Civis Mundi Digitaal #83
Reactie op: Mathieu Wagemans, Wetenschap als beschermer van illusies in beleid en rechtspraak. Een pleidooi voor vernieuwing van de wetenschap
Inleiding
In Civis Mundi Digitaal #82 gaf Mathieu Wagemans een diepgaande en overtuigende analyse waarom en hoe wetenschap illusies in beleid en rechtspraak in stand houdt.[1] Zijn goed onderbouwde pleidooi voor een vernieuwing van de wetenschap ondersteun ik volkomen. Tegelijkertijd denk ik dat zijn analyse, die uitgaat van het perspectief van het constructivisme, nadere aanvulling behoeft. Ik was aangenaam verrast door het artikel van Mathieu Wagemans, omdat ik me meteen herinnerde dat ik dankbaar gebruik heb gemaakt van zijn proefschrift uit 1987 voor mijn eigen proefschrift uit 1998.[2] Zijn proefschrift handelt over de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen, wat ook uitgebreid ter sprake komt in zijn artikel in Civis Mundi. Ter illustratie van hoe ik Wagemans’ inzichten eerder heb toegepast, geef ik hieronder eerst een aantal citaten uit mijn proefschrift. Dit laat zien hoe nuttig zijn werk voor mij is geweest en demonstreert tegelijkertijd hoe zijn inzichten uit 1987 voortleven in zijn 2019 artikel in Civis Mundi. Daarna zal ik proberen aan te geven hoe zijn analyse mijns inziens aangevuld kan worden.
Wagemans in mijn proefschrift
Mijn proefschrift handelt over Farming Systems Research en duurzame landbouwbedrijfssystemen in oost- en zuidelijk Afrika. Omdat het in het Engels is geschreven, vindt u onderstaande citaten in die taal.
“It is important to get a picture of the whole reality. A holistic perception implies that conflict and competition situations, hidden agendas, and behavior in formal and informal settings must receive attention. This is not easy since the researcher is in fact interpreting the actors’ interpretation of reality. Different actors might have different perceptions of reality. The ability to put oneself in someone else’s shoes (empathy) is important for researchers in order to understand the possibly conflicting perspectives of multiple actors (Wagemans 1987; Huizer 1995; Millar 1996). Empathy does not necessarily imply subjectivity, as long as worldviews and predispositions are explicated” (Van Eijk 1998:p.8).[3]
Dit onderstreept het belang van het expliciet maken van wereldbeelden en (niet wetenschappelijk te funderen) vooronderstellingen. Ook kan het belang van informatie verkregen uit formele en informele situaties niet voldoende benadrukt worden.
“Any perception of reality implies the (unconscious) use of theoretical frameworks, concepts, and earlier experiences. Observation is always observation from the perspective of the observer: the researcher cannot detach himself completely from his analytical perspective. The researcher can only attempt to do this: perception and formulation of theory should be influenced as little as possible by his perspective - as a researcher and as an individual person (Wagemans 1987)” (p.10).
In het onvermijdelijke constructivistisch perspectief speelt de persoon als onderzoeker en als individu een rol.
“The ability or power of the top management of research and extension organizations to influence events is smaller than generally assumed. Wagemans (1987) investigated why the application of rational planning and decision making models to the practice of public service bureaucracies so often proves problematic. His conclusion is that the formal power to take decisions about what should happen is large at the top of organizations, and small at the basis of organizations. The actual power to take decisions about what actually happens, however, is small at the top of organizations, and large at the basis of organizations (ibid.:105). In other words, at the end of the day it are the staff members at the basis of organizations who determine what really happens. The study of Wagemans dealt with a public sector bureaucracy in The Netherlands. In my opinion his conclusion certainly also applies to the East African situation. The rational planning and decision making models employed by bureaucrats apparently do not cover the wide spectrum of human behavior: rationality constitutes only one aspect of human behavior. It is my belief that societal changes are rooted in the (collective) behavior of individuals. This pivotal position of the individual plays, in my view, also an important role in the rural development and FSR process” (p.11).
Het onderscheid tussen formele en informele (maar daadwerkelijke) macht is essentieel. Dit verklaart mijns inziens ook (althans gedeeltelijk) waarom maatschappelijke verandering een bottom-up proces is, dat aangestuurd wordt door (een voldoende grote groep van) individuen.
“Practical experience with platform processes - in which a multitude of stakeholders, not only farmers, negotiate about common property resources - is still limited, but exciting work is going on. In my home area in The Netherlands, for example, a nature reserve (‘De Peel’) is under threat from surrounding intensive bio-industry.[4] Wagemans & Boerma (1998) speak of a ‘context of creativity’ to break stalemates between the various stakeholders in this area.[5] This reflects the complexity of the process. The main issue in common property resources (CPR) management is that individual activity must be in line with collective activity in order to ensure a sustainable use of the CPR as a whole … Strategic rationality - inspired by the Darwinist view on the struggle for survival - must be replaced by a more comprehensive rationality (Röling et al. 1997)” (p.226).
Dit gaat over het wel of niet succesvol zijn van het Nederlandse poldermodel. Dit overlegmodel werkt als een meer omvattende rationaliteit gerealiseerd kan worden, die op zijn beurt afhangt van de coherentie en kwaliteit van het onderliggende collectief bewustzijn van de groep van belanghebbenden.
“Descriptions of actual processes of thinking and doing inevitably take place with hindsight: these are always re-constructions, rationalizations-in-retrospect of processes which involved intuitive heuristics. The methodological approach as presented [in this thesis] is such a rationalization-in-retrospect. Processes that lead to insight are creative processes. Creativity cannot be ‘organized’ by mere implementation of clearly defined research protocols (Wagemans 1987). One has to distinguish between the implementation of research activities and the actual thinking process in the head of the researcher. Concepts and theories are creative products of the researcher. This thesis presents the result of a thinking and doing process of years, but the actual process - as it unfolded in reality - cannot be presented because ‘fuzzy’ intuitive heuristics - creative jumps - were involved. The reconstructed argumentation can be illustrated with practical examples from my work experiences and with references to relevant literature, but this does not really elucidate the actual thinking process. The distinction between ‘the logic of discovery’ and ‘the logic of reconstruction’ applies here (Wagemans 1987)” (p.275).
Deze alinea komt uit het laatste hoofdstuk van mijn proefschrift: Epilogue: Additional reflection on scientific justification. Ik heb dit hoofdstuk geschreven om te laten zien dat academische dissertaties (en andere wetenschappelijke ondernemingen) helemaal niet zo strikt rationeel, logisch en gestructureerd tot stand komen als vaak wordt gepretendeerd. Wollige of warrelige intuïtieve stappen spelen een (grote) rol, maar kunnen per definitie niet geëxpliciteerd worden omdat intuïtief denken nu eenmaal onderbewust plaatsvindt.[6]
“With regard to the necessity to justify to a scientific forum, Wagemans (1987) remarks that tension can arise between the two functions of a scientific methodology: the function to obtain insight in the empirical reality as perceived by the actors can conflict with the function to justify to a scientific forum. This tension between the two wishes of a researcher - the wish to insight and the wish to justification - can emerge especially in contexts where actors behave differently in formal versus informal situations (which certainly is the case in hierarchic research organizations in East Africa). In such a case, Wagemans (ibid.) says, the researcher might decide to use a positivist research methodology in order to make the research results acceptable to a scientific forum, instead of a constructivist-oriented approach which would offer a better chance to gain insight in the socially constructed reality of various actors. The researcher uses the positivist methodology then only symbolically, as a ritual: the research methodology and the results will be classified as scientifically sound, but the methodology does not contribute to new insights. This is exactly what happens when FSR practitioners are ‘forced’ to implement formal questionnaire surveys in order to gain credibility with ‘outsiders’ while informal surveys have already provided the necessary insights” (p.276).
Ik ben van mening dat zowel positivistische als constructivistische onderzoekmethodologieën hun eigen niche hebben.
“The positivist- and constructivist-oriented approaches leave ample space for (subjective) input of the researcher. This makes it difficult for a scientific forum to assess whether the empirical material has been used in a logical and consistent mode. Typical illustrations can enliven and clarify the field of research and make a reasonable case for acceptance by a scientific forum, but they do not prove anything (Wagemans 1987)” (p.277).
Zogenaamd ‘objectief’ onderzoek bestaat niet. Ik denk dat ‘intersubjectiviteit’ het hoogst haalbare is.
Het constructivisme
In zijn artikel in Civis Mundi (CM) werpt Wagemans vanuit het perspectief van het constructivisme een ander licht op de relatie tussen wetenschap en maatschappij. Het uitgangspunt is dat de waarneming van de werkelijkheid subject-gebonden is. Onze waarneming wordt beïnvloed door onze opvoeding, opleiding, ervaringen, persoonlijkheid en door omgevingsfactoren. Wagemans schrijft: “Op basis daarvan vormen we ons beelden van de werkelijkheid die zo krachtig zijn dat het onderscheid tussen beeld en werkelijkheid wegvalt. De constructie die we van de wereld maken valt samen met de wereld zelf”. Dit laat zien hoe moeilijk het kan zijn om wereldbeelden expliciet te maken en eventueel aan te passen. Bovendien denk ik dat onze waarneming, behalve door de factoren die Wagemans al vermeldt, vooral wordt beïnvloed door ons bewustzijnsniveau. Zoals in eerdere artikelen in CM beschreven, ben ik van mening dat er naast het rationeel-empirisch bewustzijn waarmee we ons volledig bewust kunnen worden van allerlei zaken, ook andere niveaus of lagen van bewustzijn zijn, inclusief een bewustzijn-als-zodanig of een transcendent bewustzijn zonder bewustzijnsinhouden.[7]
In mijn proefschrift onderscheidt ik drie verschillende, naast elkaar bestaande, wetenschappelijke paradigma’s: het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma, waarbij het positivistisch paradigma dominant is. Ik heb deze drie paradigma’s uitvoerig gekarakteriseerd aan de hand van de volgende tien criteria: ontologie, epistemologie, methodologie, aard en rol van wetenschap, type en rol van rationaliteit, type van systeem, rol van voorlichting, grondhouding naar de natuur, spiritualiteit, en rol van intuïtie.[8] Een fundamenteel uitgangspunt in het transcendentalistisch paradigma is dat kennis is gestructureerd in bewustzijn: persoonlijke kennis is afhankelijk van iemands persoonlijke bewustzijnsniveau (niet in de zin van het zich bewustzijn zijn van bijvoorbeeld politieke of economische verhoudingen, maar in de zin van de mate waarin regelmatige toegang tot het transcendent bewustzijn kan worden verkregen). Mijns inziens kunnen de drie paradigma’s een aanzet tot een integrale wetenschap vormen.
Een geconstrueerde en gereduceerde werkelijkheid
Volgens Wagemans maken we in de wetenschap de werkelijkheid meetbaar. “We reduceren de veelkleurige werkelijkheid tot een eenduidige werkelijkheid die ons tot exacte conclusies in staat stelt”. Precies door deze reductie van een veelkleurige en multi-interpretabele werkelijkheid tot een gereduceerde eenduidige werkelijkheid kunnen we het onderscheid tussen waar en onwaar maken. Er is sprake van een merkwaardige paradox. Wagemans zegt: “We willen inzicht krijgen in de werkelijkheid maar om de werkelijkheid op een verantwoorde wijze te onderzoeken passen we de werkelijkheid eerst zodanig aan dat we onze methoden kunnen inzetten … Dat heeft invloed op de maatschappelijke relevantie van resultaten … De uitkomsten van het onderzoek [hebben] slechts geldigheid binnen het beeld van de werkelijkheid dat we hebben geconstrueerd. Er is sprake van een omkering. Om de werkelijkheid wetenschappelijk verantwoord te kunnen onderzoeken is het nodig dat we de werkelijkheid eerst aanpassen aan de goedgekeurde methoden van onderzoek. Het instrument van de onderzoekmethode wordt heersend over het doel van het onderzoek”.
Binnen het dominante positivistisch paradigma is het belangrijkste instrument van onderzoek het experimentele testen, wat alleen kan in een gereduceerde meetbare werkelijkheid. Ook in het constructivistisch paradigma bestaat vaak een tendens tot kwantitatief meten, zoals het hierboven gegeven voorbeeld van formele, op questionnaires gebaseerde, kwantitatieve surveys laat zien. Volgens Wagemans wordt de hulp van de wetenschap juist ingeroepen om eenduidige helderheid te verschaffen “en dus de veelkleurige werkelijkheid terug te brengen tot eenduidige maatregelen”.
Door de focus op een gereduceerde eenduidige werkelijkheid bevestigt het wetenschappelijk onderzoek “het formele betekeniskader en wordt het beperkende overheidsperspectief bevestigd en in stand gehouden”. Wagemans schrijft: “Wetenschap faciliteert en bevestigt dan het onderliggend systeem in plaats van de omslag te faciliteren naar een verbredend perspectief waardoor een groter deel van de werkelijkheid zoals die door burgers wordt beleefd in beeld komt. Zo houdt de wetenschap de kloof tussen systeemwereld en de leefwereld van burgers in stand. Het risico daarvan is dat conclusies van onderzoek tot interventies leiden die het karakter hebben van symptoombestrijding. Het beperkend wereldbeeld blijft in stand en het zicht op de aard van onderliggende problemen ontbreekt. Zo kan het streven naar zekere kennis ons in de weg zitten. We creëren een beeld van de wereld waarin we aanspraken op waarheid overeind kunnen houden. Maar het is een geconstrueerde waarheid”.
Een verbredend perspectief
Het faciliteren van een omslag naar een verbredend perspectief is inderdaad cruciaal en zou centraal dienen te staan aan universiteiten die academische vrijheid serieus nemen. Ik denk dat de drie eerder vermelde naast elkaar bestaande wetenschappelijke paradigma’s zo’n verbredend perspectief kunnen bieden. Aan Wageningen University & Research (WUR) is het positivistisch paradigma nog steeds erg dominant.[9] Mijn proefschrift uit 1998 werd door de promotiecommissie weliswaar ‘revolutionair’ genoemd, maar heeft in Wageningen geen enkele weerklank gevonden. Uiteraard begrijp ik dat mijn formulering van het transcendentalistisch paradigma ver buiten het kader van het mainstream positivistisch paradigma valt, en ook buiten het kader van het ruimere constructivistisch paradigma, maar desalniettemin ben ik van mening dat het transcendentalistisch paradigma een noodzakelijke aanvulling is.
De terecht door Wagemans geconstateerde kloof tussen de systeemwereld en de leefwereld van burgers is ter sprake gekomen in een eerder artikel in CM.[10] Het onderliggende beperkende wereldbeeld resulteert inderdaad in veel ‘symptoombestrijding’ juist omdat het zicht op de aard van onderliggende problemen ontbreekt. Aan de WUR is veel aandacht voor het technologisch aanpakken van de nagestreefde ‘kringlooplandbouw’ (bijvoorbeeld satelliet- en computergestuurde precisielandbouw en CRISPR-Cas) maar men heeft geen antwoord op de onderliggende oorzaken van de multipele crises. Wageningen neigt vaak naar ‘meer van hetzelfde’ wat uiteindelijk neerkomt op voornamelijk symptoombestrijding. Juist in Wageningen zou dienen te gelden: water the root, to enjoy the fruit. Pak de grondoorzaken aan en die zijn nu eenmaal niet technologisch van aard.[11]
In mijn proefschrift maak ik een onderscheid tussen interdisciplinaire samenwerking in multidisciplinaire teams van onderzoekers, en een transdisciplinaire aanpak.[12] In de positivistische en constructivistische paradigma’s wordt steeds meer informatie over de onderzoeksobjecten verzameld, en methodologieën (kenprocessen) worden verbeterd. De informatieverwerker of kenner, echter, krijgt nauwelijks enige aandacht. Het transcendentalistisch paradigma daarentegen focust op het bewustzijn van de kenner. Interdisciplinaire studies focussen op gemeenschappelijke domeinen, op gebieden van overlap, tussen disciplines. Naast deze overlap of kruisverbindingen tussen disciplines (interdisciplinariteit) verdient de meest basale verbinding oftewel de kenner meer aandacht (transdisciplinariteit). Transdisciplinariteit behelst een integratie van wetenschap en bewustzijnsontwikkeling, een integratie van wetenschappelijke reflectie en persoonlijkheidsontwikkeling. Wetenschap en bewustzijnsontwikkeling dienen wel onderscheiden te worden, maar ze hoeven niet gescheiden te worden. Men kan ze tegelijkertijd beoefenen.
Transdisciplinariteit, maar hoe?
De formele, per definitie dominante beleids- en wetenschappelijke schijnwerkelijkheid wijkt af van de maatschappelijke werkelijkheid, zodat de kloof tussen systeemwereld en leefwereld voortduurt en voornamelijk symptoombestrijding plaatsvindt. Het formele, gereduceerde, verengde wereldbeeld zou verbreed moeten worden en de wetenschap zou een bron van vernieuwing moeten zijn. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek werken echter veeleer “probleembevestigend en niet zelden probleemvergrotend”. Terwijl wetenschappelijke kennis wordt verondersteld waar en objectief te zijn, is er in wezen slechts sprake van “intersubjectieve overeenstemming binnen het wetenschappelijk forum”. Ook een wetenschappelijke hypothese is een constructie, “een beeld van de werkelijkheid en hoe die functioneert”.
Volgens Wagemans dienen we de ordening in gespecialiseerde disciplines te vervangen door trans-disciplinaire benaderingen. “Multi-disciplinariteit is onvoldoende. Dat is slechts en optelsom van disciplines”. We dienen de ruimte tussen de disciplines te verkennen. “Daar treffen we werkelijkheid aan die juist door onze disciplinaire oriëntatie buiten beeld is gebleven”. Zoals hierboven aangegeven, focussen interdisciplinaire studies gewoonlijk op gebieden van overlap tussen disciplines. Maar dat is mijns inziens niet voldoende. Wagemans pleit ook voor veranderingen op methodologisch terrein. “Methodes boden ons houvast maar vormden tegelijkertijd een belemmering om de werkelijkheid te leren kennen die we niet met onze methodes konden bereiken”. Naast het experimentele testen in het positivistisch paradigma en een op omvattende, substantiële waarde-rationaliteit gerichte communicatie in het constructivistisch paradigma, is mijns inziens aanvulling met een methode voor bewustzijnsontwikkeling nodig.[13] De regelmatige ervaring van de werkelijkheid van het transcendent bewustzijn kan nu eenmaal alleen met een methode voor bewustzijnsontwikkeling verkregen worden.
Het verzamelen van meer gedetailleerde kennis binnen de huidig dominante perspectieven gaat niet helpen, omdat we juist “vanuit nieuwe perspectieven de werkelijkheid tegemoet [dienen te] treden … Zowel problemen als oplossingen zijn perspectief-gebonden”. Wagemans zegt ook dat “de verandering die we willen niet dankzij maar eerder ondanks bestaande instituties tot stand komt”. Dit is zo omdat het bestaande betekeniskader stevig georganiseerd is in onze instituties. Daardoor “kan het riskant zijn te kiezen voor onderzoekbenaderingen die afwijken en die dus de nodige kritiek en discussies in eigen kring kunnen oproepen”. Wagemans pleit voor een ‘nomadisch denken’: een ons losmaken van bestaande denkkaders, ruimte maken voor intuïtie, en niet vastgeketend zitten aan bestaande structuren. Hij is voorstander van het afwijken van gebaande paden en het toelaten van meervoudigheid. De patronen die de problemen hebben veroorzaakt moeten we doorbreken. “Op ongebaande paden valt nu eenmaal meer te ontdekken dan wanneer we rond blijven rennen in cirkels”.
De laatste zin van mijn proefschrift luidt: “Finally, I would like to refer to Kuhn who said that scientists in periods of ‘normal science’ are no longer ‘explorers of the unknown’, but tend to limit themselves to further specification of the already known. Whether we are at the dawn of a new ‘scientific revolution’ is difficult to tell, but to be ‘road constructors rather than passive travellers’ seems an attractive option anyhow”.[14]
Volgens Wagemans is een doorbreking van bestaande belangenorganisaties met hun gedateerde tegenstellingen cruciaal. Als voorbeeld noemt hij het zoeken naar nieuwe en duurzame systemen voor het beheer van het platteland. “Vaak lopen die processen nu vast in tegenstellingen tussen een economisch georiënteerde landbouw en de zorg voor landschap, natuur en cultuurhistorie. Men is dan mentaal voorgeprogrammeerd vanuit oude tegenstellingen. Het is een botsing van contexten. Compromissen bieden dan geen oplossing. Die houden de onderliggende spanningen in stand. In plaats daarvan moet de energie worden gericht op het gezamenlijk construeren van een nieuwe context”. Het is evident dat het transcenderen van mentale voorprogrammeringen en het vervolgens ‘gezamenlijk construeren van een nieuwe context’ niet eenvoudig is. Mijns inziens wordt het al dan niet slagen van deze twee processen bepaald door de coherentie en kwaliteit van het onderliggend collectief bewustzijn van de groep van belanghebbenden. Met betrekking tot de economisch georiënteerde landbouw heb ik elders opgemerkt dat het nuttig zou zijn de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ te vervangen door de ‘onzichtbare hand van het collectief bewustzijn’.[15]
Wagemans zegt tenslotte: “Strikt genomen is vooraf niet eens concreet benoembaar wat je hoopt aan te treffen. Het pleit voor academische vrijheid die binnen bestaande instituties moeilijk kan worden gevonden. Het is het beeld van een wetenschap die eerst zichzelf moet vernieuwen om tot echt nieuwe kennis in staat te zijn”. De benodigde interne vernieuwing van de wetenschap is mijns inziens gerelateerd aan het aloude feit-waarde dualisme binnen de wetenschap.[16] Het transcenderen van dit dualisme vereist een combinatie van wetenschappelijke reflectie en bewustzijnsontwikkeling. Bewustzijnsontwikkeling faciliteert de cultivatie van ecologisch en maatschappelijk verantwoorde waarden en normen. Bewustzijnsontwikkeling stuurt de discussie over doelstellingen in wetenschapsbeoefening en technologieontwikkeling, en de daaruit voortvloeiende toepassing van technische middelen, in een ecologisch en maatschappelijk verantwoorde richting. Het resulteert in inzicht in maatschappelijke rationaliteit, in omvattende rationaliteit oftewel wijsheid.
Het pleidooi van Wagemans voor meer academische vrijheid is heel terecht. Alleen dan kan een omslag naar een verbredend perspectief gemaakt worden. De drie eerder vermelde, naast elkaar bestaande, wetenschappelijke paradigma’s kunnen zo’n verbredend perspectief bieden. Het tegelijkertijd gebruik maken van de belangrijkste methodologieën van deze drie paradigma’s resulteert in waarlijke transdisciplinariteit. Met een integratie van wetenschappelijke reflectie en bewustzijnsontwikkeling ontstaat niet alleen boekenkennis, maar ook praktisch inzicht en wijsheid.
Eindnoten
[1] Mathieu Wagemans (2019). Wetenschap als beschermer van illusies in beleid en rechtspraak. Een pleidooi voor vernieuwing van de wetenschap. Civis Mundi Digitaal #82, April 2019 (II).
[2] Wagemans, M.C.H. (1987). Een op ervaringen gebaseerde studie naar de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen. Ph.D. thesis, Wageningen Agricultural University.
Van Eijk, T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.
[3] Literatuur anders dan naar Wagemans wordt hier niet vermeld. Die literatuur is te vinden in Van Eijk 1998. De hier vermelde paginanummers van de citaten zijn die uit de gedrukte versie van mijn proefschrift. De paginanummers in de elektronische versie op de WUR website verschillen licht door een ander gebruik van eindnoten.
[4] My parents (ex-small-scale farmers who decided to quit the ‘rat race’ during a process of land consolidation in the mid-seventies) complained often that the rural area had become so monotonous. In these days of bio-industry the only crop to be seen is maize, because maize can tolerate large quantities of manure deposits produced by innumerable animals.
[5] Wagemans M. and J. Boerma (1998). The implementation of nature policy in the Netherlands: platforms designed to fail. In: Röling N. and A. Wagemakers (eds.). Facilitating sustainable agriculture. Participatory learning and adaptive management in times of environmental uncertainty. Cambridge University Press, Cambridge.
[6] Zie Diagram 1: Het proces van het denken, p.23, in: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu.
[7] Zie o.a. Van Eijk, T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015. Zie ook Eindnoot 6.
[8] Van Eijk (1998): zie Tabel 8, p.124-7.
Voor een diepgaande discussie van de drie paradigma’s in het Nederlands aan de hand van zes criteria verwijs ik naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie: Van Eijk T. (2017).
[9] Zie ook: Van Eijk, T. (2019a). Tovenaars en profeten in de landbouw: heel de wereld. Civis Mundi Digitaal #82, april 2019 (II).
[10] Zie Diagram 1: De ongelijke relatie tussen het systeem en de leefwereld. In: Van Eijk, T. (2019b). Hoe substantiële waarde-rationaliteit te realiseren? Commentaar op de serie over wetenschapsfilosofie van Piet Ransijn. Civis Mundi Digitaal #78, februari 2019 (II).
[11] Zie ook Van Eijk, T. (2019a).
[12] Zie subhoofdstuk 11.3: Trans-disciplinarity in: Van Eijk, T. (1998).
Zie ook paragraaf 7: Interdisciplinariteit en transdisciplinariteit in: Van Eijk, T. (2019a).
[13] Zie Van Eijk, T. (2019b).
[14] Van Eijk (1998):p.279.
[15] Van Eijk, T. (2012). Vervang de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ door de ‘onzichtbare hand van het collectieve bewustzijn’. Civis Mundi digitaal # 12, juli 2012.
[16] Van Eijk, T. (2018). Het feit-waardedualisme in wetenschap en technologieontwikkeling. Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.