Nawoord

Civis Mundi Digitaal #48

door Paul Ruijs

Michel van Hulten vraagt zich (terecht) af waarom ik in het eerste deel van mijn essay wel namen en rugnummers van de direct betrokkenen noem en in het tweede deel niet. Welnu dat heeft deels te maken met voortschrijdend inzicht waarmee je met schade en schande wijzer wordt. Ik heb net iets te vaak een echte of conceptdagvaarding ontvangen omdat iemand in toga zich in de pers of op mijn website beledigd, belasterd of zich in zijn goede naam aangetast voelde. En dat voelt men zich al gauw in kringen waar integriteit tot de core business hoort. Ik ga niet bij voorbaat discussies uit de weg (ik was ooit de hoofdgast in het VARA TV programma het Zwarte Schaap) maar als eenling tegenover dit soort partijen maak je in de rechtszaal geen schijn van kans. Niet omdat het verhaal of de feiten niet kloppen maar omdat ik inmiddels te vaak heb ervaren dat feiten en argumenten er daar juist niet toe doen. Vooral niet als de rechter wekelijks je tegenpartij in de Rotary of via zijn nevenfunctie tegenkomt of als er grote belangen, reputaties of veel geld op het spel staan. Tot nu toe kreeg ik alleen van gepensioneerde rechters te horen dat ze het eigenlijk wel met me eens waren.

De titel van mijn eerste boek “Wij zien u wel in de  rechtszaal” sloeg dan ook op de gretigheid waarmee sommige personen hun conflicten juist onder de rechter willen brengen, hét argument om iedere discussie te ontlopen. Velen, volledig blut geprocedeerd zijn er de ‘hard way’ achter gekomen dat hun wederpartij van de rechter eindeloos mocht liegen, draaien, vertragen en chicaneren. Zelfs de ervaren advocaat Hugo Smit kon niet vermoeden dat een niet te stoppen Westenberg met steun van de Staat en dus eindeloos diepe zakken hem blut zou procederen. Typisch geval van niet de slechte boodschap (de liegende Westenberg) maar de boodschapper (Hugo S mit) aanpakken.

Maar het was ook helemaal niet nodig om mr X met naam en toenaam te noemen. Het was  mij niet te doen om de persoon van de rechter, maar om het mechanisme en de structuur achter dit machtsmisbruik. Daar hoort bij dat Mr X ondanks de veel geprezen machtenscheiding, als raadsheer een betaalde nevenfunctie had bij het ministerie van Justitie, hetgeen hem overigens niet uniek maakte. Meerdere rijks- en gemeente ambtenaren zijn tevens plv. rechter en een enkel Eerste Kamerlid was zelfs tegelijk wetgever, rechter en advocate. Maar de onbekend gebleven superieuren van OvJ Hans Vos uit de Wassenaardeal gingen eigenlijk verder dan schending van de leer van de machtenscheiding. Met hun opdracht om Vos aan De Kroes een soort gratie te verlenen gingen ze onbevoegd op de stoel van het Staatshoofd zitten, volledig in strijd met de Grondwet. En toen het uitkwam werd Vos voor zijn medeplichtigheid niet gestraft maar gepromoveerd. In zo’n cultuur met zulke mores weten dus ook de mrs X, Y of Z dat geen instantie, kamerlid, NJB, hoogleraar of hoofdredactie in Nederland hen iets in de weg zullen leggen als ze blijk hebben gegeven van een te ruime taakopvatting. Dat kan ook niet anders met die idiote fictie dat de Nederlandse magistratuur -  i.t.t. bijvoorbeeld landen waar palmbomen groeien - corruptievrij is. Vanuit die optiek bestaan er immers helemaal geen oneerlijke en partijdige mrs X, Y en Z. Hooguit een enkele uitwas met de even onvermijdelijke ontkenning en doofpot. Dat heb ik willen duiden en dan is de naam van de dienstdoende rechter/advocaat eigenlijk ondergeschikt. De griffier van de Hoge Raad gaf het in 2015 heel goed aan met zijn opmerking: “Namens mr X bericht ik u dat hij geen aanleiding ziet te reageren op uw brief van 12 december 2014, anders dan met de mededeling dat de daarin gemaakte verwijten aan zijn adres volstrekt misplaatst zijn”.

Want natuurlijk heeft Mol meer dan eens geklaagd toen zijn wederpartij over het conceptvonnis bleek te beschikken waarin de geboden en toestemming voor zijn latere gijzeling stonden. Maar hij moest daarbij op eieren lopen. En in zijn eentje want advocaten maken geen ruzie met rechters die ze nog vaak zullen tegenkomen. Dat is niet goed voor hun loopbaan en per saldo kan je in Nederland  – met TV aandacht op prime time - beter klagen over de kiezelstenen op het vakantiestrand of 3 uur vertraging dan corruptie in de rechtspraak.  

Eerst dus een klacht bij de PG van de Hoge Raad. Maar die verwees door naar de collega van mr X, de Haagse rechtbankpresident Van Delden. En die had het meteen over stemmingmakerij. Maar de feiten dwongen hem tot een verklaring. En die moest hij in confrontatie met nieuwe feiten - nota bene samen met mr X  - weer bijstellen om uiteindelijk volledig in zijn uitleg vast te lopen. En met zo’n klacht maak je geen vrienden terwijl Mol  nog wel volledig afhankelijk bleef van rechters en advocaten.

De klacht tegen mr Mars - de advocaat die Mol wel hielp met z’n verklaring maar hem bij de gijzeling toch in de steek liet - werd eerst afgewezen en pas in appel door het Hof van Discipline gegrond verklaard. Maar dan? Schadevergoeding? Genoegdoening? Gijzeling ongedaan? Nee, een ‘berisping’ voor mijnheer Mars waarna het voor Mol nog moeilijker werd om de verplicht voorgeschreven advocaat te vinden om voluit de confrontatie aan te gaan met de Haagse rechters en raadsheren. Want op het moment dat KG rechter Dil-Stork Mol liet afvoeren  naar de gevangenis had die natuurlijk ook kunnen vaststellen dat de deurwaarder niet de voorgeschreven formaliteiten in acht had genomen. Die deurwaarder werd daarvoor later in een tuchtrechtzaak veroordeeld, maar Dil-Stork die het groene licht gaf voor zo’n heftig en ingrijpend dwangmiddel had nergens last van. Evenmin als haar collega B.C. Punt die na 40 dagen weigerde om de gijzeling om dezelfde reden ongedaan te maken. Dat deed mr Brinkhof pas in appel na 129 dagen. Maar niet omdat hij zijn collega’s een verwijt maakte vanwege het negeren van de formaliteiten, maar omdat hem duidelijk werd dat Mol niet toegaf aan de druk. Nadat zijn huis en auto waren verkocht en zijn bankrekening leeg was gehaald mocht de gijzeling van mr Brinkhof niet het karakter van strafoplegging krijgen.

De landelijke Deken mr Huydecoper (tevens plaatsvervangend raadsheer) gaf een aardig inkijkje in de mores in die kringen. Huydecoper had Mol niet vrijgelaten! Van NRC Handelsblad kreeg hij de ruimte om zonder enige achtergrondkennis kritiek te leveren op de wankelmoedige beslissing van Brinkhof. Pas 3 jaar later – ook in appel – kwam vast te staan dat de gijzeling vanwege fouten van de deurwaarder(!) ab initio onrechtmatig was geweest en dat KTI ten onrechte gebruik had gemaakt van die fouten. Voor schadevergoeding moest Mol zich maar wenden tot zijn wederpartij KTI. Een typisch rechterlijke trucje om de echte veroorzaker van de onrechtmatige gijzeling  - Mr X – buiten beeld te houden. Die had van de ‘bestolene’ immers zelf gehoord dat de ‘dief’ geen geheime know how had weggenomen en had er toen voor moeten zorgen dat de zaak definitief zou zijn beëindigd. Inclusief een groot verwijt aan KTI wegens ernstig misbruik van procesrecht en een volledige kostenveroordeling.

In een essay kan een 30 jaar durend gevecht met 27 procedures in binnen- en buitenland niet uitputtend met naam en toenamen worden weergegeven. De link die van Hulten in zijn reactie heeft opgenomen geeft toegang tot de website van Mol waar de echt geïnteresseerden vele details en namen in zijn zaak kunnen terugvinden.

Iemand als Mol die zich in zo’n situatie pas vele jaren later tot de autoriteiten kan wenden met een verzoek om compensatie voor de kosten en de manier waarop rechters zijn leven verziekt hebben, komt uiteindelijk uit bij de Raad voor de Rechtspraak, de president Hoge Raad, de Minister van Justitie, het OM, de vz van het College van Procureurs Generaal, de Nationale Ombudsman en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en tot slot, bij alle 30 leden van de vaste kamer commissie voor Justitie en Veiligheid.

Maar je kan beter de Staats Doema schrijven over de mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië want dan weet je zeker dat je geen reactie krijgt. Want niet alleen de instanties zwegen of verwezen met een éénregelig briefje door naar een andere instantie, maar ook (of juist) de Nederlandse volksvertegenwoordigers snappen heel goed aan welke kant hun boterham besmeerd wordt. En dat er nog een leven is na het kamerlidmaatschap. Als kamerlid kan je dus spontaan vol op het orgel gaan en de minister bezorgd en verontrust kritische vragen stellen over de oneerlijke rechtsgang en de schending van mensenrechten in het buitenland, zolang je over de misstanden een deur verderop je mond maar houdt.