Het verval van links als politiek alternatief (I)

Civis Mundi Digitaal #43

door Wim Couwenberg

Op- en neergang links-rechts polarisatie

De Oxford dictionary heeft post-truth tot het woord van 2016 verkozen. We zullen dit begrip nog vaak tegenkomen in 2017, als een nieuwe verdedigingslinie die de traditionele media hebben opgeworpen tegen het aantasten van hun rol als politieke scheidsrechter. De uitdagers in de sociale media en de politiek zijn in hun ogen post-feitelijk bezig. Dat is een intellectuele manier om te zeggen: zij liegen, wij zeggen de waarheid. Die post-feitelijke praktijk komt ook weer volop in beeld tijdens de verkiezingscampagnes, maar ook, lijkt me, in het opiniestukje van Jan de Boer over de toekomst van links. Dat is al meteen het geval als hij de Amerikaanse president Donald Trump opvoert als exponent van herlevend fascisme, en als zodanig het resultaat van 40 jaar durende verrechtsing van Amerika, Europa en de rest van de wereld. Op welke feiten steunt die bewering, en hoe louter negatief zijn die afgelopen 40 jaar in feite geweest? Er is voor links geen plaats meer, omdat het in de val van rechts is gelopen, stelt Jan de Boer. Welke feiten liggen hieraan ten grondslag? Er zijn geen mogelijkheden meer om de wereld radicaal te veranderen, maar betekent de digitale revolutie niet een radicale verandering?

We leven in een tijd, waarin het in de politiek primair gaat om een verbindende boodschap. Het politieke midden was sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw ook zo’n verbindende boodschap, met name een verbinding tussen linkse en rechtse waarden, maar dat stond toen haaks op de toenmalige links-rechts polarisatie, waartussen zonder aarzelen gekozen moest worden, met impliciet een wij-zij denken als noodzakelijk uitvloeisel.

Het zijn van links of rechts, zo reageerde de Spaanse filosoof Ortega y Gasset eens op die gangbaar geworden politieke indeling van mensen, is een van die ontelbare wijzen van zijn die we kunnen kiezen om een imbeciel te wezen. Beide manieren van zijn zijn immers het gevolg van een zedelijke verlamming van de helft van het mens-zijn.[1] Hij gaf hiermee op niet mis te verstane wijze blijk van zijn aversie van dat simplistische en schematische denken in termen van links of rechts, dat in de vorige eeuw als scheidslijn zo’n dominerende factor was in de strijd over de politieke en maatschappelijke vormgeving van het moderniseringsproces.  Dat is in deze nieuwe eeuw niet langer het geval. Veel van zijn politieke scherpte en betekenis die het oorspronkelijk ontleende aan de ideologische polarisatie tussen socialisme en liberalisme is teloorgegaan.

Nu die polarisatie geschiedenis is geworden, is het links-rechts schema gereduceerd tot niet meer dan bescheiden accentverschillen binnen het politieke midden (zoals op sociaal-economisch terrein iets meer accent op marktwerking of op staatsinterventie) en heeft rechts niet langer bij voorbaat de negatieve betekenis die het had, toen links denken dankzij zijn dominerende positie in de publieke opinie nog kon uitmaken wat wel of niet deugde. Dat eens zo geminachte politieke midden beleeft op zijn beurt een verrassende positieve herwaardering. Dat het CDA die middenpositie zonder enige wroeging en verantwoording nu met volle overtuiging belijdt, verdient speciale vermelding in het licht van de eerder in Civis Mundi geschetste ontstaansgeschiedenis ervan in de jaren ’70.[2] Dat dat midden jarenlang zo geminacht is heeft de politiek inmiddels helemaal verdrongen naar het politieke onderbewustzijn waar veel wordt weggestopt wat niet meer opportuun geacht wordt.

 

Ontideologisering links-rechts schema

Het verval van links als alternatieve politiek is allang bezig zich te voltrekken, zoals in Civis Mundi al herhaaldelijk is uiteengezet, en in verband is gebracht met de ontideologisering van het links-rechts schema sinds het einde van de Koude Oorlog. Dat schema duidt sindsdien niet langer op een ideologisch hecht gefundeerde en helder verantwoorde positiebepaling, maar veeleer op een meer gevoelsmatig reactiepatroon, gevoed door de nawerking van tradities en sentimenten uit het voorbije ideologisch tijdperk. Dat men er aan de politieke linkerzijde moeite mee gehad heeft zich los te maken van het simplistische links-rechts schema[3], hoewel de politieke werkelijkheid daarvoor veel te complex, diffuus en wisselvallig geworden is, komt waarschijnlijk vanwege de moreel superieure uitstraling van wat zich jarenlang als links aandiende. Sinds het dramatische echec van de fascistische contrarevolutie in de tweede wereldoorlog is rechts of conservatief jarenlang tot een foute keuze gebrandmerkt. Maar vooral sinds de Fortuyn-revolte in 2002 daalt de politieke koerswaarde van een linkse voorkeur als moreel en politiek superieure houding evenals de greep van linkse elites op de opinievorming. Rechts heeft van de weeromstuit niet langer meer bij voorbaat de negatieve klank die het had, toen links denken nog kon uitmaken wat wel of niet deugt en intellectuelen vanzelfsprekend met links geassocieerd werden. Een authentieke intellectueel behoorde immers lange tijd links te zijn. Toen Paul Johnson zijn boek Intellectuals (1989) besloot met de waarschuwing: pas op voor intellectuelen – lieden die ideeën boven mensen plegen te stellen – had deze bekende Britse journalist en historicus kennelijk nog steeds linkse intellectuelen op het oog. Een rechtse intellectueel is nu echter niet langer een contradictio in terminis.



[1] J. Ortega y Gasset, De Opstand der Horden, 15e druk, 1975, p. 31. Zie in dit verband ook K. van der Wal, De halvering van het wereldbeeld, 1997; idem, Eenogigheid – kwaal van onze moderne cultuur? In: Fin de siècle, Civis Mundi 2, 1998

[2] Wim Couwenberg, Moderniteit als nieuw beschavingstype. Civis Mundi

[3] Zie o.a. P. Kalma, Links, rechts en de vooruitgang, 2004.