Wordt fascisme weer actueel? Enkele kritische kanttekeningen

Civis Mundi Digitaal #42

door Wim Couwenberg

Fascisme van Wilders en Trump ter discussie

Met de verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president krijgt de waarschuwing tegen herlevend fascisme nieuwe accenten. In allerlei media valt dat waar te nemen. In ons land heeft het optreden van PVV-leider Geert Wilders al eerder geleid tot die waarschuwing. Aan de bestrijding van dat gevreesde fascisme heeft Wilders het te danken dat hij onderwerp geworden is van een boeiend intellectueel essay van de historicus Robin te Slaa onder de titel “Is Wilders een fascist?”.

Toen ik in de jaren ’90 in verband met de toenmalige migratieproblematiek een pleidooi hield voor erkenning van nationale, i.c. Nederlandse identiteit als sociologisch gegeven, werd dat door de politiek correcte goegemeente onmiddellijk in verband gebracht met fascisme en racisme. Erkenning daarvan, en van het publieke belang van een selectieve migratie- en adequate integratiepolitiek, werd aan de kaak gesteld als uiting van een reactionaire en racistische gezindheid. Nu heeft dat concept van nationale identiteit inmiddels in brede kring als uiting van normaal maatschappelijk denken ingang gevonden. Zijn wij nu ook niet rijkelijk voorbarig door de verkiezing van Trump tot Amerikaans president te associëren met opkomend fascisme in Amerika? Ik kom hier nog eens terug op dat essay van Te Slaa, omdat hij daarin ook de gelijkstelling van fascisme met populisme aanvecht.

In de literatuur over fascisme wordt mijns inziens terecht onderscheid gemaakt tussen de autoritaire regimes in Italië en Duitsland  die steunden op een massabeweging en daarom als populistisch fascisme getypeerd worden en andere (met name in Spanje, Portugal, Polen en Oostenrijk) die hun machtsbasis meer ontleenden aan het maatschappelijke prestige van oude bovenlagen zoals militaire, kerkelijke en ambtelijke elites en daardoor een overwegend traditioneel-conservatief karakter hadden evenals bepaalde godsdienstige, i.c. rooms-katholieke wortels, in het bijzonder in Italië, Spanje en Portugal.Fascistische regimes van het populistische type onderscheidden zich van het traditioneel-conservatieve type vooral in tweeërlei opzicht: door een plebiscitair-democratische grondslag, niet alleen tot uiting komend in verkiezingen en referenda, maar vooral in de directe wisselwerking tussen de staats/volksleider en het volk; en voorts door een veel grotere maatschappelijke dynamiek. Dit type fascisme domineerde dan ook het politieke beeld in het interbellum.

Te Slaa gaat aan dit onderscheid voorbij en zoekt de identiteit van het historische fascisme in algemene zin in kenmerken als biologisch racisme, sociaal darwinisme, anti-individualisme en revolutionaire verlossingsideologie. Het fascisme presenteerde zich zoals hij voorts stelt ook als een derde weg tussen ontspoort geraakt kapitalisme en marxistisch socialisme. Dat dit alles geen deel uitmaakt van het gedachtegoed van Wilders evenals dat van Trump is zonneklaar.

 

Diepere wortels in onze Europese cultuur

Te Slaa herinnert in zijn essay ook aan enkele antiliberale denkers als intellectuele wegbereiders van het fascisme zoals de Franse massapsycholoog Le Bon, de syndicalistische theoreticus G. Sorel en de Duitse filosoof Nietzsche. Ik ben geneigd dieper te graven. Het fascisme heeft namelijk veel diepere wortels in de Europese cultuur.

In historische perspectief is het fascisme onmiskenbaar een revitalisering en modernisering van bepaalde premoderne feodale en monarchale waarden en tradities (primaat gemeenschap, gezag, orde, structurele eenheid, sociale hiërarchie, discriminatiebeginsel, nadruk op irrationele aspecten van het menszijn e.d.) die het heeft weten aan te passen aan de realiteit van de moderne nationale staat en technisch-industriële cultuur. Het is zodoende een bijzondere combinatie van bepaalde premoderne principes en instituties met moderne verworvenheden als het WTE-complex (de onderlinge vervlechting van wetenschap, technologie en economie). Berucht is in dit verband o.a. de manier geweest waarop nazi-Duitsland de moderne ontwikkelingsmogelijkheden van de eugenetica dienstbaar gemaakt heeft aan zijn ideologische doelstelling. In de geest van de nazi-ideologie gebeurde dat met het premoderne discriminatiebeginsel als leidraad, zij het nu gestoken in de gemoderniseerde gestalte van het sociaal-darwinisme.

In de geest van de absolute monarchie van het ancien regime heeft het fascisme bepaalde polaire aspecten van de maatschappelijke werkelijkheid, in het bijzonder het machtsbeginsel en daarmee samenhangende conservatieve constitutionele waarden als gezag, orde, discipline, integratie, leiderschap, eliteprincipe e.d. verabsoluteerd en zodoende geperverteerd en daarmee het westers-liberale beschavingsproces in de kern aangetast. In het fascisme geldt de ideologie overigens als van secundair belang. Zij dient slechts ter ondersteuning van het autoritaire denken en handelen als levenspraktijk. De norm volgt op de (machts)feiten. Vandaar dat het fascistische denken geen moeite had met innerlijke tegenstrijdigheden als het samengaan van reactionaire ideeën met een moderniserende praktijk evenals een teruggrijpen op irrationele krachten in volk en staat – in nazi Duitsland bijvoorbeeld op ras, bloed en bodem – als integrerende en mobiliserende factoren met openheid voor wetenschappelijk-technische en industriële ontwikkelingen als dat van pas kwam met het oog op versterking van het nationale machtspotentieel.

 

Gemakzuchtige demonisering fascisme

Door de vreselijke ontaarding van het fascisme, in het bijzonderhet nationaal socialisme in de Holocaust die ook diepere wortels heeft in onze Europese cultuur dan de gangbare mening hierover veronderstelt, geldt het na de oorlog als het geïncarneerde kwaad. Een linkse politieke denker als Dick Pels distantieert zich hiervan echter. In het voetspoor van een eveneens linkse politieke denker als Jacques de Kadt verzet hij zich tegen de in zijn ogen gemakzuchtige demonisering van het fascisme.[1] Anders dan Menno ter Braak en in onze tijd de cultuurcriticus Rob Riemen[2] die in het fascisme alleen maar de cultus van het ressentiment onderkennen en de leegte van de massamens en massacultuur, zag De Kadt[3] daarin de pervertering van op zichzelf positieve waarden als het leiderschapsprincipe, orde en discipline, heroïek, het primaat van de politiek en dergelijke.

Dat de moderniteit met de ontaarding van het nationale socialisme in de Holocaust ook te maken heeft is door de bekende socioloog Z. Bauman onverbloemd in het licht gesteld. Als schoolvoorbeeld van moderne planning, rationeel beleid en efficiënte probleemoplossing ziet hij in de Holocaust een logische consequentie van de instrumentele rationaliteitsopvatting van de moderniteit.

De grote verdienste van het boek van Te Slaa is dat hij afdoende afgerekend heeft met de gebruikelijke onzin over het fascisme die de laatste decennia gedebiteerd is, niet alleen door politici maar ook door intellectuelen van naam, bij de bestrijding van het rechtse populisme van Fortuyn en daarna dat van Wilders.

 

Modern autoritarisme in deze tijd ruimer dan fascisme

Bij modern autoritarisme wordt vaak uitsluitend of voornamelijk gedacht aan het fascisme. Dat is echter slechts één van de verschijningsvormen ervan. Daarnaast kunnen we nog drie andere verschijningsvormen onderscheiden, namelijk:

 

-                           het primaat van een bepaalde religie als exclusieve bron van waarheid, moraal en zingeving en grondslag van de eenheid van staat en samenleving (theocratie);

-                           het primaat (de dictatuur) van het proletariaat en de communistische partij als zijn politieke voorhoede en de leidende en sturende kracht ter realisering van het moderne emancipatiemotief in radicaal-socialistische zin (marxisme-leninisme/communisme);

-                           en het primaat/de heerschappij van de strijdkrachten ter waarborging van gezag, orde, integratie en veiligheid als centrale waarden (militaire regimes)

 

In deze tijd wordt het westers-liberale beschavingstype met zijn ambitie het nieuwe algemeen menselijk model van beschaving te worden geconfronteerd met hernieuwde vormen van modern autoritarisme, die stoelen op een godsdienstige of seculiere grondslag. Het eerste manifesteert zich in het moslimfundamentalisme en -terrorisme sinds 9/11; het tweede in eerste instantie in nieuwe postkoloniale staten in Azië en Afrika, maar in deze tijd vooral in voormalig communistische landen als Rusland en China.[4] De meeste aandacht gaat nog altijd uit naar het eerste. Maar het moderne autoritarisme op seculiere grondslag met China als belangrijkste eigentijdse exponent ervan wordt als ideologische en economische rivaal van het westers-liberale beschavingstype steeds relevanter, temeer omdat die rivaliteit hand in hand gaat met economische en politieke machtsverschuivingen ten koste van de westers-liberale wereld.



[1] D. Pels, De geest van Pim, 2003, pp 221-222.

[2] R. Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme, 2010.

[3] J. de Kadt, Het fascisme en de nieuwe vrijheid, 1939; en D. Pels, De redelijkheid van het fascisme, Socialisme en Democratie, 2, 1982.

[4] Zie nader S.W. Couwenberg, Tijdsein, Civis Mundi Jaarboek 2011, p. 206 - 212.