Civis Mundi Digitaal #94
Voor en na het overlijden van Wim Couwenberg was ik bezig met het leven en werk van Albert Camus. Onwillekeurig worden dan beiden vergeleken. De vergelijking kan op het eerste gezicht misschien wat ver gezocht lijken. Een zekere overeenstemming drong zich pas aan mij op toen ik mij in beiden verdiepte en ontdekte dat ze ‘vergelijkbare grootheden’ waren. Ondanks alle verschillen, onder meer in bekendheid en literair gehalte, zijn er treffende overeenkomsten. Camus heb ik pas vorig jaar herontdekt, toen ik wilde reageren op een stuk van Couwenberg over euthanasie. Naar mijn gevoel ligt euthanasie in het verlengde van suïcide, zij het door een ander toegepast. Daarom vroeg ik mij af welke mij bekende filosofen hierover hebben geschreven. Dat waren Augustinus en Camus over suïcide en Peter Singer over euthanasie. Daarover heb ik geschreven in nr 90. Dit was het begin van een hernieuwde kennismaking met Camus, die mij sindsdien meer dan ooit fascineerde.
Het artikel dat ik over Camus schreef was eigenlijk een antwoord aan Wim Couwenberg. Ik weet niet of hij het nog gelezen heeft. Hij las wel mijn emails aan hem over onder meer dit artikel. Ook mijn eerdere artikelen over reïncarnatie zijn mede voor Wim geschreven. Reïncarnatie was voor hem een postmortaal perspectief dat hem aansprak. Camus heeft zich hierover voor zover bekend niet uitgelaten. Hij heeft herhaaldelijk te kennen gegeven dat hij niet geloofde in een hemel en in een leven na de dood, of een of ander bovenwerelds heil. “Mijn koninkrijk is van deze wereld” (Notebook I, Selected Essays and Notebooks, Ph. Thody, ed., p 237). Dat lijkt een wezenlijk verschil met Couwenberg, die diverse publicaties heeft geschreven over het postmortale perspectief na dit leven. In mijn artikel over het afscheid van Couwenberg in nr 92 zijn een aantal links weergegeven met zijn artikelen hierover.
Generatiegenoten?
Camus is geboren in 1913 en verongelukt op 4 januari 1960. Couwenberg is 1926 geboren en overleden op 16 december 2019, bijna in 2020. Hij heeft Camus 60 jaar overleefd en is ruim 12 jaar jonger. Het zijn bijna generatiegenoten. Behalve hun sociale, culturlere en religieuze achtergrond is een groot verschil is echter hoe beiden de oorlog hebben meegemaakt. Toen Camus bij het Franse verzet actief was, zat Couwenberg op het Stedelijk Gymnasium in Den Bosch. Deze oorlogservaringen dragen ertoe bij dat Camus meer bij de vooroorlogse generatie behoort, eigenlijk de oorlogsgeneratie, dan bij de na-oorlogse generatie waarbij Couwenberg meer betrokken was, omdat zijn volwassen leven zich na de oorlog afspeelde en qua tijd een aantal generaties omvatte.
Couwenberg is gedurende zijn lange leven met de ontwikkelingen van zijn tijd meegegaan. Hij ontwikkelde zich van een premoderne traditionele katholieke jongeman naar een vrijzinnige pleibezorger van de moderniteit, maar behield ondanks zijn progressiviteit ook een conservatieve affiniteit, die paste bij zijn middenpositie: het beste van beide. Hij kwam ook uit een middenklasse gezin. Zijn vader was gemeenteambtenaar. De familie van zijn moeder had een zaak.
De ontwikkeling van Camus begon moderner en vrijzinniger door zijn niet-religieuze opvoeding in een arme volksbuurt in Algiers. Met zijn visie van verzet tegen onderdrukking lijkt hij de geest van de naoorlogse opstandige generatie meer tot uitdrukking te brengen dan Couwenberg, bij wie dit verzet minder uitgesproken is, maar niet geheel ontbreekt. Toen zijn vrijheid van meningsuiting werd beknot bij het censureren van zijn proefschrift door katholieke hoogleraren in Nijmegen, nam hij daar geen genoegen mee. Hij brak met zijn Nijmeegse begeleider door uit te wijken naar Leiden. De afstemming van levensvisie, levenswaarden en moderniteit is bij beiden een belangrijk thema, waarbij emancipatie, mondigheid en vrijheid centrale waarden zijn.
Nationale en regionale identiteit
Camus kwam uit Algiers en vestigde zich in Frankrijk, hoofdzakelijk in Parijs, maar bleef zich sterk verbonden voelen met zijn moederland, waar zijn dierbare moeder bleef wonen. Ze wilde niet naar het haar volkomen vreemde Frankrijk komen. Couwenberg was een Brabander uit Den Bosch, die zich na zijn studie in Nijmegen vestigde in Rotterdam. Een minder grote stap dan van een volksbuurt in Algiers naar de literaire elite in Parijs. Veel Brabanders blijven zich echter verbonden met Brabant en zich Brabander voelen. Daar was bij Wim Couwenberg weinig van te merken, hoewel Den Bosch hem dierbaar bleef. Hij kwam er zelden volgens zijn Brabantse familie, “alsof hij geëmigreerd was”. Hij had ook geen Brabantse tongval meer, zoals bij veel Brabanders merkbaar is.
Camus bleef zich als Algerijn verbonden voelen met Zuid Europa en Zuid Frankrijk, waar hij aan het eind van zijn leven ging wonen in Lourmarin in de Provence. Noord en Midden Europa, inclusief Parijs, Praag en Amsterdam beschrijft hij als donker, somber en onmatig. Zuid Europa, Spanje, Italïe en Griekenland voelen voor hem meer zoals Algerije: warm en zonnig, weelderig en vol schoonheid. Mogelijk heeft die dubbele identiteit ertoe bijgedragen dat Camus zich Europeaan en wereldburger voelde. Bij Couwenberg was er weinig of niets te merken van een dubbele identiteit de van huis uit katholieke Brabander en de kosmopolitische Nederlandse wereldburger. De Brabantse identiteit gaat bij hem op in de Nederlandse identiteit, terwijl bij Camus de Algerijnse identiteit zich blijft onderscheiden van de Franse identiteit. Dit kwam in de Algerijnse onafhankelijkheidstrijd onverbloemd en onverenigbaar naar voren.
Onderwijs en identiteitsvorming
Van de arbeiderswijk Belcourt in Algiers ging Camus naar het lyceum, waar zich een andere wereld voor hem opende. Het onderwijs was er door en door Frans en heeft Camus gevormd tot een Algerijnse Fransman (zie Conor Cruios O’Brien, Albert Camus, p 88). Het versterkte zijn Franse identiteit, die onderscheiden kan worden van de Algerijnse identiteit, die zijn wortels had in de volkswijk waarin hij was geboren en opgegroeid en een belangrijk referentiekader vormde. Zijn hele leven is er een zekere gespletenheid gebleven, die pregnant werd op het Lyceum (zie deel 2 over de roman van zijn jeugd De eerste man). In Koninkrijk en ballingschap schrijft hij veelzeggend: “Daru was daar geboren. Overal elders voelde hij zich in ballingschap” (ibid. p 72). Hij bleef zich als Franse Algerijn verbonden voelen met zijn land. Al zijn boeken spelen zich af in Algerije, behalve De val dat zich in Amsterdam afspeelt.
Couwenberg ging als katholiek naar het openbare Stedelijk Gymnasius in Den Bosch, waar hij andersdenkenden ontmoette. Zijn katholieke identiteit werd bijgespijkerd door wekelijkse gesprekken, zedepreken en biechten met een pater. Uiteindelijk kreeg bij zijn promotie de openbare, vrijzinnige mentaliteit de overhand. De overgang van zijn katholieke identiteit naar een meer vrijzinnige liberale identiteit was een langdurig proces. Als raadslid voor de KVP was hij nog primair katholiek. Zijn secularisatieproces ging geleidelijk, hand in hand in met de secularisarie in zijn tijdsgewricht. Zijn katholieke identiteit verdween niet geheel, maar ging op in een vrijzinnige katholieke identiteit, die echter steeds liberaler werd, als we de teneur van zijn artikelen hierover volgen.
Bij Camus was er geen secularisatie, maar veeleer van een kennisneming en adoptie van de klassieke en de christelijke cultuur, waarbij hij zijn eigen levenvisie bepaalde en tegen afzette. In zijn doctoraalscripteie geeft hij hiervan uitdrukking. Hij beschrijft daarin onder meer hoe het exclusieve evangelische christendom door integratie met de Griekse filsofiee met name bij Augustinus een meer universeel karakter kreeg en meer toegankelijk werd voor de bovenlaag en middenklasse. Camus voelde zich meer verwant met de Grieken dan met de christenen bij de vorming van zijn intellectuele identiteit. Het is interessant hoe daar vooral in zijn essays uitdrukking aan geeft in een eigen synthese van Franse cultuur en Griekse en Algerijnse natuurbeleving.
In de boeken van Couwenberg zien we een ander soort synthese van levensbeschouwing en politiek en vele andere levensgebieden, waarin hij een integrale visie zoekt, die boven partijtegenstellingen uitgaat, maar zich tegelijk principieel blijft houden aan democratische en humane waarden. In dit opzicht komt hij overeen met Camus, ondanks de verschillende identiteitsvorming.
De dubbele identiteit van Camus
Anders dan Couwenberg geeft Camus als Franse Algerijn dus blijk van een dubbele identiteit en betrokkenheid als Fransman en Algerijn. Bij de Algerijnse onafhankelijkheid speelde die dubbele identiteit hem parten. Hij wilde Algerije niet van Frankrijk scheiden, maar het wel een eigen autonomie doen toekennen. Hij wilde beide landen bij elkaar houden, hij wilde zijn dubbele identiteit bij elkaar houden. Bij de onafhankelijkheidsstrijd werd zijn dubbele identiteit en verbondenheid ernstig op de proef gesteld en letterlijk geweld aangedaan. Alsof zijn dubbele identiteit uit elkaar werd getrokken. Volgens Conor Cruise O’Brien gold zijn betrokkenheid vooral de Franse Algerijnen, waarvan zijn familie deel uitmaakte. Hij wilde vooral zijn familie veilig stellen en zou zich weinig bekommeren om de Arabieren, die in zijn literaire werk slechts sporadisch voorkomen als randfiguren, terwijl zijn 90% van de Algerijnse bevolking uitmaken. In zijn journalistieke werk heeft hij zich echter herhaaldelijk nadrukkelijk om het lot van de Arabieren bekommerd, ook al identificeerde hij zich niet direct met deze bevolkingsgroep en meer met de Franse Algerijnen.
“Als we het hebben over politiek wil ik herhalen dat Arabieren mensen zijn. Daarmee bedoel ik dat zij niet slechts een anonieme massa zijn van boeren met niets om voor te vechten, zoals de westerse wereld hen ziet. Integendeel, het zijn mensen met grootse tradities en de hoogste waarden” (Catherine Camus, p 74, uit Combat 14 mei 1945 en Actuelles III, Algerijnse kronieken, p 338). De kritiek van O’Brien is dat hij door geen partij te kiezen en te streven naar een verzoening die onmogelijk bleek, eigenlijk passief partij koos voor de Franse Algerijnen. Dat was ook de kritiek van linkse intellectuelen zoals Sartre, die volgens O’Brien “gelijk hadden” (p 89). Het gelijk hangt af van de kant waarvan je het bekijkt, het perspectief. Camus probeerde twee perspectieven te integreren, die in de onafhankelijkheidsstrijd diametraal tegenover elkaar stonden en elkaar met grof geweld bestreden.
Over de onmogelijk positie van Camus, die volgens O’Brien “voortsproot uit de diepten van zijn levensgeschiedenis,” is veel geschreven en geoordeeld. Camus meende dat samenwerking van Frankrijk en Algerije beiden het best zou dienen en geloofde niet in revolutionair geweld. De ontwikkeling en modernisering van Algerije zou op termijn meer gediend zijn door samenwerking met Frankrijk na de nodige democratische hervormingen. In die tijd van onderdukking en geweld en strijdbare, expansieve revolutioniare ideologieën hadden weinigen oor voor een dergelijke geweldloze langetermijnvisie.
Toch lijkt meer samenwerking in de mondiale ontwikkelingen volgens sociologen als Sorokin en Norbert Elias vele anderen onvermijdelijk, ondanks dat het nationalisme zich nog steeds nadrukkelijk doet gelden. Op de lange termijn zien we een ontwikkeling naar meer internationale samenwerking en interdependentie. Dat is nodig om wereldwijde problemen zoals oorlog, armoede, volksgezondheid, milieuvervuiling en klimaatversndering het hoofd te beiden. Zie ook bijv. Peter Turchin, Ultrasociety: How 10,000 Years of War Made Humans the Greatest Cooperators on earth.
De ontwikkelingen in Algerije tot nu toe wijzen op weinig democratische vrijheid en emancipatie. De onafhankelijkheid lijkt veel meer de elite dan het volk te hebben begunstigd, volgens een artikel in de NRC, zie deel 1 over het leven en werk van Camus in nr 92. Revolutie en de legitieme strijd voor onafhankelijkheid brengt vaak nieuwe machthebbers in het zadel, die de positie van hun voorgangers overnemen. In economisch opzicht heeft het land zich verder ontwikkeld. In politiek opzicht is de situatie problematisch gebleven.
“Tussen 1990 en 1999, toen in Algerije een burgeroorlog woedde omdfat islamitische extremisten de macht probeerden te grijpen, werden zeker 150.000 Algerijen vermoord... Iedereen in Algerije heeft vrienden en bekenden verloren.” NRC 12 feb. 2020: ‘Of iemand moslim of christen is, aakt mij niet uit,’ interview met Jan Heuft, sinds 1969 als sociaal werker bij de orde van de Witte Paters werkzaam in Algerije. Hij was bijna slachtoffer van de golf van terreur, die toen opnieuw opkwam en door de onafhankelijkheid niet was verdwenen. Zoals Camus met een profetische blik schrijft in de beroemde laatste zin van De pest, die het zinnebeeld is van oorlog en geweld, kan de pest “tientallen jaren blijven sluimeren… en de dag zou wellicht komen waarop, tot onheil en lering van de mensen, de pest haar ratten weer zou wekken en uitzenden om te sterven in een gelukkige stad.”
Het verwerpen van geweld en strijd en de voorkeur voor dialoog en overleg is een overeenkomst tussen Camus en Couwenberg. De laatste was door zijn levensgeschiedenis niet direct betrokken bij een onafhanklijkheidsstrijd, maar heeft wat betreft Zuid Afrika indertijd blijk gegeven van een voorkeur voor samenwerking, zoals uit het volgende blijkt.
Journalist
Camus en Couwenberg zijn hun loopbaan begonnen als journalist. Daarnaast was Camus toneelregisseur en werd schrijver, net als Couwenberg. Maar het soort boeken verschilde nogal. Camus is op de eerste plaats een literair schrijver van romans, essays en toneelstukken, waarin ook een filosofisch en politiek aspect in verweven is. Dat laatste geldt ook voor de non-fictie boeken van Couwenberg, die als hoogleraar staatsrecht geen fictie schreef maar een breed scala van politiek en levensbeschouwelijk getinte boeken. Een filosofische en politieke interesse hebben zij gemeen. Verder is zin van het leven en de preoccupatie met de dood is bij beide een belangrijk gegeven dat zij ieder op hun eigen wijze beschrijven.
Beiden houden zich bezig met politieke en maatschappelijke vraagstukken, waarbij rechtvaardigheid een centrale waarde is. Couwenberg was journalist bij de Rotterdamse RK krant De Maasbode, Camus bij meer links georiënteerde Algerijnse kranten en in de oorlog bij de verzetskrant Combat. Couwenberg profileert zich als man van het midden en is afkomstig uit de middenklasse, hoewel zijn vroegere partij KVP en later het CDA meer aan de rechterkant van het midden thuishoren. Camus is van origine door zijn arme arbeidersafkomst meer een linkse intellectueel, die in zijn jonge jaren twee jaar lid van de communistische partij is geweest. Daarna heeft hij zich steeds verzet tegen het dogmatisme, het totalitaire denken en de onderdrukking bij het communisme. Zijn verzet gold alle totalitaire regimes. Couwenberg is eveneens gekant tegen autoritaire regimes.
Beiden schuwden omstreden onderwerpen niet. Dat werd hen vaak niet in dank afgenomen. Ze haalden zich van diverse kanten kritiek op de hals. In plaats van een gemakkelijke positie in het kleurloze midden, leken zij veeleer kleurrijke dissidenten. Camus was uiteraard veel meer bekend, ook als dissident vanuit de communisten bezien. Ze kwamen beiden op voor hun eigen zienswijze, die ze niet onder stoelen of banken staken, maar en plein public naar voren brachten.
“Wat de omstandigheden van zijn leven ook zijn - of hij nu onbekend is of tijdelijk beroemd…- een schrijver kan een gemeenschapsgevoel met anderen vinden dat zijn activiteit kan rechtvaardigen, op voorwaarde dat hij voor zover hij daartoe in staat is, de twee plichten aanvaardt die betekenis geven aan zijn beroep: het dienen van de waarheid en het dienen van de vrijheid” (Cath. Camus, p 139, Swedisch Speeches). Dit vraagt van vrijheid van meningsuiting, die bij beiden hoog in het vaandel stond. Ze deden weinig concessies om te leven en te denken conform de meningen van anderen.
“Ik ben het moe te leven, handelen en voelen op een bepaalde manier om te bewijzen dat anderen fout zijn. Ik ben het moe te leven volgens het beeld dan anderen van mij hebben. Ik heb besloten autonoom te zijn, mijn onafhankelijkheid op te eisen, zelfs te midden van interdependentie” (Cath. Camus, p 191, uit De eerste man, Appendix).
Couwenberg staat eveneens bekend als een authentiek persoon die met zijn eigen tijdschrift en Stichting Civis Mundi onafhankelijk zijn visie kon geven zonder enige concessies te hoeven doen aan een of andere instantie. Het nadeel is dan dat je dan nergens expliciet bij hoort en van uiteenlopende kanten kritiek kunt krijgen als je visie niet in de gevestigde kaders past. Als je visie wel aansluiting vindt, is het echter ook mogelijk van verscheidene zijden enige erkenning te krijgen voor een onafhankelijk standpunt. Ook dit is beiden ten deel gevallen door autonoom denkende medestanders te ontmoeten.
Dialoog
Camus en Couwenberg waren open personen, niet vooringenomen. Ze konden luisteren en begrip opbrengen voor andere standpunten. Op wezenlijk punten waren ze principieel democratisch en tegen totalitair geweld. Standpunten die hiermee strijdig waren strookten niet met hun visie. Bij de Algerijnse opstand probeerde Camus de strijdende partijen tevergeefs tot overleg te bewegen. Hij verfoeide het geweld en de wreedheden aan beide kanten. Zijn bemiddelingspogingen werden met name door zijn linkse tegenstanders, die voor de onafhankelijkheid waren, uitgelegd als verdediging van de Franse belangen ten koste van de Algerijnen. Terwijl Camus als één van de eerste journalisten en schrijvers van betekenis is opgekomen voor de onderdrukte Algerijnen. Rechts vond dat hij teveel opkwam voor de Algerijnen en links vond dat hij alleen opkwam voor de Franse Algerijnen. Camus zocht een onmogelijk compromis en kreeg van beide kanten de volle laag. Dat heeft hem geïsoleerd en bedrukt. Het lot van een man die het onmogelijke wildemen weigerde één van de partijen te kiezen.
De positie van Couwenberg inzake Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid toont enige overeenstemming met die van Camus. “Zijn pleidooi voor het starten van een dialoog in Zuid-Afrika tussen de verschillende bevolkingsgroepen zette Couwenberg tot zijn teleurstelling in het gepolariseerde Nederland van de jaren tachtig in de verdachte hoek van verdedigers van de apartheidspolitiek,” aldus de necrologie van hem in de NRC van 24 jan. Toen Nelson Mandela later ruimte gaf aan dialoog als president van alle Zuid-Afrikanen werd hij van alle kanten geroemd. Hij kon moeilijk in een verdachte hoek geplaatst worden. https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/24/een-stille-eigengereide-wegbereider-a3988098#/handelsblad/2020/01/25/#132
Evenals Camus had Couwenberg last van dogmatisch denkende linkse intellectuelen, die hem in een rechts of zelfs extreem rechts kamp wilden plaatsen, omdat hij openstond voor dialoog en andere ideeën, zonder meteen te verwerpen wat niet aansloot bij breed gedragen meningen. Couwenberg en Camus dachten na over wezenlijke oplossingen, waar verschillende partijen zich in konden vinden. Zij ‘huilden niet mee met de wolven in het bos’. Het gelijk van de één betekent als regel het ongelijk van de ander en biedt meestal geen oplossing die voor alle partijen bevredigend is.
Democraat
Beiden hebben een sterke democratische gezindheid, Couwenberg meer liberaal, Camus meer sociaal-democratisch. Camus was nog minder partijman dan Couwenberg, die lid van een politieke partij was en gemeenteraadslid is geweest voor de KVP. Camus voelde zich vanwege zijn armoedige sociale achtegrond meer betrokken bij misdeelden en mensen in een achterstandsituatie. Bij Couwenberg was dat de katholieke bevolkingsgroep, waarvoor de KVP een emancipatiepartij was. Katholieken werden vroeger achtergesteld. De katholieke provincies Brabant en Limburg behoorden tot ‘generaliteitslanden’, die in de Tachtigjarige Oorlog veroverd waren, geen stem hadden in de Staten Generaal en werden uitgebuit als wingewesten, een soort interne kolonieën. Dat was echter ver voor Couwenberg’s tijd. Het lijkt vergezocht, maar is enigszins te vergelijken met Algerije, dat als een provincie van Frankrijk werd beschouwd maar fungeerde als kolonie en wingewest. Gedurende zijn leven hebben de katholieken zich geëmancipeerd, politiek gezien via de KVP. Couwenberg heeft in de loop van zijn leven afstand genomen van zijn katholieke achtergrond en is als geëmancipeerde katholiek opgeschoven in sociaal-liberale richting.
Hoewel Camus ín Parijs is ‘verfranst’ en hem werd verweten dat hij bij de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog niet voor Algerije koos en ook niet voor Frankrijk, is hij zich als Franse Algerijn altijd met Algerije betrokken blijven voelen. Hij is verder voor zover bekend na zijn aanvaring met de communistische partij geen lid meer geweest van een politieke partij.Hij sympatiseerde met politici van verschillende partijen en met Fransen en Algerijnen, vooral mert Franse Algerijnen, de bevolkingsgroep waarin hij is geboren en getogen.
Je zou kunnen zeggen, dat Camus is opgeschoven naar het midden, geen blijk geeft van een duidelijke linkse of rechtse politieke voorkeur en zich heeft verzet tegen dogmatisme van beide kanten, hoewel hij vanuit zijn sociale achtergrond het meeste affiniteit had met de sociaaldemocratie. Camus was geen salonsocialist uit de hogere en middenklassen, maar kwam uit een arbeidersmilieu. Hij werd het mikpunt van linkse intellectuelen onder leiding van Sartre toen hij zich tegen het communisme keerde. Couwenberg heeft meer affiniteit met het sociale liberalisme, dat hij het meest overeen vond komen met zijn middenpositie.
Camus was zich bewust van “het dilemma waarin een grote meerderheid van de Europeanen is geplaatst – mensen die niet een politiek partij behoren, of die niet gelukkig zijn met de partij waartoe zijn behoren, die niet geloven dat socialisme werkt in Rusland, of dat liberalisme werkt in Amerika, maar die geloven dat mensen het recht hebben om te zeggen wat zij denken, waar ze ook wonen, maar geen recht hebbenom hun ideeën aan anderen op te leggen door anderen te vermoorden, individueel noch collectief. “ (Catherine Camus, Albert Camus: Solitude & Solidarity, p 97. Uit Neither Victims nor Executioners ( Ni Victimes, ni bourreaux), een serie artikelen in Combat.
Camus en Couwenberg waren beiden genuanceerde, veelzijdige denkers en hadden oog voor verschillende kanten van sociale kwesties: enerzijds, anderzijds, L’envers et l’endroit. Camus ging in discussie en dialoog met uiteenlopende rechtse en linkse schrijvers en soms ook met politici en politieke denkers, bijvoorbeeld de katholieke Francois Mauriac, de meer liberale socioloog Raymond Aron en de communistisch geëngageerde Jean-Paul Sartre. Hij was echter veel meer een ethisch mens en denker dan een politiek geëngageerd schrijver.
Zoiets geldt ook voor Couwenberg, die zich als rechtsgeleerde boven de partijen leek te bewegen en vaak streefden naar het smeden van compromissen waar verschillende partijen mee uit de voeten konden. Beiden hadden oog voor de integriteit van de personen met wie zij in discussie traden. Beiden probeerden te reiken naar een waarheid die door synthese, niet door dogmatisme te benaderen is Ook al leek hun streven soms tevergeefs, wisten ze niet van opgeven en bleven ze schrijven.
“Delen van mij hebben altijd onze tijd nadrukkelijk verfoeid. Zelfs op momenten van nijpende nood heb ik nooit mijn gevoel voor integriteit verloren en mijn hart heeft nooit gefaald ten overstaan van de extreme degeneratie die deze eeuw heeft gemarkeerd. Maar een ander deel van mij heeft er altijd mee ingestemd de degeneratie te aanvaarden en de gemeenschappelijke strijd ermee aan te gaan” (Cath. Camus, p 139, uit Notebooks 1949-1959).
De dood en de zin van het leven
Beiden hebben veel over de dood en de zin van het (eindige) leven geschreven. Camus werd op jonge leeftijd met de dood geconfronteerd toen hij tuberculose kreeg. Deze ziekte bleef hem herhaaldelijk last bezorgen. Een aantal romans, met name De pest, heeft hij voor een groot deel geschreven toen hij op zichzelf aangewezen ergens aan het revalideren was in de bergen. Couwenberg werd door zijn leeftijd en het overlijden van zijn vrouw geconfronteerd met de dood en de eindigheid van het leven.Hun beider visie op het postmortale perspectief verschilt nogal. Voor Camus leek de dood het absolute einde, het weer opgaan in de moederschoot van de natuur, “de waarheid van onbeweeglijke werelden” (De gelukkige dood, p 207).
Voor Couwenberg kon de dood ook een overgang zijn naar een volgend leven. Geen van beiden wisten zij het zeker, net zomin als Socrates in zijn verdedigingsrede in De apologie van Plato. Camus verwijst herhaaldelijk naar Socrates, Plato en andere Griekse filosofen. Couwenberg is een nogal eigenzinnig denker die op niemand specifiek voortbouwt, maar wel van vele schrijvers kennis heeft genomen bij de vorming van zijn visie.
Spirituele en religieuze belangstelling
Couwenberg is van huis uit rooms-katholiek gevormd. Hij heeft herhaaldelijk geschreven over zijn katholieke identiteit, zie zijn artikelen over dit onderwerp. Camus was slechts pro forma katholiek. Hij heeft zijn eerste communie gedaan en heeft enige katechismuslessen gekregen, maar is verder niet christelijk gevormd. Hij geloofde niet in God, maar wilde zich geen atheïst noemen, volgens een interview in Le Monde in augustus 1956 (F O van Gennep, Albert Camus, Een studie van zijn ethische denken, p 285; Olivier Todd, Albert Camus, A Life, p 356). Camus heeft zich later tijdens zijn studie, in zijn doctoraalscriptie en in gesprekken en discussies met katholieke vrienden verdiept in het christendom en in de Griekse filosofie en religie. Dat blijkt bijv. duidelijk in De mythe van Sisyphus, De val en diverse essays die mythologische titels dragen.
Camus is afgestudeerd op een geschrift over Plotinus en Augustinus over neoplatonisme en christelijk denken. Geleidelijk is hij van het ‘heidense’ antieke denken, waarin de natuur prominent aanwezig is, opgeschoven in de richting van het christendom, waar de relatie met de medemensen cruciaal is. Schuld, verzoening met de dood en met onze onvolmaaktheid, verlossing en bevrijding, zijn belangrijke christelijke thema’s, die ook bij Camus van belang zijn. Couwenberg is van de conservatieve katholieke kant in vrijzinnige richting opgeschoven, maar heeft zich evenmin als atheïst betiteld. Beiden hebben op verschillende wijze een religieuze en spirituele affiniteit. Bij Camus verschuift deze van natuurmystiek naar ethiek. Bij Couwenberg is deze ook sterk ethisch gekleurd en gericht op zingeving en (levens)waarden.
Bij Camus staat in zijn vroege werk, vooral in zijn essays, de natuur meer centraal; in zijn latere naoorlogse werk de solidariteit, hiertoe gestimuleerd door de oorlog. Couwenberg neigt meer naar individualisme, liberalisme en religieus humanisme dan Camus, die net als Couwenberg wordt beschouwd als een individualist (Van Gennep,p 76). Ook door anderenwordt hij als solitair en solidair getypeerd. De fotobiografie van zijn dochter draagt die titel. Een typering die ook Couwenberg niet zou misstaan.
De zin van de geschiedenis
Beide lijken zij het erover eens dat mensen zelf zin aan hun leven dienen te geven, dat volgens Couwenberg impliciet een doel en een zin heeft, zoals hij ook aan de geschiedenis een zin toekent in zijn boek Heeft de geschiedenis zin? In zijn artikel Finaliteit menselijk bestaan als hypothese in nr 20 citeert Couwenberg Camus: “Terwijl de Franse filosoof en schrijver Albert Camus in zijn grote essay Le mythe de Sisyphe de absurditeit van het menselijk bestaan gelegen ziet in de botsing tussen enerzijds het menselijk verlangen naar zin en betekenis en anderzijds de wereld die zijns inziens perse betekenis- en zinloos is, lijkt mij, in dat verlangen juist de zin van de antropogenese gelegen.”
In het artikel Ouderdom als voltooid geacht leven krijgt recht op een waardige dood in nr 41 verwijst Couwenberg naar de kernvraag die Camus stelt in zijn essay, zonder in te gaan op zijn antwoord: “In het postmoderne denken wordt met alle vormen van historische zinduiding rigoureus afgerekend, als zouden ze het product zijn van een eindeloze reeks mythologieën en mystificaties, die in de geschiedenis telkens weer opduiken, en wordt geschiedenis voorgesteld als een zinledig verhaal van menselijk streven en strijd. Als dat zo is, stelde de Franse schrijver en filosoof Albert Camus in zijn bekende essay De mythe van Sisyphus, is de eerste vraag die zich bij een filosofische reflectie opdringt dan niet waarom we er geen einde aan maken?”
“Als geschiedenis een gebeuren is zonder zin en samenhang, zo vraag ik mij op mijn beurt af, wat maakt het dan nog uit of die geschiedenis wat eerder of later tenietgaat door een ecologische ramp of atoomoorlog? In een consequent nihilistisch geïnterpreteerde wereld is er, lijkt mij, geen enkele doorslaggevende morele reden te bedenken waarom we verplicht zouden zijn het voortbestaan van de mens op deze planeet veilig te stellen; temeer niet als we instemmen met de darwinistische opvatting van de evolutietheorie. Daarin wordt de evolutie immers voorgesteld als een boosaardig proces zonder enigerlei zin of bedoeling. Diep egoïsme is de kern van al wat leeft. Het menselijk tekort is daarvan een natuurlijk gevolg. Men zou dat de erfzonde van de evolutieleer kunnen noemen.” Deze zin heeft hij overgenomen uit een eerder atikel in nr 34: Als de geschiedenis der mensheid geen zin heeft, vanwaar dan onze bezorgdheid over een ecologische catastrofe?
Ondanks de verschillende uitgangssituatie komen de antwoorden van Camus en Couwenberg overeen wat betreft een strijdbaar zoeken naar zin en verzet tegen nihilisme en defaitisme, dat geen genoegen neemt met onrecht en misstanden en probeert er van te maken wat ervan te maken valt binnen onze menselijke beperkingen.
Camus kende geen absolute waarde toe aan de geschiedenis als een soort opvolger en substituut van God, zoals bij Hegel, Marx, Sartre en het communisme. De geschiedenis is een belangrijk thema in zijn werk, zo ook bij Couwenberg. Niet in een absolute zin maar in een relatieve zin, afhankelijk van de zin die wij eraan geven en ook aan ons eigen leven geven. Centrale waarden bij Camus zijn de liefde voor het leven, solidariteit en sociale rechtvaardigheid. Couwenberg was minder fysiek op het leven gericht dan Camus en was als hoogleraar meer een intellectueel, een benaming die Camus afwees.
Camus benadrukt sterker de keerzijde van de moderniteit, die hij met name in de oorlog heeft ervaren. Couwenberg echter meent dat de moderniteit met al zijn beperkingen een meer ontwikkelde en geëmancipeerde cultuurfase zou betekenen. Het werk van Camus kent veel irrationele, emotionele en anti-rationele aspecten, die bij Couwenberg veel minder aandacht krijgen, hoewel hij wel grote belangstelling had voor het spirituele en voor de zogeheten New Age visie of het Nieuwetijds-denken.
Verschillen
Tot dusver is meer accent gelegd op overeenkomsten dan verschillen, die levensgroot aanwezig zijn. Camus is een algemeen bekende schrijver en Nobelprijswinnaar, Couwenberg een betrekkelijk onbekende hoofdredacteur van Civis Mundi, die als hoogleraar staatsrecht indertijd ook geregeld in landelijke kranten politiek getinte beschouwingen schreef. Camus was meer een levensgenieter dan Couwenberg. Beiden waren echter betrekkelijk sober en weinig gericht op de materie, hoewel het fysieke wel een belangrijke rol speelde bij Camus: sport en sexualiteit. Hij gaf niet om luxe en werkte het liefst in een sobere werkkamer of een hotelkamer. Camus heeft diverse liefdesrelaties gehad met hartsvriendinnen. Relaties die ook erotisch waren en zeker niet oppervlakkig. Dat lijkt bij Couwenberg onvoorstelbaar. Camus kon zich echter ook voor langere tijd als een soort kluizenaar afzonderen als hij zich op het schrijven van een boek concentreerde. Zo was Couwenberg altijd op ingetogen wijze, bijna ascetisch levend aan het werk, maar daarnaast had hij veel sociale contacten als hoogleraar en hoofdredacteur. Hij was bepaald geen kluizenaar en hield op zijn manier van gezelligheid, vooral van gesprekken en discussies. Het uitgaansleven leek niet aan hem besteed, terwijl Camus zich daar in Parijs wel mee heeft ingelaten in zijn artistieke kring van schrijvers, intellectuelen en kunstenaars.
Voor beiden heb ik veel respect en voel me met beiden verwant, hoewel ik Camus niet persoonlijk heb gekend, maar slechts via boeken. Ik kan niet zeggen dat mijn visie door hen is beïnvloed. Toen ik Couwenberg leerde kennen had ik mijn visie al voor een belangrijk deel in een boek, dat zijn aandacht trok, neergeschreven. Toen ik Camus op school las, heb ik er nog niet veel van begrepen. Maar de essentie is mij wel bijgebleven, die vanaf vorig jaar tot nieuw leven is gekomen als een interessante herontdekking.