Civis Mundi Digitaal #48
De Bataafse Opstand werd een nationaal symbool in de 80-jarige oorlog. Rembrandt en dit afgewezen doek werden dat pas in de 19e eeuw. Geschiedenismagazine vol 50 nr 1, jan/feb 1915 en E Kossmann, Een tuchteloos probleem: De natie in de Nederlanden, II. Rembrandts carrière als nationaal genie.
Historische oorsprong van onze culturele identiteit en ons volkskarakter
Vervolg van: Op zoek naar de Hollandse identiteit, nr 47
Piet Ransijn
Bij begrippen als nationale identiteit gaan wij van uit dat er zoiets zou zijn als een volkskarakter waarmee we ons kunnen identificeren, ook al is dat veelvormig en niet uniform. Sociologische termen dan volkskarakter zijn culturele mentaliteit bij Sorokin; sociaal karakter bij Erich Fromm en Charles Wright Mills in Character and Social Structure; en collectief bewustzijn bij Emile Durkheim, omschreven als gemeenschappelijke denkbeelden en gevoelens, met name collectieve karaktereigenschappen, attitudes en gewoonten.
Durkheim is beïnvloed door het baanbrekende werk van Wilhelm Wundt, Völkerpsychologie: Eine Untersuchung der Entwicklungsgesetze von Sprache, Mythus und Sitte (1900-1920, 10 Vols.) en door het begrip Volksgeist, dat in de Romantiek in zwang was. Later gingen de Nazi’s ermee aan de haal. Daardoor werd het een verdacht begrip, terwijl het voor sociaalwetenschappelijk onderzoek en relevant onderwerp is, zoals ook tegenwoordig wordt beseft. Wundt was met William James en Theodor Fechner één van de grondleggers van de experimentele psychologie en de cultuurpsychologie. Hij schreef 494 publicaties.
Ons volkskarakter is te traceren in geschriften uit de Romeinse tijd, o.a. van Tacitus aan het eind van de eerste eeuw. Ons land werd toen bevolkt door Friezen, Bataven en de verwante Kaninefaten, resp. in het noorden, midden en westen, Tubanten ofwel Twenten in het oosten en de Keltische Belgae in het zuiden en België. Volgens Tacitus waren de Tubanten een Frankische stam, die later samenging met de Saksen. Frankische stammen zijn naar het zuiden gegaan, naar Noord Frankrijk en België. Daar vermengden zij zich met andere Germaanse en Keltische stammen.
Onder de Merovingische en Karolingische koningen werd daar later het Frankische rijk gevestigd in het hart van de latere Europese Unie. De Franken verdrongen de Friezen naar het noorden. De Saksen en andere volken werden overwonnen door Karel de Grote. Hij veroverde een groot deel van Europa en verenigde het min of meer met geweld.
De Friese taal, die in West en Noord Nederland en Vlaanderen werd gesproken, werd verdrongen door het Frankisch, dat eigenlijk een Zuid-Nederlandse taal was geworden. Het ’Hollands’ of (standaard) Nederlands zou van Frankisch, Vlaams en Brabants origine zijn. In Holland werd oorspronkelijk Fries gesproken. Al deze verwante buurvolken hadden verwante talen en volkskarakters. Julius Caesar beschreef hen in zijn Gallische Oorlogen en Tacitus’ in Germania: De origine et situ Germanorum,98 na Chr.
Ze worden onder meer beschreven als krachtig en strijdbaar. Ondanks een paar neergeslagen opstanden, waren zij echter niet opgewassen tegen de Romeinse legers zoals later de Saksen tegen de Frankische legers, behalve op de drassige grond van de Bataven, zoals in het Rivierengebied en bij de slag met veldheer Varus bij het Teutoburgerwoud.
Otto van Veen: De leider van de Belgen, Valentinus wordt krijgsgevangen gemaakt bij
de Bataafse Opstand een bondgenootschap van Bataven, Belgen en West-Duitse stammen.
Typering van de Noord-Europeanen
Nederlanders. Friezen, Hollanders, Vlamingen, Brabanders, Saksen, Twentenaren, afstammelingen van Bataven en Franken zijn Noord-Europese, Germaanse volken en delen de kenmerken van deze volken, die ook bij ons nog herkenbaar zijn.
De volgende typering is van Hilda Ellis-Davidson in haar boek Goden en mythen van Noord-Europa (p 8): “Zij bezaten moed, kracht en geestdrift, waren zeer trouw aan hun stamgenoten en leiders en hadden in de omgang met elkaar een sterk gevoel voor eerlijkheid. Zij hadden bijzondere eerbied voor hun vrouwvolk en hun opvatting over het huwelijk op zijn best maakte samenwerking en kameraadschap tussen man en vrouw mogelijk. Zij waren grote individualisten – dit was zowel hun zwakheid als hun kracht – en voelden zich gekwetst door elke poging hun vrijheid van handelen te beknotten. Niettemin waren zij tot grote zelfdiscipline in staat en konden zij tegenspoed blijmoedig aanvaarden.“ Dit laatste werd amor fati genoemd door Spinoza en Nietzsche: de liefde tot het lot, dat een grote rol speelt in hun literatuur.
“Wij maken uit hun literatuur op dat zij een sterk gevoel hadden voor de waardigheid van de mens en voor de heiligheid van familiebetrekkingen. De geschriften van de vroegchristelijke heiligen en geleerden in het Angelsaksische Engeland – van mannen èn van vrouwen – getuigen van hun vlugge verstand en hun aanleg, zowel voor mystiek denken als voor exacte wetenschappelijke arbeid... Het lijkt de moeite waard te onderzoeken welk soort mythen werd gecreëerd door deze krachtige individualisten, die door hun daden de geschiedenis van de mensheid een andere wending hebben gegeven.”
Een modernere schoolplaat over de plunderingen door de Vikingen dan die van Isings hieronder
Oude schoolplaat van J. Isings: De Noormannen voor Dorestad! http://www.noviomagus.info/noormann.htm: Vikingen waren ook handelsreizigers. De Franken voerden in de 9e eeuw oorlog met de Denen en de Normandische Denen, die niet werden overwonnen, anders dan de Saksen. De Denen Harald en Rorik werden leenheer in Holland en Zeeland. Zie Pye, Aan de rand van de wereld: Hoe de Noordzee ons vormde en Geschiedenismagazine jaargang 49, nr 7, 2014, ’Vikingen: vijand èn vriend’: ’Naar een goede vriend voeren rechte wegen ook al woont hij verder weg’, Havamal, het Oudnoorse Lied van de Hoge.
De Vikingen: vijanden en verwanten
Belangrijke teksten zijn ons overgeleverd via de Vikingen, een buurvolk van de Friezen.
“De Viking-avonturiers waren niet te stuiten. Zij bereikten de oostkust van Amerika; zij zakten de Wolga af en bereikten Byzantium, waar de christelijke keizer hen inlijfde in zijn speciale garde [zoals de Romeinse keizer eerder deed met de Bataven]... Geen haven leek veilig voor hun schepen... Dit zijn de mensen tot wie wij ons wenden voor onze mythen uit de noordelijke landen. Zij vormden een geduchte groep, te meer daar zij niet als een verzameling schurken en sadisten, blind voor alles behalve materiële waarden, konden worden beschouwd. Natuurlijk waren onder hen waardeloze wildebrassen en zij konden ruw genoeg zijn... Maar hun leiders waren vaak ontwikkelde mensen, scherpzinnig en geestig. Zij hielden van een pittig verhaal en een spitse grap. Zij hadden gevoel voor kunst en ambacht en versierden hun uitstekende schepen en zwaarden ter wille van schoonheid èn bruikbaarheid.”
Vooral hun smeedkunst en scheepsbouw waren hoog ontwikkeld. “Zij waren ook schrandere kooplieden met een instinct voor zaken doen, een moderne handelsmagnaat niet onwaardig. Verscheidenen verloren hun wilde haren... Zij ontpopten zich als wijze heersers, gezeten familievaders en waardevolle leden van de gemeenschap. Sommigen werden zelfs heiligen.” (Ellis Davidson, p 12)
In de landen waar zij zich vestigden, met name in Ierland rond Dublin, Noord en Midden Engeland mengden zij zich met de plaatselijke Angelsaksische en Keltische bevolking en namen zij de plaatselijke taal en cultuur voor een groot deel over. Zij lieten hun sporen, hun genen en hun karakter achter tot in onze tijd.
Individualisme, gelijkheid en uitgestelde behoeftebevrediging
De meer egalitaire relaties tussen mannen en vrouwen in Noordwest Europa worden bevestigd door grootschalig onderzoek van Geert Hofstede, Cultures Consequences: Comparing Values, Behaviors, Institutions and Organizations Across Nations (1980, 2003). Hij vond verder significante verschillen tussen landen in individualisme-collectivisme en machtsafstand: meer autoritair versus meer egalitair ’consulterend’ leiderschap, vermijding van onzekerheid door vaste regels en de mate uitgestelde behoeftebevrediging.
Typerend is ook dat het zelfstandige kerngezin van man, vrouw en kinderen in Noordwest Europa is ontstaan. Man en vrouw zijn daar op elkaar zijn aangewezen. Samenwerking is er noodzakelijk is om kinderen groot te brengen. In het koude noordelijke klimaat is een vrouw alleen daartoe niet bij machte. (1)
Evenals bij andere variabelen zoals individualisme, zien we wat betreft het ontstaan en de dominantie van het kerngezin verschillen tussen het noordwesten en het zuiden en oosten, zowel in Europa als in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Het zuiden was meer Keltisch en het noorden meer Germaans.
Germaans gezin
Typering van de oudgermaanse mens
Kenmerken als strijdbaarheid, daadkracht, aardse gerichtheid, individualisme en samenwerking tussen familie- en stamleden, man en vrouw en heroïsche aanvaarding van het levenslot worden bevestigd in de ’Typering van de Oudgermaanse mens’ van K Roelandts, Basisculturen van de Europese mens (p 44-66). Hij verwijst naar Tacitus, Germania; het standaardwerk van de germanist Jan de Vries, Altgermanische Religionsgeschichte en ook zijn vertalingen van de Edda-liederen en de Havamal, het lied van de Hoge. De andere basisculturen zijn de Keltische, de Grieks-Romeinse en de Joods-Christelijke, die zich hebben vermengd met de Germaanse cultuur, de oorspronkelijke cultuur is van onze regio waartoe we ons hier beperken.
De grote waarde van de familie
Hun individualisme “zocht hoegenaamd niet het individueel of persoonlijk voordeel, maar was als het ware een collectief egoïsme, dat streefde naar de voorspoed van de familie, het geslacht, de stam. De boer werkt niet voor zijn persoonlijk heil.., maar veeleer voor de welvaart van zijn geslacht... Het individu is ondergeschikt aan de familie, de sibbe... Zij vormt de kern van de samenleving en de hoogste levenswaarde.”
“Het leven van de enkeling, hoe eigenwillig en individualistisch hij ook moge optreden, wordt bepaald en vanzelf gericht door de saamhorigheid in de sibbe,.. de grootheid, de eer van zijn familie... Het individu sterft, maar de sibbe blijft, voortdurend verjongd.”
“Het gevecht was een familiezaak, waarbij ieder werd betrokken en vrouwen een belangrijke rol konden vervullen... ’Vluchtende troepen werden door vrouwen tegengehouden en opnieuw in gevecht gesteld’ (Tacitus, Germania VIII, zie ook VII en VI)... De vrouw nam in veel gevallen actief deel aan het leven van de man, vaak zelfs in al zijn ruwheid en agressiviteit... Het huwelijk, doorgaans één man en één vrouw, wordt op vrij late leeftijd aangegaan (Tacitus 19-20).”
De vrouw als levensgezellin
“De vrouw was inderdaad enigszins de gezellin van de man... niet helemaal zijn gelijke, maar hoegenaamd niet zijn slavin. Dit is ondenkbaar in een maatschappij waar de familie en en het gezin zo hoog in ere staan. Dat zou ook een vernedering zijn voor de familie waaruit de vrouw afstamt. De taak van de vrouw was zeer belangrijk...
“Een aantal vrouwenfiguren werd evenzeer bewonderd als de vele mannelijke helden. Meer dan eens komt het voor dat zij een huwelijksaanzoek weigert, of haar voorwaarden stelt, ofwel dat zij zelf een man kiest. Men moest haar veroveren en verdienen... Meer dan één trouwde tegen de wil van de vader in met de man die zij verkoos... Het geweld, dan anders wordt verheerlijkt, wordt in de verhouding van man tot vrouw afgekeurd. Maar ook buiten het familieverband kon de vrouw hoog aanzien verwerven, omdat men haar profetische gaven toeschreef, of uitzonderlijke wijsheid en verstand.” (p 55-56).
Zie bijv. de uitzonderlijke grootse visie van de zieneres (Voluspa) van het ontstaan en de ontwikkeling van de wereld, de goden en de mensen en hun ondergang in de Godenschemering in de Edda-liederen.
Van Harald Hafagri werd verhaald dat zijn huwelijksverzoek werd geweigerd en dat zijn geliefde alleen met hem zou trouwen als hij heel Noorwegen kon onderwerpen. “Hij deed het. Met het gevolg dat vele Noorse edellieden en rijke boeren afvoeren naar IJsland... nog liever dan hun vrijheid te moeten prijsgeven.” (p 60)
De vrouw is geen dienares maar levensgezellin van de man op alle levensgebieden. De geschenken bij het huwelijk zijn zinnebeeld voor de onlosmakelijke verbondenheid van man en vrouw in vrede en strijd. De vrouw dient zich bij het huwelijk ervan bewust te zijn dat zij evenzeer de gevaren met haar man deelt als de gelukkige tijden. De plaats van de vrouw drukt zich ook uit in de familie die haar eer, haar aanzien, haar recht ook ten opzichte van haar echtgenoot vertegenwoordigde en beschermde. De basis van het Germaanse levensgevoel was de eenheid van de familie, de sibbe, waarvan het individu deelgenoot was. Ieder familielid droeg verantwoordelijkheid voor de familie en de familie droeg verantwoordelijkheid voor de enkeling. www.copernico.bo.it/sito_old/germanen/Leben-der-alten-germanen.htm
Stamverband en familieverband
“De familie is dus de heiligste levenswaarde. Op dezelfde wijze is ook het grotere verband van de families, nl. de stam geheiligd... Er is ook een zekere tegenstelling... Uit de wedijver tussen de families groeit een zeker individualisme, een zelfstandigheid en vrijheid van bloedverwanten boven de collectiviteit. Behalve dan in uitzonderlijke omstandigheden, zoals oorlog [en andere rampen zoals watersnood]: daar heeft elke familie baat bij de grootst mogelijke eenheid en dan profiteert de aanvoerder van de familiale houding... De ene krijger zal de andere willen overtreffen in dapperheid. Dit is een enorme macht in de handen van de koning. Maar daarin schuilt voor hem ook het grootste gevaar. Want eerbied voor het gezag als zodanig kennen zij niet, nog minder slaafse onderdanigheid of onderworpenheid. Daartegen verzet zich hun sterk gevoel voor vrijheid en onafhankelijkheid. Wel is de koninklijke macht groter in meer oostelijke gebieden, b.v. bij de Goten.”
Een Germaansche volksvergadering’. Schoolplaat van Ch. Rochussen uit 1877.
Uit: De geschiedenis gekleurd. Historie - schoolplaten - J.H. Isings
De Germaanse volksvergadering als democratie
De volksvergadering van de Germanen lijkt enige overeenstemming te tonen met de zelfregulerende dorpsraad- of panchayat-democratie bij hun verre Indo-Europese verwanten in India. Mogelijk komt iets dergelijks ook voor bij andere volken. De koning was evenmin als bij de Germanen de eigenaar van het land dat hij bestuurde, maar de dominante families. Zie Francis Fukayama, De oorsprong van onze politiek: Van de prehistorie tot de Verlichting.
Alexander de Grote merkte op dat het Indiase koningschap in die tijd minder absolutistisch was dan in het Midden-Oosten: Babylon en Perzië. Het leek op een constitutionele monarchie op basis van wetten, rechten en plichten neergelegd in wetboeken zoals het Wetboek van Manu. Zie Wm de Bary, Ed., Sources of Indian Tradition.
“De Germanen kiezen zelf hun koningen en aanvoerders... De koning ontvangt zijn gezag van het volk. De beslissing in vragen van algemeen belang wordt genomen door de volksvergadering... Er heerst dus een echte democratie en men kan zich afvragen of ons westers parlementarisme, van de Engelse bestuursvorm, niet wortelt in de oudgermaanse opvatting. Als de koning tegen de wil van het volk handelt, dan wordt hij afgezet, of gedood. Is zijn macht te groot geworden, dan wijkt men liever uit dan zich te onderwerpen. Dit is een van de redenen waarom IJsland destijds is gekoloniseerd.”
Wereldburgerschap
“Over heel Europa hebben de Germanen zich verspreid, zelfs daarbuiten tot in Klein-Azië, een paar handels lieden zelf tot Indië, aan de andere kant tot in Amerika. Het waren wereldburgers. Allerlei beweegredenen hebben daartoe geleid en één ervan kan wel hun individualisme geweest zijn, dat streven naar vrije zelfbeschikking. Dat is mede verantwoordelijk voor hun uithuizigheid en hun ’uitlandigheid’ en dat moet sterker geweest zijn dan hun saamhorigheid in stamverband, want een boer verlaat niet gauw zijn land. Maar Germaanse boeren waren ook strijders, ’in de ene hand de ploeg, in de andere het zwaard’, zo zijn ze de geschiedenis doorgegaan.”
“Dat wereldburgerschap is een weerspiegeling in het groot van wat zich in het stamland in het klein voordeed. Ook daar waren zij isolationist. ’Het is voldoende bekend dat Germanen niet in steden wonen... Zij wonen afgezonderd en verspreid... hun dorpen bouwen zij niet volgens onze gewoonte, met aaneensluitende en samen staande huizen. Ieder omgeeft zijn huis met een vrije ruimte’ (Tacitus, Germania. 16). Die vorm van wonen is natuurlijk voor een boerenbevolking, maar ook later blijkt dat de Germanen een afkeer hadden van het samenwonen in steden.”
Houding tegenover vreemdelingen
’Hoe gedroeg hij zich tegenover vreemde bezoekers en vreemde volkeren? Deze vraag kan men kort beantwoorden met een citaat uit de Havamal [het lied van de Hoge, strofe 135]: ’Hoon niet een vreemde, jaag hem niet van uw hek, ontvang hem vriendelijk als gast’. De vreemde bezoeker heeft inderdaad recht op het best mogelijke onthaal. Het woord gast was aanvankelijk synoniem met ’vreemdeling’, Interessant is dat hostis in het Latijneerst vreemdeling maar dan vijand betekent. Dit belet niet dat de Germanen voor sommige bezoekers ook wantrouwen hadden...
“Dezelfde houding van gul onthaal en verregaande ontvankelijkheid tonen zij ten opzichte van vreemde volkeren en culturen... Verrassend vlug is bijv. hun bekering tot het christendom... Natuurlijk gebeurt dit zeer oppervlakkig... De godsdienst komt overigens in vele opzichten overeen met die van andere Indogermaanse volken... Voorouders werden hoog in ere gehouden.”
“Ook buiten de godsdienst stonden de Germanen open voor de invloeden van andere volkeren in de wijde wereld, die zij agressief bestreden, maar waardoor zij vaak ook als ’wereldburgers’ vrij vlug werden opgeslorpt. Zij werden echt aangetrokken door het vreemde... Groot is de invloed van de veel hogere Griekse en Romeinse cultuur... Vele stammen weren helemaal geassimileerd door de Romania, zoals b.v. De Longobarden in Italië, de Burgonden in Frankrijk, de Vikingen in Normandië, de Vandalen in Andalusië.”
“De Germanen tonen de kenmerken van een jong, dynamisch volk... gehecht aan vriendschap en trouw, drang naar vrijheid en zelfstandigheid, persoonlijke houding tegenover gezag, ontvankelijkheid voor het nieuwe en vreemde, wereldburger, man van de daad, agressief en overmoedig... De typering kan nooit het werkelijke leven, met al zijn schakeringen en tegenstellingen weergeven.”
Dit lijkt soms een idealisering van geduchte strijders en plunderaars, die niettemin worden beschreven conform andere bronnen. Er kan ook enige projectie en selectie in zitten van wat we nu waardevol vinden, zoals democratische aspecten en kameraadschap van man en vrouw, terwijl de strijdlust niet meer benadrukt wordt dan nodig. Het gaat hier vooral om relevante moderne cultuurelementen die te traceren zijn tot in de Romeinse tijd.
Het ontstaan van de moderne West-Europese cultuur
De (volks)karaktertrekken stemmen enigszins overeen met de typerende menselijke waarden van de moderniteit en mondialisering: vrijheid, gelijkheid en solidariteit en uitgestelde behoeftebevrediging, die typerend zijn voor zelfstandige boeren en burgers met eigen bedrijven. Het ontstaan van de moderne westerse beschaving heeft oude wortels in Noordwest Europa.
Ook Michael Pye bevestigt dit in zijn boek Aan de rand van de wereld: Hoe de Noordzee ons vormde. Verschillen in de Europese Unie tussen het noordwesten en het zuiden en oosten zijn aan de hand van historische kenmerken en ontwikkelingen beter te begrijpen. De combinatie van individuele autonomie en hechte samenwerking is al eeuwenlang kenmerkend voor West-Europa.
Pye laat zien dat de moderne westerse cultuur indirect is ontleend aan de Grieken en Romeinen, maar direct terug gaat naar de volken rond de Noordzee. De Friezen, de Vikingen en de Franken waren pioniers, die na het Romeinse Rijk een tussenschakel vormen naar de moderniteit. Dat geldt voor de verspreiding van het christendom, ons rechtssysteem, ons idee van liefde, de manier van zaken doen met geld, de moderne wetenschap, onze vrije steden en staten met een middenklasse van zelfbewuste en zelfstandige burgers tegenover politieke machthebbers.
Pye vertelt zijn verhaal om ons te bezinnen op wie we zijn, op onze Europese identiteit. Hij ziet deze identiteit meer bij de vrije Friese boeren en handelaars dan bij Karel de Grote, die “autocratisch, imperiaal, een tycoon van slavenhandel en meedogenloos agressief was tegenover zijn buren, [gezien als] een soort patroonheilige van van de betrekkelijk vreedzame douane-unie” van het huidige Europa. Pye noemt deze unie “een soort infrastructuur van gecentraliseerde instituties die geen acht slaan op vrije uitwisseling van ideeën tussen individuen die niets van instituties moeten hebben.” (p 34).
Zijn typeringen komen overeen met bovenstaande van Roelandts en Ellis-Davidson van onze verre voorouders rond de Noordzee, die de Friese zee werd genoemd voordat de Vikingen deze zee beheersten. West-Europa werd verenigd onder de Franken, maar Pye ziet de Friezen als pioniers van het moderne Europa, voordat hun land door de Franken werd veroverd. Zij behielden echter eigen recht(en). Dat gold ook voor de Saksen en andere onderworpen volken, die door de autocraat Karel de Grote betrekkelijk mild werden behandeld als bondgenoten. mits ze niet te opstandig waren en het christendom gedwongen aanvaardden. Het Europa van Karel de Grote leek bestuurlijk meer verenigd, maar ook meer onderdrukt dan het huidige Europa.
Friese boeren en handelslieden als pioniers van het moderne Europa
De Friezen beheersten met hun handel de kust van de Noordzee voor de Noormannen en Vikingen vanaf de 9e eeuw de hegemonie overnamen als grensoverschrijdende ontdekkingsreizigers. Ook langs de Rijn en de Oostzee, in Keulen, Mainz en Worms, Londen en elders in Engeland en Scandinavië waren Friese nederzettingen en stadswijken. In Londen betekende Fries ’handelaar’. “Zij vonden het geld opnieuw uit“ als overal bruikbaar abstract betaalmiddel, dat “het denken zou veranderen” en zij gaven het door aan de Franken. Hun buurvolken de Angelen, de Juten en de Saksen trokken het toenmalige Engeland binnen, de bakermat van de moderne industriële cultuur.
“Toen het zeewater het land overstroomde... was het nodig dat ze hun eigen land creëerden. Ze wierpen heuvels op:.. terpen met permanente nederzettingen. Ze bezaten hun eigen land, iets wat onmogelijk was in de feodale systemen... Ook moesten ze samenwerken, van huis tot huis, van terp tot terp... Samenwerken was een Friese gewoonte... De boeren hielden vee.., moesten niet het hele jaar door ploegen en zaaien, gewassen verzorgen en oogsten... en waren niet elke dag aan het land gebonden. Ze hadden tijd over. Ze hadden melk en vlees, naast vis en wild, waardoor ze zich twaalf maanden per jaar konden voeden en de venen het dichtst bevolkte gebied van Europa na de gebieden rond Keulen en Parijs.” (Pye, p 43-44)
Friezen stonden bekend om hun reislust, en om de trouw van hun vrouwen die thuis achterbleven. De zeeman “blijft lang op zee met zijn geliefde steeds in gedachten,” aldus een gedicht uit de 9e eeuw in het Exeter Book, dat overeenstemt met bovenstaande bronnen over de relatie van man en vrouw.
“Ze waren gewend om samen te werken op hun schepen, dus hielden zij vast aan... oude deugden: trouw, vertrouwen en competentie... De Friezen voeren in konvooien.., moesten hun reizen plannen en hun informatie delen... Ze kenden later zeker ook gilden, maar misschien hadden ze altijd al organisaties gehad die in staat waren hun leden op de hoogte te houden, konvooien te organiseren en hun belangen te verdedigen.” (p 55)
De Friese dominantie aan de kust van de Noordzee, waar de moderne westerse samenleving is ontstaan, werd overgenomen door de Vikingen vanuit het noorden en door de Franken onder Karel Martel en Karel de Grote vanuit het zuiden. De verdere ontwikkeling is een spannend verhaal. De Ieren, Engelsen, Vlamingen en Hollanders waren de hoofdpersonen. De latere hoofdrol van de Portugezen en Spanjaarden komt bij Pye niet aan de orde, want zij beheersten de Atlantische Oceaan, niet de Noordzee.
Naast de rol van handel, geld en het handelskapitalisme gaat Pye in op de rol van boeken, theologie, filosofie en wetenschap en techniek, het ontstaan van vrije steden, liefde en mode, het ontstaan van een onafhankelijke rechtspraak en andere aspecten van de moderne samenleving. Hij vertelt hierover in een enigszins onsamenhangend essayistisch boeiend betoog met veel verhalende details.
We gaan hier vooral in op de rol van de Friezen die vaak onderbelicht bleef. De Franken en de Saksen hebben echter evenzeer aan wieg van onze nationale identiteit gestaan. Over de Franken en hun strijd met de Saksen is meer geschreven dan over de pioniersrol van de Friezen, die terug reikt tot voor onze jaartelling. Karel de Grote is verreweg de meest geciteerde persoon in het boek van Pye.
West-Friesland en Noord-Holland als voorbeelden
Holland behoorde oorspronkelijk bij Frisia en werd veroverd door de Romeinen tot aan Castellum Flevum bij Velsen in Kennemerland met als grens het (oer) IJ. In 28 na Chr. werden de Romeinen door de Friezen en teruggedreven tot de Rijn als grensrivier. Noord-Hollanders stammen vooral af van de Friezen, die in eerste instantie bepalend zijn geweest voor de Hollandse identiteit. In Zuid-Hollanders woonden de verwante Kaninefaten en later werd het door de Franken veroverd. Ook Utrecht werd door de Franken veroverd, heroverd in 714 en weer veroverd in 719, volgens streekhistoricus Henk Komen in Droge voeten op vrije grond: De geschiedenis van West-Friesland en Kennemerland in vogelvlucht (p 13).
De identiteit in Oost-Nederland gaat terug naar de verwante Tubanten en Saksen. De Franken die heel Nederland en West-Europa hebben grote invloed gehad op de Nederlandse en West-Europese identiteit, die een verdeeld regionaal karakter behield. Ze namen de machtsstructuren over van de Romeinen, die later feodale vormen aannamen.
De naam Hol(t)land dateert pas uit 1101 voor het gebied rond Leiden. Het graafschap Holland, toen nog West Friesland genoemd, begon in 922. De eerste Friese ’graaf’ Dirk I kreeg toen van de Frankische koning Karel de Eenvoudige het gebied in leen in Zuid-Holland en Kennemerland, dat zijn vader Gerulf had veroverd. Maar zonder het huidige West-Friesland en Waterland, dat na 3 eeuwen verzet in 1282 door Floris V werd veroverd, nadat zijn vader Willem II, daar in 1256 was gesneuveld. Daardoor werd Willem II, die Rooms koning van Duitsland was, niet gekroond tot keizer (Komen, p 37).
(West-)Friesland was een zelfstandige regio. Het werd het min of meer democratisch bestuurd door vrije boeren op eigen grond in een soort boerenrepublieken (Komen, p 28). Zij hebben het gecultiveerd met behulp van monniken van de de oudste abdij van Nederland te Egmond. Om opstanden te voorkomen en de handel en wandel te bevorderen, kregen de West-Friezen later een zekere vrijheid van de graven van Holland, want ’dwangburchten’ werden herhaaldelijk aangevallen. Sommige dorpen kregen stadsrechten, zoals Stede Broec.
Wortels van onze democratie
Onze democratie heeft dus oudere lokale wortels dan het Verlichtingsdenken en is geen Griekse import, maar komt voort uit het Germaanse stamberaad waar vrije mannen aan deelnamen. De overlegcultuur van het Hollandse poldermodel heeft oude wortels. Samenwerking waarbij iedereen meetelt, is essentieel om land te ontginnen en droog te houden. Boeren zijn ook nu zelfstandig en tevens georganiseerd in coöperaties e.d.
Door de West-Friese omringdijk onderscheidt West-Friesland zich van Kennemerland, Waterland, Zeevang en de Zaanstreek. Verder zijn er nog de regio’s Amsterdam en Amstelland, de Haarlemmermeer en Het Gooi, dat ook sterk op Utrecht was gericht. Deze gebieden waren oorspronkelijk Fries.
De provincie Noord-Holland is een samenstel van regio’s met hun eigen ’couleur locale’ en identiteit, die ook tussen dorpen variëren en in elkaar overgaan. Iets dergelijks ben ik tegengekomen in Gelderland in de zeven dorpen van Gemeente Rheden. waar ik 25 jaar heb gewoond en in Brabant bij mijn schoonfamilie. In heel Nederland is dit nog meer gevarieerd. Zo kunnen we doorgaan naar onze buurlanden, heel Europa en de hele wereld als een mozaïek van in elkaar overgaande en met elkaar botsende gebieden met hun eigen karakter en (volks)cultuur.
In de 80-jarige oorlog bijvoorbeeld was de Hollandse graaf (van) Egmond naast Willem van Oranje één van de leiders van de Opstand tegen Spanje en een van de eersten die werd gedood. Goethe schreef over hem een beroemd drama met een ouverture van Beethoven. West-Friesland en Waterland kozen als eerste gebieden voor Willem van Oranje, maar bleven katholiek. Bij het beleg van Alkmaar in 1573 hebben zij voorkomen dat Alkmaar en de rest van Noord-Holland in Spaanse handen viel. Toen de Spanjaarden via het IJsselmeer en West-Friesland wilden oprukken naar Alkmaar, vond onder leiding van de burgemeester van Monnickendam een soort zeeslag plaats waarbij de Watergeuzen met alles wat maar kon varen de Spanjaarden terugdreven. Die zagen toen af van de verovering van Alkmaar. West-Friesland was de enige regio die niet in hun handen viel. Vandaar de uitspraak ’in Alkmaar begint de victorie’. Alkmaar behoort echter bij Kennemerland. (Komen, p 121)
De West-Friezen beheersten de Zuiderzee en blokkeerden de Amsterdamse haven, waardoor Amsterdam zich in 1578 aansloot bij het vrije Holland in de strijd tegen Spanje: het begin van de Gouden Eeuw. Daarvan profiteerde slechts een kleine bovenlaag. Het volk bleef arm. In Holland verdubbelde de bevolking. Voornamelijk in de Zaanstreek werd de grootste vloot gebouwd uit de geschiedenis tot dan toe. De 80.000 zeelieden werden volgens Komen (p 125) vooral geronseld in West-Friesland. Bekend is de omstreden Jan Pieterszoon Coen uit Hoorn, gouverneur-generaal van Batavia. Enige tijd geleden was er ’herrie’ in Hoorn over zijn standbeeld.
Rijke kooplieden investeerden in de inpoldering van de zogenaamde droogmakerijen: de Beemster (1612), de Wijdewormer (1622), de Purmer (1626), de Schermer (1636), de Heerhugowaard (1630), enzovoort. In West-Friesland waren in de 16e eeuw al enkele kleinere polders drooggelegd. De hoeveelheid vruchtbare grond verdubbelde, vanwaaruit de grote steden werden gevoed en de internationale handel profiteerde. Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen en het Noord-Hollandse ’achterland’ namen ons land mee in de vaart der volkeren. Na de Gouden Eeuw werd Nederland weer het kleine landje bij de zee met molens, bloemen en groenten en zuivel van het bonte vee, producten die over de hele wereld bekend zijn.
Verschillen tussen het Noorden en Zuiden
Verschillen tussen Noord- en Zuid-Holland gaan verder terug dan de Gouden Eeuw tot eerdergenoemde Kaninefaten in Zuid-Holland in de regio rond Voorburg (Forum Hadriani). Zij stonden onder Romeins gezag, dat zich uitstrekte tot Castellum Flevum bij Velsen. Verschillen tussen diverse regio’s in Nederland zijn te traceren tot in de Romeinse tijd. Dat geldt voor de verschillen tussen het meer vrije en Friese Noord-Nederland en het door de Romeinen bezette meer Keltische Zuiden, met de Rijn als grens van het Romeinse Rijk.
De Bataven in het midden, rond de Betuwe, waren evenals de Friezen, vrije maar belastingbetalende bondgenoten van de Romeinen. Bekend is de opstand van de Bataven in 68 na Chr. onder Claudius Civilis. Hij was een opstandige officier in Romeinse dienst, evenals Arminius, die de Romeinen versloeg bij de slag met de Romeinse veldheer Varus (Varusschlacht) in 9 na Chr. in het Teutoburgerwoud. Op kleinere schaal vond bij Velsen een Friese opstand plaats. De Romeinen trokken zich terug tot de Rijn na ’de slag in het Baduhennawoud’ in 28 na Chr., dat genoemd zou zijn naar een Friese oorlogsgodin.
De Bataven leverden elitetroepen aan de Romeinen, omdat alleen zij met paard en wapenrusting een rivier konden overzwemmen. De Bataven conformeerden zich dus ook (zoals Nederland zich sinds sinds de oorlog en de bevrijding conformeert aan de VS).
Na de Grote Volksverhuizing woonden de Friezen nog steeds in het noordwesten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden, vermengd met volken die daar eerder woonden. Verschillen tussen het noorden en zuiden, oosten en westen zijn te traceren tot het begin van onze jaartelling. In de loop der eeuwen heeft zich veel vermenging en verschuiving voorgedaan. De Rijn heeft eeuwenlang de grenzen gemarkeerd.
In een volgend artikel gaan we in op het heden waarin de relatie van autochtone en allochtone culturen en de identiteit van Nederland en Europa actueel zijn. De tussenliggende geschiedenis slaan we over. Dat duurt te lang en voert te ver op zijwegen.
Noten
1. Zie ook Brinkgreve en De Regt, ’Mannen, vrouwen en kinderen’ in Wilterdink, Samenlevingen, 7.2 Ontwikkeling van het gezinsleven in West-Europa; over Hofstede:4.3.2 Cultuur en persoonlijkheid; het magnum opus van Carle Zimmerman, Familly and Civilization; Unnithan en Zimmerman, Family and Civilization in the East and West.