Civis Mundi Digitaal #85
Bespreking van: Jim van der Heijden, 5D. Over onze niet-stoffelijke essentie en de weg door de stof. Uitgeverij Plassant boeken, 2019.
Na zijn boek Onvergankelijk en Het kleine bijna-bij-de dood boekje heeft Jim van der Heijden, gepensioneerd materiaalonderzoeker en manager, een derde boek over, of eigenlijk: naar aanleiding van, NDE’en gepubliceerd, een samenbundeling van eerder in Terugkeer verschenen artikelen. Eindredacteur van Terugkeer naar Levenslicht, Rudolf H. Smit neemt hierin een hoofdstuk over geverifieerde NDE’en voor zijn rekening. Als jongere heeft Van der Heijden zelf een NDE ondergaan en in de loop van zijn boek haalt hij die regelmatig aan ter ondersteuning van een onderwerp of ervaring van een ander.
Deel één, Geloven, gaat over hiernamaalsvoorstellingen van achtereenvolgende Europese volken en levensbeschouwingen. Allereerst de vroeg-Europese Kelten en Germanen, die het hiernamaals beschouwden als een voortzetting van het aardse leven. Vanaf de Grieken en Romeinen kwam er steeds meer een splitsing tussen een hemel en een hel tot stand, als beloning voor goed respectievelijk straf voor fout gedrag. Deze visie op het hiernamaals werd ook in het christendom aangehangen, waarbij naast een goede God ook een kwade god/duivel uit andere godsdiensten werd overgenomen. Door huidige christenen wordt de NDE toegeschreven aan de invloed van God of juist de duivel, afhankelijk van met name de interpretatie van de bijbel. Als laatste behandelt de auteur de Stoffisten, die de moderne levensbeschouwing van het materialisme voorstaan waarbij alle verschijnselen vanuit de werkingen van de materie worden verklaard. Een onafhankelijk bewustzijn of ziel wordt ontkend en daarmee ook de mogelijkheid van een voortbestaan na de dood. Het is vooral tegen dit materialisme dat Van der Heijden zich, in deel drie: Weten, keert. Dat hij vaak de begrippen stof, stoffelijkheid en on- of niet-stoffelijkheid in plaats van materie enz. gebruikt doet onterecht -en waarschijnlijk onbedoeld- vermoeden dat hij zich in kringen van spiritisten, spiritualisten en esoterici beweegt, waar dit woordgebruik gemeengoed is.
Deel twee, Ervaringen, schenkt aandacht aan de ervaringselementen van NDE-en en aan de beginfase van de beschrijvende literatuur, de geopperde verklaringen en de vraag naar de realiteitswaarde van NDE’s. Van der Heijden haalt natuurlijk Moody’s grondleggende boek Life after Life aan, maar minstens zo interessant is dat hij ook ingaat op het Paradijselijke visioenen uit 1971 van de Nederlandse zenuwarts J.V. Teunissen, nog vóór het eerste werk van Moody. In het hoofdstuk NDE-en en hun bewijskracht komt Rudolf H. Smit aan het woord over twee voor onze levensbeschouwing belangrijke en samenhangende vragen, namelijk of er bewijs is voor de realiteit van NDE-inhouden en of en in hoeverre zij bewijs vormen voor een geestelijk voortbestaan in een hiernamaals na de dood. Dat bewijs komt van NDE-en waarvan elementen door onafhankelijke gegevens en bronnen worden bevestigd. Hierna volgt informatie over de niets-anders-dan ‘verklaringen’ van NDE-en: dooddoeners als zuurstofgebrek en dissociatie passeren de revue, en ook behandelt de auteur de nadelen van de ontstane popularisering van de NDE: fake-verhalen omwille van aandacht en/of geld en de oneigenlijke uitbreiding van het begrip NDE naar andere aparte ervaringen. Op sommige van die aparte ervaringen gaat Van der Heijden dan wel kort met voorbeelden in, namelijk ervaringen onder invloed van de stof dimethyltriptamine (DMT), herinneringen aan of herbeleving van ervaringen in een vorig leven en de aanwezigheid ervaren van en communicatie met overledenen. Na een hoofdstuk over NDE-en en andere ervaringen waarin mensen een glimp zien van hun persoonlijke of juist de bredere toekomst sluit Van der Heijden dit deel af met een hoofdstuk over onderzoek naar het aantal en percentage NDE-ers in de VS, Australië en Duitsland. Het blijkt dat er geen sprake is van een eenduidige en heldere definitie van de NDE, wat vanzelfsprekend wel een voorwaarde is om tot vergelijkbare uitkomsten te komen en de auteur sluit af met de hoop dat het nog eens komt tot een onderzoek onder de Nederlandse bevolking. Ik teken hierbij aan dat de uitkomst van zo’n onderzoek natuurlijk altijd een momentopname is.
In Weten, deel drie, komt het thema van het reductionistisch materialisme versus de moderne fysica aan de orde. Het overheersende materialistische wereldbeeld, dat zegt dat alle verschijnselen door materiële processen worden veroorzaakt, berust op de vooronderstellingen van de negentiende eeuwse, zogeheten klassieke natuurkunde. Het vreemde is, volgens Van der Heijden, dat in de moderne natuurkunde van de relativiteitstheorie en de kwantummechanica deze vooronderstellingen zijn verlaten voor een wereldbeeld waarin het bewustzijn van een waarnemer en materiedeeltjes elkaar beïnvloeden, maar dat dit nieuwe wereldbeeld buiten de natuurkunde nog niet heeft geleid tot eerherstel van de geest, het bewustzijn, als zelfstandige factor van de werkelijkheid, dus tot een doorbreking van het reductionistisch materialisme. Na deze vaststelling behandelt de auteur een aantal elementen van dit nieuwe wereldbeeld dat uit de moderne fysica oprijst. Een daarvan is dat de toekomst vastligt, net als het verleden en heden, wat menselijke vrijheid zou uitsluiten. Deze deterministische theorie ligt besloten in de vierdimensionale eenheid van ruimte (3D) en tijd (1D) van de moderne fysica en wordt het blokmodel van het universum genoemd. De auteur ruimt -anders dan de theoretici van het blokmodel- toch een plaats in voor de vrijheid door zich aan te sluiten bij die fysici en wiskundigen die nog minstens één, maar vaak nog meer dimensies aanwezig veronderstellen bovenop de vier van de ruimtetijdeenheid. Vandaar de titel: 5D. Ons onstoffelijk bewustzijn, onze essentie, zetelt in die vijfde, non-lokale dimensie en kiest van daaruit welke reeksen van mogelijke gebeurtenissen van het 4D blokuniversum zij laat verwerkelijken door zich eraan te verbinden en erin ‘onder’ te gaan. Dat onze essentie materie-in-potentie kan beïnvloeden en in staat is zich aan 4D-gebeurtenissen te verbinden, kan verklaard worden als we aannemen dat zij toch nog een of meerdere fysische eigenschappen heeft (behouden), bijvoorbeeld op elektromagnetisme gebaseerde vermogens. Omdat onze essentie dus niet gedefinieerd is binnen het tijdruimtelijke blokuniversum van mogelijke materiële gebeurtenissen hoeft haar bestaan ook niet op te houden na de fysieke dood. Zij vervolgt haar weg in de boven-materiële 5D (of 5D+) wereld(en) waarvan NDE-ers in hun ervaring hebben geproefd en het aan ons naverteld. In het laatste, vierde deel, getiteld Vijf Dimensies. Minstens!, vat Van der Heijden al het voorgaande nog eens samen en verbindt hij de conclusies van de delen Ervaren en Weten weer met het in de loop der geschiedenis op de achtergrond geraakte ‘oude weten’ van de mensheid, zie deel één, omtrent de ziel en haar voortbestaan in de onstoffelijke wereld van een hiernamaals.
5D is het resultaat van een decennialange ontwikkeling van de auteur om de implicaties van zijn NDE en die van anderen, plus andere ervaringen die naar een ‘hogere’ wereld verwijzen, te doorgronden en te verbinden met de huidige stand van kennis in met name de natuurkunde, in de toepassing waarvan immers zijn beroep lag. Omdat het grotendeels een bundeling van eerder verschenen artikelen is bestaat het uit een diversiteit van invalshoeken, waarin de verhaallijn pas goed achteraf blijkt. Voor mij is zijn ‘bewijs van onstoffelijkheid’ overtuigend genoeg, maar ja, ik was al bekeerd en het probleem is juist dat die hard materialistische collega-wetenschappers niet de moeite zullen nemen om 5D te lezen.
Boekgegevens
Jim van der Heijden
5D: Over onze niet-stoffelijke essentie en de weg door de stof
Uitgave: Plassant boeken, 2019
ISBN: 978-94-6345-650-0
Omvang paperback van 205 blz.