemaakt en met geschriften over Jezus’ optreden aangevuld. Daardoor wordt wel gesproken van een Joods-christelijke cultuur in Europa.
In tegenstelling hiermee was de verspreiding van de Griekse wetenschap die ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van de wetenschap in Europa, minder direct.
Door de vertalingen door christenen in de Oriënt van Griekse wetenschappelijke werken, konden deze in het Perzische rijk ingang vinden. Na de verovering van Perzië door de Arabische moslims zijn de Griekse, en vooral de Alexandrijnse natuurwetenschappelijke werken in het Arabisch vertaald.
Door de eenheid van taal in de door de Arabische moslims veroverde landen in de Oriënt en de landen langs de Middellandse Zee kwamen de in Perzië in het Arabisch vertaalde wetenschappelijke werken op het Iberisch schiereiland terecht.
Vanwaar ze sinds het eind van het eerste millennium in de rest van Europa bekend zijn geworden.
Inleiding
Ons beeld van de oorsprong en de ontwikkeling van de wetenschap en van de cultuur in het algemeen is zich in onze tijd aan het verplaatsen naar het Oosten. Waar vroeger het Romeinse Rijk als het politieke begin van de ontwikkeling van het Westen alle belangstelling kreeg, verruimt zich in onze dagen de blik naar de Aziatische landen van de Oriënt tot aan Japan. Ook krijgen we oog voor de betekenis van het Perzische Rijk dat zich tegelijk met het Romeinse Rijk ontwikkelde en dat haar belangrijke tegenspeler was. En eveneens van de betekenis van de Islam voor de ontwikkeling van de wetenschap in Europa.
De aandacht in dit artikel richt zich op het begin van de ontwikkeling van de wetenschap en de religie in het Westen. Daarin komt ook de rol die de politieke geschiedenis van het Perzische en het Romeinse Rijk daarbij speelde aan de orde.
Aan het eind van het eerste millennium vond er een keerpunt plaats in de Europese cultuur. Peter Raedts spreekt van een waterscheiding.
Tot die tijd werd de Europese cultuur gedragen door de christelijke Kerk en haar leden. Niet alleen de kunsten hadden Bijbelse taferelen tot onderwerp, ook de wetenschap werd beperkt tot wat nodig was voor de priesteropleiding. Daardoor was er zoals Susan Bauer aangeeft (p.67) in het onderwijs wel belangstelling voor het zogenaamde trivium: grammatica, logica en retorica maar niet voor wiskunde of astronomie.
In die tijd werd echter het kerkelijk gezag aangetast. De Duitse keizers, Otto I en zijn opvolgers vormden een belangrijke macht naast die van de paus. Otto III stelde zelfs zijn leraar, de beroemde geleerde, Gerbert van Reims, tot paus aan als Silvester II (999-1003).
Deze geleerde, Gerbert van Reims, ging in 950 naar de stad Vich in Catalonië in Spanje om er kennis te nemen van de Arabische wetenschap. Vandaar introduceerde hij als eerste in West Europa wiskunde en astronomie. Ook was hij de eerste die rekende met Arabische cijfers en die gebruik maakte van de abacus. Na Gerbert volgden vele anderen en in toenemende mate gedurende een aantal eeuwen.
Het toenmalige Europa verging het als met de mythe van de Hof van Eden uit de Joodse Torah: Adam en zijn wederhelft leefden in vertrouwen onder Gods beschermende hoede. Maar op het moment dat ze de vrucht eten van een voor hen verboden boom opent zich hun inzicht en ontstaat de verwijdering uit de tot dan toe zo vertrouwde en veilige Hof van Eden. Ze werden zelfstandig denkende mensen.
De vragen die zich nu aandienen:
‘hoe kwamen ze in Spanje aan hun rijke natuurwetenschappelijke kennis?’
‘hoe kwam het dat ze daar zo ver vooruit waren op de West-Europese beschaving?’.
Voor het antwoord moeten we teruggaan in de geschiedenis van niet alleen het Westen maar ook die van de Oriënt.
Opbouw van dit artikel
De delen van dit artikel zijn: het Romeinse rijk en de religie in Europa, Perzië en Alexander de Grote, de oudste beschavingen en de ontwikkeling van hun cultuur, Griekse wetenschap, Israëls religie, verspreiding van het christendom, veroveringen door de Arabische islam, de eerste vertalingen naar het Arabisch, de Abassieden-dynastie en de vertaalbeweging, de tijd na al-Mamun en de weg naar Europa. Om het overzicht niet uit het oog te verliezen is elk deel zo beknopt mogelijk gehouden.
Het Romeinse rijk en de religie in Europa
Het Westen was erfgenaam van het Romeinse rijk. Dit laatste was ontstaan in de zesde eeuw voor de christelijke jaartelling (v.c.j.) uit een aantal koninkrijkjes. Op het hoogtepunt van haar macht, onder keizer Augustus (63 v.c.j. – 14 c.j.) omvatte het de landen om de middellandse zee en in het noorden de landen ten westen van de rivier de Rijn.
In die tijd heeft in het door de Romeinen bezette Israël Jezus van Nazaret geleefd en is daar het christendom ontstaan. In het Romeinse rijk had men toen de polytheïstische religie die goden kende die ook door de Grieken werden vereerd. Maar die religie werd verdrongen door de uit India stammende Mithras-religie die in de tweede eeuw de staatsgodsdienst werd. Totdat in de vierde eeuw Keizer Constantijn door een visioen tot het inzicht kwam dat de christenen niet langer vervolgd, maar geaccepteerd moesten worden.
Keizer Constantijn die alleenheerser was van 324 tot 337 kon goed gebruik maken van de hiërarchie van patriarchen[1], aartsbisschoppen en bisschoppen. Maar hij stelde wel de eis dat de christenen eensgezind zouden zijn en dat ze een einde maakten aan hun uiteenlopende opvattingen. Daartoe werd gedurende zijn bewind in een aantal concilies de ‘orthodoxe (rechtzinnige) opvatting’ van het christendom vastgesteld.[1] Wie het er niet mee eens was, werd als ketter verbannen. Ook na Constantijns dood werden nog een aantal concilies gehouden.
Omstreeks 400 werd het christendom de staatsgodsdienst. In diezelfde tijd viel het rijk uiteen in een westelijk en een oostelijk deel. In het westelijk deel vormde zich het Latijns- of Rooms-katholiek christendom onder de paus in Rome. In het oostelijk rijk ontstond het Byzantijns of orthodox christendom onder de patriarch van Byzantium, de stad die naar de keizer Constantinopel werd genoemd.
Perzië en Alexander de Grote
Gelijktijdig met het Romeinse rijk in Europa, was in Azië uit een aantal verschillende stammen het grote Perzische wereldrijk ontstaan (± 550 v.c.j.). Anders dan het Romeinse rijk dat een gestage groei had doorgemaakt en vervolgens gaandeweg in verval was geraakt, is de groeiende macht van het Perzische wereldrijk een tijdlang onderbroken geweest door de overwinning van Alexander de Grote uit Macedonië en door de hem opvolgende machthebbers.
Het eerste Perzische rijk (± 550 v.c.j.–330 v.c.j.) kwam tot stand onder de Meden en kwam vervolgens onder heerschappij van de Perzen. De dynastie van de Achaïmenieden met grote namen als Darius en Cyrus II de Grote maakte het land tot een wereldrijk. Zij lieten de onderworpen volken vrij om hun godsdienst te behouden. Zo bevrijdden ze, toen ze Babylon in het toenmalige Assyrië hadden veroverd, de Joden die daar in ballingschap verkeerden. Zelf hadden de Perzen de zoroastrische religie[2] aangenomen, die evenals de mithrasdienst stamde uit de tijd dat Perzië en India nog niet van elkaar gescheiden waren (voor 1000 v.c.j.). Beide religies vertonen verwantschap met de Veden uit het Indische hindoeïsme.
Alexander de Grote heeft in een lange veldtocht in de 4e eeuw de hele Oriënt, waaronder Perzië, veroverd. En de hem opvolgende machthebbers hebben de veroverde landen nog bijna twee eeuwen bezet gehouden (±330 v.c.j.–150 v.c.j.).
Door de herovering van het rijk door de Parthen in 150 v.c.j. ontstond het tweede Perzische rijk. Na de Parthen werd het rijk door de dynastie der Sassanieden geregeerd (226-651). Zij hebben het oude Perzische wereldrijk hersteld.
Evenals in het Laat-Romeinse rijk de religie een overheersende rol in de samenleving ging vormen, gebeurde dit ook in Perzië. Anders dan in Europa waar de rol van de christelijke religie van binnen uit werd ontwikkeld, werd Perzië door de Arabieren veroverd (in 651) en werd door hen de Arabische Islam in Perzië geïntroduceerd.
De oudste beschavingen en de ontwikkeling van cultuur
Tot zover de politieke achtergrond waartegen de ontwikkelingsgang der cultuur plaats heeft gevonden. Het begin van die ontwikkelingsgang ligt duizenden jaren voor het begin van onze jaartelling. Op de vruchtbare grond langs de grote rivieren, de Nijl, de Euphraat en de Tigris, de Indus en de Ganges vormden zich nederzettingen. Hier moeten we, zoals Jared Diamond schrijft, de oorsprong zoeken van de latere cultuur.
(De Chinese cultuur had een totaal ander karakter, die blijft daarom hier buiten beschouwing. Denk maar aan de acupunctuur die met de westerse wetenschap niet is te begrijpen. Het kent een heel andere denkwijze dan de Westerse).
In de genoemde streken werd het schrift ontwikkeld, zoals het spijkerschrift, de hiërogliefen en de Sanskriettekens. Voorts medische kennis. Zelfs de baan van de planeten werd berekend en in de astrologie werd hun invloed op de mensen onderzocht. Ook bewerking van materiaal en het maken van verfstoffen is in deze gebieden ontwikkeld. Die ontwikkelingen kwamen voort uit religieuze overwegingen en uit praktische behoeften.
Griekse wetenschap
Sinds ± 600 v.c.j. is in Griekenland wetenschap ontwikkeld, los van elk praktisch of religieus belang. Hun geleerden dachten na over de in de oudheid verworven inzichten, maar op een abstracte manier zonder praktisch belang noch door religieuze inspiratie. Floris Cohen geeft een goed overzicht van de verschillende typen van Griekse wetenschapsbeoefening.
Sedert de verovering van Egypte door Alexander de Grote spraken de geleerden in Alexandrië ook Grieks. Hun studies verschilden van die van de ‘natuurfilosofen’ in Athene.
In Athene waren de Academie van Plato, het Lyceum van Aristoteles, de Epicureërs, de Stoa en de Sceptici gericht op de ware werkelijkheid. Ze vroegen zich af wat het wezen van de aan ons verschijnende wereld was.
In Alexandrië daarentegen werden de verschijnselen van de waarneembare wereld gemeten en berekend, waarbij de vraag werd gesteld naar de veroorzaking van wat wij waarnemen. Zo zochten ze naar de verhoudingen van de trillingen van snaren voor het ontstaan van welluidende klanken. En naar de theorie die de breking van licht in het wateroppervlak of in spiegels kon weergeven. Ook evenwichtstoestanden werden door hen onderzocht, zowel van vaste stoffen als van vloeistoffen (denk aan Archimedes’ “Eureka!” toen hij opmerkte dat het water steeg als hij in zijn bad stapte). Ptolemaeus berekende de banen van planeten. Euclides trachtte uit een beperkt aantal axioma’s alle geometrische stellingen af te leiden.
Israëls religie
Sinds ± 1200 v.c.j. hebben de Israëlieten een abstracte religie ontwikkeld. De god was niet waarneembaar en ze kenden geen (afgods-) beelden. De onzichtbare en onkenbare god gaf de wetten voor de samenleving. En Hij strafte de kwaadwilligen en beloonde de goede daden. Vooral het bewijzen van vertrouwen in Hem werd beloond. Hiermee distantieerde het Joodse volk zich van andere volken, wier geloof door hen als afgodendienst werd ervaren. Hun religie nam vorm aan in een groot aantal in het Hebreeuws geschreven boekrollen, de Tenach. Daarnaast kenden zij een rijkdom aan mondelinge interpretaties. De tempel in Jeruzalem was het centrum van hun godsdienst.
Van de Joodse religie is zowel de christelijke religie als de Islam afgeleid.
Jezus was geboren in het Noorden van Israël. Hij bezat geneeskrachtige gaven en beschouwde die als aan hem door de god van Israël verleende kracht. Hij predikte vreedzaamheid en het weldra verschijnen van Gods koninkrijk dat een eind zou maken aan de noden van de armen en treurende medemens. Zijn boodschap was niet specifiek voor de Joden maar gold voor mensen in het algemeen. Ook stelde hij de hulp aan zijn medemensen boven het zich strikt houden aan de Joodse rituele verplichtingen.
Jezus’ volgelingen beschouwden hem als de door de Joden verwachte Messias (Christus), zij behielden de Tenach als hun ‘Oude Testament’ omdat zij meenden dat Jezus’ optreden daarin voorspeld zou zijn en voegden de beschrijvingen van Jezus’ optreden en een aantal ‘brieven’ daaraan toe (het ‘Nieuwe Testament’). In 70, na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem, zijn de christenen uit de Joodse gemeenschap gestoten, omdat sekten door de Joden niet meer werden geduld.
Ook de Islam is verwant aan de Joodse religie. De Arabieren dachten dat Abraham, de stichter van het Joodse volk volgens de Tenach (de Joodse Bijbel), ook hun voorvader was. En een aantal van de teksten in het hun heilige geschrift, de Koran, zijn afgeleid uit de Joodse Tenach.
Mohammed (570 - 632), heeft op grond van een aantal visioenen deze nieuwe religie gevormd (doorgegeven) en de in Arabië bestaande polytheïstische religie erdoor vervangen. Zijn eerste visioen kreeg Mohammed in 610. Hij moest vluchten van zijn woonplaats, Mekka, naar het noordelijker gelegen Medina in 622. Dit heet deHidjra, het is het begin van de islamitische jaartelling. Hier vond hij wel erkenning van de nieuwe monotheïstische religie. Van daaruit keerde hij strijdend terug naar Mekka.
In 632 overleed hij onverwachts. Na zijn dood zijn de ingevingen tijdens zijn visioenen vastgelegd in de Koran, zoals gezegd, het heilige boek van de Islam.
De verspreiding van het christendom
De volgelingen van Jezus Christus hebben zich vanuit Jeruzalem telkens verder verspreid. Eerst doordat ze vervolgd werden, maar vervolgens omdat ze missie bedreven en anderen van de nieuwe leer wilden overtuigen. Om het christendom uit te dragen moesten zij de talen kennen van de volken waar ze kwamen. Ze ontwikkelden daartoe zelfs het alfabet van enkele volken.
Enerzijds gingen ze vanuit Antiochië in West-Syrië via het zuiden en westen van het huidige Turkije, toen Asia geheten, naar Europa (Paulus). Daar vond het christendom, na eerst onderdrukt te zijn, in de vierde eeuw de steun van de keizer, zoals hiervoor is aangegeven. Anderzijds verspreide het zich vanuit het Oost-Syrische Edessa naar het Oosten (Thomas). Dit ‘Oud-Syrisch christendom’ vond zijn weg naar Egypte, en vandaar naar het zuiden tot Ethiopië. Oostwaarts naar Armenië en aangrenzende staatjes. En zelfs naar India waar nu nog een welvarende gemeenschap van Thomas-christenen bestaat.
Later voegden zich bij deze Oudsyrische christenen, de orthodoxe christenen uit Constantinopel en bovendien de christenen die door de concilies in Constantinopel als ketters waren beschouwd. Deze noemden zich Jakobieten en Nestorianen naar hun voormannen. De laatsten verspreidden het christendom tot China toe. Phillip Jenkins geeft in zijn werk over het (vergeten) Aziatisch christendom een beeld van de enorme omvang van het christendom in Azië. Het zijn deze christenen geweest die een begin hebben gemaakt met het vertalen van Griekse werken naar het Syrisch en van het Syrisch naar het Perzische Pahlavi.
De veroveringen door de Arabische islam
Na Mohammeds dood in Mekka in 632 hebben zijn volgelingen niet alleen het Arabisch schiereiland grotendeels onderworpen en er de monotheïstische islam geïntroduceerd, maar bovendien Syrië, waar zij in 660 het kalifaat der Omajjaden-dynastie stichtten met als zetel Damascus. Daarna veroverden ze van 636 - 651 grotendeels Perzië. In 637 viel Jeruzalem, waar ze in 692 de ‘rotskoepel’ bouwden. In 722 vernietigde kalief Yazid II christelijke afbeeldingen. De Chinezen werden door hen verslagen bij Tabas (in Chorassan in oostelijk Iran) in 751.
Vermeldenswaard is dat van een krijgsgevangene uit China geleerd is om papier te maken, een enorme vooruitgang boven het gebruik van papyrusbladen.
In 642 werd Alexandrië veroverd en vervolgens Noord-Afrika (698 Carthago) En in 711 veroverden ze Spanje.
De opmars van de Arabische islam kwam tot staan toen zij in het Westen bij Poitiers werden verslagen door Karel Martel in 732.[3]
In Oost-Europa hield Byzantium zich staande tegen de oprukkende Islam. Met grote inspanningen wist Byzantium in 634 en 644 invasies af te slaan.[4] En ook in 717 wist de stad zich staande te houden. In 955 is door Otto I de weg naar Europa door het Oosten geblokkeerd toen hij de Hongaren op het Lechfeld en de Slaven aan de Recknitz versloeg. Daarmee was de weg naar het oosten van Europa ook voor oprukkende moslims geblokkeerd. Het ging toen niet meer om Arabische moslims maar om moslims uit Mongolië die Zuid-Europa binnenvielen.
De eerste vertalingen naar het Arabisch
De Omajjaden-dynastie (660 - 749)
In deze periode werd begonnen met vertalingen van het Grieks naar het Arabisch.
Dimitri Gutas (1998) aan wie de volgende gegevens over de vertaal-activiteiten zijn ontleend, is het eens met de eerder geciteerde Jenkins dat de vertalingen van de Griekse filosofie door christenen in Syrië het begin hebben gevormd van de vertalingen naar het Arabisch van wetenschappelijke werken.
Sinds de veroveringen door de Arabieren werd in Syrië ook Arabisch gesproken. Daardoor waren de geleerden in Syrië nu ook in staat om Griekse werken naar het Arabisch te vertalen.
Op de scholen voor Arabische kennis, de Madrassa’s, omvatte het Arabische onderwijs: kennis van de Koran en van de overleveringen van de profeet Mohammed en studie van recht en jurisprudentie. Ibn Qoetayla verzette zich tegen uitheemse (Griekse) kennis omdat die afhield van Koran-studie.
De vertalingen naar het Arabisch in deze periode zijn beperkt gebleven door gebrek aan stimulering door de kaliefen uit de Omajjaden-dynastie. Daardoor leek de overdracht van wetenschap tot staan gekomen, zoals Susan Bauer schrijft op pagina 66 van haar voortreffelijke werk over de ontwikkeling van de West-Europese wetenschap. De Moslims hadden volgens haar meer interesse in de uitleg van de Koran dan in de wetenschap. Maar dit veranderde toen in een burgeroorlog in 750 de Omajjaden-dynastie - waarin de religie te zeer het karakter had van de Arabische religie vóór de komst van Mohammed - werd omvergeworpen, en de Abassieden-dynastie aan de macht kwam.
De Abassieden-dynastie[5] en de vertaalbeweging
al-Mansur (754 - 775)
De Abassieden-dynastie heeft tot 1258/9 stand gehouden. Het kalifaat werd door al-Mansur (de tweede kalief van de nieuwe dynastie) van Damascus naar Bagdad verplaatst.[6] In 763 overwon al-Mansur ook de shiïtische pretendenten van het kalifaat.
Het begin van de Abassieden-dynastie was de gouden eeuw van het Islamitisch wereldrijk. Al-Mansur bevorderde op grote schaal het vertalen van wetenschappelijke werken naar het Arabisch vanwege de waardevolle inzichten en vanwege de praktische betekenis ervan. Gutas geeft een uitvoerig beeld van de vertaalbeweging van de Arabische Moslims.
De Abassieden onder al-Mansur trachtten zich te manifesteren als de erfgenamen en de voortzetting van de Sassanieden. Om die reden stichtte de Arabische overheerser Bagdad ook dicht bij Seleucië-Ctesifon, wat in de tijd van de Parthen en van de Sassanieden de hoofdstad was geweest. En daarom ook kreeg de astrologie uit de zoroastrische Sassanieden-tijd hernieuwde belangstelling. Zoroastrische kennis, die was samengevat in de Avesta, werd vertaald (De Zend Avesta)en bestudeerd om het bestuur van het land aan te kunnen passen aan de ideologie van de Sassanieden. Twee belangrijke pijlers waren tijdens al- Mansur de zoroastrische imperiale ideologie en de politieke astrologie.
In deze periode werd de Indiasche astronomie, astrologie, mathematiek en medische kennis die in de Sassaniedentijd uit het Sanskriet in het Perzische Pahlavi waren vertaald, nu uit het Pahlavi naar het Arabisch vertaald.
Christelijke centra werden tussen de 7e en 13e eeuw ongemoeid gelaten. De christenen moesten alleen belasting betalen. Zo kon Johannes van Damascus, (Maused), een Grieks-Katholieke Syrische kerkvader, in 8e eeuw een hoge ambtenaar worden aan het hof van de Islamitische Kalief.
De gedachte kan van invloed zijn geweest dat de Griekse wetenschap oorspronkelijk uit Perzië afkomstig zou zijn en door Alexander naar Griekenland overgebracht. Dat kan misschien zo zijn, maar het onderzoeken van de verschijnselen om der wille van de wetenschap was typerend voor de Griekse onderzoekers en niet, of in veel mindere mate, voor de Perzische geleerden. De laatsten hadden praktische doelen voor ogen.
Kennis van Aristoteles’ fysica, meteorologie en biologie en van zijn boek over de ziel werd bevorderd omdat de Arabieren het praktisch belang ervan inzagen. Het zelfde gold voor de Almagest (over sterrekunde) van Ptolemaeus, en een werk over rekenkunde uit een eerdere vertaling in het Syrisch.
Merv in het uiterste oosten van Perzië (in het huidige Turkmenistan), waar veel bibliotheken waren, was een centrum van vertalingen.
Al-Mahdi (775 - 785)
De zoon en latere opvolger van Mansur, al-Mahdi, was als onderkoning gezeteld in Chorassan. Hier was ook in de Sassasanieden-tijd al een grote paleisbibliotheek.
Toen hij zijn vader opvolgde als kalief stond hij voor het probleem dat de islam haar dominante positie dreigde te verliezen als gevolg van de assimilatie met de sassanidische cultuur en het zoroastrisme. Door de vertalingen van de astrologie ondergingen de nieuwe machthebbers onbedoeld de invloed van de zoroastrische ideeën. Ook waren er niet-moslims aangesteld op belangrijke posten, zo was Theofilus van Edessa (695 - 785) die Grieks, Syrisch en Pahlavi sprak, hof-astroloog en militair adviseur van al-Mahdi. En er waren boeken vertaald uit het Pahlavi naar het Arabisch door de stichters van afwijkende christelijke richtingen, volgelingen van Marcion (± 85 - 160), Bardesanus (154 - 222) en Mani (210 - 276).
Om aan die dreiging een eind te maken werden er discussies georganiseerd met mensen van andere godsdiensten. En die discussies vereisten argumentatietechniek en logica.
Uit een oudere Syrische vertaling uit ± 686 van de topica van Aristoteles was bekend dat uit dit boek over argumentatie techniek geleerd kon worden om effectief te kunnen discussiëren. Met steun van de christelijke secretaris van de gouverneur van Mosoel werd dat werk daarom ± 782 door de nestoriaanse patriarch Timotheüs uit een oudere Syrische vertaling en de Griekse tekst naar het Arabisch vertaald. Later is het rechtstreeks uit het Grieks naar het Arabisch vertaald.
De eerste verdediging van het christendom tegen de islam is een dialoog uit het midden van de 8e eeuw, een discussie tussen al-Madhi en Timotheüs (de mede-vertaler van de topica). Het aantal discussies tussen moslims met mensen met andere godsdiensten, joden, christenen van diverse groeperingen, zoals de verschillende groepen Syrische christenen en de dualistisch georiënteerde, marcionieten manichaeën en bardesanieten dat volgde, was buitengewoon groot.
Uit de hiervoor nodige bezinning op de islam volgde de behoefte om ook de fysica van Aristoteles te bestuderen. Andere delen van zijn organon werden daarom ook vertaald.
Al-Hadi (785 - 786) en Harun ar-Rashid (786 - 809)
De nazaten van al-Madhi, al-Hadi en Harun ar-Rashid (tijdgenoot van Karel de Grote) bevorderden eveneens zowel deze discussies als ook het vertalen van een groot aantal Griekse en andere werken. Ook Indische cijferkunst werd becommentarieerd.
De Arabische moslims hebben de Griekse wetenschappelijke werken niet slechts vertaald en er hun kritieken aan toegevoegd, zij ontwikkelden ook zelf nieuwe inzichten. Zo is in de 9e eeuw door de Arabier uit Chorasmië, al-Chwarizmi (± 790 - 840), die studeerde in het huis der wijsheid, de algebra ontwikkeld in zijn werk over rekenmethode der voltooiing en vergelijking. Daarnaast was hij bedreven in de geografie en astrologie.
Het verschil tussen de christenen en de moslims was bijna steeds dat de eersten taalgeleerden[2] waren en theologen en de laatsten doorgaans wiskundigen, fysici en bestuurders. Er was in deze tijd steeds goede samenwerking tussen christenen en moslims.
De Perzische moslims waren naast korangeleerden, natuurwetenschappelijke denkers. Het valt daarbij op dat zij vooral begrip hadden voor de in Alexandrië ontwikkelde empirische onderzoekingen. Zij werkten er ook zelf verder aan, maar ze exploreerden zelf geen nieuwe richtingen in de natuurwetenschap.
Al-Mamun (813 - 833)
De zoon van Harun en een Perzische vrouw, al-Mamun, was door zijn vader aangesteld als onderkoning in Chorassan met als zetel Merv (in 809). Maar hij kwam in opstand tegen zijn oudere broer die zijn vader opgevolgd had, hij won de strijd waarbij zijn broer werd gedood en waardoor al-Mamun alleenheerser werd (813-833).
Toen al-Mamun zich na zes jaar in Bagdad vestigde, verving hij het groen, de kleur van de Sassanieden, door het zwart van zijn voorgangers. De zoroastrische ideologie werd vervangen door de islamitische. Als ‘Gods kalief’ wilde hij de islamitische (alleen)heerser zijn. Wat goed en kwaad was, werd door hem alleen bepaald. Hij trad streng op, en om de tegenstand van rechtsgeleerden de kop in te drukken stelde hij in 827 de mihna (inquisitie) in. Volgens de mihna zou de Koran niet geschreven, maar geschapen zijn.[7]
De islam kende oorspronkelijk geen missie naar andere volken, evenmin als de joodse godsdienst. Maar na de uitbreidingen door de veroveringen van andere volken, hield zij op de godsdienst te zijn van één (het Arabische) volk en werd zij evenals het christendom een missiegodsdienst waarbij men andere volken, die eerst veroverd werden, er toe bracht door economisch voordeel zich tot de islam te bekeren.
Al-Mamun nam een vijandige houding aan tegen het christelijke Byzantium. Daar zouden zij de Griekse wetenschap vervangen hebben door irrationele theorieën over de mens Christus, die de zoon van God zou zijn. Hij zou alleen geleefd hebben om zich te laten kruisigen om daarna als God weer uit zijn graf te verrijzen. Christenen ontkenden daarmee het primaat van de rede. Ook zouden de Byzantijnse christenen van de geschriften van Hippocrates en Galenus alleen nog compendia, uittreksels en samenvattingen hebben overgehouden. (Ook hier geldt weer dat de belangstelling van de christenen uitging naar taalkunde en niet naar exact onderzoek.)
Daarom liet hij via Alexandrijnse medici de twintig boeken, zestien van Galenus en vier van Hippocrates, naar het Arabisch vertalen.
Ook op de joden had al-Mamun kritiek omdat ze zich in plaats van door de rede lieten leiden door hun traditie.
Na al-Mamun
Ook na de tijd van al-Mamun werd de wetenschap verder ontwikkeld. Al-Kindy (800-870), wiskundige en astronoom schreef: ‘het doet er niet toe waar de waarheid vandaan komt, de waarheid staat op zichzelf’. Al-Farabi (870-950), wiens interesse lag in de ethiek, politiek, wiskunde en muziektheorie, sprak over het ‘primaat van de rede’. En in het begin van de 10e eeuw heeft Abu -Bishr Matta ibn Yunus (870 - 940) uit het bloeiende Nestoriaanse klooster Dayr Quinna aan de Tigris ten zuiden van Bagdad de Aristotelische school in Bagdad gesticht.
Thabith ibn Qurra (836-901) heeft geschreven over evenwichtstoestanden van balken. En ook een van de grootste natuurkenners van de Islambeschaving al-Biroeni (973-1048) breidde het werk van Archimedes over evenwichtstoestanden uit.
Uit de algemene gedachten van Ptolemaeus over lichtbreking heeft Ibn Sahl (940-1000) de sinusregel ontdekt voor de overgang van licht naar water. Ibn al-Haytham (Alhazen) (965-1040) die de synthese van licht ontdekte, bracht correcties aan in de Almagest van Ptolemaeus. En Kamel al-Din al-Farizi (1267-1319) begreep hoe door spiegeling en lichtbreking de regenboog tot stand kwam.
In de 10e eeuw was het merendeel van de uit de oudheid bekende kennis en van de Griekse natuurwetenschap in het Arabisch vertaald.
De weg naar Europa
Door de veroveringen van de Arabische moslims van de landen langs de Middellandse zee, en doordat daar toen overal Arabisch werd gesproken was het mogelijk de wetenschappelijke werken te verspreiden. En zo bereikten ze Spanje. Daardoor waren er ook in Spaanse steden als Toledo en Cordoba grote Arabische bibliotheken. Bovendien woonden in Spanje, met name in Andalusië, belangrijke Arabische geleerden. Bekend zijn de namen van Averroës en Avincenna. Hun werken hebben veel invloed gehad op de Europese geleerden.
Hiermee is duidelijk geworden hoe men in Spanje aan de natuurwetenschappelijke kennis was gekomen en dat men daar ver vooruit was op de Europese beschaving.
Tenslotte
De vraag wordt vaak gesteld, hoe kon de grote voorsprong van de Arabische geleerden op het Westen daarna weer geheel verloren gaan? De eenvoudigste manier om hierop antwoord te geven is dat elke beschaving een opgang en een neergang kent.
Maar er zijn wel enkele invloeden te noemen die een rol hebben gespeeld. Ten eerste de toenemende remmende werking van al te ijverige moslim godsdienstleraren op de ontwikkeling van de wetenschap.
En dan, de verovering van Spanje in het westen en van Perzië in het Oosten. De Europeanen hebben veel schade aangericht bij de herovering van Spanje (de reconquista). In Azië hebben de Seldschuken, een tak van de Oghuz-Turken uit Centraal Azië, het grote Seldschukenrijk gesticht, dat lang stand heeft gehouden. Mongolen onder Djingish Khan versloegen de Seldschuken. De Oostelijke Mongolen namen het Boeddhisme aan, de westelijke de Islam. Maar nadat de Mongoolse invloed taande als gevolg van strijd tussen shamanen en de islamieten verzwakte hun overigens goede bestuur. Bovendien werden zij belaagd door nomaden die zich niet aanpasten aan geordend maatschappelijke leven. Daarvan profiteerden de Seldschuken. Er ontstonden Seldschuken staatjes in Anatolië. En daarmee is onder het Rum-sultanaat in Anatolië van 1077 tot 1307 de Turkanisering van Klein-Azië begonnen. Hieruit is het Turkse Rijk voortgekomen. In 1450 is door hen onder Mehmet II Byzantium ingenomen. In 1517 werd de Ottomaanse dynastie gevestigd.
Met het oorspronkelijke samenspel van christenen, Arabische moslims en Perzen was het gedaan.
Literatuur
Bauer, S. W., Het verhaal van de westerse wetenschap. Van Aristoteles tot de oerknaltheorie [Amsterdam: Amsterdam University Press 2015, Uit het Eng. 2012]
Cohen, F., De Herschepping van de wereld. Het ontstaan van de moderne natuurwetenschap verklaard [Bert Bakker 2007]
Diamond, J., Guns, Germs and Steel. The Fates of Human Societies. [New York, London: Norton & Cy 1999, 1997].
Gutas, D., Greek Though, Arabic Culture. The Graeco-Arabic Translation Movement in Baghdad and Early ‘Abbasid Society (2nd-4th/8th-10th centuries) [London New York: Routledge 1998]
Jenkins, Ph., Het vergeten christendom. De duizendjarige bloeitijd van de kerk in het Midden-Oosten, Azië en Afrika [Nieuw Amsterdam Uitgevers 2012, 2e ,1e 2011, oorspronkelijk in het Engels, 2008]
Stausberg, M., Zarathustra und seine Religion [München: C.H.Beck 2005]
Verster, J., Invloed van de Arabische Cultuur op Europa en het verzet tegen erkenning hiervan. Civis Mundi 21 mrt. 2012.
* De auteur studeerde theologie en psychologie. In het laatstgenoemde vak is hij ook gepromoveerd. Hij was docent experimentele psychologie. Na pensionering verdiept hij zich in filosofie en theologie. Op het moment verdiept hij zich in de historische figuur van Jezus, in de hoop dat hij iets kan bijdragen aan de huidige (derde) golf van onderzoek over Jezus.
[1] De vijf patriarchaten: Rome, Byzantium, Antiochië, Alexandrië en Jeruzalem.
[2] Over Zahrathustra zie M. Stausberg (2005).
[3] Karel Martell, de grondvester van de Frankische grootmacht, had daarvóór de Friezen en de Alemanen onderworpen. Hij was een beschermer van Bonifatius.
[4] Judith Herrin, Een schild tegen de Islam geciteerd naar een uitgave van de Groene Amsterdammer over de Heineken Prijzen 8.9.2016.
[5] ‘Abassieden’, omdat de eerste van hun kaliefen, Abbas (749) afstamde van een oom van de profeet Mohammed. Ze waren aan de macht van 749 tot 1258.
[6] Bagdad was op grond van de horoscoopgegevens van een Jood uit Basra en een Pers op 30 juni 762 gesticht. Maar ook is gezegd dat het naar het voorbeeld van Alexandrië is gebouwd.
[7] In 850 is de mihna opgeheven, 17 jaar na het eind van de regering van al-Mamun.
[1] Door de eenheid van opvattingen werd de christelijke religie weerbaarder, maar ze verloor er haar oorspronkelijk karakter door. Van geloof in Jezus’ gedachtegoed werd het een verzameling van uitspraken over Jezus, over God en over de Heilige Geest.
[2] Door christenen werden de Oudgriekse anafora van de apostelen Addai en Mari vertaald, de oudste christelijke liturgie die nog in gebruik is. Ook de Mariaverering in West-Europa eind 7e eeuw kwam uit Syrië of Mesopotamië uit populaire apocriefe evangeliën. Dit is evenals Syrische kerkmuziek onafhankelijk van de Arabische verovering van het land in Europa terechtgekomen.