Civis Mundi Digitaal #73
Paus Franciscus heeft de voorzitters van een aantal bisschoppenconferenties onlangs bijeengeroepen voor een topconferentie over seksueel misbruik. Eind februari staat ze op de agenda. Een uitzonderlijk initiatief dat twee dingen laat zien: misbruik in de kerk is een mondiaal probleem, en de druk op de paus groeit. Sommigen denken dat het voor de kerk stilaan over en uit is. Ze zien in een priester een pedofiel, en in een katholiek een romanticus die minstens een eeuw geleden vergat te ontwaken. Zeker in de sterk geseculariseerde Lage Landen is die gedachte wijdverbreid.
Premoderne wereld
De wereld van mijn jongere jaren was nog doortrokken van de premoderne geest der Middeleeuwen. Het universum leerde ik zien als een hiërarchische ordening met een op zichzelf staand Opperwezen als oorzaak en einddoel van al het geschapene en bron van alle aardse macht en gezag. Het was het premoderne beeld van God dat sinds Nietzsche sterk omstreden geraakt is, en nu niet langer een evidentie is zoals eeuwenlang het geval was.[1]
Die premoderne wereld van mijn jongere jaren herinnert aan een tijd, waarin het denken nog beheerst werd door eeuwige, onveranderlijke waarheden en waarden. Het aardse leven werd beleefd in een religieus perspectief, in het licht van de eeuwigheid (sub specie aeternitatis). Het profane, het tijdelijke en dus voorbijgaande werd daarin van lagere orde geacht (levend in de wereld, zonder van die wereld te zijn). In dat perspectief had alles zin en betekenis. Religieuze voorschriften, rituelen, devoties en feesten bepaalden in hoge mate gedrag en levenswijze. De aarde gold als een tranendal, een tijdelijke verblijfplaats vol kommer en kwel, het heil lag aan gene zijde van het graf. Het leven werd geleefd als een pelgrimstocht op weg naar dat heil en voltrok zich voornamelijk in kleine, overzichtelijke en hecht verankerde verbanden van gezin, familie, kerkelijke en plaatselijke instellingen. De maatschappelijke stand was een belangrijke categorie in maatschappelijke verhoudingen met eigen (katholieke) standsorganisaties als maatschappelijke expressie. In maatschappelijke verhoudingen was de nawerking van feodale invloeden uit vroegere tijden nog duidelijk voelbaar.
Het was een tijd van complete alomvattende geborgenheid in de moederschoot van de heilige katholieke kerk, die gelovigen tot braaf, volgzaam gedrag verleidde Maar ook een tijd met een repressieve seksuele moraal die niet onderdeed voor de seksualiteitsangst zoals die nu in de moslimwereld nog gecultiveerd wordt[2]; en met een van klerikale zijde doelbewust aangekweekt zondencomplex, dat voor traditioneel opgevoede christenen een niet geringe psychische belasting is geweest.[3] Het zedelijke leven draaide primair om een kuise levenswandel als hoogste deugd met onkuisheid als meest te duchten zonde, want uit wellust stamt het grootste kwaad, zoals ons ter afschrikking werd voorgehouden, een morele code die nu alleen nog weerklank vindt in de orthodox-islamitische wereld.
De overgang van die premoderne en exclusief-katholieke levenssfeer naar de moderne wereld, van de gesloten samenleving van de alomvattende katholieke zuil naar de open samenleving van de moderniteit betekende ook voor mij een echte cultuurschok, waarvan de effecten tot in onze tijd doorwerken. Zo is er een diepe kloof gegroeid tussen de kerkelijke leiding die zich moeilijk kan losmaken van premoderne religieuze opvattingen en tradities, en gelovigen aan de basis die zich in groten getale afgewend hebben van wat hun oorspronkelijk te geloven was voorgehouden, zich dus door die leiding niets meer laten gezeggen en hun eigen weg gaan, onder een reeks van distantiërende benamingen als vrijzinnige, minimale, cultuur- en post-christenen.
Bij de verwerking van die cultuurschok ben ik persoonlijk mede geïnspireerd door het liberaal-katholicisme van de Franse priester F. de Lamennais (1782-1854) die dat uitdroeg in het eerste katholieke dagblad, L’Avenir geheten, opgericht na de geslaagde juli-revolutie van 1830 onder het motto ‘Dieu et la Liberté’ met de bedoeling de geesten rijp te maken voor een verzoening van het christendom met de liberale geest van de moderniteit. “On tremble devant le liberalisme; catholisez-le, et la société renâitra” (Men beeft voor het liberalisme; katholiseer het, en de maatschappij zal herboren worden), zoals De Lamennais zijn geloofsgenoten voorhield. Maar zijn enthousiaste pleidooi voor een kerstening van de moderne ideeën, zoals belichaamd in het liberalisme, vond bij de kerkelijke leiding echter volstrekt geen gehoor. Integendeel, het liep uiteindelijk op een pauselijke veroordeling uit en een breuk van De Lamennais met de kerk.
Aan een verzoening van het christendom met de liberale geest van de moderniteit was die kerk nog lang niet toe zoals rond 1900 opnieuw bleek, toen zij zich krachtig afzette tegen een modernistische stroming in de katholieke theologie, vergelijkbaar met de vrijzinnige beweging in het protestantisme, en in aansluiting hierop in 1910 alle priesters daarom verplichtte tot het afleggen van de zgn. antimodernisteneed. In dat jaar veroordeelde de kerk ook een nieuwe poging in Frankrijk tot verzoening van christendom en democratie, nu wegens overdrijving van de waarde van democratie en menselijke waardigheid.
In lijn hiermee stuitte het streven van de katholieke geoloog en paleontoloog Pierre Teilhard de Chardin naar overbrugging van de kloof tussen de traditionele katholieke theologie en de moderne natuurwetenschap tot het Tweede Vaticaanse Concilie in de jaren ’60 op volstrekte afwijzing.[4] Tot dat Concilie golden liberale vruchten van de moderniteit als individuele vrijheidsrechten, scheiding van kerk en staat e.d. als dwalingen die gedoogd werden zolang machtsverhoudingen daartoe noopten.
Unieke clericale heerschappijvorm
In de radicale liefdesleer van Jezus Christus is uiteraard geen plaats voor het machtsmotief, dat in de kerk steeds de doorslag geeft. De kracht van Jezus, aldus de Britse filosoof en wiskundige A.N. Whitehead,[5] ligt juist in de afwezigheid van alle macht en machtsvertoon in zijn optreden en prediking. Maar om gevestigd te raken en tot een wereldreligie uit te groeien moest het christendom wel een compromis sluiten met de wereld waarin het machtsmotief, zoals bekend, een dominerende drijfkracht is. Als tijdens het laat Romeinse Rijk het christendom de status van staatsgodsdienst krijgt en kerkelijke en wereldlijke macht daardoor samenvallen, ontwaakt in de rk-kerk spoedig de zin voor politieke macht. Aangetrokken door kerkelijke macht en bezit, zijn het mensen zonder enige geestelijke roeping, die dan op de voorgrond treden en in die kerk de boventoon gaan voeren. Voortbouwend op de imperiale en juridische tradities van het Romeinse Rijk heeft die Kerk een gecentraliseerde bestuursorganisatie opgebouwd met een eigen kerkelijk rechtssysteem van hoge kwaliteit. Zij heeft daarmee een unieke clericale heerschappijvorm ontwikkeld die haar godsdienstig-zedelijke orde handhaaft met psychische tucht- en dwangmiddelen, die zij ontleent aan die haar monopolistische beschikkingsmacht over de heilsgoederen die voor het zielenheil van haar leden onontbeerlijk zijn.[6]
Om haar eenheid in stand te houden heeft zij het geloof steeds meer vastgelegd in onaantastbare geloofswaarheden (dogma’s) en de inquisitie ingesteld, de geloofsrechtbank, die belast is met het opsporen en straffen van ketters. Het was de eerste officiële bureaucratie die systematisch informatie begon te verzamelen over mensen, die de gevestigde (i.c. kerkelijke) macht in gevaar konden brengen.[7] De instandhouding van die kerkelijke macht was inmiddels doel in zichzelf geworden. De boodschap van Jezus Christus was daaraan ondergeschikt geraakt. Op navrante wijze is dat door Dostojevski uitgebeeld in het bekende verhaal van de grootinquisiteur in zijn grote roman De gebroeders Karamazov. De geest van die grootinquisiteur heeft alles te maken met het vooropstellen van het machtsmotief als kerkelijk-politieke drijfkracht in de kerk.
Tot de 14e eeuw heeft de kerk ook een centrale rol gespeeld in de theocratische legitimatie van het vorstelijke (staats)gezag. Dat gezag werd via de pauselijke macht ontleend aan de soevereine macht van God. In kerkelijke architectuur en religieuze kunst heeft de kerk haar geestelijk-zedelijke macht eeuwenlang op imponerende wijze ten toon gespreid. Vooral in de periode van de barok heeft zij haar imponerende geloofskracht en spiritueel machtsbesef op welhaast overweldigende wijze vertolkt in kerkgebouwen met majestueuze vormen en decoraties.
Zondeval van het christendom
Die vermenging van geestelijk-zedelijke en politieke macht, en de excessen waartoe dat leidt, is beleefd en benoemd als de zondeval van het christendom.[8] We stuiten hier wel op een moeilijk dilemma waar elke religieuze of geestelijke stroming voor komt te staan die haar boodschap in de wereld tot gelding wil brengen en dan geconfronteerd wordt met de vraag hoe reële invloed uit te oefenen in een wereld met het machtsmotief als dominerende drijfkracht. Dat noopt tot institutionalisering, dus machtsvorming met het risico dat eenmaal gevestigde macht op termijn van middel tot doel in zichzelf wordt. Veel van de kritiek en de oppositie die tegen de rk-kerk de eeuwen door gericht is geweest, valt te herleiden tot die negatieve dialectiek als uitvloeisel van de ontwikkeling van de kerk van middel tot heil tot doel in zichzelf als gevestigd instituut met alle daarmee samenhangende belangen. De Reformatie ontleent aan de excessen daarvan ook haar ontstaan. Zij is op de keper beschouwd de eerste antiklerikale beweging.
Ook de instelling van het celibaat heeft te maken met juist geschetste ontwikkeling. Ondanks ettelijke pleidooien tot afschaffing ervan houdt de kerk daar om institutionele redenen stug aan vast. De problematische kanten ervan zijn de afgelopen jaren opnieuw aan het licht getreden. Dat celibaat lijkt namelijk mede de achtergrond te zijn van het seksuele misbruik van kinderen door priesters en religieuzen. De eerste zorg van de kerk ging daarbij zeker niet uit naar de slachtoffers. Die zorg betrof in de eerste plaats de bescherming van de reputatie van kerk als instituut, en wel door het gebruikelijke doodzwijgen van die excessen. In debatten hierover in de media is gesteld dat het imago van de rk-kerk hiermee onherstelbaar beschadigd is. Maar, zo was het bekende verweer, de kerkgeschiedenis leert dat die kerk grotere morele nederlagen en tegenslagen gekend heeft, die zij na verloop van tijd toch weer te boven is gekomen.
Als reactie op die kerkelijke decadentie heeft zich de eeuwen door in de kerk wel een profetische en kritische pool ontwikkeld die vanuit oorspronkelijke evangelische waarden morele ontsporingen en corruptie in de kerk onverbloemd aan de kaak stelde en ruimte schiep voor nieuwe religieuze geestdrift en dynamiek in het kerkelijke leven, met als belangrijkste exponent daarvan een lange reeks van kloosterordes. Na verloop van tijd raakten die op termijn op hun beurt in de ban van wereldlijke motieven en krachten, opnieuw in het bijzonder het machtsmotief.
Op theologisch gebied manifesteert die profetische pool zich in allerlei vormen van kritische theologie. De laatste decennia zijn dat vooral de zogenaamde bevrijdingstheologieën van verschillende (socialistische, zwarte en feministische) signatuur. De invloed daarvan is echter slechts kortstondig geweest.[9] De hier besproken negatieve dialectiek verklaart tenslotte een tendens die de laatste halve eeuw in Europa ook valt waar te nemen, de ontkoppeling namelijk van religieus besef van kerkelijke organisatie.[10] De ontwikkeling van nieuwe spirituele bewegingen buiten de gevestigde kerken om is daarvan een bekend voorbeeld. In Civis Mundi is daarover herhaaldelijk gerapporteerd. In 1992 is ook een speciaal Civis Mundi jaarboek gewijd aan de snel groeiende geloofscrisis, geloofsafval en massale ontkerkelijking in de jaren ’90. In protestants-christelijke kring trok dat bijzondere aandacht.[11]
Nieuwe waarschuwende stemmen met een nieuwe oproep tot reformatie in liberale zin
Een nieuwe exponent van die profetische pool zie ik in de bekende kerkjurist en publicist Rik Torfs. [12]Niet alleen misbruikschandalen ondermijnen de geloofwaardigheid van de katholieke kerk. Als die kerk zich niet grondig hervormt, dan gaat ze ten onder, zo begint hij een groot essay onder de titel: Alleen een reformatie kan de r.k. kerk nog redden.
Wat staat de kerk volgens hem te doen, wil zij opnieuw geloofwaardig worden? Drie punten acht hij van wezenlijk belang: een grondige wijziging van haar structuren, en een andere omgang met het celibaat, evenals een diepere reflectie over het geloof zelf.
Wat die structuren betreft: ondanks de lippendienst die het tweede Vaticaanse Concilie (1960-1965) aan de opwaardering van leken verleende, is de kerk in handen gebleven van clerici. Zij blijven de baas, en controleren dus zichzelf. Cruciale normen van het kerkelijk wetboek dienen te veranderen. In de eerste plaats canon 135. Die luidt: bestuursmacht wordt onderscheiden in wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Wie goed leest, merkt op dat de kerk wel die drie machten onderscheidt, maar ze niet scheidt, zoals gebruikelijk liberale democratische stelsels. In de wereldkerk verenigt de paus de drie machten in zijn persoon, en op lokaal vlak de bisschop. Er zijn dus geen werkelijk onafhankelijke rechtbanken. Een bekende Spaanse kerkjurist stelt dat machtsconcentratie bij paus en bisschoppen tot de aard van de kerk behoort. De hamvraag is dus: hebben paus en bisschoppen onafhankelijke binnenkerkelijke rechtbanken te aanvaarden, met het verlies aan macht dat dat voor hen betekent? Hier botsen we op een tweede regel die de klerikale cultuur beschermt: canon 129. Die bepaalt namelijk dat leken niet kunnen deelnemen aan de bestuursmacht. Seksueel misbruik door priesters mag alleen worden beoordeeld door rechters die zelf priester zijn. Dat bevestigt die klerikale cultuur, en is allesbehalve geruststellend voor priesters zelf, die binnen de eigen kaste het slachtoffer kunnen worden van wraakneming. Lekenrechters zijn dus dringend nodig. Canon 129 is derhalve ook aan verandering toe.
Een derde cruciale bepaling is canon 1024. Die houdt in dat alleen een gedoopte man geldig de heilige wijding mag ontvangen. Vrouwen kunnen derhalve geen priester of diaken worden. Ook dat is een maatschappelijk achterhaalde toestand. Dat rooms-katholieke vrouwen daar nog niet moreel verontwaardigd over geraakt zijn en in opstand gekomen is een treurig teken van de gebruikelijke volgzaamheid in katholieke kring, die de katholieke historicus Rogier in zijn tijd al krachtig hekelde. Wel is er een groeiende bewustwording over de r.k. achterlijkheid op dit cruciale punt van de maatschappelijke ontwikkeling. Er is nu wel een Mariënburgvereniging, die zich al 50 jaar presenteert als een moderne beweging van kritische katholieken die hechten aan hun geloof, maar niet van plan zijn hun verstand in te leveren bij Rome. Maar waar blijft dan die rebellie tegen die rooms-katholieke achterlijkheid, ben je geneigd uit te roepen. In opdracht van het Mariënburgbestuur is er een Credo-commissie ingesteld ter herformulering van een nieuwe, inspirerende geloofsbelijdenis, waarop ik aan het slot nog even terugkom.
Er is achter de schermen wel een botsing gaande van kerkvisies in de r.k. kerk. Zo is er onder invloed van progressieve invloeden een commissie ingesteld, die een diakenwijding van vrouwen moet onderzoeken. Conservatieven, waaronder onze Nederlandse kardinaal Eijk, maken zich van hun kant druk over de paus, die de rooms-katholieke geloofsleer zou ondermijnen, door om pastorale redenen de communie toe te staan aan hertrouwde gescheidenen. Het rigide kerkelijke gebod op echtscheiding is ook zo’n rooms-katholieke achterlijkheid, die dringend op de helling moet. Deze drie wetswijzigingen zijn in ieder geval noodzakelijk om zowel de autoritaire wetgeving als rechtscultuur in de kerk te doorbreken.
Een tweede pijnpunt blijft nog steeds het verplichte priestercelibaat, al wankelt het wel. Vaak wordt het verplichte priestercelibaat als de belangrijkste oorzaak van seksueel misbruik gezien. Dat klopt niet. Niet alle vrijgezellen zijn seksuele roofdieren. De machtsstructuren en het klerikalisme zijn een belangrijkere factor. Toch speelt ook het celibaat een rol, zeker als het gepaard gaat met een groot gevoel van eenzaamheid, iets waar priesters meer onder gebukt gaan dan een halve eeuw geleden, toen het sociale weefsel en het prestige van de kerk hun nog meer geborgenheid gaven.
Het moment is gekomen om ook het verplichte priestercelibaat te heroverwegen. Dat hoeft niet te leiden tot het rigoureuze schrappen ervan. Voor monniken blijft het bestaan. En als een oplossing voor de hele wereldkerk alles blokkeert, kan decentralisatie een oplossing zijn.
Wat deze kerkcriticus bij de discussie over misbruik vooral ook mist, is een diepere analyse over de reële betekenis van het geloof. Het valt moeilijk te begrijpen dat iemand die doordrongen is van de woorden en daden van Jezus Christus tot seksueel misbruik kan overgaan, zeker wanneer het structureel is, herhaald wordt en jonge, weerloze kinderen treft. In zijn bekende roman Het hout schetst de Vlaamse schrijver Jeroen Brouwers portretten van volkomen nihilistische paters die de kostschooljongens als object beschouwen en terroriseren. Van enig geloof valt in de verste verte niets te bespeuren. Naast klerikale macht en een worsteling met het verplichte celibaat ziet onze criticus van de kerk ook ongeloof als een oorzaak van seksueel misbruik. Daders waren vaak priesters die weinig voeling vertoonden met hun geloof. Misschien hadden ze zelfs nauwelijks religieuze belangstelling. In een maatschappij die hun kerkelijke waardering en sociale promotie bood, kozen ze voor het priesterschap. Hoe ondiep het katholieke geloof in de Lage Landen na de Tweede Wereldoorlog in feite was, blijkt trouwens ook uit de snelheid waarmee het meer dan een halve eeuw daarna bijna volledig verdampt is.
Als deze kerkcriticus tijdens lezingen vroeg hoeveel kardinalen gelovig waren, barstte het publiek in lachen uit, ervan uitgaande dat dit een grap moest zijn. Maar het is een serieuze vraag, die voortvloeit uit 30 jaar ervaring als hoogleraar kerkelijk recht, uit gesprekken met een paar honderd priesterstudenten en afgestudeerden. Soms zijn hoge Vaticaanse functionarissen ex-gelovigen, die te oud zijn geworden om een ander beroep te kiezen. Dat hoeft geen ramp te zijn als ze hun werk goed doen. Toch rijst de vraag hoe het toch komt dat het ongeloof zo vanzelfsprekend geworden is, tot in kerkelijke kringen aan toe. Wat hij ondertussen minder dan ooit kan aannemen is dat een kerkcrisis volkomen los kan staan van een wankelend geloof.
Hoe is het geloof voor velen zo ongeloofwaardig geworden? Ook daar moeten de paus en zijn entourage zich over buigen, willen ze de wortels van het binnenkerkelijk verval, waarvan seksueel misbruik de wreedste uiting is, op het spoor komen. En dat is nodig, als de kerk ook op langere termijn overeind wil blijven.
Er is een grondige reformatie nodig. Dat herinnert mij aan het eerder genoemde liberale katholicisme van de Franse priester F. de Lamennais in de jaren ’30 van de 19e eeuw. Daar is de kerk nu, na bijna twee eeuwen, nog niet toe in staat gebleken. Voor wie twijfelt of het ooit lukt, rest een prachtige passage uit het jongste boek van Gaston Durnez, Een mens is maar een wandeling. Terwijl in dat boek de twee wandelaars een stokbrood breken en een glas wijn drinken, zegt een van hen: “Als dit westerse christelijke geloof voorbij zal zijn, wat zullen we dan prediken? Het evangelie.” Maar de tijd is nu wel gekomen om eindelijk uit de sluimer van een volgzaam en braaf katholicisme gewekt te worden. We besluiten hier met een eerste stem van het nieuwe geloven van kritische katholieken van de Mariënburgvereniging.
[1] Zie voor een gemoderniseerd godsbeeld o.a. A. Houtepen, red., Theologen op zoek naar God, 2001
[2] Zie o.a. Seksuele revolutie in Oost en West I, april en II, november, 1969; Seksuele Emancipatie, Civis Mundi, mei, 1978; en S.W. Couwenberg (red.), Seksuele revolutie ter discussie, Civis Mundi jaarboek, 2005, pp. 17-19 en p. 132 e.v.
[3] Ook een bekende Duitse filosoof als Max Scheler, zo bekende hij, ging hieronder gebukt. Zie J.H. Nota. Max Scheler, 1979, p 113
[4] Zie onder andere F. Euvé, Teilhard en de Kerk, Gamma, 3, 2008
[5] Zie A.N. Whitehead, De dynamiek van de religie, 1988, p. 65.
[6] Zie R. Lill, Power and the Popes, 2010; en F.W. Lantink en J. Koch, De paus en de wereld. Geschiedenis van een instituut, 2012 .
[7] Zie C. Murphy, God’s Jury: The Inquisition and the Making of the Modern World, 2012.
[8] Zie G.J. Heering, De zondeval van het christendom, 1928.
[9] Zie Moderniteit als nieuw beschavingstype, Civis Mundi Jaarboek 2009, p. 299-300.
[10] Zie Op de drempel van een nieuwe eeuw, Civis Mundi Jaarboek 1999, pp. 31-33.
[11] Zie De reformatie,28 november 1992.
[12] Zie Rik Torfs, Alleen een reformatie kan de rk kerk nog redden. Trouw, Letter & Geest, 10 november 2018.