Amerika’s mislukte greep naar soevereine wereldmacht

Civis Mundi Digitaal #50

door Wim Couwenberg

In de discussie over eventuele mondiale staatsvorming is een belangrijk punt de vraag langs welke weg we daartoe kunnen komen. In de theorie van het wereldfederalisme gaat men ervan uit dat een democratisch gelegitimeerd federaal wereldgezag langs vrijwillige weg tot stand dient te komen. Daarmee wijkt men wel af van het gangbare proces van staatsvorming. Daarop aansluitend achtten prominente Nederlandse juristen als H. Krabbe, C. van Vollenhoven en B.V.A. Röling realisering van zo’n wereldgezag dan ook alleen plausibel als dat gebeurt langs de klassieke weg van hegemoniale machtsvorming. In zijn boek Politeia (1971) betreurde de cultuurhistoricus A. Vloemans het dat Amerika in de korte na-oorlogse periode waarin het over het exclusieve bezit van het atoomwapen beschikte niet de moed gehad heeft zich als soevereine wereldmacht op te werpen en zich als zodanig te vestigen.

 

Bush-doctrine

Sinds Amerika overgebleven is als enige supermacht, is het de regering-Bush die een serieuze poging in die richting gedaan heeft. Die lag besloten in de neoconservatief geïnspireerde Bush-doctrine, gericht op een Pax Americana als alternatief van het vredes- en veiligheidsconcept van de VN. In neoconservatieve ogen heeft dat systeem gefaald. Op het terrein van vrede en veiligheid dient Amerika daarom voorgoed het recht in eigen handen te nemen en te houden. In de Bush-doctrine werd Amerika op dat terrein voor het eerst onverbloemd gelanceerd als soeverein (hoogste macht) en daarmee als politieke grondslag van een nieuwe wereldrechtsorde. In en door de oorlog tegen Irak is die doctrine voor het eerst in praktijk gebracht.

De rechtmatigheid van oorlog is in de neoconservatieve optiek niet langer afhankelijk van VN-procedures. De VN wordt daardoor niet overbodig, maar in die optiek wel gereduceerd tot een instrument van Amerikaanse belangen en waarden. In de niet-westerse wereld heeft dat ertoe geleid dat de VN tijdens het bewind van president Bush en diens Bush-doctrine niet langer als onpartijdig gezien werd.[1] Over vraagstukken van oorlog en vrede en over de vraag wie of wat al of niet deugt in de wereld zijn het de VS die daarover in het neoconservatieve denken voortaan beslissen op grond van hun soevereine machtspositie als enige supermacht op mondiaal niveau; een positie die steunt op een onaantastbare militaire superioriteit dankzij een militair industrieel complex dat uitgegroeid is tot de grootste industrie ter wereld.

Als we de internationale machtsstrijd na de Koude Oorlog in historisch-politiek perspectief plaatsen, herinnert zij in zekere zin aan de postfeodale machtsstrijd die voorafging aan het proces van staatsvorming in Europa na de Middeleeuwen, toen de vorsten de grondleggers werden van het Europese statenstelsel door zich tegen alle verzet van hun feodale rivalen in de hoogste macht, dus de soevereiniteit, toe te eigenen met steun van hun juristen. Die beriepen zich daarbij op bekende Romeinsrechtelijke beginselen als ‘wat de vorst wil is kracht van wet’ en ‘de vorst is niet aan wetten gebonden’. In en door een reeks van succesvolle oorlogen is die soevereiniteit uiteindelijk erkend en is zij de politiek-juridische grondslag geworden van de verdere staats- en volkenrechtelijke ontwikkeling.

 

Mondiale soevereiniteitspretentie niet waar gemaakt

Onder president Bush is Amerika er niet in geslaagd op mondiaal niveau zijn soevereiniteitspretentie waar te maken. In de eerste helft van de vorige eeuw is het Duitsland geweest dat daartoe ook vergeefs een poging gedaan heeft.[2] Door ernstige miscalculaties in zijn Midden-Oosten problematiek heeft Amerika zoveel aan prestige en invloed ingeboet dat zijn rol als dominerende wereldmacht uitgespeeld lijkt. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan de Irak-oorlog, waarvan de motivering op drijfzand berustte[3] en het verloop ervan voor de VS desastreus uitgepakt heeft - de Amerikaanse generaal Tommy Franks sprak in dit verband van een “catastrophic success”-, maar ook aan het falen van Amerika bij de oplossing van het  Israëlisch-Palestijnse conflict. Het is vooral zijn alleengang die ook in de VS de nodige twijfels opriep. Hoe slagen we erin als supermacht weer respectabel te worden, is dan ook de prangende vraag die velen zich daar stelden.[4] Het is eerst aan president Barack Obama geweest die vraag adequaat te beantwoorden, en dat heeft hij dan ook serieus gedaan.

Amerika zal zich moeten aanpassen aan een nieuwe multipolaire wereldconstellatie waarin het niet langer soeverein zijn eigen gang kan gaan. Door de gevolgen van de kredietcrisis zal het zijn steeds meer uit de hand lopende militaire lasten ook niet langer meer kunnen bekostigen, zoals de huidige president Donald Trump inmiddels erkend heeft. Na Duitslands vergeefse greep naar soevereine wereldmacht betekent dit het einde van Amerika’s alleengang in die richting.

 

Geen imperiale ambitie?

In dit verband is wel gewezen op het ontbreken van een imperiale ambitie om de Amerikaanse hegemonie als wereldrijk voor onbepaalde tijd te consolideren.[5] De Amerikaanse politiek is weinig geneigd lange termijn allianties te smeden met lokale heersende elites, zoals vroeger wereldrijken dat deden. Amerikaanse militaire betrokkenheid elders in de wereld is meestal slechts tijdelijk van aard. Amerika wordt daarom wel een ‘empire in denial’ genoemd. De neoconservatieve stroming in de Amerikaanse politiek, die onder president Bush de koers bepaalde, koesterde echter wel degelijk die imperiale ambitie. Suprematie is een voorrecht dat geen imitatie duldt, zo is de harde kern van de neoconservatieve Bush-doctrine kort samengevat.  

 



[1] Zie VN moet reputatie herstellen, NRC Handelsblad 24 mei 2008

[2] Zie F. Fischer, Griff nach der Weltmacht, 1961; idem Bündnis der Eliten. Zur kontinuität Machtsstrukturen in Deutschland 1871-1945, 1979

[3] De veronderstelde massavernietigingswapens ontbraken, evenals nauwe banden van het Saddam-regime met Al-Qaeda. Die verscheen pas in 2004 op het oorlogstoneel, toen de aanvankelijk gewonnen gewaande oorlog weer volop opleefde. Zie Saddam and Terrorism. Emerging Insights from Captured Iraqi Documents, 2008

[4] Zie o.a. J. Sweig, Friendly Fire, 2006

[5] Zie o.a. N. Ferguson, Colossus. The Price of American Empire, 2004; J. Gray, Zwarte Mis, 2007, pp. 228-229; en N.P. Logghe, Het Amerikaanse Rijk. Rijk bij Verstek, Tekos, 118, 2005