De staat van de trans-atlantische samenwerking

Civis Mundi Digitaal #43

door Alexander Dake

Terugblik

“Het is moeilijk om voorspellingen te doen, zeker als het om de toekomst gaat”, een gevleugelde uitspraak van Yogi Berra, de Johan Cruyff van het Amerikaanse honkbal. Ik had het in dit artikel over de toekomst van de trans-atlantische samenwerking willen hebben. Gezien het feit dat er sinds het aantreden van president Trump bijna dagelijks Trump uitspraken en diplomatieke incidenten de Europese politici op het verkeerde been zetten, laat ik de toekomst even voor wat het is. Ik zal mj dan ook beperken tot de huidige staat van deze samenwerking.

 

De trans-atlantische samenwerking in de vorm van de NAVO begon in 1949: het waren de naoorlogse jaren met een verzwakt en beschadigd Europa, een verslagen Duitsland en Amerika als de machtige overwinnaar. Het waren de jaren van politieke leiders zoals de Amerikaanse president Truman, de Engelse premier Attlee en dichter bij huis de Belgische en Nederlandse premiers Spaak en Drees. De NAVO zou een collectieve defensiegemeenschap worden, waarbij volgens het belangrijke artikel 5 de aanval tegen één lidstaat beschouwd zou worden als een aanval tegen alle lidstaten. De doelstelling van de NAVO werd goed verwoord door de eerste secretaris-generaal, Lord Ismay, een voormalige Britse officier en rechterhand van Winston Churchill, toen hij zei dat het doel van de NAVO was om de Russen buiten Europa te houden, de Amerikanen daarbinnen en de Duitsers onder de duim.

 

Een nieuw tijdperk was aangebroken van nauwe Westerse samenwerking gebaseerd op internationaal recht en verdragen, maar ook een tijdperk van Europese afhankelijkheid van de grote Amerikaanse partner. De daaropvolgende decennia hadden hun eigen uitdagingen: van het begin van de Koude Oorlog tot de val van de Berlijnse Muur in 1989. Tijdens de Koude Oorlog stonden NAVO en het door de Soviet Unie gedomineerde Warschaupact continu tegenover elkaar, maar zonder dat daadwerkelijke oorlogshandelingen plaatsvonden. Nadat in 1991 het Warschaupact werd opgeheven en in datzelfde jaar de Soviet Unie uiteenviel, werd het einde van een tijdperk gevierd. 

 

Het was niet alleen het einde van een tijdperk, maar “het einde van de geschiedenis”, zoals in het gelijknamige boek van Francis Fukuyama in 1992 werd beschreven. Het Vrije Westen, democratie en kapitalisme waren de overwinnaars van de wereldgeschiedenis geworden en Westerse politici konden op hun lauweren rusten.  De Europese politici waren vervolgens wel druk met interne zaken (het verdrag van Maastricht en de invoering van de Euro) en met bezuinigingen op defensieuitgaven. Europa dat zich toch al jaren veilig waande door de Amerikaanse bescherming, vond dat het allemaal nog wel een tandje minder kon.

 

Dat de geschiedenis niet echt was afgelopen bleek al snel met de conflicten in voormalig Joegoslavie, Bosnie en Kosovo in de jaren 90. Nadat in 1991 de toenmalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken James Baker over de oplopende conflicten de inmiddels beroemde woorden had geuit: “We don’t have a dog in that fight”, leek dat het moment voor de Europese leiders om de verantwoordelijkheid over te nemen voor een regio omringd door EU en NAVO lidstaten en op twee uur vliegen van Brussel. Maar de Europeanen slaagden er niet in en het waren weer de Amerikanen die het militaire en diplomatieke voortouw moesten nemen.

 

Na de aanslagen van 11 september, 2001 op de V.S. werd duidelijk dat er een nieuw en gevaarlijk hoofdstuk was begonnen. Een hoofdstuk met islamitisch terrorisme, een in elkaar stortend Midden Oosten en een Rusland dat zich langzamerhand als “supermacht” ging hervinden.  De aanval van 11 september was bovendien de eerste keer in de NAVO geschiedenis dat artikel 5 werd ingeroepen. De NAVO was vervolgens actief in Afghanistan, maar de Europese militaire inbreng was relatief beperkt tegenover de Amerikaanse en dus meer van symbolische waarde (Duitsland bijvooorbeeld mocht niet aan offensieve acties in Afghanistan deelnemen).  In de afgelopen 15 jaar raakten de V.S. steeds dieper verwikkeld in conflicten in het Midden-Oosten: van Afghanistan tot Irak, van Libië tot Syrië. Alleen Afghanistan en Libië waren werkelijke NAVO operaties, terwijl de oorlog in Irak een Amerikaanse operatie was aangevuld met Europese landen, waaronder Nederland. Hoewel de Europese inbreng in deze militaire operaties elke keer werd verwelkomd door de Amerikaanse leiders, begonnen Amerikaanse denktanks en politici zich steeds meer hardop af te vragen welke waarde de Europese inbreng had.  Europa trok zich ogenschijnlijk niets van deze kritiek aan en bleef onverstoord defensiebegrotingen korten.

 

Andere dreigingen

Inmiddels in 2017 zijn de geo-politieke situatie en de dreigingen voor het Westen van heel andere aard dan die van 1991 en 1949: van een eenduidige vijand ten oosten van Europa  (i.e. Soviet Unie), zijn er inmiddels meerkoppige gevaren: weer ten oosten van Europa, maar daarnaast ten zuiden van Europa – in het Midden Oosten en Noord Afrika – ook in Europa zelf via terroristische aanslagen en via cyberaanvallen.  De situatie in de VS en Europa is ook sterk veranderd: in 1949 was Amerika oppermachtig en Europa zwak en stond aan het begin van een economische opbouw. Nu is de Europese Unie met 510 miljoen inwoners en een bruto nationaal product van ca. 17 biljoen euro groter dan Amerika met  320 miljoen inwoners en een bnp van 16.5 biljoen euro. Met dergelijke toegenomen sociaal-economische macht, zou je van Europa toch een meer evenredige defensieinspanning mogen verwachten, zeker gezien de toegenomen dreigingen.  Niets van dat alles: volgens NAVO statistieken gaven in 1990 de toenmalige 14 Europese NAVO lidstaten gezamenlijk 314 miljard dollar uit aan defensie. In 2016 met inmiddels 26 Europese NAVO lidstaten is dat bedrag 238 miljard dollar. Ter vergelijking, de V.S. gaven vorig jaar ca. 675 miljard dollar uit aan defensieuitgaven (i.e. 75% van alle gezamenlijke NAVO defensieuitgaven).  Ook de door de NAVO gehanteerde richtlijn van een bijdrage van 2% van het bnp aan defensie, laat een scheef beeld zien. In 2016 waren er slechts vijf van de 28 lidstaten die aan dit minimum voldeden: de V.S. (3.62%); Griekenland (2.46%); Polen (2.18%); Groot-Brittanie (2.07%) en Estland (2.04%). De andere lidstaten waaronder belangrijke landen als Frankrijk (1.8%) , Duitsland (1.18%) en Nederland (1.16%) zaten ruim onder dit doel. Deze onevenwichtigheid tussen Amerika en Europa is al jaren een punt van zorg bij deskundigen, van Hillary Clinton tot oud-Secretaris Generaal van de NAVO de Hoop Scheffer en de huidige Secretaris Generaal Stoltenberg, maar blijkbaar met weinig effect.

 

Is het dan zo vreemd wat president Trump onlangs in The Times en Bild zei: “NATO is obsolete. A lot of these countries aren’t paying what they’re supposed to be paying, which I think is very unfair to the U.S. With that being said, NATO is very important to me.”  Dit is bovendien geen nieuw geluid van Trump. In 1987 (!) schreef Trump al het volgende in een open brief aan Amerikaanse kranten: “ Other nations have been taking advantage of the U.S.....Our world protection is worth hundreds of billions of dollars to these countries…Let America’s economy grow unencumbered by the cost of defending those who can easily pay us for the defense of their freedom.”

 

Wij kunnen het met z’n allen erover eens zijn dat Trump zich gedraagt als een olifant in de porseleinkast, maar hij zegt wel wat al jaren in de Europese hoofdsteden bekend is. In die zin is het hoog tijd dat Europa eindelijk de verantwoordelijkheid neemt voor haar eigen defensie en het NAVO bondgenootschap op een volwassen manier  benadert met rechten en plichten. Hoe de toekomst van dit bondgenootschap eruit zal zien is koffiedik kijken, maar de tijd dringt voor Europa om tot aanpassingen te komen, ongeacht wat Trump zegt.

 

 (© 2016, Mr A.M. Dake is de uitgever van Cosimo, een uitgeverij van boeken die informeren en inspireren, gevestigd in New York en Den Haag)