Civis Mundi Digitaal #50
Bespreking van: Zie Maarten Berg, Een studie over de slechtheid van de staat. Deel I: Vrijheid en dwang. Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2016.
De ontwikkeling van de moderne staat is gepaard gegaan met allerlei anarchistische tegenkrachten die die ontwikkeling ter discussie stellen en in theorie en/of via subversieve acties bestrijden. De moderne staat heeft zich niettemin prima weten te handhaven. Maar zijn ontwikkeling blijft ter discussie staan. Ik herinner hier nog eens aan het pleidooi voor een minimale staat door Robert Nozick in zijn geruchtmakende boek Anarchy, State and Utopia (1974); en voorts aan de stellingname van de Nederlandse rechtsfilosoof Frank van Dun in zijn boek Het fundamentele rechtsbeginsel (1982), waarin hij het absolute zelfbeschikkingsrecht als het fundamentele rechtsbeginsel bepleit.
In diens voetsporen wordt dat betoog sinds kort opnieuw in stelling gebracht door de econometrist en sociaal psycholoog Maarten Berg, als consequentie van een radicaal beleden politiek individualisme, en het daarmee samenhangende pleidooi voor absolute vrijheid van het individu en de vrije markt. Daarmee komt uiteraard heel veel op de helling te staan, zoals mensenrechten, democratie, monarchie, defensie, buitenlands beleid, ontwikkelingshulp, Europese Unie, immigratie en integratie, vrouwenemancipatie, e.d. Daar wordt allemaal uitgebreid op ingegaan en beoordeeld op grond van het centrale principe van dat radicaal beleden individualisme, met het individu als de kleinste en meest bedreigde minderheid. Het staatsvijandige betoog wordt ondersteund door liefst 937 vaak lange aantekeningen en literatuurverwijzingen in noten.
Hij presenteert zijn studie als studie over de slechtheid van de staat, en wijdt daar expliciet een apart hoofdstuk aan. Hoewel de overheid en haar instellingen duizenden intelligente en sympathieke mensen in dienst heeft, aldus de auteur, waaronder een tijd lang ook hijzelf, poneert hij het als een feit dat de overheid als instituut ons geld verkwist, dat zij incompetent is en bevoogdend alsook nepotistisch, dat zij haar burgers lui, kil en onverantwoordelijk maakt, dat zij soms immoreel handelt, en zich onder meer via de publieke omroep van propaganda bedient ter zelfhandhaving. Het is dan ook geen toeval, voegt hij daaraan toe, dat politici en overheidsfunctionarissen overal ter wereld gewantrouwd worden.
Natuurrecht versus rechtspositivisme
De rechtenstudie, zo stelt hij, is een inwijding in het positieve recht als de wil van de wetgever. Dat recht is in deze visie ook taboe. Het enige authentieke recht is het natuurrecht, dat identiek is aan het absolute zelfbeschikkingsrecht van het individu. Het spreekt vanzelf dat het gelijkheidsstreven van staatswege (non-discriminatiebeginsel) haaks staat op dit radicaal beleden zelfbeschikkingsrecht.
Als jurist en em. hoogleraar staats- en bestuursrecht, die professioneel leeft van de ontwikkeling van de moderne staat, voel ik mij na dit uitdagende boek gelezen te hebben genoopt het nog eens op te nemen voor de functionering van die staat als belangrijkste politieke instituut van het project der moderniteit, waarbij uiteraard ook zijn problemen ter sprake komen. Dat lijkt mij de beste manier als kritisch antwoord op dit boek.