Marten Toonder, De Bovenbazen in sociologisch perspectief

Civis Mundi Digitaal #43

door Piet Ransijn

Intro van de redactie

Oudere lezers herinneren zich wellicht nog het bijzondere verhaal uit de boemelsaga De Bovenbazen, geschreven en getekend door Marten Toonder, dat voor het eerst op 12 augustus 1963 verscheen. Toonder schetst daarin een somber toekomstbeeld van het kapitalistische stelsel, waarin een klein groepje Bovenbazen als grote graaiers steeds meer rijkdom vergaart. Ook Bommel gaat na het winnen van een weddenschap met Tom Poes tot die Bovenbazen behoren, en doet de economie met geniale transacties op zijn grondvesten schudden. Piet Ransijn voorziet dat Bommel-avontuur van een op onze tijd aangepast sociologisch verhaal.

SWC

 

De Bovenbazen dateert als stripverhaal uit 1963, in boekvorm uit 1973. Dat is na The Power Elite van socioloog Wright Millis uit 1956 en voor de ’200 van Mertens’, een term voor de bovenbazen uit 1968 naar vakbondleider Mertens, zie deel 2 het sociologische commentaar. Kapitaalconcentratie en ongelijkheid namen toen nog niet zo toe als nu. Dat nam sterker toe na de val van het communisme en de Berlijnse Muur in 1989. Toen werden het (neo)liberalisme en kapitalisme weer dominant zonder substantieel tegenwicht, aldus historici als Turchin [1]. Had Toonder in dit boekje een visie die zijn tijd vooruit was, zoals in zijn boekje over vluchtingen De andere wereld? Of heeft hij een tijdloze visie, zoals hij zegt in zijn autobiografie?

De Bovenbazen bieden een vermakelijke illustratie van de kapitaalconcentratie die nu actueel is en gepaard gaat met groeiende ongelijkheid en tweedeling. Uiteraard is het een simplificatie, maar daardoor weet Toonder het treffend weer te geven zodat een kind het begrijpt, ’als je begrijpt wat ik bedoel’. Toen de kredietcrisis ’actueler was dan ooit’ werd het verhaal in 2012 opnieuw gepubliceerd in het NRC Handelsblad. Toonder drijft de spot met de Bovenbazen als een stel geslepen zielige criminelen. De werkelijkheid is echter anders en ontrekt zich aan ons bevattingsvermogen, zoals Luyendijk onthult in zijn boek Dit kan niet waar zijn: Over bankiers.

De meest treffende passage die het boek samenvat lijkt mij de Voorschriften voor de Bovenbazen: “Geef nooit geld weg. Zeg altijd dat je zoveel verplichtingen hebt dat er niets meer af kan. Werk slijtage in de hand, want dat bevordert de productie. Bevorder de verveling; dat schept behoefte aan nieuwe dingen. Roei de natuur uit, want natuur is onze grootste vijand. Die vernieuwt zichzelf, voel je wel? En dat soort dingen meer.” ( p 49).

Ook omgang met minvermogenden mag niet en is ’not done’. De Bovenbazen vormen een gesloten club, regelen zaken met elkaar en wonen in dezelfde dure wijk, de Gouden Bergen wonen. Ze hebben ook hun eigen mores en mentaliteit, tevergelijken met ’higher immorality’ in The Power Elite van Wright Mills. Ze zijn van alle tijden, ook van onze tijd.

 

 

Het verhaal van de Bovenbazen

Het verhaal begint zo: Het is ongelijk verdeeld in de wereld. Sommige lieden hebben niets en andere hebben alles. Als men niets heeft, is het mogelijk om meer te krijgen en biedt het leven nog toekomst. Maar iemand, die alles heeft, is nooit meer blij wanneer hij wat ontvangt en bang iets te verliezen. Deze lieden leiden een kommervol bestaan.

Om sterker te staan tegenover de hebzuchtige buitenwereld wonen de negen rijkste grootondernemers van Rommeldam, geïsoleerd samen in de Gouden Bergen, omringd met voetangels, klemmen en schrikdraad. Hun vreugdeloos leven proberen ze aangenamer te maken door hun bezittingen in aandelen onderling te ruilen.

Over de bovenbazen schrijft Toonder in De Volledige Werken (1991) het volgende. “Of deze figuren bestaan weet ik niet, maar het zal weinig schelen. In 1963, toen ik enige ervaring in het Zakendoen had gekregen, wist ik hoe moeilijk het is om de eigenaar van een zeeponderneming te spreken te krijgen. Altijd weer blijkt dat de zaak gefuseerd is met een andere, zodat de meerderheid van de aandelen in handen is van een ritssluitingbedrijf. En wanneer men de directeur daarvan te spreken krijgt, zal duidelijk worden dat hij alleen maar een onderdeel van de veel grotere Kingsburger affaire vertegenwoordigt. Die wordt dan weer overkoepeld door een Internationale Hotelketen, toebehorend aan het Arabisch Warenhuis-imperium dat deel uitmaakt van, enzovoort."

 

  

Baas Bovenbaas Amos W Steinhacker AWS

Voorzitter Amos W. Steinhacker (AWS) slijt zijn dagen met het uitruilen van aandelen met andere bovenbazen zoals Nahum Grind (NG), Basil Horrorkitsj, Odin Salamander en Siluur Krok [2].Op zekere dag flikkert er een lampje dat zich bij de Bovenste Tien lijkt te willen voegen. NG maakt zich grote zorgen. Iemand kan een enorme gasbel hebben ontdekt en dan zit ook AWS met al zijn olie in de problemen.

De namen van sommige Bovenbazen hebben te maken met gesteenten: Steinhacker - een vertaling van Rockefeller - Grind, behalve bij Odin Horrorkitsj. Deze naam past goed bij de demonisch aandoende afbeeldingen van afgodsbeelden aan de wanden. De demonische maskers van afgodsbeelden doen denken aan een occult gezelschap dat de aarde wil beheersen. Volgens schrijvers als dan Brown in De Da Vindi Code zou er een dergelijk gezelschap zijn: de Illuminati. We beperken ons tot een sociologische interpretatie. De occulte of esoterische interpretatie van het werk van Toonder is een ander verhaal. Hij was een ingewijde in geheime leringen, die onder meer De geheime leer van Blavatsky en andere theosofische en esoterische geschriften heeft bestudeerd, maar vermoedelijk geen sociologische geschriften [3].

 

Op een ochtend wandelt Bommel met Tom Poes in de omgeving van zijn slot Bommelstein. Hij roemt de bouwstijl gewichtig als ’zuivere gotiek’ en heeft daar duidelijk geen verstand van. De langslopende AWS ergert zich aan de steenklomp. Hij vraagt secretaris Steenbreek wie daar wel wonen mag. AWS noemt Bommel verdacht. Hij moet in de gaten worden gehouden. Steenbreek noemt hem ook nog eens excentriek. Bommel ergert zich en vertrekt met Tom Poes naar Rommeldam om voor de belastingdienst zijn geld te tellen in zijn bankkluis.

 

Tom Poes en heer Bommel doen een weddenschap: of AWS de eigenaar is van de benzinepomp. Bommel wint de weddenschap, naar later blijkt ten onrechte. De gewonnen duit doet zijn kapitaal de kritische grens overschrijden en het trekt meteen ander geld aan. Dit heet het Mattheus principe [4]. “Geld trekt geld aan. Als men weinig heeft, zal men het kwijt raken aan iemand die meer heeft; en als men veel heeft, komt er steeds meer bij.” (p 46).

 

Dat signaal bereikt via de kassier de Bovenbazen en hij isoleert het geld. Bommel wordt door de directeur van de Aard-Bank - dat blijkt AWS te zijn - uitgenodigd om lid te worden van de Bovenbazenclub en geconfronteerd met de genoemde richtlijnen voor de Bovenbazen. Tom Poes is een ’minvermogende’ met wie hij niet meer mag omgaan. Om een beginnetje te hebben krijgt OBB de aandelen DDT. Tom Poes doet navraag over AWS bij de benzinepomphouder. AWS blijkt toch de eigenaar te zijn omdat hij alle olie bezit. Tom Poes vindt dat hij de weddenschap heeft gewonnen. Bommel wil de duit niet teruggeven. Tom Poes wil hem van de Bovenste Tien losmaken, die hij voor geen cent vertrouwd.

De DDT crisis en de onkruidverdelging

Met de onkruidverdelger DDT tracht Bovenbaas Bommel boskabouter Pee Pastinakel te helpen de gele nerfknagers uit te roeien. Alleen bepaalde spinnen, de bruine sluipers, zijn daartoe in staat volgens deze natuurbeheerder. Maar deze spinnen komen om door de DDT die per vliegtuig wordt gespoten, terwijl de kevers resistent blijken. Vervolgens vernietigt Bommel met een tweede spuitvlucht ter plekke al het leven, nu ook de gele nerfknagers. Volgens Tom Poes heeft hij het natuurlijk evenwicht verstoord. Bommel gaat naar het Zuiden om nieuwe spinnen te zoeken. AWS is tevreden omdat de natuur is vernietigd en geeft OBB zijn kaartje, waardoor hij met zijn privé vliegtuig kan vliegen. Aan zijn secretaris Steenbreek vraagt AWS om Bommel in de gaten te houden. Hij ergert zich aan T. Poes, een minvermogende. Daarom moet hij betalen voor het vliegtuig als hij meegaat met Bommel.

Bommel en Tom Poes vangen nieuwe spinnen. Bij terugkomst barst AWS in woede uit als OBB(ommel) vindt dat de DDT niet deugt. Hij stelt voor om mechanische spinnen te produceren: ’Wat de natuur kan kunnen wij beter’. Er volgt een aandelenemissie. Tom Poes leest in de krant dat er een frisse wind waait door de DDT. Bediende Joost belegt zijn spaargeld in DDT.

De mechanische spinnenfabriek wordt een kostbare mislukking van 2 miljard. Tijdens de proefdemonstratie voor AWS wordt Bommel door een spin in de vinger gebeten, maar een rondvliegende vlieg vliegt ongemoeid in het rond. Dit schaadt de reputatie van OBB. Secretaris Steenbreek krijgt instructies inzake de crisis in de DDT. De mechanische spinnen zijn te duur om op de markt te brengen.

Bij de Rommeldamse bank laten ze op bevel van Steenbreek de DDT imploderen. DDT trekt nu al het geld aan van de kleine beleggers. Ook bediende Joost is getroffen. AWS legt OBB uit hoe het verder gaat. Hij is geen geld kwijt, omdat de Bovenbazen tijdig hebben ingegrepen. Hij moet zijn DDT ruilen voor het Generaal Energie Syndicaat. Bediende Joost neemt ontslag als zijn werkgever Bommel zijn aandelenstrop niet mag compenseren. AWS ruilt met Bovenbaas Bommel de DDT voor de aandelen van het Generale Energie Syndicaat, in de verwachting dat Bommel hier geen kwaad mee kan doen, want dat loopt vanzelf.

Bommel heeft nu het beheer van de soliumwinning onder zich. Solium is  de energiebron van de toekomst en wordt uit de aarde gewonnen, maar brengt de aarde grote schade toe.Soliumis verwant met het Engelse woord ’soil’, en verwijst naar een soort aardenergie, die Kwetal fut noemt. Het Indiase woord ’prana’ is een energie die in levende wezens voorkomt, te vergelijken met de Chinese Ki- of Chi-kracht, die ons fut geeft. Toonder heeft oosterse filosofieën bestudeerd en er fut uit geput.

De desastreuze soliumwinning

Twee vierkante kilometer bos levert volgens projectleider professor Prlwytzkowsky 1 gram solium op: één jaar energie voor de stad Rommeldam. Bommel wordt boos op Tom Poes, die vindt dat het ten koste gaat van de natuur. De dwerg Kwetal is ook boos. Hij gaat verhuizen omdat het bos tot woestijn wordt door de soliumwinning. Kwetal laat Tom Poes zijn futvoeder zien, een altijd draaiend wiel. Tom Poes vertelt erover aan Bommel, die de futvoeder daarna als geschenk krijgt van Kwetal, zonder dat deze de verstrekkende waarde van zijn uitvinding beseft.

In de Gouden Bergen ruilen NG en AWS aandelen. NG is nog boos over de DDT-spinnen, die hem de naaimachines hebben gekost. Het solium had nooit aan OBB mogen worden gegeven. Omdat AWS de zaken niet meer vertrouwt, vliegt hij per privé helikopter naar slot Bommelstein. Daar is Bommel in zijn nopjes met de futvoeder, een perpetuum mobile: gratis energie. AWS schiet in de stress en vliegt linea recta met OBB en de futvoeder naar de Gouden Bergen.

 

Door het perpetuum mobile staat het bestaan van de Bovenbazen op het spel, want energie voor niets is slecht voor de aandelen. Ze eisen de vernietiging van uitvinding en uitvinder en volledige medewerking. Anders zou OBB alles verliezen en het maanproject krijgen. Bommel ontsnapt via lakens uit zijn kasteel en waarschuwt Kwetal. Hij werpt bovendien zichzelf op als de uitvinder van de futvoeder en redt daardoor Kwetal.

De Bovenbazen weten nu zeker dat OBB ’een ragfijn spel speelt’, teneinde zelf Baas Bovenbaas te worden. De Bovenbazen bevriezen al zijn kredieten, letterlijk samengebald tot een klomp geld waar geen muntje af te halen is. Bovenbaas OBB heeft geen contant geld meer tot zijn beschikking. Zijn collega’s AWS & NG creëren door een algemene loonronde een menigte schuldeisers bij Bommel. Hij krijgt geen benzine meer geleverd en kruidenier Grootgrut verkoopt niets op krediet. Inmiddels heeft Bommel de soliumwinning stilgelegd als antwoord op de loonronde van 10%, die de andere Bovenbazen tot verbijstering van de vakbonden hadden afgekondigd. De opgejutte arbeiders van de soliumwinning eisen eenzelfde loonronde. Professor Prlwytzkofsky heeft 200.000 florijnen nodig voor zijn arbeiders.

 

Alternatieve energiebronnen

Een directeur van een fabriek voor elektromotoren vertelde mij eens dat er een aanslag was gepleegd op een Zwitser die een ander soort goedkopere motor had uitgevonden, die niet op fossiele brandstof liep. Ook de beroemde uitvinder Tesla putte uit andere energiebronnen en schijnt zijn geheim te hebben meegenomen in zijn graf. Het elektriciteitsnetwerk en elektromotoren zijn op zijn werk gebaseerd. Op internet staan sites over nulpuntenergie en reeds werkzame quantumenergie-generatoren. De bazen van de olieindustrie, hebben geen belang bij alternatieve motoren en energie, hoewel Shell op grote schaal in alternatieve (wind)energie gaat investeren op aandrang van de aandeelhouders, zoals recentelijk in het nieuws kwam.

De futvoeder, een soort perpetuum mobile, is uitgevonden door de dwerg Kwetal die eigenlijk in een andere wereld leeft, daaruit kennis put en onbegrijpelijke taal spreekt. Tesla scheef ook hoe zijn uitvindingen als het ware werden ingegeven vanuit een andere dimensie dan het gewone verstand, zoals Mozart componeerde alsof hij de muziek ’hoorde in de sferen’. Zo verwijst Toonder impliciet naar een andere dimensie, waaruit hij inspiratie put maar verder weinig over kan zeggen.

In Een heer vertelt en in zijn autobiografie zegt Toonder dat hij merkwaardige aanwijzingen heeft gekregen dat er meer is tussen hemel en aarde dan ons verstand kan bevatten. Hij verwijst ook naar een spontane onbewuste inspiratiebron, waarin hij het collectief onbewuste van Jung herkent. De fantasie en verbeelding of imaginatie schept en kent zijn eigen werkelijkheid met zijn eigen toevallig lijkende wetmatigheden, die soms veel weg hebben van verschijnselen zoals verstrengeling uit de kwantumfysica. Zie mijn artikelen hierover in nr 26 en 27 en ook mijn bijdragen over Novalis in nr. 35.

Onlusten worden gesmoord door een geldregen

Tom Poes weet hoe de futvoeder is te gebruiken, daarbij geholpen door het eerste gram solium die professor Prlwytzkofsky overhandigd heeft aan OBB. Solium is wat Kwetal ’fut’ noemt. Zijn futvoeder haalt deze fut uit de aarde. In de stad ontstaan onlusten door de uitblijvende loonronde. De hiervoor verantwoordelijke Bommel wordt daarvoor niet beboet door commissaris Bulle Bas, want hij is nu een Bovenbaas.

Door de solium en de futvoeder in de bankkluis samen te brengen op advies van Tom Poes, vindt een explosie van de geldbal plaats, die een geldregen veroorzaakt waar alle stakers tevreden mee zijn. Commissaris Bulle Bas staat nu weer machteloos tegenover de feestvierende arbeiders. Tom Poes krijgt zijn duit terug. Heer Bommel is blij dat hij na de geldregen geen Bovenbaas meer is. Hij kan weer vrijelijk over zijn vroegere kapitaal beschikken en is van het gedoe met AWS af.

Op de beurs heeft het ineenstorten van het energiesyndicaat een krach veroorzaakt. Aandelen van de motoren van NG en de olie van AWS worden in de val meegesleept. De kassier van de bank vindt dat er te veel geld in omloop is. Daardoor hebben mensen meer te besteden, neemt devraag toe en stijgen de prijzen. De slapende kruidenier Grootgrut wordt daarom door zijn vrouw ’s nachts gedwongen de prijzen van zijn levensmiddelen met 15% te verhogen. De middenstand komt toch al altijd achteraan.

Bij het kasteel wacht Joost met een blij gezicht kasteelheer Bommel op. Door de sterk stijgende prijzen gaat er niets boven een mooie betrekking met voeding en bewassing. Hij maakt een eenvoudige maaltijd klaar voor de twee vrienden en professor Prlwytzkofsky. Heer Bommel weigert, desgevraagd door de professor, de soliumwinning te herstarten. AWS is dezelfde mening toegedaan. Hij en NG komen er niet achter wat OBB al die tijd bezield heeft, want de aandelen van zijn Energie Syndicaat zijn en blijven waardeloos. Maar ook zij hervatten de soliumwinning niet. Op zijn wandeling door het bos komt heer Bommel de dwerg Kwetal tegen. Hij vindt het niet erg dat zijn futvoeder kapot is gegaan. Volgens Pee Pastinakel komt de fut alweer terug in het bos. En als dat zo is kan Kwetal weer een nieuwe futvoeder maken.

 

   

Jan Mertens, Karl Marx, Charles Wright Mills en Thorstein Veblen: twee radicale liberalen met socialistische sympathieën

 

Commentaar van sociologen: Marx, Wright Mills, Veblen en de 200 van Mertens

Vakbondman Jan Mertens van het CNV, één van de architecten van het FNV. sprak in 1968 over de Tweehonderd van Mertens. Hij zei op 19 oktober 1968 in Sneek dat de Nederlandse economie gedomineerd werd door een ’old-boys network’ van ongeveer 200 man. Bestuurders van grote bedrijven vervulden commissariaten bij vele andere bedrijven en hadden bovendien bestuursfuncties bij universiteiten en hogescholen. Hij hekelde het gebrek aan verantwoordingsplicht, de ondoorzichtigheid en de opeenstapeling van functies [5].

Deze verstrengeling is door Thornstein Veblen (1857-1929), een Amerikaanse socioloog van Noorse boerenafkomst, als een van de eersten na Marx met sardonische kritiek uit de doeken gedaan in studies met treffende titels als The Theory of the Leisure Class, The Vested Interests and the Common Man, The Engineers and the Price System, Absentee Ownership and Business Enterprise in Recent Times [6]
In volgende bladzijden wordt zijn benadering vergeleken met De bovenbazen van Toonder. In essentie gaat het om het onderscheid tussen degenen die productief werk doen en degenen die niet iets productiefs doen en geld met geld verdienen. Dus een variant op het latere onderscheid tussen kapitaal en arbeid van Marx.

Marx publiceerde in 1867 Das Kapital over kapitaalaccumulatie en concentratie, die nog steeds actueel zijn. Helaas wordt Marx geassocieerd met het communisme, dat een uitwas vormt van wat hij beoogde. Door zijn misvatting over de dictatuur van het proletariaat heeft hij deze associatie bevorderd. Marx behoort overigens nog steeds tot de drie meest invloedrijke economen (volgens een vergeten artikel dat ik las in 2014).

 

Over bovenbazen in de VS schreef de socioloog Charles Wright Mills zijn klassieke bestseller The Power Elite in 1956. Deze elite omvat meer groepen dan de Bovenbazen, die de Bovenste Tien van die elite vormen. Deze komen overeen met de Very Rich en de Corporate Rich van Wright Mills. Daarnaast onderscheidt hij de Celebrities, Chief Executives, Warlords, militaire en politieke leiders. Deze sectoren zijn met elkaar verstrengeld. Het komt overeen met het Militair Industriële Complex van President Eisenhower, later door de socioloog Laeyendecker het WTE complex genoemd van Wetenschap, Techniek en Economie.

Tegenwoordig komt het meer overeen met het Financieel Industriële Complex, conform de visie van Piketty, Luyendijk en anderen. Militairen worden geleid door politici en deze zich laten leiden door industriële belangen en technici en wetenschappers afhankelijk zijn van financiering. ’Wie betaalt, die bepaalt. Het kapitaal dicteert de arbeid, kort door de bocht gezegd. Zie hierover mijn artikelen over het WTE Complex en De filosofie van eenvoud van Mariaus de Geus in nr 31 en 32.

 

Sardonische kritiek van Thorstein Veblen op de ’nietsdoende klasse’

De Theory of the Leisure Class (1899) van de nonconformistische radicale socioloog Thorstein Veblen, toont opmerkelijke overeenstemming met De Bovenbazen en stond model voor The Power Eilte, die niet alleen uit de ’nietsdoende klasse’ bezittende klasse bestaat, maar meer diverse elites omvat. Net als De Bovenbazen gaat The Theory of the Leisure Class op voor slechts een deel van de machtselite, aldus Wright Mills (p 58). Veblen knoopt aan bij Marx, zonder marxist te zijn, evenals Wright Mills na hem. Ten onrechte is Veblen een ’Amerikaanse Marx’ genoemd, omdat hij net als Mills geen marxist was maar een radicale sociale liberaal. Het is onwaarschijnlijk dat Toonder Veblen heeft gelezen, maar de overeenstemming is er niet minder om.

 

“Anders dan bij Marx was bij Veblen de grote tegenstelling niet die van proletariaat en ondernemers [kapitalisten], maar die tussen hen die produceren en hen die manipuleren. Hij onderscheidde scherp tussen arbeid die goederen voortbrengt en arbeid die geld doet verdienen, tussen warenproductie en ’zaken doen’, het behalen van winst door bezitters... Welvaart van zakenmensen is niet hetzelfde als het welzijn van de samenleving... Hij verachtte de promotors, financiers, speculanten, manipulanten. Ook de ondernemers die langs ’onproductieve’ weg hun kolossaal bezit ophoopten,” aldus Den Hollander [7], die boeiende colleges gaf over Veblen, De Tocqueville en anderen, tot hij het veld ruimde door toedoen van linkse studenten. Hij kon daar niet mee omgaan, zoals Veblen, Wright Mills en Goudsblom, zijn opvolger, dat konden.

Een dergelijk onderscheid in ’those who make goods and those who make money, between workmanship and salesmanship’ [6] is eerder gemaakt door Saint-Simon [8] in zijn beroemde Parabel over de nutteloze onproductieve bovenlaag van parasitaire bezitters en machthebbers, die de productieve mensen regeren. Hij maakte hierbij nog geen onderscheid tussen kapitaal en arbeid bij zoals Marx later en hij zag ook arbeiders als producenten.

Volgens Veblen “zijn kapitalisten geen vernieuwers maar vernielers, verspillers, saboterende roverbaronnen, die door reclame, propaganda en verkoopkunde de uitbuiting van de mensen organiseren. Veblen was daarentegen ook sterk onder de indruk van de industriële leiders die hij bewonderde”[7]. Evenals Saint-Simon had Veblen respect voor productieve industriëlen als de nieuwe leiders. Zowel arbeiders als kapitaalbezitters kunnen productief zijn.

 

De Leisure Class ten tijde van Veblen

 

Net als Toonder en Tolstoi maakt Veblen de ‘nietsdoende klasse’ belachelijk als een stel kleinzielige egotrippers, die zich voornamelijk druk maken om hun geld. “Hij uitte zich door een masker van spot en toespelingen... door overdrijving en pseudo-vereenzelviging met de pralende, zelfvoldane succesmens slaagde hij erin de lezer deze hatelijke bourgeoiswereld als een hels tafereel te doen zien. Hij verpoosde graag bij de meest kwetsbare kant van de plutocraat: niet diens bruutheid of machtsdrift.., maar zijn vulgariteit,.. en zó te rapporteren dat de wezenlijke dwaasheid ervan zonneklaar werd” [7].

Veblen maakt eveneens gebruik van “poëtische beelden, overdrijving, allegorieën en symbolen.., evenals verouderde woorden en zinswendingen en herhaalde hij zich eindeloos. Hij bleef vaak ondoordringbaar duister, raakte soms verward in zijn eigen geestige arabesken, was eenzijdig, herhaaldelijk tegenstrijdig, maar toch moet men zijn literaire prestatie formidabel noemen,.. meer dan een curiositeit” [7]. Dat geldt ook zeker voor de Bommelsaga.

 

Sympathie voor ’minvermogenden’

“Veblen bezat een a priori sympathie voor alle sociaal misdeelden en verguisden en nam het op voor impopulaire protesterenden.” Toonder noemt hen ‘minvermogenden’ en elders ‘minkukels’. De ongeorganiseerde ’forgotten groups, those who suffer in silence’ aldus The Logic of Collective Action: Pub;ic Goods and the Theory of Groups van de econoom Mancur Olson.

“Veblen stierf in 1929, juist nadat de grote instorting van Wall Street het bankroet aankondigde van de economie van de klasse op welker pretenties hij zijn bijtende kritiek had gericht... Hij bespotte [hen] met zijn fenomenaal woordenarsenaal... Hij ging nooit naar de stembus, behoorde tot geen partij. Zijn vervreemding van het welvarende, respectabele Amerikaanse burgerdom was volledig” [7]. Niet stemmen en geen lid zijn van een partij kenmerkten ook Toonder.

Zoals de minvermogende stripfiguren van Toonder woonde Veblen laatste jaren van zijn leven in een boshut in het kustgebergte, vanwege zijn hang naar de ‘savage state’ en de kleinschalige boerengemeenschap waarin hij was geboren. Hij stierf uitgeput in zijn hut, totaal verarmd, verlaten en vergeten, Maar zijn Theory of the Leisure Class werd een blijvende bestseller, die nog altijd actueel is, zij het met de nodige kritische kanttekeningen. Zie hierover mijn artikel in nr 32 over De filosofie van eenvoud.

Veblen heeft het ook over ‘absentie ownership’, de titel van zijn laatste boek over de ’nietsdoende klasse’, die niet deelneemt aan het productieproces, maar er wel veel aan verdient. Hij had toen reeds een profetisch oog voor de desastreuze en ontwrichtende invloed die woekerende geldhandelaren kunnen hebben in de ‘predatory society’, die hun prooi was en die met list en bedrog wordt bedrogen. Luyendijk geeft hierover een kijkje achter de schermen in zijn boek Dit kan niet waar zijn: Over bankiers.

Deze klassiekers hebben weinig van hun actualiteit verloren en kunnen in onze tijd worden aangepast. Dat geldt bijv. ook voor de bestsellers van Crystia Freeland, Plutocrats: The Rise of the New Global Super-Rich en Pikkety, Capital in the Twenty-first Century. Is kapitaalconcentratie van alle tijden en is een relatieve gelijkheid en gelijkwaardigheid van mensen een modern verschijnsel of juist een premodern verschijnsel dat bij jagers-verzamelaars en vrije boeren voorkomt, zoals bij de oude Germanen? [9]. Deze kwestie gaat buiten dit bestek, evenals genoemde meer recente andere publicaties over de kapitaalconcentratie, die een actueel probleem blijft.

 

Toonder als Baas boven baas

In het verhaal ontpopt Toonder zich evenals genoemde sociologen als kriticus van de Bovenbazen en hun natuurvernietiging, waarbij wetenschap en techniek een discultabele rol spelen. Zie hierover mijn artikel over het WTE complex van Wetenschap. Techniek en Economie op basis van het boek Bedreigde cultuur van Laeyendecker in nr. 31. Betekent dit dat Toonder de moderniteit niet zo zit zitten en daarom liever woont in een archaïsch land als Ierland omingd door ongerepte natuur? In elk geval plaats hij steekhoudende kritische (kant)tekeningen bij moderne ontwikkelingen.

Toonder heeft een eigen bedrijf gehad en enige ervaring opgedaan met het Bovenbaaswezen. Zijn politieke filosofie, voor zover hij zich hiermee bezig hield, is niet liberaal te noemen, veeleer conservatief en premodern, met een sprookjesachtige sfeer van tijdloze kneuterige oubolligheid en een sociaal-democratisch aandoende sympathie voor ’minvermogenden’. Toonder moest weing hebben van ’links’. In Een heer vertelt toont hij zich niet erg ingenomen met de sociaal-democratische sympathieën van zijn jongste zoon Onno [10].

In de uitvoerige biografie van Toonder van Wim Hazeu staat dat Toonder met zijn vrouw, broer en vader, die commisaris werd na zijn pensioen, een clan vormden, waar zelfs zijn kinderen en tekenaars die zijn werk afmaakten niet bijhoorden. Alle eer voor zijn en hun werk ging naar de Bovenste Baas. Aan het eind van zijn leven raakt hij in onmin met zijn enige overlevende zoon Eiso over rechten en vaderlijke plichten, waarin hij mogelijk tekort geschoten zou zijn onder de allesoverheersende druk van zijn kunstenaarschap en  productiedwang.

 

Uit Ons Erfdeel. Jaargang 27(1984)

De tragiek van Toonder

Aan het eind van zijn leven bekent hij in Een heer vertelt op aangrijpende wijze hoe zijn creatieve productiviteit ook een tragische egocentrische keerzijde had. De tragiek van de Bovenbazen is hem niet vreemd geweest, hoewel hij zich evenals Bommel uit als een eerlijk, goedbedoelend en beminnelijk mens met egocentrische trekjes en achteraf ook enige zelfkritiek.

Bommel lijkt ook overeenkomsten te tonen met de moeder van Toonder, met haar onverwachte doortastende optreden en met haar uitdrukkingen ’hoe vreselijk zij het had’ en haar verwijzingen naar wat ’zijn goede vader zei’, enz. Hoewel Bommel zich een heer noemt, lijkt hij het prototype van de zelfgenoegzame kleinburger die hunkert naar begrip en erkenning: een meer beminnelijke elitaire Nederlandse pendant van Donald Duck, ’the average middle class neurotic’, met een term van de psychiater Harold Bloomfield.

Toonders bekendheid en roem vormt aan het eind van zijn leven een povere verzachting voor de tragiek in zijn leven en het verlies van zijn vrouw en kinderen. Zonder schroom doet hij dit alles meeslepend uit de doeken in zijn autobiografie en in Een heer vertelt. Alles draaide om hem en zijn werk, dat voor alles moest doorgaan. Deadlines moesten worden gehaald. Zijn succes had een hoge persoonlijke prijs.

Hij zegt dat alle stripfiguren eigenlijk aspecten en subpersoonlijkheden van hemzelf zijn en ook te maken hebben met de archetypen van Jung, in wie hij zijn visie herkent. Hij bekent ook een religieus mens te zijn, die gelooft in reïncarnatie en het voortbestaan van de ziel of geest. Zijn religieuze visie komt overeen met de Keltische pantheïstische religie, met sterke christelijke en oosterse invloeden van onder meer de theosofie, Boeddha en Lao Tse, die in zijn verhalen doorklinken. Het is interessant deze invloeden en de verwerking ervan in zijn verhalen op te sporen en weer te geven. Wellicht meer hierover in volgende artikelen.

 

Noten

Bij de samenvatting is dankbaar gebruik gemaakt van Wikipedia.

1. Zie mijn artikel over Turchin Hoe toename en afname van ongelijkheid in zijn werk gaat , Civis Mundi nr 32

2. Opmerkelijk is dat sommige van deze ’heren der aarde’ associaties met bijbelse namen loproepen en  andere bazen Germaanse en keltische namen zoals Odin en Siluur. Odin is een andere naam voor de Germaansde god Wodan. Het Siluur is een geologisch tijdvak, genoemd naar een gesteentelaag in Wales uit die tijd die weer genoemd is naar een Keltische stam die daar woonde, de Siluren. Heeft dit een diepere betekenis?

Toonder heeft een ambivalente houding met de Bijbel. Enerzijds is het voor hem een boek met magistrale verhalen, te beginnen met het scheppingsverhaal, waarvan hij veelvuldig gebruik heeft gemaakt is zijn strips, zoals Klaas Driebergen laat zien in zijn boek Bommel en Bijbel: Bijbel en christendom in de verhalen van Marten Toonder. In Een heer vertelt zegt Toonder dat hij ooit op de SGP heeft gestemd uit protest.

Anderzijds zegt hij dat hij het niet eens is met de Bijbelverhalen en vindt hij ze niet religieus in de meer patheïstische zin die hij aan religie geeft: de wereld is bezield door de geest Gods, die niet alleen maar over de wateren zweeft, maar volgens hem in de schepping aanwezig is,. Zoals in Chinese visies als het Taoïsme en de Indiase religie.

De Bijbel maakt een onderscheid tussen God als een persoon en zijn schepping waaruit hij zich lijkt terug te trekken, een eerste fase van het secularisatieproces. De Bijbel beschrijft een aaneenschakeling van oorlogen en onderdrukking met de Joden als uitverkoren volk. Andere volken en religies zijn ongelovigen, heidenen en afgodendienaars. Het is mogelijk Jood te worden door geboorte, niet door bekering. Het blijft dus een selecte groep van uitverkorenen. Als we de visie van Max Weber in zijn beroemde studie De protestante ethiek en de geest van het kapitalisme toepassen op deze groep en niet alleen op de calvinisten, zou het uitverkoren zijn onder meer blijken in welvaart en rijkdom. Een andere reden waarom vooral Joden geldzaken gingen behartigen was het verbod op woeker en rente bij christenen en het verbod voor joden om zich aan te sluiten bij de gilden. Bovendien lieten adellijke leiden, de toenmalige Bovenbazen, het ’vuile werk’ om belastingen te innen liever aan de Joden over, hetgeen ze niet geliefd maakte.

Toonder vertelt in het eerste deel van zijn autobiografie hoe hij bevriend raakte met Joodse kinderen, die in het Interbellum in een wijk in Scheveningen woonden, waar zijn moeder een huis had gekocht. Zij vormden een betrekkelijk gesloten gemeenschap en hij mocht eigenlijk niet met hun kinderen, zijn Joodse vriendje omgaan, hetgeen hij toch deed. Hij was een goj, een ongelovige, een heiden. Het doet enigszins denken aan de minvermogenden bij de Bovenbazen, maar het is misschien wat ver gezocht. Toonder had overigens vele Joodse vrienden, familieleden en collega’s die hij in de oorlog uit de handen van de bezetter hield, die hen beschouwde als ’minvermogenden’.

3. Een vriend die lid was van het Lectorium Rosicrucianum, vertelde dat hij had vernomen dat Toonder daarbij betrokken is geweest en ook bij de Vrijmetselaars. Ingewijden herkennen een diepere esoterische symboliek in zijn verhalen en tekeningen.

4. Mattheus 25:29. Zie voor een uitleg het gelijknamige hoofdstuk in P Turchin, War and Peace and War: Rise and Fall of States en N Wilterdink, Samenlevingen.Toonder wordt veelvuldig geïnspireerd door de Bijbel, maar ook door oosterse religies, theosofie, Krishnamurti, Jung en de Kelten, zie o.m. Toonder en Robin Lutz, Een heer vertelt en Klaas Driebergen, Bommel en Bijbel, Bijbel en christendom in de verhalen van Marten Toonder  

5. Wikipedia, zie ook Trouw 14 09 2013 De ’200 van Mertens’ leven voort door Jan de Vries

6. L Coser, ’Thornstein Veblen’, Masters of Sociological Thought, vooral p 266 en 285.

7. A den Hollander, ’Thornstein Veblen’, Hoofdfiguren uit de sociologie, p 138-156.

H Goddijn e.a., ‘Thornstein Veblen’, Geschiedenis van de sociologie, p 179

8. B C van Houten, ’Saint-Simon en Comte’, Hoofdfiguren van de sociologie, p 28

9. Zie Michael Pye, Aan de rand van de wereld: Hoe de Noordzee ons vormde. Dit gaatover het begin van de moderne relatief egalitaire en democratische samenleving bij de Noord-West Europese Germaanse volken zoals de Friezen en de Vikingen, die overigens ook in onvrije en ongelijke machteloze slaven handelden. Zie ook in streekhistorisch perspectief Henk Komen, Met droge voeten op vrije grond: De geschiedenis van West-Friesland en Kennemerland

10.In de biografie van Hazeu, wordt vermeld dat Toonder voor de bezetting op de Christelijk-Democratische Unie stemde en betrokken was bij de Jongeren Vredes Actie. Hoe groot deze betrokkenheid was wordt niet vermeld. De CDU was een voorloper van de Evangelische Volkspartij, maar dan uit Hervormde hoek. De partij is in 1946 opgegaan in de PvdA. In het interviewboek Een heer vertelt zegt hij dat hij slechts een keer in zijn leven gestemd heeft, en wel op de SGP. Dichters liegen de waarheid. http://www.christianarchy.nl/2012_10_01_archive.html

 

Drie stripfiguren van Marten Toonder

 

Hogere kringen                         2017 01 23 Zie M Toonder, De Bovenbazen

 

Zo gaan de dingen

in hogere kringen:

Ze delen samen de buit

en delen de baantjes uit

Laten zich graag prijzen

en geven elkaar prijzen

 

Hoe hoger men staat

des te meer geld er omgaat

In de lagere kringen

gaat het om goedkope dingen

Hoe hoger men stijgt

des te meer men ook krijgt*

 

 

Men weet het te vinden

weet mensen te binden

Aan hen te verdienen

en laat zich bedienen

Men doet meer zaken

die rijker maken

 

Men levert handelswaar

schuift orders naar elkaar

Het lijkt op een komplot

waarbij geschoven wordt

met orders handelswaar

en functies naar elkaar

 

Opdat de macht in handen blijft

steeds meer bezit wordt ingelijfd

het imperium zich uitbreidt

in permanente overnamestrijd

Zo blijft de macht geconcentreerd

 

*Het Mattheus principe: ’Wie heeft zal gegeven worden en van wie niet heeft, zal ook wat hij heeft, worden genomen’, Mt 25:29