Religie zonder religieus geloof

Civis Mundi Digitaal #80

door Wim Couwenberg

Veel buitenkerkelijk geraakte christenen zoeken een nieuw houvast in een spirituele geloofshouding met de ervaring van transcendentie als empirische grondslag en geloof in een omvattende zin van hun bestaan als levensperspectief; een bestaan dat ondanks alle wetenschappelijke verlichting in laatste instantie in raadsels gehuld blijft. Hoe verder we als mensen in het heelal doordringen en hoe dieper in de materie, des te raadselachtiger de werkelijkheid van macro- en microkosmos voor ons wordt zoals de theoloog Hans Küng in dit verband opmerkt.[1] Niettemin gelooft een gedreven atheïst als de evolutiebioloog R. Dawkins dat ons bestaan niet langer een mysterie is dankzij de evolutietheorie van Darwin. Dankzij die theorie zouden we immers beschikken over een afdoende verklaring voor het ontstaan en bestaan van de mens en is religie derhalve een gepasseerd station geworden.[2] Volgens de Theorie van Alles, zoals vertolkt door nogal wat natuurkundigen van naam (zoals Hawking, ’t Hooft, Weinberg e.a.) is de natuurkunde de ultieme theorie die goed op weg is de hele kosmos te verklaren. Van deze in principe waardevrije wetenschap wordt alle heil verwacht. Maar is het leven wel in een mathematische formule te vatten? Is een materialistische oplossing van het vraagstuk van lichaam en geest houdbaar?[3] Overschrijden deze natuurkundigen daarmee niet de grenzen van de vragen die wetenschap redelijkerwijze kan beantwoorden? Over vragen als: wat is de oorsprong van alles en waartoe zijn we op aarde, wat is dus de zin van ons bestaan kan de wetenschap geen uitsluitsel geven.

Zoals eerder betoogd, is de wetenschap niet de enige weg naar kennis. Voor vragen van levensbeschouwelijke aard als juist genoemd zijn we aangewezen op religieuze intuïtie en filosofische, i.c. metafysische reflectie. Maar religieuze intuïtie en metafysische reflectie zijn in het rijpingsproces van de moderniteit steeds meer in het gedrang geraakt tegenover de onstuitbare opmars van dit proces, en zijn hiertegenover het zwakke punt geworden in de universele pretenties van de moderniteit. Het gevoel van zinloosheid dat moderne westerse mensen diep in het bot zit, wijt een Nederlands fysicus[4] aan het feit dat zij de uitspraken van toonaangevende wetenschappen als kosmologie, biologie en hersenwetenschappen als maatgevend opvatten voor het denken over de zinvraag. Het gevoel is daardoor wijdverbreid geraakt dat de resultaten van deze wetenschappen niet te rijmen vallen met enig religieus geloof. Dat geloof is dan ook sterk op de terugtocht, althans in Europa.

Het groeiende ongeloof dat daarvan het gevolg is, uit zich overigens vaak nog halfslachtig, zoals de bekende Britse historicus Thomas Carlyle (1795-1881) ruiterlijk beleed. Die bleek ondanks zijn expliciete ongeloof nog altijd een religieus verlangen te koesteren, maar vroeg zich wel af hoe dat samen kan gaan met zijn onvermogen te geloven in de zin van metafysische voorstellingen voor waar houden. Met hem worstelen vele intellectuelen nadien met hun voortlevende religiositeit, ondanks hun ongeloof. Een bekende exponent in Nederland was de schrijver Frans Kennendonk. In 1983 bekende hij niet meer te kunnen geloven. Hij zocht niettemin naar een rechtvaardiging van zijn behoefte aan een transcendent verband. Hij deed dat door, in plaats van terug te vallen op traditioneel geloof, zoiets te doen als oprecht veinzen, zoals hij dat uitdrukte.

Dat wordt tegenwoordig wel als flirten met God geduid.[5] Een religiositeit dus zonder geloof. Dat krijgt nu ook gestalte in een actief, dus nieuw agnosticisme, dat op zoek is naar een aanvaardbare middenpositie tussen geloof en atheïsme, en als zodanig verwant lijkt met de middenpositie die Civis Mundi van stonde af aan ingenomen heeft tegenover de polariserende dialectiek tussen links en rechts.

Is het mogelijk iets religieus te beleven, zonder dat je gelooft in de zin van voor waar houden? Die vraag is betrekkelijk nieuw, wordt sinds ongeveer anderhalve eeuw wel eens gesteld, maar systematisch is er nog niet over nagedacht. De laatste jaren zie je echter steeds meer religieus gedrag bij mensen die zeggen niet te geloven. Bestudering ervan is dus dringend gewenst, maar lastig, omdat het verschijnsel nog niet uitgekristalliseerd en dus niet erg zichtbaar is. En omdat het conceptueel moeilijk in beeld is te brengen, zo gaan de meeste religiedefinities uit van geloof. Er moet dus een nieuw begrip van religie worden ontwikkeld, dat zowel aansluit bij traditionele vormen als oog heeft voor nieuwe vormen zonder geloof. Om deze vormen van religie in beeld te krijgen, worden onorthodoxe middelen ingezet, met name journalistiek en experiment.

Religiositeit zonder geloof komt op tegen de achtergrond van het geloofsprobleem dat velen in onze cultuur tegenwoordig hebben, en dat alle religieuze geloofsvoorstellingen relativeert. Voor hen is het onmogelijk geworden nog te geloven in metafysisch geladen religieuze beelden. Behalve als intellectueel proces is er ook een secularisatie van het bewustzijn zichtbaar, een proces met een eigen dynamiek. Degenen die het overkwam, benadrukken vaak hun passiviteit in dit proces met constateringen als “ik ben mijn geloof verloren” of “ik ben van mijn geloof afgevallen”. De voormalige collectieve plausibiliteitsstructuren zijn in onze samenleving weggevallen. Het relativeren van geloofsvoorstellingen is een norm geworden, zelfs onder gelovigen.

Hierdoor zijn velen niet alleen religieuze praktijken, maar ook uiteindelijk zinsvragen steeds verder af komen te staan. Sommigen spreken daarom zelfs van religieus en levensbeschouwelijk analfabetisme. De tegenwoordig algemeen voorkomende onbevredigbare houding die alles relativeert en in twijfel trekt, heeft verandering en verbetering hoog in het vaandel staan. Dit wordt hier ‘reflexieve twijfel’ genoemd.  Reflexieve twijfel heeft er niet alleen voor gezorgd dat voor velen religieus geloof onmogelijk werd, maar ook dat men steeds verder wil kijken, vooruit wil komen. Reflexieve twijfel ontlokt een verlangen naar meer. De horizon is aanlokkelijk geworden: wat ligt erachter? Zou mede deze houding misschien een nieuwe impuls kunnen geven aan levensbeschouwelijkheid en religiositeit? De vraag naar de uiteindelijke zin blijft mensen bezighouden, terwijl het besef groot is dat geloofwaardige antwoorden niet beschikbaar zijn. Het verlangen naar zin groeit, maar wat moeten we daarmee? Speciaal de vraag naar een eigen authentieke kern is tegenwoordig actueel. De samenleving vraagt ons authentiek te zijn, terwijl alle antwoorden over een waar zelf ongeloofwaardig zijn geworden. Wel heb je de new age spiritualiteit, waar het vinden van het ware zelf centraal staat, maar die is marginaal. Daarvoor moet je immers in de aangeleverde metafysische beelden van een waar zelf kunnen geloven. Het verlangen naar een waar zelf, en andere religieuze verlangens, zijn voor velen geblokkeerd. Dat komt door hun onvermogen te geloven, terwijl geloven ook niet lukt. Op wat voor andere manieren wordt zoal met dit probleem omgegaan? De belangrijkste strategie om met het geloofsprobleem om te gaan, is die van het minimalisme. Dat probeerde het ongeloofwaardig geloof weg te doen, het wel geloofwaardige over te houden, en het religieuze leven tot recent vrijwel algemeen geaccepteerde gedachtegang [..]. Het is een christelijke gedachte dat God geloof van mensen vraagt. Dat gaat terug tot de Bijbel: “wanneer er dan toch een sluier ligt over het evangelie dat wij verkondigen, geldt dat alleen voor hen die verloren gaan: de ongelovigen,” staat bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament. Geloof staat in het christendom traditioneel zo centraal dat het zelfs als synoniem wordt gebruikt voor religiositeit.

 

Pragmatheïsme

De tijd dat pragmatisme en religiositeit tegengestelden waren, is voorbij. In ieder geval, in de praktijk. Pragmatisme wint veel brede aanhang. Ook het hebben van idealisme wordt praktisch gemotiveerd. Tegenwoordig kijkt men naar religie met een praktisch oog: hoe werkt het? Hoe is religiositeit in te zetten ter bevordering van het eigen welbevinden, en nog belangrijker: hoe is te proberen religieuze beleving op te wekken? Je ziet deze vragen opspelen in new age spiritualiteit, in de kerken, en in de gezondheidszorg. Dus niet de waarheid, maar de gebruikswaarde staat voorop. Het zonder geloof aan religie doen om de werking ervan noem ik pragmatheïsme. Het is agnosticisme nieuwe stijl: niet passief, maar actief. Pragmatheïsme is te zien als een ongeloofwaardige, radicale uitwerking op religieus gebied van het pragmatisme van James. Hij was een groot voorstander van religieus geloof, want zulk geloof was nuttig voor de mens, vond hij. Maar als er geen geloofwaardige levende opties voor zijn, biedt James’ pragmatisme geen weg naar religiositeit; pragmatheïsme daarentegen wel.



[1] Zie. H. Küng, Het begin van alle dingen. Natuurwetenschap en religie. p 84

[2] Zie R. Dawkins, The Blind Watchmaker, 1986

[3] Zie voor een kritische reactie op die theorie Ger Vertogen, De Theorie van Alles. Een theorie die alles verklaart, is dat droom of werkelijkheid? In: Streven, november 2001.

[4] Zie A. van den Beukel, Met andere ogen, 1994.

[5] Zie Koert van der Velde, Flirten met God. Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam, 2011.