Civis Mundi Digitaal #54
Het besluit van de Amerikaanse president Trump om Jeruzalem als hoofdstad van Israël formeel te erkennen, en in aansluiting hierop de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem, heeft een golf van westers en Arabisch protest in beweging gebracht. Dit culmineerde in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In die Vergadering stond namelijk de overgrote meerderheid van de leden voor een resolutie die het juist genoemde Amerikaanse besluit als van nul en gener waarde bestempelt. Meer dan 128 landen steunden die resolutie, al deden de Amerikanen er van alles aan om deze nederlaag te voorkomen. Zij dreigden zelfs met stopzetting van de financiering van de VN. Leiders van 57 islamitische landen riepen daarna de wereld op om oost-Jeruzalem te blijven erkennen als de hoofdstad van Palestina. De VS hebben in hun ogen met dit besluit hun rol als vredesstichter in het Midden-Oosten verspeeld. Dit is ook het standpunt van de Palestijnse president Abbas. De bemiddelingsrol van de VS is nu, volgens hem, voorgoed voorbij.
De Israëlische premier Netanjahu maakt zich daar niet druk om. Als Realpolitiker gaat hij ervan uit dat Europese staten, die nu nog protesteren, ook snel de politieke realiteit van Jeruzalem als hoofdstad van Israël zullen erkennen. Wie van hen durft nu immers Israël na de holocaust nog af te vallen? Het is trouwens een besluit waar Amerikaanse presidenten politiek lippendienst aan plegen te bewijzen. Maar de uitvoering ervan plegen zij gemakshalve voor zich uit te schuiven, ook de vorige president, Obama. Trump heeft nu de knoop doorgehakt. In Nederland kon Trump ook rekenen op de gebruikelijke kritiek. Alleen ChristenUnie, de SGP, de PVV en Forum voor Democratie weken hier gezamenlijk van af, en hebben geen moeite met dat besluit van Trump.
Met erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël raakt de westerse tweestatenoplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad van een levensvatbare Palestijnse staat, natuurlijk verder uit zicht, al brak Paus Franciscus daarvoor in zijn kersttoespraak opnieuw een lans. Is dat conflict nog oplosbaar in de westerse geest van het internationale recht? We hebben daar in voorgaande jaren ettelijke commentaren aan gewijd. Het besluit van Trump is een gerede aanleiding om hier nog eens op terug te komen.
Koloniale expansiepolitiek achter vredesproces als façade
Een van de weeffouten van de moderniteit als nieuw beschavingstype is gelegen in de valse verwachting van een conflictvrije samenleving als we maar leven naar de principes van de moderniteit die officieel beleden worden. Een van die principes is het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Bij de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog is dat principe door de toenmalige president Woodrow Wilson gelanceerd als de weg naar een vreedzame, democratische wereld. Dat bleek in de praktijk echter veel problematischer te zijn dan van Amerikaanse zijde onder invloed van het daar levende naïeve vooruitgangsoptimse verondersteld werd.
Dat beginsel is ook aangegrepen ter oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict, de meest gecompliceerde expressie van het etnisch-culturele conflict potentieel waarmee de internationale politiek al zo lang worstelt. Dat is de zogenaamde twee statenoplossing, de verzoening van het zelfbeschikkingsrecht van de staat Israël met dat van de Arabische Palestijnen door naast die staat ruimte te scheppen voor een levensvatbare Palestijnse staat.
Hoe realistisch is dat streven naar een levensvatbare Palestijnse staat? Dat is een vraag die in Civis Mundi 3, 2011 al ter discussie gesteld is. In Civis Mundi 4 2011 is er in aansluiting hierop gewezen op groeiend verzet van Israëlische politici in september 2011 tegen het uitroepen van een Palestijnse staat. De Palestijnse autoriteit wilde toen namelijk tijdens de Algemene Vergadering van de VN een stemming uitlokken over erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat. Zeker 130 landen zouden daartoe al bereid gevonden zijn. Ook in Europa groeide steun daarvoor. De officiële westerse opvatting daaromtrent is echter dat zo’n staat er alleen mag komen als resultaat van onderhandelingen met Israël. Geen eenzijdige stappen in die richting, is de boodschap. En Israël verzet zich uiteraard tegen zo’n eenzijdige stap en tegen erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat binnen de grenzen van voor de zesdaagse oorlog in 1967 zoals gestipuleerd van Palestijnse zijde. Het zou daarmee de hele nederzettingenpolitiek van de afgelopen jaren ongedaan moeten maken met allerlei interne conflicten daarover als gevolg. Maar alleen binnen juist genoemde grenzen is een Palestijnse staat levensvatbaar.
Een reeks van conferenties is er al geweest ter realisering van zo’n staat, achtereenvolgens in Madrid (1991), Oslo (1993), Camp David (2000) en Annapolis (2008). Maar ze zijn allemaal mislukt. Ieder die zich niet langer zand in de ogen laat strooien, ziet dat dat vredesproces een schijnvertoning is. Want Israël is volstrekt niet van plan een levensvatbare Palestijnse staat naast zich te dulden. Netanyahu, de huidige premier, heeft dat onomwonden kenbaar gemaakt. Een dergelijke staat ziet hij als een bedreiging niet alleen voor Israël zelf maar ook voor Amerika en de hele vrije wereld. Bij een serieus vredesproces dat pijnlijke concessies van Israël vereist, heeft Israël uiteraard geen enkel belang. In de binnenlandse politiek van Israël is daar eenvoudig geen ruimte meer voor. Israël wekt steeds meer de indruk dat vredesproces alleen gaande te houden als façade waarachter het zijn koloniale expansiepolitiek via zijn nederzettingenbeleid geruisloos kan voortzetten en consolideren.
Niettemin heeft de Palestijnse Autoriteit in 2011 besloten eenzijdig de soevereine Palestijnse staat te proclameren, nu er geen schot lijkt te komen in het vredesproces. Inmiddels hebben 104 landen in de wereld Palestina als soevereine staat binnen de grenzen van voor de zesdaagse oorlog van 1967 erkend als symbolische steun aan het door de VN erkende Palestijnse zelfbeschikkingsrecht. De meeste westerse landen houden vooralsnog vast aan het standpunt dat een Palestijnse staat er alleen kan komen als resultaat van onderhandelingen met Israël. Dus geen eenzijdige stappen in die richting, zo luidt de boodschap. Dat staat echter haaks op de hele geschiedenis van de wijze waarop staten tot stand plegen te komen met recent nog Kosovo als nieuwe soevereine staat.
In september 2010 is het vredesoverleg op initiatief van president Obama in Washington voor de zoveelste maal hervat. Maar scepsis overheerste. Het is dan ook nog sneller dan verwacht een zachte dood gestorven. De voorwaarden voor zo’n vrede zijn nog steeds een twee-staten oplossing op basis van de grenzen van 1967, inclusief teruggave van de volledige Golan hoogvlakte aan Syrië en een rechtvaardige oplossing voor Palestijnse vluchtelingen. Het zijn voorwaarden die volledig indruisen tegen de officiële Israëlische politiek. Dit is in november 2010 nog eens onderstreept. In een wet is toen vastgelegd dat er een tweederde meerderheid in het Israëlische parlement vereist is voor een besluit tot terugtrekking van Israël uit de bezette Golan-hoogvlakte en Oost-Jeruzalem. Als er geen tweederde meerderheid is, wordt het aan de kiezers ter beslissing in een referendum voorgelegd. Vrede in het Midden-Oosten lijkt dan ook voorlopig ver weg.
Het voortduren van dit conflict heeft voor Israël in zoverre een positieve kant dat interne tegenstelling en spanningen daardoor beheersbaar blijven. Dat geldt in het bijzonder voor de toenemende spanningen tussen (ultra) orthodoxe en seculier gezinde Israëliërs. Ruim 10% van de bevolking is ultra orthodox. En dat percentage groeit snel door het hoge kindertal onder deze bevolkingsgroep en daarmee ook de politieke invloed ervan.
Via een effectieve machtspolitiek van voldongen feiten is Israël stap voor stap bezig dit conflict in zijn voordeel te beslechten. Intern steunt het daarbij op zijn nucleair onderbouwde militaire superioriteit en extern op een ijzersterkte Israëlische lobby die ervan uitgaat dat Israël altijd moet worden verdedigd ondanks de feiten, omdat het in de ogen van die lobby nu eenmaal het morele gelijk aan zijn kant heeft. Het joodse volk en het land Israël hebben een status die andere volken en landen niet hebben, zo beweert men. Maar zijn joods-religieuze claim op Israël steunt op de Thora.
En die heeft voor niet-joodse mensen als de Palestijnen geen enkele politieke rechtskracht. Dus waarom zouden zij moeten wijken voor de geografische aanspraken van Israël, op grond van joods-religieuze teksten die zij niet onderschrijven? De enige claim die standhoudt, zijn de harde feiten van gevestigde en erkende machtsposities.
Binationale staat als alternatief, maar in strijd met het joodse karakter van Israël
Sinds het perspectief op een twee-staten oplossing bleker wordt, is de aanvankelijk gelanceerde idee van een binationale staat opnieuw in beeld gekomen. In Nederland heeft oud-premier A.A.M. van Agt hiervoor ook een lans gebroken.[1] Dit impliceert een transformatie van Israël tot een seculiere staat, bestaande uit het huidige Israël, de westerse Jordaanoever en de Gaza-strook; een staat met gelijke rechten voor alle burgers.[2] De London One State Group, waarvan ook Israëlische intellectuelen als de zogenaamde nieuwe historici deel uitmaken, heeft op 29 november 2007 al in die geest stelling genomen in zijn Eén Staat-Verklaring. Maar Israël voelt daar niets voor. De heersende opinie aldaar ducht zo’n binationale staat als een regelrechte bedreiging van het joodse karakter van de staat Israël. Maar voorstanders van een levensvatbare Palestijnse staat zien die opinie evenmin zitten.
Op de wereldconferentie van de VN tegen racisme in Durban in 2001 werd Israël voor het eerst officieel beschuldigd van racisme en apartheid. Maar die beschuldiging is door Israël en de meeste westerse landen, inclusief Nederland, onmiddellijk afgestraft als een uiting van antisemitisme en dus racisme. Niettemin is die beschuldiging sindsdien niet meer geweken. De harde kern ervan is het exclusief Joodse karakter van die staat. Als men een exclusief blanke staat afwijst, zoals die in Zuid-Afrika onder de apartheid verdedigd werd, dan valt ook een exclusief Joodse staat moeilijk te verdedigen. Dit is al door de Joodse filosoof Hannah Arendt aangevochten bij de vestiging van die staat. En zij heeft dat nader onderstreept in haar geruchtmakende verslag over het proces tegen Adolf Eichmann als beruchte oorlogsmisdadiger van het Derde Rijk. Dat verslag is getiteld Eichmann in Jerusalem. In een nummer van Ars Aequi (februari 2013) is dat helder uiteengezet door de strafrechtjurist Klaas Rozemond. Dat verslag was bedoeld als een provocatie aan het adres van de eerste Israëlische premier David Ben-Gurion, die dat proces wilde gebruiken om het Joodse karakter van zijn staat opnieuw te legitimeren.
De kerngedachte van Arendts kritiek op het proces in Jeruzalem was haar overtuiging dat een moderne staat niet gevestigd dient te worden op grond van een gemeenschappelijke Joodse identiteit omdat daarmee de menselijke pluraliteit ontkend wordt. Die problematiek ligt mede ten grondslag aan het Israëlisch-Palestijns conflict.
Multiculturalisme als trend
Ik breng hier nog eens een hoopvol boek van de Israëlische historicus Benny Morris in herinnering. Dat biedt namelijk een uitstekend overzicht van deze problematiek en de achtergronden ervan met een serie kaarten ter illustratie van de behandelde materie. Het boek bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste gaat de auteur uitvoerig in op het weer teruggrijpen op die één-staat oplossing. Het accent ligt daarbij vooral op de verdediging van die oplossing door een reeks van westerse intellectuelen onder aanvoering van de historicus Tony Judt, hoogleraar moderne geschiedenis van Europa aan de Universiteit van New York. Judt publiceerde in 2003 in de New York Review of Books een artikel waarin hij stelde dat het idee van Israel als een Joodse staat evenals het etnisch-nationalisme in het algemeen zijn aantrekkingskracht verloren had in een wereld, waarin volken zich in toenemende mate met elkaar vermengen en waar mensen daardoor over een meervoudige identiteit gaan beschikken. De Joodse staat Israël wordt daarom een anachronisme.
De stellingname van Judt was een op Israëli toegespitste politieke expressie van het multiculturalisme als toenmalige trend in een links gerichte publieke opinie. Hij ging er daarbij vanuit dat zo’n binationale staat van Joden en Palestijnen omstreeks 2020 een aanzienlijke Arabische meerderheid zou hebben. Het Palestijns-Arabische geboortecijfer is het hoogste in de wereld. Judt achtte zo’n binationale staat van Joden en Arabische Palestijnen steeds meer waarschijnlijk en ook wenselijk. Als zelf een diasporajood, was, zo gaf hij zelf toe, één van de motieven voor zijn stellingname in deze kwestie het feit dat niet-Israëlische Joden op hun joods-zijn steeds meer worden aangesproken vanwege het politieke handelen van de staat Israël. Het bestaan van Israël als Joodse staat is slecht voor de joden in de wereld, vond hij.
De meeste reacties op zijn stellingname waren uiterst kritisch en veelal zonder meer afwijzend. Judt had als multiculturalist op zijn beurt de impact van etnisch nationalisme als politieke factor ernstig onderschat. Na veel van die kritiek als hysterisch afgedaan te hebben, nam Judt niettemin afstand van zijn pleidooi. De mensheid, zo luidde zijn reactie, was kennelijk nog niet rijp voor een postnationale en transculturele vorm van politieke samenleving. Vandaar dat zo’n binationale staat voorlopig een utopie is, erkende hij. Desondanks is zijn stellingname de aanleiding geworden voor een lange reeks van artikelen en boeken ten gunste van de één-staat oplossing, omdat een twee-staten oplossing inmiddels een gepasseerd station is geworden als gevolg van de voortgaande nederzettingenpolitiek van Israël.
Hoe nu verder?
Na een uitvoerige bespreking van de geschiedenis van de één-staat- of twee-staten oplossing besluit de auteur in het derde hoofdstuk met een reflectie op de vraag hoe nu verder. Die reflectie mondt ten slotte uit in de volgende mogelijke oplossing van dit conflict, te weten een twee-staten overeenkomst op basis van een verdeling van Palestina in Israëli min of meer volgens de grenzen van vóór 1967, en een Arabische staat, laten we zeggen Palestijns Jordanië, die het merendeel van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem samenvoegt met de oostelijke oever, het huidige koninkrijk Jordanië. Wil een dergelijke nieuwbakken staat lukken, dan zou de regering in Amman (of Oost-Jeruzalem?) noodzakelijkerwijs een coöperatief streven moeten zijn van het Hasjemetische regiem dat steunt op de kern van de Bedoeïenenbevolking van Jordanië, en de Palestijnse Autoriteit die steunt op de Palestijnse bevolkingsgroepen van de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, en Jordanië. Gezien de relatieve grootte (bijna zestigduizend vierkante km) en de leegte van Jordanië, zou een dergelijke staat de herverdeling van de Palestijnse bevolking vanuit het overbevolkte Gaza mogelijk maken, en het opnemen van het merendeel van de vluchtelingen die momenteel stateloos in Libanon en Syrië leven. Tevens zou het met voldoende kapitaal mogelijk zijn de enorme vluchtelingenpopulatie van Jordanië, waarvan een groot deel leeft in troosteloze “buitenwijken” voor vluchtelingen rond Amman, zich op ordelijke wijze opnieuw te laten vestigen.
Hierbij valt nog wel op een complicerende factor te wijzen die de auteur zelf ook vermeldt. De opkomst van een staat die de Westelijke oever, Gaza en Jordanië omvat en die gezamenlijk geregeerd wordt door de Hasjemieten en de Palestijnse Autoriteit, zal waarschijnlijk verzet oproepen bij de Hasjemieten en hun kiezers onder de Jordanese Bedoeïenen, die tot dusver Jordanië hebben geregeerd zonder werkelijk de politieke macht te delen met de Palestijnse meerderheid (70% van de bevolking) in het land. De Hasjemieten kunnen dan ook met recht de vrees koesteren dat een samenvoeging van de Palestijnse gebieden met Jordanië de positie van de Palestijnen zo zeer zou versterken dat dat zou uitmonden in een overheersing van de Palestijnse meerderheid. Ondanks het verzet dat deze oplossing zou oproepen ziet de auteur hierin toch de enige logische en mogelijke stap voorwaarts in dit onoplosbaar lijkende conflict
Voor Israël zal aan handhaving van de nu bereikte status quo, inclusief de nederzettingenpolitiek, wel de voorkeur gegeven worden boven de uitkomst van welk vredesproces dan ook. Dat zou immers steeds moeten uitmonden in pijnlijke concessies van Israël die ongetwijfeld op hevige binnenlandse tegenstand zullen stuiten. Aan de vorming van een levensvatbare Palestijnse staat lijken voor Israël zoveel haken en ogen vast te zitten dat een oplossing in die zin niet in zicht lijkt, tenzij Amerika dat zou afdwingen. Maar daar lijkt het niet op, zeker niet na Trump als president. Amerika heeft volgens Morris trouwens slechts marginale invloed op het Israëlische beleid in fundamentele kwesties. Een van de Nobelprijswinnaars voor economie in 2005, Robert Aumann die zowel Israëlisch als Amerikaans staatsburger is, verwacht dat aan dit conflict helemaal geen einde komt. De Israëlische econoom Eran Yashiv deelt dat treurige inzicht. Diepgewortelde krachten belemmeren dat, constateerde hij bij het zestig jarig bestaan van Israël.[3]
Slechts weinig Israëliërs zijn bereid de gevestigde nederzettingen in bezet gebied, nu al meer dan 170 in getal, op te geven, zeker niet de grotere steden. De Israëlische beweging Vrede Nu, spreekbuis van gematigd Israël, raakt steeds meer gemarginaliseerd. Zij is geen factor van betekenis meer in de Israëlische politiek, te links voor de gemiddelde Israëliër. Daartegenover groeit de invloed van het religieuze zionisme en daarmee de Groot-Israël ideologie, de ideologische motor achter de kolonistenbeweging en haar streven naar voortgaande territoriale expansie via die nederzettingenpolitiek.
Via een effectieve machtspolitiek van voldongen feiten is Israël stap voor stap bezig dit conflict in zijn voordeel te beslechten. Vier oorlogen die voor zijn politieke bestaan als staat beslissend waren – 1948, 1956, 1967 en 1973 – heeft Israël glansrijk gewonnen. De feiten op de grond dicteert Israël daardoor. The whole land is ours, all of it, kan Netanjahu daarom als Realpolitiker zelfverzekerd uitroepen. In termen van Realpolitik is het beleid van Israël volledig te begrijpen, erkent ook Rawan Sulaiman, hoofd van de Palestijnse Missie in Nederland.[4] Intern steunt het daarbij, zoals gezegd, op zijn nucleair onderbouwde militaire superioriteit en extern op een ijzersterke Israelische lobby. Het is een lobby die in het Westen, in het bijzonder in Amerika, buitengewoon doeltreffend opereert in de geest van Hegels stelling Weltgeschichte ist Weltgericht, dus historisch succes als de ultieme historische maatstaf. En dat is ook wel nodig. Want Israëlische machtspolitiek blijft alleen effectief en succesvol, zolang zij zeker is van westerse, in het bijzonder Amerikaanse steun. Het recht van de sterkste, zo hoopt juist genoemde Palestijn Sulaiman, zou in Den Haag, de staat van vrede en recht, geen erkenning mogen krijgen. We zullen zien.
[1] Zie A.A.M. van Agt, Israël –Palestina: naar een binationale staat, Civis Mundi 4, 2008
[2] Zie in die zin ook M.C. Barends, Israel’s hegemonie kan moreel failliet niet langer verhullen, Internationale Spectator, 3, 2008
[3] Zie E. Yashiv, Israelisch palestijns conflict is onoplosbaar, NRC Handelsblad, 8 mei 2008.
[4] R. Sulaiman (red.). Oplossing van twee staten. Erken Palestina. Trouw, 23 december 2017.