Wat is godslastering?

Civis Mundi Digitaal #94

door Jan de Boer

Sinds het zeventienjarige meisje Mila twee weken geleden in de sociale media in Frankrijk liet weten dat zij de islam een waardeloze en verderfelijke religie vond en Mohammed een moordenaar, is hier om het in goed Nederlands te zeggen « de hel losgebroken ». Mila werd en wordt met de dood bedreigd en bijna alle Franse politici lieten weten dat zij ver over de schreef was gegaan door geen respect voor de islam te tonen: godslastering is uit den boze. En dat in Frankrijk, waar in het kader van de « laïcité » de scheiding van Staat en religie hoog in het vaandel staat. Niet te geloven!

Wat is godslastering eigenlijk? De rabbijn Delphine Hervilleur laat mij weten dat de echte godslastering is te geloven dat de Eeuwige, zijn profeten of zijn afgezanten zo kwetsbaar en overgevoelig zijn, dat zij onze steun en verdediging nodig hebben.

Of je nu wel of niet in God gelooft, « zijn » geschriften kennen de nodige humor. Neem bijvoorbeeld de Bijbel. Daar wordt in verteld dat al bij het begin (genesis) er voortplantingen met goddelijke begeleiding waren die steriele negentigjarigen in staat stelden ouders te worden. Er wordt verteld over de zwerftochten van een volk dat er veertig jaar over deed om een woestijn van nauwelijks enige kilometers breedte over te steken. We ontmoeten een man, Mozes, uitverkoren om Gods woord aan de mensen te verkondigen, die een stotteraar is. Van alle verkiesbare kandidaten voor de verkondiging van de goddelijke boodschap heeft de Eeuwige juist die persoon gekozen die een spraakprobleem heeft, wat gegarandeerd een komisch effect tot gevolg heeft. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Men kan zeker tegenwerpen dat de Bijbelse wet verder weinig te lachen geeft. Er wordt inderdaad gestraft, gestenigd en veroordeeld, van de overspelige vrouw tot de opstandige zoon, van de homoseksueel via de godslasteraar tot aan de heiligschenner. En dat duikt nu op in het Franse nationale debat, en trekt een geweldige aandacht. De polemiek rond het onschendbare recht op godslastering in het land van de « laïcité » maakt plotseling de religieuze wet tot haar anti-model, de oude wereld die men – God zij dank? – heeft weten te verlaten. Dat is overigens met dezelfde woorden het oordeel van de minister van Justitie toen zij – gelukkig – in een artikel in het dagblad Le Monde op 9 februari bevestigde dat in de Franse Republiek het recht op het bespotten van elk geloof en de plicht om iedere gelovige en niet-gelovige te beschermen volkomen legitiem is en in veiligheid moet kunnen gebeuren. Of in haar eigen woorden: « We leven niet meer in de tijd van Mozes, waarin de godslasteraar door de gemeenschap door steniging gedood werd ».

Het is wellicht goed om waar hier gesproken wordt van een periode 3000 jaar geleden om eens de context en de interpretatie van de Bijbelteksten over godslastering onder de loep te nemen. In de Bijbel wordt de godslasteraar genoemd in Leviticus, hoofdstuk 24. Mozes krijgt in deze tekst de opdracht broodjes op het aan de Eeuwige gewijde altaar te leggen ter ere van God en deze iedere week te vervangen. Onmiddellijk na deze rituele beschrijving wordt ons de geschiedenis verteld van een man die men op een goede (of kwade) dag betrapt op godslastering. Men brengt hem naar Mozes om berecht te worden en inderdaad wordt hij veroordeeld om gestenigd te worden. Maar wat was precies het ongelijk van deze man? Het antwoord komt uit de rabbijnse literatuur. De godslastering betrof de broodjes die iedere week op het altaar gelegd werden. De man ergerde zich eraan dat men deze broodjes wekelijks op het altaar legde en niet dagelijks ververste. In zijn ogen verdiende God meer dan uitgedroogde broodjes; daarmee werd Zijn eer met voeten getreden. Dat was exact de godslastering: geen kwaadspreken van God of hem bespotten, niet hem uitschelden of veroordelen, maar het idee dat de eer van God afhing van wat water en meel…

Godslasteren is voor de commentatoren van de Bijbel, erfgenamen van Mozes en zijn wetten, het zich inbeelden dat God verwacht dat men Zijn eer wreekt of dat men hem verse broodjes offert. Het is het geloven dat de Eeuwige, zijn profeten of zijn afgezanten zo kwetsbaar en overgevoelig zijn, dat zij onze verdediging nodig hebben. De godslasteraar die zijn zo grote God wil wreken, maakt hem zo heel klein en doodgewoon. En dat is juist het idee waar Mozes zich tegen keert.

De kracht van de « laïcité » in zijn niet-erkenning van godslastering zegt niet het tegengestelde daarvan. Zij trekt in werkelijkheid dezelfde conclusies vanuit een radicaal verschillend principe. Waar Mozes zegt dat God het niet nodig heeft om verdedigd te worden, zegt de « laïcité » dat zij die God bespotten in alle omstandigheden verdedigd moeten worden, net als de mensen die hem loven of zich op hem verlaten. De affaire Mila stelt ons de vraag: wie lastert God? Is dat deze jonge provocerende adolescente of zij die haar met de dood bedreigen? Welke God wordt boos als hij zo afgekamd wordt? Niet die van Mozes, denk ik, tenzij hij zijn gevoel van humor is kwijtgeraakt.

Strijd tegen het obscurantisme, zowel in Frankrijk en andere landen (Nederland niet uitgesloten), alsook binnen religieuze tradities, kan alleen plaatsvinden als we om onszelf kunnen lachen, zelfs om onze geloofsovertuigingen en God, die – als hij bestaat – wel wat anders te doen heeft dan zich gekwetst te voelen.

Met dank aan Delphine Horvilleur, rabbijn van de « association cultuelle Judaïsme en mouvement « (godsdienstige vereniging van het Judaïsme in beweging) en verder onder meer de auteur van het indrukwekkende geschrift « Réflexions sur la question antisémite » (Grasset, 2019).