Civis Mundi Digitaal #85
Twee onderzoeken schetsen een niets verhullend beeld van ongelijkheden tussen regio’s in Duitsland. Het gemiddelde netto-inkomen mag dan in Duitsland de afgelopen tien jaar in het algemeen gestegen zijn, niet alle regio’s hebben daarvan gelijkelijk geprofiteerd. In bepaalde delen van Beieren is men soms rijker dan in Luxemburg, terwijl andere regio’s zich bevinden op het gemiddelde Italiaanse niveau. En in tegenstelling wat gewoonlijk gedacht wordt, leven de armste Duitsers niet in het oosten, het gebied van de vroegere RDA, maar in het westen en in het bijzonder in het oude hart van de zware industrie: het Ruhrgebied. De twee in april jongstleden verschenen onderzoeken – één van de Stichting Bertelsmann over de armoede in Duitsland, de ander van de Stichting Hans-Böckler verwant aan de vakbeweging – over de ongelijkheden van inkomens in het land komen tot dezelfde conclusie: de stad Gelsenkirchen, de havenstad van het Ruhr-gebied, draagt de rode lantaren op het gebied van armoede, hoewel ze in Noordrijn-Westfalen ligt waar het Bruto Binnenlands Product (BBP):691 miljard euro, het hoogste is in heel Duitsland. In Gelsenkirchen is het gemiddelde netto-inkomen 16 203 per persoon per jaar, en dat is minder dan de helft van een Beier die bij het meer van Starnberg ten zuiden van München woont en bijna netto 35 000 euro per jaar heeft. Toch zijn in het algemeen de regio’s in het oosten van Duitsland minder rijk dan de rest van de federale Republiek, zelfs dertig jaar na de val van de muur van Berlijn, rapporteren de onderzoekers van de Stichting Hans-Böckler, die de gegevens van 401 Duitse kiesdistricten analyseerden. Slechts 6 van de 77 kiesdistricten en steden in het oosten lieten een hoger netto-inkomen van 20 000 per persoon per jaar zien tegen 284 van de 324 kiesdistricten in het westen van Duitsland. Maar ondanks alles is er een tendens naar meer gelijkheid, zeggen de twee onderzoeken.
In het westen daarentegen stapelen de grote steden in het Ruhrgebied de factoren opeen van maatschappelijk verval van de laatste jaren met de sluiting van mijnen en de neergang van het staal. » De toename van armoede in het Ruhrgebied verklaart zich vooral door de structurele verandering die men nog niet te boven is gekomen «, laat Henrick Riedel, auteur van het onderzoek Bertelsmann over de armoede in Duitsland, weten. De laatste kolenmijn in deze regio in Bottrop is in december 2018 gesloten. » De mijnen en de zware industrie leverden banen voor weinig gekwalificeerde personen. Na de neergang van deze sectoren was het moeilijk de mensen weer in het arbeidsproces op te nemen en veel zijn nu werkloos », zegt Markus Töns, sociaal-democratisch parlementariër in de Bundestag voor het kiesdistrict Gelsenkirchen waar het werkloosheidspercentage opgelopen is tot 12,5 procent tegen gemiddeld 4,9 procent voor heel Duitsland. Gelsenkirchen heeft gelijktijdig veel inwoners verloren, de huren zijn gedaald hetgeen de installatie van een uit Zuidoost-Europa afkomstige bevolking heeft bevorderd vanaf het einde van de jaren 2000. Hun integratie geeft soms problemen. » Het merendeel van de Roemenen en de Bulgaren die zich in Duitsland installeren zijn gekwalificeerd en spreken goed Duits, zij vinden gauw werk. Maar zij hebben zich niet in het Ruhrgebied geïnstalleerd in tegenstelling tot de Roms die meestal geen enkele opleiding hebben. Wij hebben grote moeite om hen te integreren ondanks alle inspanningen », onderstreept Töns.
Volgens de studie Bertelsmann is de armoede met name in de grote steden in de laatste jaren verergerd. Onder hen zijn er dertien steden van meer dan 100.000 inwoners in het Ruhrgebied: Gelsenkirchen, maar ook Essen, Dortmund, Duisburg, Herne…, waar één of de vijf inwoners afhankelijk is van sociale hulp om te overleven: een flinke stijging in verhouding tot 2007.De stad -Bondsstaat Bremen (565.000 inwoners) heeft zijn armoede-percentage sinds 2007 met twee punten op zien lopen tot 19 procent.
De consequenties hebben ook een politiek karakter: De regio’s in het Ruhrgebied die met de neergang te kampen hebben en vanouds de bastions van de Sociaal-Democratische Partij (SPD) zijn, hebben bij de laatste verkiezingen in 2017 een recordaantal stemmen verloren aan de extreem-rechtse partij AFD. En in Bremen waar gestemd wordt op 26 mei voor zijn regionaal parlement (gelijktijdig met de Europese verkiezingen) loopt de SPD – nu ik dit artikeltje schrijf - het risico zijn positie als eerste partij te verliezen die zij inneemt sinds… 1945.