Civis Mundi Digitaal #48
Bespreking van: Jan Herman Brinks, Anton Kruft, Sid Lukkassen en Perry Pierik (Red.), De Europese spagaat. Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2017.
Het boek telt zeventien bijdragen. In twee groepen. Er is een aantal meer algemene beschouwingen over de situatie in de Europese Unie en er zijn hoofdstukken met specifieke thema’s, b.v. soevereiniteit, een Europees leger en de islam. De inhoudsopgave laat zien dat de hoofdstukken kris-kras zijn ingedeeld. Dat maakt het geheel levendig, maar ook enigszins onoverzichtelijk. Er zijn nogal wat fouten te signaleren. Waarom wordt het Nederlandse referendum over de zgn. Europese Grondwet gesitueerd in 2015 i.p.v. 2005? En wat moet de lezer met de mededeling dat in globalisatie de grote steden worden “”bevoordeligd””? Had de eindredacteur zijn stofkam thuisgelaten?
Wat is de Europese spagaat? Er wordt een aardige collectie van getoond. Er is de spagaat tussen de postmoderne kosmopoliet, de “”anywhere””, die zich overal thuis voelt en de meer traditioneel ingestelde Europeaan, de “”somewhere””, die hecht aan zijn regio, taal, religie en cultuur. We kennen de spagaat tusen West- en Oost-Europa, tussen het nuchtere en gedisciplineerde noorden en het lossere, frivolere zuiden ; tussen het oer-Europa van de Zes en de voormalige sovjet-satellieten.
Hier doelt de spagaat enerzijds op het door Brexit neergezette patroon waarin meer lidstaten uit de EU treden en de EU wellicht zelfs wordt opgeheven en anderzijds op een drastisch hervormde Unie. En wat houdt die hervorming is? Een echt supranationaal werkende Unie of een los gestructureerd Europa der Vaderlanden?
De voortgang van het Europese proces stuit op ernstige moeilijkheden. Er waren successen bij het bestrijden van bankencrisis en de Europese recessie. Maar in het zuiden is de toestand labiel met een te grote werkloosheid en een kwetsbare groei. Blokkades bij de opvang van migranten en vluchtelingen. Het niet realiseren van economic governance, zeg macro-economische coordinatie, als vervolg op interne markt en euro. De uitbreiding van de Unie in het begin van de eeuw was te fors en ging te snel. In de EU slopen verzet, apathie en populisme binnen. Voorlopig dieptepunt is Brexit. Het regent verwijten aan het adres van de “”Brusselse bureaucratie, een gemakkelijke prooi als zondebok, terwijl verwijten over een gebrek aan eensgezindheid en besluitvaardigheid vooral gericht zouden moeten worden aan de nationale hoofdsteden. Overal is sprake van negatieve gevoelens bij de Europeanen waar dan iets te gemakkelijk het stempel identiteitscrisis op wordt gedrukt.
DE OVERZICHTSHOOFDSTUKKEN: VERBRUGGE, LUKKASSEN, PAUWELS
De auteurs van de algemene paragrafen, waaronder Verbrugge, Lukkassen en Pauwels, zijn uitgesproken somber over de EU-toekomst. Met het Verdrag van Maastricht is Europa volgens hen een schrale weg, die van de louter economische slagkracht, ingeslagen. De verscheidenheid van Europese culturen wordt genegeerd. De motivatie pro-Europa is een negatieve; een mislukking van Maastricht kan de ondergang van Europa betekenen. Men hoopte op een convergentie van de nationale economieen. Dat gebeurde echter niet. Volgens Verbrugge veronderstelt economische convergentie een politieke unie, die er niet komt omdat een Europees politiek volk ontbreekt. Voor de vorming van zo’n volk is een eigenheid rond een kern, rond een gemeenschappelijk goed nodig. Die eigenheid ontbreekt echter.
Hier past overigens de kanttekening dat “”Maastricht”” meer bracht dan economische slagkracht. Het complex van maatregelen en mogelijkheden dat voortleeft als “”Schengen”” kreeg toen een grote duw in de goede richting.
Voor de EU en vooral de eurozone is het funest dat twee economische systemen elkaar dwars zitten. Het Angelsaksische model steunt op de macht van het geld en succesvol ondernemerschap. De meer continentale en Duitse wereld hangt het Rijnlandse model aan dat de nadruk legt op bescherming van de werkende mens. De onderlinge strijd brengt spanningen met zich mee. Zuid-Europa wordt gemangeld en wordt schraler en armer. Het kan het einde van de eurozone betekenen, aldus Verbrugge.
Lukkassen schreef een interessant verhaal onder de kop “”Europa: regressie of renaissance””. Hij noteert een verbluffende switch in karakteristieken, een “”renversement des alliances””. Hoogopgeleiden in Nederland stromen samen in steden: ze zijn kosmopolitisch georienteerd. Type D66 en progressief. De achterblijvers in de globalisering vind je eerder in de provincies. Type in de steek gelaten PvdA, PVV, SP en de slinkende middenklasse. Je ziet een indeling van het kiezersbestand langs nieuwe assen; niet meer links of rechts maar kosmopolitisch of traditioneel. Het nieuwe hoofdthema is niet meer de economie, maar identiteit,“”anywhere”” of traditioneel/”somewhere””. De jeugd moet zich herorienteren: welke inhoud heeft mijn staatsburgerschap? Er is vervaging van grenzen, verwatering van waarden en normen. De jongere generaties staren tegen een leegte aan: voor sommigen wordt de islam met zijn eenvoudige en heldere eisen aantrekkelijk. Her en der duikt de term “”regressief links”” op. Het duidt op verval, een terugtocht.
We staan voor enorme verschuivingen in de politieke landkaart. De oude indeling economisch links versus patriottisch/traditioneel rechts is weg. Oud-links en oud-rechts vinden elkaar in de afkeer van de Europese Unie. De Europese elites falen in het bieden van inspiratie. De grote fout ligt in de grondslag van de Europese Unie: een louter economische basis, geen enthousiasme, geen elan.
Wat behelst de “renversement des alliances” waarvan hierboven sprake is? Wat komt er in de plaats van links-rechts? Linkse leiders pleiten nog steeds voor solidariteit, vooral in eigen land. Maar de lagere klassen hebben bezwaar om belasting te betalen voor andere achterblijvers wanneer dat een cultuur oplevert waarin ze zich niet meer herkennen. Steeds komen we uit bij het punt van de identiteit. Witte mensen vragen zich af waarom de veranderingen ten koste van hen moeten gaan; gekleurde mensen zijn er niet zeker van dat zij geaccepteerd worden.
Waar kan de renaissance beginnen? Kosmopolieten en traditionelen moeten elkaar opzoeken en de handen ineen slaan. Als het ware dienen zij een nieuwe middenklasse te stichten. Nieuwe compromissen smeden. Niet alles moet langs een economische meetlat gelegd worden. Nivellering moet niet het kompas van de samenleving worden. Lukkassen vraagt aandacht voor de verdwenen verticaliteit in ons bestaan: intelligentie, schoonheid, rechtvaardigheid en deugden leggen geen gewicht meer in de schaal. Ons democratische systeem heeft tot een egalitaire leefsfeer geleid. Het maaiveld is de norm geworden. Je wordt niet geprikkeld om jezelf naar een hoger niveau te tillen. Aldus zal het culturele niveau continu afglijden en vervlakken.
Als laatste van de groep “”universele beschouwers”” haal ik Luc Pauwels naar voren . Hij gaat het verst in een poging de somberheid te doorbreken en enig perspectief te bieden. Hij kiest frontaal de aanval. Voor Europa is er geen alternatief, maar voor de EU gelukkig wel. De Europese volkeren kennen eeuwenlange beschavingen en tradities. De natiestaten daarentegen zijn relatief jong, zie b.v. Duitsland en Italie. Na de gruwelijke moordpartijen van de twintigste eeuw drong het besef door dat het beter was om samen te werken en eenwording na te streven. Men sloot aan bij de Europese Rijksgedachte van Karel de Grote die teruggaat tot de achtste eeuw. Rond 1990 beleefde Europa enkele glorieuze jaren met de ineenstorting van het communisme en de Sovjet-Unie en met de hereniging van Duitsland.
De periode van euforie hield al weer op in 1992. “”Maastricht”” bood geen politieke eenheid, tot teleurstelling van vooral de Oost-Europeanen. De EMU ontwikkelde zich tot een economisch keurslijf. Pauwels zingt dezelfde melodie als Verbrugge en Lukkassen. Niet altijd zijn de aantijgingen van dit trio terecht. Zij beweren dat West-Europa de Oost-Europeanen had moeten helpen een nieuw evenwicht te vinden in plaats van hen in het “”EU+NAVO-eenheidsstraatje”” te dwingen. Men vergeet dan echter dat Oost-Europa zelf dolgraag lid van de EU wenste worden en eigenlijk nog liever en eerder lid van het Atlantisch Bondgenootschap. Voor Warschau c.s was de NAVO onmiddellijk boter bij de vis.
Ook Pauwels hamert erop dat het zich vastbijten in het economisch minimumprogramma (!) van markt en munt de weeffout bij uitstek in de Europese constructie is. En altijd weer de misvatting van het marxisme dat de onderbouw de bovenbouw bepaalt. Zonder politieke finaliteit komt echter geen politieke eenheid tot stand. Het klinkt langzamerhand als een mantra. Dat neemt niet weg dat de Rijksgedachte een bron van inspiratie kan zijn. Het vestigt de aandacht op Europa als gezamenlijk erfdeel. Europa als toonbeeld van evenwicht, van soevereiniteit in eigen kring en van imperium zonder imperialisme.
Pauwels’ bijdrage sluit de Europese Spagaat af. Hij formuleert als sluitstuk tien aanbevelingen. Zij klinken als wanhoopskreten. Ik noem er een paar. Eens en voorgoed de grenzen van Europa vastleggen: geen Turkije erbij; geen Albanie en Bosnie-Herzegowina als leden van de Organisatie voor Islamitische Samenwerking; Frontex als militair grensverdediginskorps en de EU vervangen door een Europese Federale Unie waartoe alle huidige EU-leden al of niet kunnen toetreden en die openstaat voor alle andere Europese landen. Een beperkte federale staat met een beperkte regering, verantwoording afleggend aan het Europees Parlement. Europa als macht moet zwaarder wegen dan Europa als markt.
Een totaal andere opzet dan de huidige EU. Het klinkt als een onmogelijke opgave.
CAPITA SELECTA
Ik beperk mij tot enkele paragrafen. Couwenberg en van Schie bieden interessante bespiegelingen over soevereiniteit en aansluitend daarbij heb ik gekozen voor het aanstippen van Cliteurs verhaal over staat en natie als voorwaarden voor het vermijden van chaos.
Ik laat onder meer terzijde bijdragen over de terugkeer van Rechts in Europa, met name bij de jongeren en twee harde en duidelijke meningen over de islam en Europa.Er is ook een hoofdstuk over een mogelijk Europees leger. Sedert de mislukking van de Europese Defensie Gemeenschap (1954) verkeerde dit onderwerp meer dan zestig jaar in een sluimertoestand. Het agressieve gedrag van Poetin, het vertrek van Londen uit de EU, de stijgende terreurdreiging en het bizarre optreden van President Trump over de NAVO hebben het debat opgeschud. De Europese Commissie publiceerde zeer recent een voorstel voor een in de EU-begroting op te nemen defensiefonds van 500 miljoen euro per jaar, oplopend tot 1 miljard per jaar. Het fonds is bestemd voor de ontwikkeling en aankoop van wapens. De discussie over deze plannen verkeert in een zeer pril stadium.
COUWENBERG, VAN SCHIE EN CLITEUR
Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft in Europa het vraagstuk van de soevereiniteit centraal gestaan. Zowel de soevereiniteit van de bij de Europese samenwerking betrokken staten als die van de opgerichte bovennationale instellingen. Staten hebben de natuurlijke neiging scherp te letten op hun soevereiniteit. Dat gold zeker ook voor West-Europa. Eén land had een uitzonderingspositie. Dat was West-Duitsland. Het moest een prijs betalen, en het was daartoe bereid, voor het mogen deelnemen aan projecten als de EGKS en de EEG. Ook de kleinere Europese lidstaten van EGKS en EEG, zoals de Benelux-landen hadden tegen het relativeren van hun soevereiniteit geen onoverkomelijke bezwaren. Voor Groot-Brittannie was dit onderwerp van meet af aan een breekpunt. Voor Frankrijk was de soevereiniteitskwestie hanteerbaar zolang Parijs het leiderschap bekleedde.
Couwenberg beschrijft nauwkeurig en boeiend het ontstaan van staten en hun soevereiniteit. Ruw gezegd, wie heeft het eigendom van de politieke macht. In Frankrijk was dat de koning: L’État cést moi. Later evolueert de koninklijke macht naar nationale soevereiniteit. Die neemt verschillende gestalten aan, bv. volkssoevereiniteit of staatssoevereiniteit. In de Verenigde Staten verschijnt de bondsstaat met gedeelde macht tussen de centrale bond en de lidstaten daarvan. In Nederland ontwikkelt zich onder inspiratie van Dooyeweerd de specifiek gereformeerde vorm van de soevereiniteit in eigen kring.
Aan de hand van Couwenberg maken we de overgang naar de soevereiniteitsproblematiek in het Europese integratieproject. Van meet af aan stuiten we op twee tegenstellingen. De eerste betreft het doel: is dat een federaal Europa, waarin de soevereiniteit gedeeld wordt door de federatie en de lidstaten of een confederaal Europa en, ten tweede, volgen we bij de constructie van Europa een integrale of een functionele route. We kennen de huidige stand van zaken. De Europese Unie is een mengvorm van federale en confederale, lossere, elementen en de scheppers van Europa zijn de functionele weg ingeslagen.
Er is van alles geprobeerd om de EEG en later de EU sterker, efficienter en democratischer te maken. Commissievoorzitter Jacques Delors nam het subsidiariteitsbeginsel in het verdrag op maar dat bleef een dode letter. Het Verdrag van Lissabon (2009), follow-up van de gesneefde Europese Grondwet, heeft op een zeer groot aantal punten ingevoerd dat de regelgeving zal geschieden door een gezamenlijk besluit van het Europees Parlement en een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten; de zgn. codecisie-procedure. Dat is een uitgesproken federaal aspect. Alleen probeert men in de praktijk toch zo veel mogelijk bij consensus te besluiten beducht om lidstaten te overstemmen. Het ziet ernaar uit dat de EU uiteindelijk een vrij los confederaal geheel zal blijven.
Het waren mooie jaren tussen 1985 en 1995: de interne markt, de euro, de Duitse hereniging, de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de bevrijding van Oost-Europa. De schaduwzijden merkten we in de aanvang niet op: de veel te snelle en te massale uitbreiding van de Unie, het Franse chagrijn dat de leidende rol in Europa was uitgespeeld en het ongemak aan Duitse zijde dat Bonn/Berlijn de regie moest overnemen.
Van Schie borduurt voort op het thema soevereiniteit onder een vrolijke titel :soevereiniteit behoort geen speeltje van politici te zijn.
Na 1945 leek de notie soevereiniteit er niet meer toe te doen. Natiestaten waren uitgehold en uitgerangeerd. Internationale verbanden zouden de staatstaken overnemen. Het is ironisch dat juist Europese successen als de Duitse hereniging en de aansluiting van Oost-Europa bij de EU voor een koerswijziging hebben gezorgd. De staten overleven. Brexit is daarvan een demonstratie. Soevereiniteit is terug, hoog op de agenda. Het is geen automatisme dat staten uitfaseren en steeds meer macht en bevoegdheden afstaan aan de Brusselse instellingen.
Van Schie, directeur van de liberale Teldersstichting, is uiteraard voorstander van parlementaire democratie. Parlementen controleren regeringen en stemmen over wetsvoorstellen. Maar berust bij het parlement de soevereiniteit? Parlementen ontlenen hun gezag aan de kiezers. Maar de soevereiniteit wordt gedragen door de burgers.
Er is een verschil tussen burgers en kiezers. Er is ook een verschil tussen “”dagelijkse “” wetten en regeringsbesluiten. Daarover waken parlementen. Maar je kunt je voorstellen dat voor het opstellen van grondwetten of andere fundamentele besluiten een apart lichaam, bv een constitutionele vergadering, wordt gekozen. Die vertegenwoordigt de burgers. Het is zeker acceptabel om over een nieuwe grondwet door de burgers via een referendum te laten beslissen. De uitkomst moet dan bindend zijn.
Cliteur hoort thuis in het gezelschap van Couwenberg en van Schie. Niet met soevereiniteit als voorwerp van bespiegeling, maar de staat en , liever nog, de natie. Zonder natie de chaos? Een krasse stelling. In elk geval kun je zeggen dat we leven in een wereld van staten, meer in het bijzonder een wereld van natiestaten. Sinds de Vrede van Munster of Westfalen (1648) is dat de situatie. Volgens Cliteur hebben we in Europa een aantal kernbegrippen van de natiestaat verwaarloosd; is Europa in verval geraakt.
Wat zijn voorbeelden van die kernbegrippen? Ten eerste, de staat. Dat is een groep mensen levend in één gebied onder een hoogste gezag. Dat klinkt wat kil. Een staat is echter ook een waardengemeenschap, mensen met een gezamenlijke geschiedenis en met een gemeenschappelijk doel. Een staat omvat een natie. Volgens een beroemde definitie van Ernest Renan (eind 19de eeuw) is de natie een groep mensen met de wil om samen te leven. Die wil moet voortdurend herhaald worden. Kan het begrip natie negatief worden afgebakend? Jazeker. Een natie valt niet samen met ras; je bent dan bezig met dierkunde. Ook niet met taal. In de Zwitserse natie worden vier talen gesproken.
En ook niet met religie. Binnen een natie manifesteren zich meerdere religies. Soms kunnen die de natie verdelen. Christendom en jodendom zijn grotendeels geseculariseerd. Die godsdiensten accepteren het gezag van de natiestaat waarin zij actief zijn. Iets anders geldt voor de islam. Fanatieke sharia-aanhangers, islamisten, salafisten en jihadisten nemen de koran of de sharia als richtsnoer voor hun leven. Die laatsten kunnen op twee manieren in botsing komen met de Europese natiestaat. De ene manier is de mislukte integratie, die leidt tot frustratie, verwerping van de Europese maatschappij en bekering tot de radicale islam. De tweede manier is de botsing die ontstaat bij immigratie naar Europa vanuit landen die ons waardenpatroon niet aanhangen. Kunnen de Europese natiestaten daartegen iets ondernemen?
Europa dient zich weerbaar op te stellen en voor zijn waarden uit te komen. Men hoeft b.v. niet akkoord te gaan met de stelling dat bij meerderheid van stemmen democratie kan worden afgeschaft. Het is goed Renan in herinnering te roepen: de natie is de wil tot samenleven volgens ons eigen patroon.
SLOTCONCLUSIE
De EU wordt van alle kanten belicht. Doorgaans zeer kritisch en soms afwerend en vijandig. Het boek is boeiend en dus de moeite waard. De herkenningstune is: Europa ja, Europese Unie nee; pessimistisch dus. De stevige oordelen en veroordelingen gaan jammer genoeg nauwelijks vergezeld van suggesties en voorstellen tot verbetering. Heeft men de hoop opgegeven? Moet met het badwater ook het kind worden weggegooid?
De lezer die met twee benen in het eurosceptische kamp staat, komt in dit boek ruim aan zijn trekken. Voor de lezer die toch voor de EU, met al haar manco’s, een rol ziet weggelegd als probleemoplosser, zowel geopolitiek als ten aanzien van klimaat, milieu, demografie, energietransitie en voedselproblematiek, zal teleurgesteld zijn. Wilders en Baudet beleven er meer plezier aan dan de leden van de Europese Beweging.