Civis Mundi Digitaal #95
Opgedragen aan Marius van den Elzen (1951-2017), die de Chinese filosofie wilde bestuderen als hij tijd van leven had gehad
Zhuangzi (Tswang Tse) is na Lao Tse de bekendste taoïstische wijsgeer. Hij leefde in de 3e en 4e eeuw na Chr. Het meest bekend is zijn onsterfelijke uitspraak dat hij droomde dat hij een vlinder was. Toen hij wakker werd vroeg hij zich af of hij nu Tswang Tse was die droomde dat hij een vlinder was of een vlinder was die droomde dat hij Tswang Tse was.
Met Zhuangzi wordt ook een verzameling van teksten aangeduid die aan hem worden toegeschreven. Deze teksten onderscheiden zich van de beroemde cryptische spreuken van het Tao Te Tsjing van Lao Tse door de toegankelijkheid. Ze bevatten “een overvloed aan levendige dialogen en meerzinnige parabels… in een onnavolgbaar bruisend literaire stijl,… die het onmiskenbare stempel dragen van een unieke en originele geest. Het boek staat vol sketches waarin quasi-historische en fabelfiguren… met elkaar de draak steken tegen een historische achtergrond waarin paleizen met hun politieke intriges worden afgewisseld met weidse landschappen bevolkt met dieren, reuzekalebassen en vreemde oude bomen. Zhuangzi voert ons over paden langs slingerende rivieren, een kolkende waterval en meren die het zonlicht weerkaatste als flonkerend zilver. We betreden een wonderlijke wereld…” (Chong, p 9-10).
Volgens de bekende godsdienstwetenschapper Mircea Eliade behoort het werk dat de naam van Zhuangzi draagt tot de meeste geestige werken van de hele Chinese literatuur door de vermakelijke verbeeldingskracht in zijn dialogen en parabels, die het hart direct raken en geen beroep doen op methodische argumentatie. “De filosofie van Chuang Tzu [Zhuangzi] is in essentie een pleidooi voor… een soort van geestelijke vrijheid die een persoon meer van de beperkingen van zijn eigen geest bevrijd dan van externe beperkingen… Hij probeert geen dingen te hervormen, noch te houden zoals ze zijn, maar er veeleer bovenuit te stijgen.” Hij streeft naar een ‘vogel-perspectief’, zoals hij laat zien in zijn verhaal van de reusachtige vogel Peng (zie deel 2). Daarbij laat hij zich leiden door Tao, “het beginsel dat al het bestaan draagt en bestiert en in zichzelf de hoogste waarde bevat, dat al het wereldlijke nut en gewin transcendeert.”
Met Zhuangzi’s eigen woorden: “Door Tao wordt alle verscheidenheid in één geheel gebracht… Alleen het wezenlijke Tao kan de spil vormen… en een antwoord geven op de eindeloze meningen van alle kanten.” Zhuangzi prikte door de meningen heen waar hij in zijn verhalen bovenuit steeg. Hij wees naar het wezenlijke. In onze tijd heeft hij weinig van zijn relevantie verloren in de wirwar van meningen die ons in de huidige tijd van alle zijden bereiken, waarbij “de een ontkent wat de ander bevestigt en bevestigt wat de ander ontkent” (M. Eliade, From Primitives to Zen: A Thematic Sourcebook of the History of Religions, p 602-03, ontleend aan W T de Bary ed., Sources of Chinese Tradition).
Overzicht van het artikel
Deel 1 Inleiding: de daoïstische levenskunst in het kader van de contemplatieve psychologie.
Interessant is dat hierbij het ‘open bewustzijn’ centraal staat en de weg om dit te realiseren.
Deel 2 De terugkeer naar het open bewustzijn volgens ‘de oude meester’ Laozi.
Het genoemde bewustzijnsperspectief wordt toegepast op de taoïstische tekst van Lao Tse.
Deel 3 De beeldende verhalen en parabels van Zhuangzi.
Zhuangzi geeft een beeldende expressie aan het taoïsme in eenzelfde bewustijnsperspectief.
Deel 4 Meditatie als weg naar het open bewustzijn.
Uit de oude teksten wordt een meditatieve oefenweg afgeleid, die nog steeds te beoefenen is.
Deel 5 Het continuüm van leven en dood.
Het samengaan van tegendelen dat typerend is voor het taoïsme, wordt toegepast op leven en dood.
http://pagan.webcastle.nl/taoisme.php
Overzicht van het boek
1. Inleiding: de daoïstische filosofie en levenskunst als oefenweg naar zelftransformatie, dus meer dan filosofie. Deze wordt gerelateerd aan de contemplatieve psychologie van Han de Wit die er een kader aan geeft.
2. Zelftransformatie in troebele tijden: over de historische achtergrond
3. Laozi’s diagnose van het bewustzijn. Laozi is de voorloper van Zhuangzi. Essentieel in zijn visie is het onderscheid in het ‘profane bewustzijn’ en het ‘open bewustzijn’.
4. Laozi’s oefenweg: De terugkeer naar de oorsprong. Over de bewustwording van Dao als open ruimte, waarin de kosmos zich manifesteert.
5. Zhuangzi’s diagnose van het bewustzijn. In zijn verhalen vinden we hetzelfde onderscheid in bewustzijnstoestanden meer beeldend uitgedrukt.
6. Twee valkuilen op de weg. Over misvattingen op de bewustwordingsweg,
7. Zwerven in het oneindige: Wandelingen met Huizi. Dialogen met zijn beste vriend Huizi.
8. Het profane bewustzijn nader bekeken. Verhalen die dit bewustzijn illustreren
9. Zhuangzi en de deconstructie van de taal. Hoe taal vorm geeft aan ons denken en doen en hoe wij het bewustzijn voorbij de taal kunnen ervaren.
10. Zhuangzi’s oefenweg: Opengaan voor de adem van de kosmos. Dat wil zeggen het bewustzijn openen voor Dao
11, 12. Wuwei in de praktijk 1 en 2. Wuwei betekent letterlijk niet-doen, d.w.z. niet vanuit het ego handelen. In de praktijk komt dit neer op leven in harmonie met de openheid van Dao. Het omvat meditatie, egoloos handelen en voortdurende afstemming vanuit een open bewustzijn.
13. Het continuüm van leven en dood. De dood betekent dat we weer wordt opgenomen door het universum.
Wat opvalt is dat er enerzijds sprake is van een bewustzijnsfilosofie, zelfs een diagnose, alsof er iets mis is met het huidige profane bewustzijn. Dat is inderdaad het geval: we zijn het open bewustzijn kwijt. Anderzijds is er steeds sprake van een oefenweg, levenskunst en levenspraktijk, gebaseerd op het open bewustzijn, dat open staat voor Dao, ook wel Tao genoemd, de (levens)weg en ‘levensgrond’. Dit zal worden toegelicht. Het gaat erom het profane bewustzijn aan te vullen, te complementeren en te funderen met het open bewustzijn van Dao. Al met al is het een rijk en veelbelovend boek over een haast verloren levenskunst waar wij tegenwoordig reikhalzend om verlegen zijn.
Als het open bewustzijn niet beschikbaar is, blijven we gevangen in de problemen van het profane bewustzijn. Benaderingen vanuit een beperkt bewustzijn schieten tekort en zijn onvolledig. Ze lijken op huizen zonder fundering op slappe grond. Mensen blijven dan leven in de onwetendheid van een beperkt bewustzijn. ‘Wie een deel niet in het geheel ziet, die ziet het in het geheel niet’, is hier een toepasselijke uitspraak.
Tijdens het schrijven van dit artikel kwam ik een vergeelde antieke versie tegen van De Leeringen van Tsjwang Tze: De zeven innerlijke boeken van Tsjwang Tze (Zhuangzi), ‘in het hollandsch overgebracht door C.C. Blok-Franse’ (Uitg. Valkhoff, Amersfoort, z.j). Deze oude uitgave past bij de eerbiedwaardige ouderdom van de Chinese teksten. De 2300 jaar oude verhalen en parabels heb ik niet altijd goed kunnen begrijpen toen ik als student dit boek ontdekte. De spreuken van Lao Tse spraken mij veel meer aan.
Het is de verdienste van het boek van Woei-Lien Chong dat zij deze verhalen duidelijk maakt en het verband legt met de meer bekende filosofie van Lau Tse. De speelse, vrijblijvende titel Filosofie met de vlinderslag geeft de gedegen, doorwrochte inhoud niet helemaal weer. Het boek is niet zo speels als de titel en de kleurrijke verhalen van Zhuangzi doen vermoeden, waarin een bonte stoet van koningen, keizers, hertogen, wijzen, geleerden, ambachtslieden, gehandicapten, dieren en bomen de revue passeren met hun belevenissen.
Waar houdt filosofie in het algemeen en taoïsme in het bijzonder zich mee bezig?
Filosofie gaat verder dan wetenschap en houdt zich ook bezig met wat niet waarneembaar is en met wat juist handelen is, met ethiek. Het lijkt mij verhelderend een onderscheid te maken in globaal twee samenhangende filosofische gebieden: enerzijds ontologie (‘zijnsleer’, over de essentie van het bestaan) en metafysica (voorbij de fysica, voorbij het waarneembare), anderzijds de meer praktisch gerichte ethiek en sociale filosofie. Ontologie en metafysica gaan over wat de basis is of zou kunnen zijn van de waarneembare fysische werkelijkheid, met andere woorden over De Tao van de fysica, de titel van het bekende boek van Fritjof Capra. Bij het taoïsme is Tao de essentie en de weg erheen.
De leidende vragen bij deze filosofische vakgebieden zijn enerzijds: wat is waar en hoe kunnen wij dat weten? Deze vraag beweegt zich ook op het gebied van de kenleer, de logica en de wetenschapsfilosofie. Anderzijds zijn er de meer praktische leidende vragen van de ethiek: wat is goed? Hoe weten wij wat juist handelen is? Hoe kunnen we juist handelen? Dit heeft ook betrekking op levenskunst. Er zijn nog meer filosofische vakgebieden zoals bijv. de esthetica, die zich bezig houdt met wat mooi is en met kunst.
Volgens Plato en andere filosofen hangen het ware, het goede en het mooie met elkaar samen. Esthetica en ethiek hangen vaak samen. Waarden hangen samen met wat iemand als waar(heid) ziet. Wat iemand goed en waardevol vindt, berust niet op wat hij onwaar en onecht vindt. “Als niets waar is, is alles geoorloofd,” luidt het syllogisme in de roman De gebroeders Karamazov van Dostojewski. Met andere woorden: zonder waarheid hebben waarden geen basis. Dan is er sprake van nihilisme, het ontbreken van algemeen geldende waarden. (Zie J Goudsblom, Nihilisme en cultuur). Ethiek, ‘waardenleer’ hangt daarom samen met ontologie of ‘zijnsleer’, met wat men ziet als essentie van de werkelijkheid. Deze samenhang geldt ook voor het taoïsme. Dat gaat over Tao, de bestaansgrond en de weg erheen als basis voor juist en deugdzaam handelen.
Verder onderscheidt Störig diverse andere specialisaties zoals natuurfilosofie, cultuurfilosofie, godsdienstfilosofie, rechtsfilosofie, taalfilosofie, enz., kortom een filosofie voor elk levensgebied (H J Störig, Geschiedenis van de filosofie, p 23, A Vloemans, Voorbereiding tot de wijsbegeerte, p 10 e.v.). Al deze filosofische disciplines komen tot op zekere hoogte aan de orde bij het taoïsme, vooral de metafysica en de ethiek. Dat blijkt in de titel van het belangrijkste geschrift Tao Teh Tsjing (Daodejing), ‘het boek van Tao en de deugd’. Het juiste handelen berust op Tao en vindt zijn grond en zijn weg in Tao.
De zeven innerlijke boeken van Tsjwang Tze
De zeven innerlijke boeken van Tsjwang Tze gaan ook in op de taoïstische metafysica en ethiek, op het wezenlijke zijn en de juiste wijze van leven en handelen. Het wordt ook wel ‘het boek van de zuidelijke bloem’, Nan Hwa Tsjing, genoemd, naar de geboortestreek van Zhuangzi. De zeven boeken, eigenlijk hoofdstukken, zijn de volgende:
1. Zich vermeien in vrijheid, met andere woorden gelukkig verblijven in vrijheid, ‘zwerven vrij en blij’ volgens Woei-Lien Chong. Zhuangzi noemt het ook wel ‘rondzwerven in het onuitputtelijke’. Dit gaat duidelijk over levenskunst en een geluksethiek.
2. De eenheid en tegendelen. Dit lijkt een meer metafysische titel en geeft een eenheidsfilosofie weer, maar ook een ethiek van handelen vanuit de eenheid van Tao. Het bevat ook een taalfilosofie, want taal bestaat ook uit polair tegengestelde begrippen.
3. Het voeden van de Heer des Levens d.w.z. Tao. Het betreft ook het gevoed worden door Tao. Het gaat over mediteren, het ‘vasten van de geest’ en de zintuigen. Als deze niet worden gevoed met indrukken, komt er in het open bewustzijn ruimte om zich te voeden met Tao.
4. Als mens onder de mensen. Zhuangzi leefde als een soort kluizenaar onder de mensen. De bewustwording van Tao dient ook andere mensen. Mediteren is ook belangrijk voor het dagelijks leven en is niet bedoeld om ons daaruit terug te trekken, maar om levenskunst en vaardigheid in het handelen te ondersteunen.
5. Het teken van de volmaakte deugd. Waaruit blijkt deze deugd? Zij maakt geen onderscheid: een gehandicapte is bijv. niet inferieur. “Vanuit veelvuldigheid gezien zijn alle dingen onderscheiden… Vanuit eenheid gezien zijn alle dingen één… [De wijze] schouwt de eenheid van alle dingen” (p 85, 86). Dat geldt ook voor mensen, hoewel een onderscheid kan worden gemaakt in gradaties van perfectie en eenheid met Tao. We dienen ook zorg te dragen voor het lichaam en voor anderen.
6. De grote meester “kent het eindige en het eeuwige… dat binnenin hem is” (p 99). Het gaat verder over ‘de volmaakte mens’, die karaktervast, bescheiden en vol overgave “naastenplicht volbrengt, zonder zich te hechten” (p 102). Hij handelt als vanzelf moeiteloos vanuit Tao, dat als het ware door hem heen werkzaam is.
7. De weg voor koningen en heersers. Hier richt het boek zich specifiek op de uiteindelijke, invloedrijke, belangrijkste doelgroep, om hen te voor te houden hun bestuur op Tao te baseren, in een geest die “niets grijpt en niets weigert” (p 132).
De indeling van het boek van Woei-Lien Chong volgt deze hoofdstukindeling niet, die niet erg systematisch overkomt. De verhalen en parabels lijken door elkaar te staan en steeds over hetzelfde te gaan, nl. leven en handelen volgens de weg van Tao door zich bewust te verenigen en te verbinden met Tao. Een steeds terugkerend thema en motief in alle uiteenzettingen.
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Ma_Lin_Painting.jpg
Levenskunst en oefenweg
Woei-Lien Chong benadrukt in haar boek de praktische kant van de taoïstische levenskunst. In de meer theoretisch gerichte filosofische disciplines is de levenskunst en levenspraktijk op de achtergrond geraakt. Ook bij ethiek die beperkt blijft tot theoretische kennis omtrent ethische maatstaven en beginselen, maar geen (meditatieve) oefenweg omvat zoals in het oude Oosten en vroeger ook in het Westen. De levenspraktijk wordt bij het taoïsme steeds gebaseerd op de bewustwording van Tao, het open bewustzijn, de spil waar het leven om draait.
Uit het werk van Zhuangzi blijkt een diepe verwondering en geborgenheid in de eindeloze eenheid in verscheidenheid van het universum dat gedragen wordt door Tao, de alomvattende bestaansgrond. Tao kan ook als ‘(levens)weg’ worden vertaald. Ook geeft het boek blijk van een kritische visie op de arrogantie van macht, geleerdheid en vooral leerstelligheid. “Uit het boek komt een filosofie en levenskunst naar voren… die de weg wijst naar een onbevangen manier van leven waarbij je je eigen wezen tot bloei brengt en ernaar weet te handelen, en ook andere wezens volop de ruimte laat om in vrijheid hetzelfde te doen” (p 10). Dat is wat we met name in deze tijd hard nodig hebben. Onze tijd vraagt een om andere levenswijze die de natuur en de medeschepselen geen schade berokkent. Dit vraagt een ander bewustzijn dat in harmonie met onze levensgrond functioneert. Troebele tijden vragen om zelftransformatie.
De daoïstische levenskunst was oorspronkelijk vooral gericht op de mensen die het voor het zeggen hadden, om hen de juiste wijze van leiden en regeren bij te brengen vanuit openheid, ruimhartigheid, bescheidenheid, respect en mededogen in plaats van machtsvertoon. Daartoe werd beoogd via een meditatieve oefenweg het ego te ontmantelen en de verbinding met de kosmos te verlevendigen (p 25: ‘Zelftransformatie in troebele tijden’). Het gaat erom vanuit openheid ook anderen de ruimte te laten in een gevoel voor maat en proportie: niet teveel en niet te weinig, in verbondenheid met het geheel.
Benadrukt wordt dat het taoïsme van Lao Tse en Zhuangzi geen droge academische filosofie betreft die een apart bestaan leidt en niet meer is geïntegreerd met levenskunst en spiritualiteit. De ondertitel zegt dat het gaat om levenskunst, “een oefenweg tot zelftransformatie… verbonden met mystieke ervaringen en/of lichaamsgerichte praktijken. Moderne academici zijn in het algemeen niet bekend met deze praktijken”. De auteur heeft zich daar wel mee bekend gemaakt. Dat geeft haar boek een meerwaarde vergeleken met veel andere boeken. Bij Laozi en Zhuangzi is “duidelijk sprake is van een uitnodiging tot zelftransformatie” (p 11). Deze omvat meditatie, ademoefening, een lichaamgerichte oefenpraktijk en intellectuele en emotionele zelf-deprogrammering. “De praktijk… culmineert in een mystieke ervaring van kosmische eenwording en vormt een voorbereiding op een getransformeerde levenspraktijk vanuit een open en ontvankelijk bewustzijn, midden in de praktijk van alledag” (p 10-11).
https://callmemaggie.com/tag/lao-tse/
Historische context
Het daoïsme van Zhuangzi is ontstaan in de ‘Periode der Strijdende Staten’ (403-221 v Chr.) en was gericht op de geletterde elite. In deze bloeitijd van de Chinese filosofie waren er diverse rivaliserende scholen, zoals de legalisten en de confucianisten. Het waren vaak traditionele ritualisten en moralisten of moraalfilosofen. Vandaar de sporen van discussies bij Laozi en Zhuangzi met vertegenwoordigers van beide stromingen.
Democratie was in de toenmalige feodale tijd nog ver te zoeken en er werd niet aan volksverheffing gedaan. Het onderricht van de elite van bestuurders was van groot belang omdat zij veel invloed hadden. Daarom richtten de filosofen zich op de geletterde elite, voor wie macht en status, prestige en prestaties heel belangrijk waren. Het taoïsme relativeert deze prestatiedrang en legt het accent op handelen volgens Tao, de natuurwet. Zie o.m. Max Weber, ‘The Chinese literati’ in H Gerth en C Wright Mills, From Max Weber: Essays in Sociology (p 416-44) en Max Weber, The Religion of China: Confucianism and Taoïsm. De bekende godsdiensthistorica Karen Armstrong plaatst Zhuangzi in de context van de toenmalige religieuze en wijsgerige ontwikkelingen in China in De grote transformatie: Het begin van onze religieuze tradities, waaronder het taoïsme en confucianisme (p 327 e.v, 359 e.v., 415 e.v).
De auteur
De auteur, die zelf sinoloog is, China-deskundige, heeft haar licht opgestoken bij diverse specialisten, onder hen als eerstgenoemde Otto Duintjer, mijn zeer gerespecteerde oud-hoogleraar filosofie (en spiritualiteit), na hem de psycholoog Han de Wit, vormgever van de contemplatieve psychologie, die in een volgend artikel besproken zal worden. Verder verschillende deskundigen op het gebied van de Chinese filosofie, Robert-Jan Schippers, leraar in tai chi en chi gong en psycholoog en meditatieleraar Peter Kampschuur. De auteur was als sinoloog verbonden aan de universiteit van Leiden en werkt bij de Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden (p 284-86).
https://callmemaggie.com/tag/lao-tse/
Contemplatieve psychologie
De levenskunst van Zhuangzi past volgens de auteur in het profiel van de contemplatieve psychologie van Han de Wit. “Daarmee bedoelt hij de kennis en methoden die worden aangewend binnen de spirituele tradities van de mensheid om de menselijke psyche te begeleiden en een proces van innerlijke transformatie op basis van contemplatieve oefening, met als doel het tot bloei brengen van de fundamentele menselijkheid, die zich volgens deze tradities in ieder mens bevindt” (p 16, zie ook Han de Wit, Contemplatieve psychologie en The Great Within:The Transformative Power and Psychology of the Spiritual Path. Deze boeken worden later besproken). Het bepalende begrip is hier: ‘fundamentele menselijkheid’. Wat is dat? Volgens Woei-Lien Chong is dat het ‘open bewustzijn’. Dit is uitvoerig toegelicht bij de bespreking van haar boek. Bij menselijkheid denken we ook aan humaniteit en empathie als kenmerken daarvan, een positieve menselijke essentie, die De Wit in zijn boeken toelicht aan de hand van diverse spirituele tradities.
Vrijwel iedere cultuur kent contemplatieve wegen, die vaak een opmerkelijke overeenstemming vertonen. Het gaat om “het openen van het eigen bewustzijn naar een staat van egoloosheid en zuiver ontvankelijkheid [als…] voorbereiding voor een transformatie van de totale levensvoering, waarbij het denken, spreken en handelen niet langer door het ego worden aangestuurd, maar spontaan voortkomen uit de heldere, onbevangen manier van gewaar zijn… In het daoïsme wordt deze getransformeerde levensvoering o.a. aangeduid met de bekende term woewei” (p 16-17). Dat betekent letterlijk niet-doen. Dat is iets anders dan niets doen, maar betekent ongeveer dat het ego niet handelt, maar de ‘levensstroom’ in ons en door ons vorm aanneemt. Dit sleutelbegrip komt nog aan de orde.
De vergelijkende benadering van de contemplatieve psychologie kenmerkt zich door de volgende vier punten, die een psychologisch kader bieden om de taoïstische teksten beter te begrijpen.
1. het onderscheid in het profane, alledaagse bewustzijn en het ‘open’ bewustzijn, waarin onze fundamentele menselijkheid en ‘goedheid’ is gelegen volgens De Wit.
2. Ons bewustzijn wordt in vergaande mate gevormd en begrensd tot een geconditioneerd bewustzijn dat is aangepast aan een specifieke cultuur en maatschappij, rang, stand of functie en niet meer open en ontvankelijk is. Deze open staat zijn we als het ware verloren, of anders gezegd: deze bewustzijnstoestand is nog latent aanwezig, maar wordt gedomineerd door het geconditioneerde bewustzijn.
3. Het vraagt een oefenweg om terug te keren tot het oorspronkelijke, open bewustzijn. Bij het innerlijke transformatieproces kan de contemplatieve psychologie ondersteunend zijn en inzicht bieden.
4. Dit gebeurt vanuit het perspectief van de eerste persoon, de beoefenaar zelf en niet slechts vanuit de afstandelijke wetenschap die geen oefenweg kent. Dat geldt ook voor sommige religieuze tradities zoals het protestantisme, waarbij de oefenweg versmald is tot ethiek in plaats van een innerlijke transformatie naar een open bewustzijn.
Deze vier aspecten van de contemplatieve psychologie vinden we bij Laozi en Zhangzi:
1. essentieel is het onderscheid tussen het ego en het egoloze open bewustzijn.
2. Het ego-bewustzijn is niet open maar ingemetseld in een geconstrueerd zelfbeeld en wereldbeeld dat wordt gedeeld met een bepaalde sociale kring.
3. Er is een oefenweg om de oorspronkelijke openheid hieruit te bevrijden. Dit bestaat uit ‘leeg worden’ of ontlediging, d.w.z. het loslaten van het ego-bewustzijn en het stil worden door de gedachte- en gevoelsinhouden van het bewustzijn tot rust te laten komen. “Ook voor Zhuangzi is meditatie hierbij belangrijk… die hij het ‘vasten van het hart noemt waarbij het ‘hart’ (lees: bewustzijn) volledig wordt ontledigd, zowel van het denken als alle ik-gerichte emoties, en zelfs van het lichaamsbesef. Daarnaast… deconstructie van de taal [die…] een grote rol speelt in het gevangen houden van de geest in allerlei conceptuele constructies.”
4. Er wordt geen objectief beschrijvende taal gebruikt, “maar de [subjectieve] taal van de spirituele oefenweg… in de vorm van instructies, adviezen voor de levesnhouding […in] parabels en dialogen… waarin de meester tast naar woorden om zijn eigen innerlijke ervaring tijdens de meditatie te articuleren” (p 20).
In de religiewetenschap staat het profane in contrast met het sacrale, heilige of transcendente als een andere levenssfeer. Het open bewustzijn zou zich dan openen voor het heilige, voor het transcendente bewustzijnsniveau dat overeen zou komen met Tao. In het profane bewustzijn is het ervaringsbereik van deze bewustzijnsdimensie bij veelal verloren geraakt. Zie het werk van Mircea Eliade, Het heilige en het profane, Emile Durkheim, The Elementary Forms of the Religious Life, Rudolf Otto, Het heilige en Peter Berger, The Sacred Canopy / Het hemels baldakijn, R M Bucke, Cosmic Consciousness.
Ten volle deelnemen aan het leven
Het daoïsme is geen passieve filosofie en levenshouding, maar neemt volop deel aan het leven vanuit een open bewustzijn. Daardoor kan er juist een ‘intensivering van de gewaarwording’ plaatsvinden en een grotere ruimhartigheid, tolerantie, spontaniteit en creativiteit dan in een versmald zelf- en wereldbeeld. De werkelijkheid blijkt ten diepste grondeloos en open. De daoïstische levenskunst bestaat uit het op gracieuze wijze meebewegen met de stroom van verandering “vanuit een vreugdevolle levensbeaming,… vanuit een open, egoloos bewustzijn – alert, ontvankelijk, wendbaar en creatief… Daardoor wordt niet alleen onze elementaire menselijkheid bevrijd van het kunstmatige zelfbeeld, maar opent zich tegelijkertijd een onbegrensde ruimte” (p 21-22).
In de open ruimte, die ervaren kan worden als vrijheid, zijn ook andere wereldbeelden mogelijk. Deze vrijheid en ruimte opent zich door een oefenweg van meditatie en ‘ontlediging’. Deze transformatie gaat verder dan ethiek en gedragsregels, die worden geformuleerd vanuit een wereldbeeld dat meestal door het ego wordt gedomineerd. Hoewel de stichters van religies vaak spraken en handelden vanuit een ego-overstijgend bewustzijn, is dat bij hun volgelingen meestal minder het geval. Vaak zaten ze nog gevangen in dogma’s, regels en rituelen. Het daoïsme is geen systeem van regels en opvattingen, veeleer een levenskunst en een oefenweg. Dao betekent weg, de weg naar en vanuit de openheid van het grondeloze Dao.