Civis Mundi Digitaal #43
Bespreking van: Koen Byttebier, De Onvrije Markt. Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 2015.
Opmaat
Enige tijd geleden werd een gast in een radioprogramma geïnterviewd door een presentatrice[1]. Het gesprek ging over de maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Ontwikkelingen die in hoge mate zijn bepaald door de financiële crisis en de zich opstapelende problemen in de Europese Unie. Ik viel in het gesprek toen de presentatrice enigszins laatdunkend tegen de man zei: Heeft U een tijdje geleden niet de revolutie voorspeld? Waar is die gebleven? Na een korte stilte volgde het antwoord: Mevrouw, heeft U het niet gezien? Die is al begonnen.
Voor deze man moeten de internationale ontwikkelingen van de afgelopen tijd – de Brexit, de verkiezing van Donald J. Trump – niet helemaal als een verrassing gekomen zijn. En zonder nu te willen beweren dat ik de revolutie voorspeld heb, ik voorvoelde ook al geruime tijd dat er iets broeide. De crisis waar we in 2008 in belandden was naar mijn mening geen gewone economische ‘dip’. In 2012 schreef ik in een opstel in Civis Mundi[2]:
(…) ik moet zeggen: de schellen zijn mij van de ogen gevallen! Ik gebruik opzettelijk deze uitdrukking want het is dezelfde die wordt gebezigd door Hans Achterhuis in de epiloog van zijn ‘De utopie van de vrije markt’. Het is inderdaad verbijsterend dat onze politieke en financieel-economische leidslieden het zo ver hebben laten komen. Een ex-bankier zei enige tijd geleden in een radioprogramma: er zou onmiddellijk revolutie uitbreken als de mensen zouden weten hoe het er in de financiële wereld toegaat. Of dat zo is betwijfel ik; de traagheid van de mensen is groot. Dat is een les die men toch wel uit de geschiedenis – ook al herhaalt die zich nimmer – kan trekken. (John Gray[3]: het probleem is niet zozeer dat de geschiedenis zich niet herhaalt, maar dat de mensen de lessen die uit de historie te trekken zijn zo snel vergeten!) Hoe dan ook, ik ben wel gaan begrijpen waar de zojuist geciteerde ex-bankier op doelde. In dit verband zie ik de occupybeweging, het Franse banlieu oproer in 2005, de opstootjes in Engeland van enkele maanden geleden, en de groeiende onrust in sommige Zuid-Europese landen (denk aan ‘de zogenoemde ‘verontwaardigden’ in Spanje) als een teken aan de wand. Maar zoals dat met zulke tekenen gaat: dikwijls worden ze veronachtzaamd tot het te laat is en dat zal zich ook nu wel weer voordoen. In zijn boek ‘Masse und Macht’ zegt Elias Canetti[4] het zo: “Eine ebenso rätselhafte wie universale Erscheinung ist die Masse, die plötzlich da ist, wo vorher nichts war. Einige wenige Leute mögen beisammen gestanden haben, fünf oder zehn oder zwölf, nicht mehr. Nichts ist angekündigt, nichts erwartet worden. Plötzlich ist alles schwarz von Menschen.”(…) Het kan zomaar gebeuren ook waar en wanneer je het niet verwacht!
Voor Koen Byttebier, auteur van het thans aan de orde zijnde boek, kunnen de op dit moment aan de orde zijnde ontwikkelingen – die men gerust revolutionair kan noemen – ook niet onverwacht gekomen zijn.
Een anti-neoliberaal manifest
Byttebier’s boek laat zich lezen als een onversneden anti-neoliberaal manifest. Interessant omdat de betreffende denkwereld als een bijna ondoordringbare sluier over het politiek bestel ligt. Niet voor niets zijn de echte verschillen tussen de mainstream politiek partijen klein. In gesprekken met mensen uit mijn kring – dikwijls maatschappelijk zeer betrokken – hoor ik met grote regelmaat de verzuchting: ik zou niet weten waar ik op zou moeten stemmen[5]. Dat komt ervan als men de ideologische veren afschudt. Nauwkeuriger: dat komt ervan als men het verenpak inruilt voor een dominante ideologie die niet eens meer als zodanig wordt herkend, maar wordt gehouden voor ‘slechts’ een zakelijke, pragmatische instelling. Hazen in een verblindend stroperslicht.
Byttebier is niet behept met deze utopische[6] verblindheid. In zijn boek stelt hij de problematische kanten van de neoliberale maatschappelijke ordening scherp aan de kaak. Een ordening die ten diepste uitgaat van een Darwinistiche maatschappijvisie: struggle for life and survival of the fittest. De heerschappij van de ‘competenten’ om met Ayn Rand[7] de fanatieke Amerikaanse voorvechtster van dit type denken te spreken. Byttebier moet er weinig van hebben. Uiterst kritisch gaat hij in op het geldwezen, op de verloedering van het financiële systeem, op de verzwakking van de democratie vanwege een te grote afhankelijkheid van de financiële wereld, op de afkalvende positie van de werkers (race to the bottom), op de achterstelling van arbeid t.o.v. kapitaal, op de groeiende kloof tussen rijk en arm, op de absurde ‘heldenstatus’ van CEO’s en andere ‘top’-functionarissen in het grote bedrijfsleven, op het in belangrijke mate gecomputeriseerde beurswezen, en op de kwalijke kanten van het kapitaal-vennootschapsmodel. Het is niet nodig dit hier allemaal gedetailleerd weer te geven. Er is in de afgelopen jaren al veel over gezegd – helaas met weinig effect.[8]
Over Byttebier’s kritiek op het kapitaalvennootschapsmodel toch iets meer. Hij ziet als uitvloeisel van dit model een steeds verder gaande mate van wat hij “gederesponsabiliseerde ondernemingsvoering” noemt. Hij zegt het niet expliciet, maar ik proef achter zijn kritiek de opvatting dat bezit niet iets vrijblijvends is maar verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Vanuit de religieuze hoek is dit wel onder woorden gebracht door over rentmeesterschap te spreken. Maar ook zonder over God en Gebod te spreken kan men zich sterk maken voor de geformuleerde opvatting. En de bedoelde verantwoordelijkheid reikt verder dan wat er ‘onder de streep’ overblijft. Ze betreft niet alleen natuur en milieu, maar ook de werkende mens die door zijn arbeid het ‘onder de streep’ realiseert. Als die louter een economisch subject wordt, of zelfs een wegwerpartikel, gaat het mis. Dan ontstaat de groep van ‘forgotten people’ waarover Trump spreekt en die zich door hem aangesproken voelen. Dan kan het “Plötzlich ist alles schwarz von Menschen” waar Canetti het over heeft ineens realiteit worden.
Dan kan het – zoals ik zei – zomaar gebeuren. Voor mij niet helemaal onverwacht. Maar dat hierin niet Europa voorop zou lopen, en dat America first zou zijn – dat had ik niet voorzien.
Vrijheid, gelijkheid en … broederschap
Byttebier’s boek is getiteld ‘De onvrije markt’. Een plaagstoot richting de mantra van de vrije markt.
Vrijheid …één van de in bovenstaand kopje opgesomde idealen van de Verlichting. Idealen waar wij zo prat op gaan. Maar hoe is het de facto met die idealen gesteld? Byttebier is daar niet positief over. Over de broederschap – in de vorm van solidariteit met de zwakkeren, met de minder ‘competenten’, al helemaal niet. Maar ook bij de ogenschijnlijk door onze wetten gegarandeerde vrijheid en gelijkheid plaatst hij kritische kanttekeningen. Hoe vrij is men om de (pagina’s lange) gebruiksvoorwaarden van machtige ondernemingen te weigeren? Vooral als hun diensten essentieel zijn voor een eigentijds functioneren in de zo complex geworden samenleving[9]. En hoe zit het met de gelijkheid als de één de meest effectieve advocaten kan betalen terwijl de ander het moet doen met een toewijzing? Formeel zijn gelijkheid en vrijheid dan misschien ‘geregeld’: materieel mankeert er van alles aan. Hoe dan ook, Byttebier veegt er de vloer mee aan: ook daarop wijst de titel van zijn boek.
En toch …
Mijn inziens is de scherpe kritiek van Byttebier voor een groot deel terecht. En toch … er wringt iets. Zeker voor wat betreft de situatie in wat ik dan toch maar het vrije Westen noem. En waar de vrijheid dan misschien niet aan het ideaalbeeld voldoet, maar dan toch nog altijd verbonden is met een rechtstatelijk bestel dat wij niet graag zouden willen inruilen voor een systeem zoals dat elders wel voorkomt en waarin een hoge mate van willekeur heerst.
Deze opmerking betrof het geografische aspect. Maar er is ook nog de factor tijd. Weinigen onder ons zouden graag in het verleden hebben willen leven. Mede vanwege de ontwikkelingen op wetenschappelijk terrein (inclusief de daarmee onlosmakelijk verbonden techniek) is de gemiddelde levenstandaard enorm verhoogd. Wij hebben nu mogelijkheden waarvan de priesters en magiërs van eertijds niet eens konden dromen.
Ik noem hier de wetenschap als essentiële factor. Maar die had nooit tot zo’n bloei kunnen komen als er niet een maatschappelijk bestel was waarin dat kòn gebeuren. Belangrijk daarbij is dat in de afgelopen eeuwen wetenschap en economie innig verstrengeld zijn geraakt. Ook in die zin dat met het wetenschappelijk onderzoek inmiddels enorme geldbedragen gemoeid zijn. En het is maar de vraag of in een heel ander maatschappelijk bestel als het onze de bedoelde ontwikkelingen tot wasdom hadden kunnen komen. Spelen – om dit op een bepaald punt maar even toe te spitsen – het gekritiseerde kapitaalvennootschapsmodel en de daarmee verbonden financieringsmogelijkheden hier geen wezenlijke rol? Ik had graag gezien dat Byttebier hieraan wat meer aandacht zou hebben besteed. Het zou zijn kritiek meer diepgang hebben gegeven.
Hoe verder? Altruïsme als alternatief?
Misschien suggereert dit dat de kritiek van Bytteboer op het huidige maatschappelijk bestel volstrekt vrijblijvend is. Dat wil ik dan toch enigermate nuanceren. In de slotfase van het boek probeert Byttebier wel degelijk wegen aan te geven om aan wat hij ziet als de crisis van het huidige systeem het hoofd te bieden. Voor ik er wat meer over zeg eerst nog een paar opmerkingen.
Een belangrijk element is uiteraard het onderkennen van het probleem. Welnu, aan waarschuwende geluiden heeft het in de afgelopen jaren niet ontbroken. Een goed voorbeeld is de Britse socioloog Guy Standing. In zijn in 2011 verschenen prikkelende boek met de veelzeggende titel ‘The precariat. The new dangerous class’ brengt hij naar voren dat wat vroeger het proletariaat was gaandeweg wordt opgevolgd door een nieuwe klasse die als volgt wordt gekarakteriseerd: “living and working precariously: usually in a series of short-term jobs, without recourse to stable occupational identities or careers, stable social protection or protective regulations relevant to them.” Standing waarschuwt dat dit zal leiden tot nieuwe en onbeheersbare instabiliteiten:“They are increasingly frustrated and dangerous because they have no voice, and hence they are vulnerable to the siren calls of extreme political parties”.[10]
Inmiddels komen discussies op gang om hier wat aan te doen. Bijvoorbeeld over een basisinkomen voor iedereen – maar wat kan zoiets meer zijn dan armoede voor (zo goed als) iedereen? Ook komt er gaandeweg meer oog voor het feit dat de globalisering ernstige schaduwzijden heeft. Onlangs verscheen zelfs een column in het Financieel Dagblad[11] waarin werd gepleit voor vrij radicale vormen van compensatie voor hen die kunnen worden geïdentificeerd als ‘verliezers’ in de (mondiale) rat race[12].
In welke richting denkt Byttebier? Hij wijst er in zijn boek verschillende malen op dat in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog in grote delen van West Europa een regiem bestond dat aan het kapitalisme een menselijk(er) gezicht gaf. Helaas is dat regiem in de afgelopen dertig jaar sterk aan erosie onderhevig geweest. Moeten we op dit punt niet op onze schreden terugkeren? Daarbij het systeem als zodanig echter ten principale handhavend.
Het is een vraag die Bytteboer ook expliciet opwerpt. Hij vermeldt daarbij de mening van vooraanstaande economen[13] dat er voor het bestaande systeem geen werkelijk alternatief is[14], maar dat er enkel werk gemaakt kan worden van bepaalde correctiemechanismen. Zelf wil hij een andere kant op. Radicaler. Daarbij laat hij zich inspireren door het gedachtengoed van de grote wereldreligies. Bij het hindoeïsme ziet hij de idee van de onzelfzuchtige arbeid, bij het boeddhisme die van de beheersing van verlangens, bij het christendom het centrale punt van de naastenliefde en bij het jodendom de oproep tot nederigheid. En langs deze lijn acht Byttebier het noodzakelijk “de in het kapitalisme gemaakte waardekeuze die egoïsme en hebzucht[15] heeft verheven tot de determinerende principes op sociaaleconomisch vlak te verlaten voor een denken dat kiest voor altruïsme en onderlinge genegenheid als nieuwe drijfveren voor de sociaaleconomische ordening”.
Bij dit soort radicale posities komt men uiteindelijk altijd uit bij de noodzaak van ingrijpende veranderingen op wereldschaal. En daarmee in wezen bij het opheffen – of tenminste aanzienlijk mitigeren – van wat het menselijk tekort wordt genoemd. En zo ook Byttebier.
Voorspellen in het menselijk domein is moeilijk, zo niet apert onmogelijk[16]. Ik zal mij er dus niet met enige stelligheid aan wagen. Wel acht ik het praktisch onmogelijk dat wat Bytteboer voorstaat er van zal komen. Om het maar plat te zeggen: de ‘shareholders’ zullen het niet ‘pikken’. Waarbij zich dan ook nog de complicatie voordoet dat in onze maatschappij bijna iedereen in zekere zin tot deze categorie behoort – al is het maar via haar of zijn pensioenvoorziening. We zijn nagenoeg allemaal belanghebbend, ‘medeplichtig’.
Om mijn scepsis op dit punt te onderstrepen, nog dit. Op 26 januari 2017 luidde de vette kop op de voorpagina van NRC Handelsblad ‘Een week Trump: Dow omhoog, democratie ‘gemankeerd’. Veelzeggend! Vrij algemeen werd verwacht werd dat de verkiezing van Trump tot president tot chaos op de beurs en de financiële markten zou leiden. Het bracht, integendeel, een hausse Op 25 januari 2017 ging de Dow Jones voor het eerst door de 20.000! Er zijn er die dit al een hoopvol teken zien. Ik vrees dat we het anders moeten duiden: als een (verdere) aanwijzing voor de pervertering van ons maatschappelijk systeem – een teken aan de wand.
Slotakkoord
Waartoe dit alles zal leiden? Iemand als de historicus Philipp Ther[17] voorziet het einde van het neoliberale tijdperk. Maar over wat er voor de neoliberale orde in de plaats zal komen durft (ook) hij geen voorspelling te doen. Op voorhand optimistisch is hij niet: de politieke antwoorden zouden – zo stelt hij – wel eens nog explosiever kunnen zijn dan de economische gevolgen.
Zien we er al niet iets van? Het hier besproken boek kwam uit kort voor de omwenteling in Amerika. Een revolutie die is gekaapt door een rauwe machtsdenker waarvan – zo kan met recht en reden worden gevreesd – de wereld niet veel goeds te verwachten heeft. Gekaapt door een man wiens acties de facto er toe leiden dat de opgang in het beschavingsproces – waar misschien toch enigermate sprake van was[18] – terug wordt gedrongen[19]. Backwards into the future – om een bekende filmtitel te parafraseren. Een revolutie gekaapt door een persoon die denkt en handelt in termen van onderwerping in plaats van samenwerking, en voor wie een betere wereld niet ‘first’ is[20]. Op naar Darwin’s jungle. Met alle risico’s van dien: wie wind zaait zal storm oogsten.[21]
De voor een fundamentele herijking van het bestel waarvoor Bytteboer zich sterk maakt komt met deze loop van de gebeurtenissen wel zeer in de sfeer van een fata morgana. Heeft hij het voorvoeld? De slotalinea’s van dit sympathieke boek luiden als volgt:
“De nobele inzichten om te komen tot een rechtvaardiger samenleving zijn conceptueel denkbaar, rest enkel nog de open vraag of er ook ooit een elementaire bereidheid zal komen voor te liggen om ze in de praktijk proberen waar te maken.”
“Het is alvast zonneklaar dat dit in elk geval een fundamentele ommekeer zal vergen in de allesoverheersende ‘sclerose van het hart’ die decennia van toepassing van de neoliberale principes hebben teweeggebracht.”
Een hartekreet van een roepende in de woestijn.
* Prof. Dr. H. Bart is emeritus hoogleraar Wiskunde en oud-decaan Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam
[1] De namen zijn mij onbekend.
[2] ‘Maatschappelijke ontwikkeling op een doodlopende weg.’ Opstel gerelateerd aan de boeken: Anton Hemerijck, Ben Knapen en Ellen van Doorne (eds.), Aftershocks, Economic crisis and institutional choice, Amsterdam University Press, Amsterdam 2009, en Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt, Lemniscaat, Rotterdam 2010. Civis Mundi (digitaal), nr. 12, juli 2012.
[3] ‘False Dawn’ (1998).
[4] Duitstalige schrijver (1905-1994) en winnaar van de Nobelprijs Literatuur 1981. Het boek is van 1960.
[5] Kop boven artikel over Tweede Kamerverkiezingen in NRC Handelsblad van 31 januari 2017: Meer dan 100 kandidaten zijn ‘politieke overstappers’.
[6] Vgl. de titel van het in voetnoot 1 genoemde boek van de filosoof Hans Achterhuis.
[7] Eén van haar meest invloedrijke adepten was Alan Greenspan, voormalig voorzitter van de FED . Volgens een artikel van 13 december 2016 in de Washington Post liggen Rand’s denkbeelden ook goed bij Trump en een flink deel van zijn kabinet.
(Zie: https://www.washingtonpost.com/news/powerpost/paloma/daily-202/2016/12/13/daily-202-ayn-rand-acolyte-donald-trump-stacks-his-cabinet-with-fellow objectivists/584f5cdfe9b69b36fcfeaf3b/?utm_term=.f3eeb2e76d05).
Ironisch is dat de aanhang van Trump onder een aanzienlijk deel van wat zich Christelijk Amerika noemt op biologisch gebied weinig moet hebben van de Darwinistische evolutieleer, terwijl die in een maatschappelijke context gretig wordt omarmd.
[8] Zie de in het in voetnoot 1 besproken, en de daar aangehaalde, boeken. Daarnaast ook Wolfgang Streeck, ‘Gekaufte Zeit. Die vertagte Krise des demokratischen Kapitalismus’ (2013).
[9] Denk ook aan de feitelijke noodzaak om een bakrekening te hebben.
[10] Zie ook de column getiteld ‘Geef de kiezer zijn toekomst terug’ in de NRC van 26 januaru 207 van Maarten Schinkel. Deze eindigt als volgt: “Er is hier de afgelopen jaren al vaker gepleit voor de terugkeer van het vast dienstverband. Daar is niets antikapitalistisch aan. Het is juist een manier om het kapitalisme te beschermen tegen zichzelf. Mensen zijn plannenmakers. Wie ze het vertrouwen en het vermogen en het vermogen om te dromen ontneemt, maakt hen boos.” Ik voeg daaraan toe: En draagt bij tot een destabilisatie van het bij uitstek kwetsbare democratische bestel.
[11] Zie de (serieus te nemen?) column getiteld ‘Verliezers’ van Mathijs Bouman in het Financieel Dagblad van 11 januari 2017.
[12] Zie de welhaast komisch aandoende (of zo bedoelde?) column getiteld ‘Verliezers’ van Mathijs Bouman in het Financieel Dagblad van 11 januari 2017.
[13] Hij noemt Galbraith, Stiglitz en Krugman – niet de eersten de besten.
[14] Denk aan de kreet TINA – teruggaand op de mantra “There is no alternative” van Margartet Thatcher. Ook onze socialistische minister Dijsselbloem kon men horen zeggen dat er vanwege de houding van de financiële markten geen alternatief was voor de in de afgelopen jaren genomen, de verzorgingsstaat treffende, bezuinigingsmaatregelen. Het in voetnoot 8 genoemde boek van Streeck bevat op dit punt interessante beschouwingen.
[15] Heeft altijd bestaan, maar is ook door de morele leiders altijd als hoofdzonde gezien. Bij hen geen ‘greed is good’.
[16] Zie mijn bij bijdrage ‘Physics Envy’ in Civis Mundi van maart 2012.
[17] Philip Ther‘, Die neue Ordnung auf dem alten Kontinent: Eine Geschichte des neoliberalen Europa’ (2014).
[18] Zie Bas Heijne’s essay ‘Onbehagen’ .Nieuw licht op de beschaafde mens’ (2016), i.h.b. pag. 19-21.
[19] Vgl. zijn opvatting over martelpraktijken zoals die werden geuit tijdens de verkiezingscampagne en op 25 januari 2017 nog weer werd herbevestigd..
[20] Vgl. zijn opvattingen op het terrein van milieu en klimaat.
[21] Hosea 8:7.