Spirituele psychologie
Deel 1: Een hoopvol perspectief van fundamentele menselijkheid

Civis Mundi Digitaal #96

door Piet Ransijn

 

Boekbespreking van: Han de Wit, The Great Within: The Transformative Power and Psychology of the Spiritual Path. Boulder, Shambala, 2019

 

Het boek The Great Within wijst op de fundamentele menselijkheid die mensen in zich hebben en die zich laat zien in medeleven, levensvreugde en openheid van geest. Dit inzicht in onze menselijkheid zou kenmerkend zijn voor vrijwel alle spirituele tradities. Het boek is een vervolg op de boeken Contemplatieve psychologie (1988), De Lotus en de roos: Boedhisme in dialoog met psychologie, godsdienst en ethiek (2003) en Het open veld van de ervaring (2008). Deze titels geven de thematiek weer: een psychologische benadering van de spiritualiteit vanuit diverse tradities, in het bijzonder het boeddhisme en het christendom. Han de Wit was onderzoekspsycholoog aan de UvA. Hij is ook geschoold in het boeddhisme en meditatieleraar.  De psychologische studie van meditatie-ervaringen is bij uitstek zijn onderzoeksgebied. Hij is de grondlegger van het vakgebied contemplatieve psychologie, dat spirituele ervaringen bestudeert in een psychologisch kader.

 

Contemplatieve psychologie

Dit vakgebied van de psychologie is te omschrijven als ”de kennis en methoden die worden aangewend binnen de spirituele tradities van de mensheid om de menselijke psyche te begeleiden en een proces van innerlijke transformatie op basis van contemplatieve oefening, met als doel het tot bloei brengen van de fundamentele menselijkheid, die zich volgens deze tradities in ieder mens bevindt” (Woei-Lien Chong, Filosofie met de vlinderslag,  p 16). Omdat het over spiritualiteit gaat, kiezen we hier voor de meer toegankelijke term spirituele psychologie. De term contemplatief roept associaties op met een contemplatief klooster. Het is echter niet nodig om in een contemplatief klooster te gaan om je met met spirtitualiteit bezig te houden. Dit Wit heeft zijn inspiratie opgedaan in een boeddhistisch centrum en heeft ook de westerse contemplatieve tradities bestudeerd.

Het bepalende begrip in deze omschrijving van de contemplatieve psychologie is ‘fundamentele menselijkheid’. Wat is dat? Volgens Han de Wit en Woei-Lien Chong gaat het om het ‘open bewustzijn’, van waaruit onze menselijkheid tot bloei komt. Dit is uitvoerig toegelicht in hun boeken. Bij menselijkheid denken we aan humaniteit en empathie als kenmerken daarvan en aan een positieve menselijke essentie. De Wit licht dit toe aan de hand van diverse spirituele tradities.

Vrijwel iedere cultuur kent contemplatieve wegen, die vaak een opmerkelijke overeenstemming vertonen. Het gaat om ”het openen van het eigen bewustzijn naar een staat van egoloosheid en zuiver ontvankelijkheid [als…] voorbereiding voor een transformatie van de totale levensvoering, waarbij het denken, spreken en handelen niet langer door het ego worden aangestuurd, maar spontaan voortkomen uit de heldere, onbevangen manier van gewaar zijn” (Woei-Lien Chong, p 16-17).

De vergelijkende benadering van de contemplatieve psychologie kenmerkt zich door de volgende punten, die een psychologisch kader bieden om spirituele tradities meer systematisch te begrijpen:

1. Het onderscheid in het profane, alledaagse bewustzijn en het ‘open’ bewustzijn, waarin onze fundamentele menselijkheid en ‘goedheid’ zijn  gelegen volgens De Wit [1].

2. Ons profane bewustzijn wordt in vergaande mate gevormd en begrensd tot een geconditioneerd ego-bewustzijn en zelfbeeld dat is aangepast aan een specifieke cultuur en maatschappij, rang, stand of functie en is niet meer open en ontvankelijk. De open staat zijn we als het ware verloren, of anders gezegd: deze bewustzijnstoestand is nog latent aanwezig, maar wordt gedomineerd door het geconditioneerde, profane bewustzijn.

3. Uiteenlopende tradities bieden diverse oefenwegen zoals meditatie-methoden om terug te keren tot het oorspronkelijke, open bewustzijn. Bij het innerlijke transformatieproces kan de contemplatieve psychologie ondersteunend zijn en inzicht bieden.

4. De contemplatieve psychologie is een benadering vanuit het perspectief van de eerste persoon, de beoefenaar zelf en niet vanuit de afstandelijke wetenschap die geen oefenweg kent. Dat geldt ook voor sommige religieuze tradities zoals het protestantisme, waarbij de oefenweg versmald is tot ethiek in plaats van een innerlijke transformatie naar een open bewustzijn.

Woei-Lien Chong heeft deze vier aspecten van de contemplatieve psychologie toegelicht bij de taoïstische levenskunst van Laozi en Zhangzi. Han de Wit licht deze toe bij andere tradities, vooral het boeddhisme en het christendom.

 

Fundamentele menselijkheid

In diverse spirituele tradities bestaan concepten omtrent wat een volledig ontwikkeld mens is en wat ontwikkeling van onze menselijkheid inhoudt en ook van het tegendeel: welke eigenschappen minder gewenst zijn. Han de Wit noemt de volgende positieve kenmerken: levensmoed, ook bij tegenspoed, compassie en zorg voor anderen, onvoorwaardelijke levensvreugde, helderheid en openheid van geest. We zien deze eigenschappen bij mensen als Nelson Mandela, Dag Hammersjjöld, Martin Luther King, Mahatma Gandhi, Mother Teresa, de Dalai Lama en vele anderen. Hij noemt ook Etty Hillesum, verwijzend naar haar veelgelezen dagboek. Wellicht kent iedereen deze eigenschappen, als wij ons “op ons best voelen” (p 4).

In het leven en werk van Albert Camus “wordt ook een voorbeeld van deze kenmerken gegeven, op zijn minst het nastreven ervan. Voormalig ‘Denker des Vaderlands’ Hans Achterhuis sprak in zijn gelijknamige proefschrift over Camus van De moed om mens te zijn. Camus blijft streven naar solidariteit en menselijkheid, of het nu mee of tegen zit, zie bijv. Keer en tegenkeer, zijn eerste publicatie. Kenmerkend voor Camus is ook de onvoorwaardelijke, zonnige levensvreugde, die ook in het absurde leven van De vreemdeling aanwezig blijft, en de onpartijdige helderheid van geest die hij nastreeft, ook in het zicht van de dood. Er blijft bij Camus een zekere openheid voor andere visies. Hij heeft van jongs af aan een open, onderzoekende houding ten opzichte van filosofische en religieuze visies die hij tegenkomt, maar hij gelooft niet in God of in een ideologie. Zijn appèl op onze fundamentele menselijkheid is wellicht een reden waarom zijn leven en werk blijft aanspreken.

 

Han de Wit en het open bewustzijn

 

‘Gezegende’ momenten van open bewustzijn, levensvreugde en helderheid van geest

De Wit beschouwt genoemde kenmerken als een ‘levenshouding’,… een geestestoestand of houding die is gericht op ‘het geheel van het leven’ niet op specifieke omstandigheden” (p 6). Hij citeert Tolstoi, die de boer Lewin beschrijft in zijn roman Anna Karenina: “Lewin verloor zijn tijdsgevoel en had geen idee of het vroeg was of laat… Er kwam een verandering over hem en tijdens zijn werk die hem een intenbse voldoening gaf. Er waren momenten dat hij vergat wat hij aan het doen was, hij maaide moeiteloos… Maar als hij begon te denken wat hij aan het doen was en probeerde het beter te doen, werd hij zich ervan bewust hoe moeilijk de taak was… Hoe langer hij maaide, hoe vaker hij deze momenten had, waarbij niet zijn arm met de zeis zwaaide maar de zeis leek uit zichzelf te maaien, in een lichaam vol leven en bewustzijn van zichzelf als iets magisch, zonder er bij te denken, het werk deed zichzelf… Dit waren de meest gezegende momenten.”

Op dergelijke momenten is er onvoorwaardelijke vreugde die van binnenuit komt, in plaats van voldoening die voorwaarden stelt, zoals bij de materialistische visie op geluk als het bevredigen van verlangens. In de spirituele visie is geluk een moment van intense levensvreugde, die van binnenuit komt als iets dat al in ons is. Wensen en verlangens lijken dit geluk eerder te blokkeren dan te openen.

Ook de andere kenmerken van fundamentele menselijkheid zijn onvoorwaardelijk. Het geldt voor levensmoed, compassie en helderheid van geest, die niet van bepaalde omstandigheden afhankelijk zijn. We kunnen het zien als tegenwoordigheid van geest, waarbij het bewustzijn zich opent waaruit deze fundamenteel menselijke kwaliteiten tevoorschijn komen. In plaats van geluk te zoeken is er dan veeleer een schenken en delen van geluk. Het is er gewoon, het manifesteert zich en het stroomt als het ware over.

Deze fundamentele menselijkheid kunnen we cultiveren door ons ervan bewust te worden en de belemmeringen ervoor weg te nemen, zodat de mooie momenten blijvend aanwezig kunnen zijn. De Wit noemt dit een proces van ‘onthullen van onze menselijkheid’ (‘uncovering’, p 15). Het verlangen en streven naar waarachtig menselijk leven is universeel. We vinden het in vrijwel alle tradities. Hij noemt Prins Siddharta, de latere Boeddha en Augustinus als voorbeelden en verwijst naar het Evangelie. Een kloosterleven is niet altijd nodig. Er zijn legendarische koningen en keizers in India en China. Ook Nelson Mandela en de druk bezette VN bestuurders U Thant en Dag Hammerskjöld hebben een spiritueel leven geleid. Spirituele tradities bieden manieren en methoden om onze fundamentele menselijkheid te onthullen en te cultiveren.

 

Contemplatieve en conventionele academische psychologie

Psychologie is tegenwoordig een van de meest populaire studies. We leven in de samenleving waarin veel wordt ‘gepsychologiseerd’. Er worden vaak psychologische termen gebruikt. Er is ook een brede interesse in meditatie en ‘mindfulness’. Er zijn diverse psychologische theorieën, “waarbij de ene theorie soms juist ontkent wat de andere theorie bevestigt” (p 30). De psychologie is geen verenigd vakgebied. Kenmerkend voor de conventionele academische psychologie is het streven naar objectiviteit door intersubjectieve waarnemingen, zoals bij andere wetenschappen. Dit betekent dat het subjectieve gebied van de innerlijke ervaring buiten de acdemische psychologie valt. De werkelijkheid van het psychische wordt zo gereduceerd tot het voor derden waarneembare. Volgens wetenschapsfilosoof Karl Popper vormt de geest met zijn subjectieve ervaringen een eigen wereld, die hij wereld 2 noemt. Een wereld waarvan het bestaan niet te ontkennen valt, zoals Descartes reeds vaststelde. De wetenschappelijke psychologie en haar empirische onderzoek “mist het domein van de geest, de wereld die subjectief wordt ervaren” (p 34). Ook de spirituele dimensie wordt buitengesloten.

Spirituele tradities bevatten ook kennis van de menselijke geest en ons psychisch functioneren. “Het contemplatieve leven houdt zich bezig met het onthullen van de fundamentele vrijheid van mensen zodat ze niet langer gevangen zitten in zelfgemaakte patronen… Het is gericht op het openen van de mentale ruimte, waarin de Heilige Geest, de Boeddha-natuur, Allah, Jaweh, Brahman, of wat een bepaalde traditie het ook maar noemt ons leven kan transformeren.” (p 32). Daarbij worden vaak nieuwe patronen gecreëerd, maar het gaat uiteindelijk om de bevrijding, de opening.

 

Eerste persoons- en derde persoons-perspectief, mensen als objecten en subjecten

De contemplatieve psychologie en de spirituele tradities die zij onderzoekt, beperken zich niet tot het objectieve derde persoonsperspectief, maar omvatten ook het subjectieve eerste persoonsperpectief in de vorm van zelfonderzoek, introspectie en meditatie. Introspectie was ook onderdeel van de onderzoekspsychologie bij haar grondlegger Wilhelm Wundt en andere psychologen, maar heeft weinig resultaat opgeleverd. Behalve op het onderzoeken en kennen van onze geest is de contemplatieve psychologie evenals de spirituele tradities gericht op “het transformeren van het menselijk functioneren” (p 37). Het gaat erom de fundamentele menselijkheid te onthullen en aan het licht te brengen. Daarbij worden subjectieve methtoden gebruikt “in de vorm van interne (mentale) activiteit, zoals het systematisch richten van de aandacht, het observeren van gedachtenpatronen en op deze wijze inzicht uit de eerste hand te verkrijgen omtrent de werking van de geest” (p 39).

“De resultaten van deze exploraties zijn niet helemaal subjectief en zijn niet geheel verstoken van objectiviteit en betrouwbaarheid, omdat de resultaten vergeleken kunnen worden met die van andere eerste-persoons onderzoekers. Dit kan leiden tot dezelfde objectiviteit die ervaren beoordelaars van wijn met elkaar delen, hoewel het  proeven een volkomen subjectieve eerste-persoons gebeurtenis is” (p 39-40).

De academische psychologie onderzoekt mensen als objecten, de contemplatieve psychologie als subjecten. “Veel van wat we persoonlijk ervaren is echter niet zo uniek als we vaak denken. Veel mensen hebben vaak dezelfde persoonlijke ervaringen. Dus kan directe zelfkennis eerste-persoons kennis van universele menselijke verschijnselen omvatten… Er zijn dus twee bronnen voor de ontwikkeling van ons begrip van menselijkheid: onze directe eerste-persoons kennis en onze directe derde-persoons kennis. We kunnen ons begrip van onszelf en anderen veranderen, verfijnen en verdiepen door zelfkennis. Dan zal ons begrip van menselijkheid aldus die verandering, verfijning of vervollediging van ons begrip weerspiegelen” (p 43-44). “Contemplatieve concepten van menselijkheid zijn geen vaste noties… maar bieden begrippen om de concrete ervaring van menselijkheid in ons te doen ontwaken. Die ervaring is geen theorie of vooronderstelling” (53-54).  

 

Negatieve kanten: de zonde(val)

Negatieve kanten zoals zonde, of onmenselijkheid kunnen  ook worden begrepen en veranderd. “Er is dus een brede gemeenschappelijke grond: alle mensen moeten omgaan met zulke fundamentele zaken als angst en levensvreugde, compassie en gevoelloosheid of hardvochtigheid, inzicht en onwetendheid. Hebzucht, jaloezie en agressie, zowel als hun tegengestelden bestaan onder mensen van alle culturen… En doen pijn. Om die reden proberen alle grote wereldreligies mensen van deze wijze van zijn te bevrijden. Daarom kan de contemplatieve levenswijze in alle culturen worden gevonden” (p 55).

De contemplatieve psychologie geeft een psychologische interpretatie van religieuze voorstellingen en symbolen. “We kunnen de zondeval zien als iets dat ieder moment opnieuw gebeurt en in principe ook ieder moment ongedaan gemaakt kan worden. Vanuit dit gezichtspunt is het Koninkrijk van God niet iets dat ver weg is, maar iets dat we steeds op grote afstand houden. Als we in staat zijn Christis in ons hart toe te laten of Christus te ontdekken, dan kunnen we onze zonden verwerken” (p 56). Het Rijk van God is in ons. We kunnen het vinden in een open bewustzijn. Er wordt ook wel gesproken van Christus-bewustzijn als een bewustzijnstoestand die daarmee samenhangt. Door een interreligieuze dialoog is het mogelijk de overeenstemming tussen symbolen te zien, bijv. tussen de Boedda-natuur en het Christus-bewustzijn.

 

 

De metafoor van de Weg

De universele voorstelling van de weg die overal voorkomt, geeft aan dat er een ontwikkeling naar een bestemming is. Tao bijv. betekent letterlijk ‘weg’. Jezus zei: ”Ik ben de weg.” De Wit noemt het  een weg van veranderende waarneming van de werkelijkheid, van bewustzijnsverandering.  “In contemplatieve termen heeft dit te maken met de transformatie van onze profane perceptie in sacrale waarneming… de transformatie van een materialistische naar een spirituele houding… Een andere filosofische en contemplatieve formulering gebruikt de termen relatieve realiteit (het relatieve) en absolute realiteit (het absolute). Vooruitgang langs de Weg betekent… dat we meer en meer beginnen leven in een absolute realiteit. In psychologische termen spreken we van de ‘egocentrische perceptie van de werkelijkheid’ en de ‘egoloze werkelijkheidsperceptie.”

“Als we onze relatieve realiteit als absoluut beschouwen, leven we in verwarring. Dit begrippenpaar verwijst niet naar twee verschillende werkelijkheden, de een dieper dan de ander en verborgen achter de ander, maar naar een en dezelfde werkelijkheid gezien vanuit twee verschillende perspectieven – een helder en een verward perspectief” (p 64-70). 

Het absolute, letterlijk losgemaakt [van het ego], verwijst naar het egoloze, open bewustzijn. Als het betrekkelijke perspectief meer transparant wordt, wordt het ook meer open, vrijer, meer onzelfzuchtig. “Deze zelfloze openheid ontsluit mogelijkheden… om iets te veranderen in onze waarneming van de werkelijkheid voor het welzijn van anderen… De Weg wijst uiteindelijk… naar een onvoorwaardelijke levenswijsheid en liefdevolle zorg” (p 72).

 

Beren op de weg, https://workshoptrainer.nl/5-tips-om-de-beren-op-de-weg-te-omzeilen-en-te-gaan-doen/

 

De stroom van ervaringen en het lege scherm: egoloze momenten

Waaruit bestaat onze waarneing van de werkelijkheid? Deze bestaat uit een stroom van zintuiglijke en mentale ervaringen. Soms zien we deze stroom in een soort vacuüm plaatsvinden, in een open bewustzijn. De stroom wordt wel vergeleken met een film die op een leeg scherm wordt geprojecteerd, dat we niet meer zien, omdat de film zich erop afspeelt. We zijn zowel degene die de film projecteren als degene die hem waarnemen. Productie en waarneming vinden tegelijkertijd plaats. We gaan er zo in op, dat we er geen afstand van kunnen nemen en niet zien dat het een film is die we zelf projecteren. Bovendien geven we er ook nog commentaar op.

De Weg is erop gericht de realiteit te leren zien zoals deze is: een stroom van ervaringen in een open bewustzijn. Het gaat om “het transcenderen van het ego… De Hindoe traditie spreekt van… de bevrijding van het ego en het ontdekken van het ware Zelf (Brahman). Het boeddhisme spreekt van het realiseren van egoloosheid (anatman)… De chassidische traditie van het jodendom beschouwt… ‘uitwissen van het zelf’  als een voorwaarde voor de hoogste unio mystica, de hoogste spirituele realisatie.”

“Is het werkelijk mogelijk voor ons om ons te bevrijden van onze egocentrische ervaring van de werkelijkheid? Volgens de contemplatieve tradities hebben we egoloze momenten, ook al zijn we geneigd deze te missen… waarin alle geprojecteerde beelden en fantasieën omtrent de werkelijkheid een ogenblik stil zijn… Augustinus vatte dit schitterend samen in een beroemde conversatie met zijn moeder:… ‘Was dit ene moment niet… binnenkomen in de vreugde van de Heer?’” (p 89-90).

De dichter Rilke noemt het “de heldere ruimte die voor ons ligt… een plaats zonder naam die geen plaats is: de pure, ongedefinieerde lucht die we ademen” (p 91, Duino Eligies, 45). Zo zijn er talloze dichterlijke, filosofische en mystieke beschrijvingen, die in eerdere artikelen van o.m. Patricia van Bosse en Toon van Eijk naar voren zijn gekomen. De Wit verwijst onder meer naar Tolstoi, zie boven. De interactie van verschijnselen vindt plaats in de open ruimte, waarin ook de ontwikkeling van het ego zich heeft afgespeeld. Deze ruimte bestond voor de ontwikkeling van het ego. “Voordat er enige mentale bewegingen plaatsvinden, is er totale openheid… Wij zijn deze ruimte, we zijn er een mee… We hebben allen deze momenten van openheid, momenten die vanuit het ego-perspectief niet te vatten zijn… maar vanuit hun eigen perspectief, helder zijn als water, waar en vol van vreugde” (p 98).

 

De vogel als symbool van het open bewustzijn en de egoloze ziel

 

De dualistische splitsing van het ego tegenover de wereld

De dualiteit tussen oorsprong en verschijningsvorm, subject en object, ‘ik hier’ en ‘dat daar’, tussen ik en de ander, die ontstaat door de ontwikkeling van het ego, noemt Han de Wit ‘de dualistische splitsing’.  Het ego identificeert zich met de verschijnselen die in de open ruimte plaatsvinden, niet met de openheid, het open bewustzijn dat we eigenlijk zijn. Het zit gevangen in een dualistische ervaring van de werkelijkheid en schept een ego-gecentreerde ervaring, “een dualistische ervaring van de werkelijkheid… waarin het ego wordt gedefinieerd als een soort entiteit boven of tegenover de wereld” (p 111). Hiervan kunnen we ons bevrijden door meditatie. Diep in het bouwwerk van het ego is er een intens verlangen naar openheid en vrijheid, die we niet helemaal zijn vergeten, omdat deze eigen is aan onze fundamentele menselijkheid.

“De ontwikkeling van het ego leidt niet alleen tot een stagnatie, of op zijn minst een vermindering van de ervaring van onze menselijkheid; we vinden deze wijze van leven een normale, menselijke stand van zaken worden” (p 115). De egocentrische mentaliteit wordt als normaal ervaren. Ook in de psychologie en de economie gaan we uit van op zichzelf gerichte individuen, ego’s die uit zijn op behartiging van hun eigen belangen. De conventionele psychologie is vooral een ego-psychologie, terwijl de contemplatieve psychologie een egoloos perspectief heeft van fundamentele menselijkheid in een open bewustzijn. “De contemplatieve tradities zijn gericht op het transcenderen van het ego” (p 117).

 

https://www.depsycholoog.nl/meditatie/

 

Mind, bewustzijn, mindfulness en inzicht in de contemplatieve psychologie

Met mind wordt hier het denken bedoeld, de eerder genoemde stroom van ervaringen, hoewel het woord veel meer betekenissen heeft. DeWit bedoelt denken in een bredere betekenis van ‘mentale activiteit’, “onze stroom van gedachten omvat beelden, wensen, en zelfs… emoties” (p 133). Eerder (in nr 25) heb ik de term ‘bewustzijnsinhouden’ gebruikt. Bewustzijnsinhouden omvatten niet alleen denken en gedachten maar ook gevoelens en gewaarwordingen, alles waarvan we ons bewust zijn. De Wit gebruikt de term ‘mentale inhoud’, de stroom van gedachten en mentale inhouden (p 126). Het bewustzijn als zodanig onderscheidt zich van de bewustzijnsinhouden die erin plaatsvinden, zoals een emmer zich onderscheidt van de inhoud en het scherm zich onderscheidt van de beelden die erop geprojecteerd worden.

“In de contemplatieve psychologie verwijst bewustzijn naar een kwaliteit van ervaring of waarneming… Bewustzijn verwijst niet naar een mentale eigenschap of gebied… We introduceren

mindfulness en gewaar zijn (awareness) als twee aspecten van de kwaliteit van bewustzijn” (p 125). Mindfulness is te beschouwen als een vorm van aandacht en alertheid, van ‘erbij zijn’, zoals we zullen zien. Je zou bewustzijn ook waarnemingsvermogen kunnen noemen. De Wit verwijst ook naar het begrip ‘blikveld’, het bereik en de focus van ons bewustzijn, uit de bewustzijnspsychologie van Wilhelm Wundt. De ‘bewuste waarneming’ komt overeen met de ‘mentale inhoud’ in het blikveld van het bewustzijn. Er zijn ook inhouden en ervaringen waar we ons niet bewust van zijn.

In eerdere artikelen van o.a. Hans Komen is de ongrijpbaarheid van het begrip bewustzijn naar voren gekomen. Bij transcendente meditatie wordt de toestand van zuiver bewustzijn zonder gedachten en gevoelens en gewaarwordingen onderscheiden van de bewustzijnsinhouden. Zie de artikelen van Toon van Eijk hierover.

 

Twee aspecten van het bewustzijn

Bewustzijn heeft volgens De Wit een statisch, gefocust en een dynamisch, beweeglijk aspect. Het eerste aspect wordt aangegeven door termen als mindfulness, aandacht, concentratie, focus en gerichtheid. het tweede aspect met onderscheiding(svermogen), openheid en helderheid van geest, alertheid. “Het onderscheidende bewustzijn biedt een overzicht en inzicht in de samenhang van gebeurtenissen in de stroom van onze ervaringen… Een beeld dat soms wordt gebruikt voor dit aspect van bewustzijn is dat van een vogel - een adelaar of een garuda - die met groot gemak en bestendigheid door de lucht glijdt, bijna zonder zijn vleugels te bewegen en daardoor een perfect perspectief van de verschijnselenwereld heeft ” (p 129). Garuda is een mythische vogel uit India, te vergelijken met de vogel Peng uit het taoïsme (zie mijn artikel daarover in nr 95).

Volgens De Wit zijn er “momenten van ongeconditioneerd bewustzijn waarbij het ‘geestesoog’ zich opent… die ons in staat stellen illusie en werkelijkheid uit elkaar te halen en het menselijk leven ongesluierd te zien… Als dit bewustzijn volledig gecultiveerd werd, heeft het vele namen gekregen: verlichting, vervulling, grondeloze diepte, dood en eeuwig leven, overgave, enz.” (p 130). De Wit noemt het ‘het grootse van binnen’, onze fundamentele menselijkheid.

 

 

Voorbij het onderscheid, de dualistische splitsing tussen subject en object

“Als de geest op natuurlijke wijze tot rust komt in stille absorptie, vrij van sufheid en sensuele opwinding, dan neemt het zijn essentie levendig waar,” luidt een boeddhistische tekst, die overeenkomt met teksten uit andere tradities, bijv. in de Bhagavad Gita. Het wezenlijke zelf gaat voorbij de onderscheiding tussen subject en object, voorbij de dualistische splitsing.

“Als we dit subject konden ervaren, zou het niet langer degene zijn die ervaart, dat dat wat wordt ervaren,” dus het object (p 139). Dit waarnemende subject gaat volgens de filosoof Kant vooraf aan de ervaring, het is onzichtbaar, niet waarneembaar. Ook het eigenlijke object kan onderscheiden worden van de (zintuiglijke) ervaring van het object. Kant noemde dit eigenlijke object ‘Ding an sich’, het is niet kenbaar met ons verstand en de zintuigen. Het subject, het bewustzijn dat vooraf gaat aan de ervaring is wel ervaarbaar als open bewustzijn zonder objecten en inhouden.

 

Kennis van het hoofd, kennis van het hart en intuïtie

“In vrijwel alle contemplatieve tradities vinden we het onderscheid tussen… kennis van het hoofd (of begrip, conceptuele kennis) en kennis van het hart..., bekendheid met” (p 143). In zijn boek Contemplatieve psychologie (p 74) onderscheidt De Wit ook nonconceptuele, intuïtieve kennis, die wellicht meer verwant is met de kennis van het hart. Deze directe, intuïtieve kennis komt ook in uiteenlopende tradities voor. Het wordt ‘helder weten’ genoemd of ‘bewustzijn van het onuitsprekelijke’ in resp. de boeddistische en joodse traditie.

De Wit brengt deze vorm van kennis of ‘naakt bewustzijn’ (‘bare awareness’) als systematische toepassing van nonconceptuele aandacht in verband met meditatie. In oosterse zin is meditatie geen vorm van denken over iets maar waarnemen of zien “met een soort geestelijk oog” (p 75), met innerlijk zien of horen, of naar binnen kijken of luisteren naar de innerlijke stem, de aandacht naar binnen laten gaan, zoals nog wordt toegelicht in hetgeen volgt.

De contemplatieve psychologie maakt ook een onderscheid tussen de dualistische, egocentrische en de nondualistische, egovrije ervaring van de werkelijkheid, waarvoor het contemplatieve leven het bewustzijn opent. Daarbij wordt ook het hart geopend voor onze fundamentele menselijkheid die tot uiting komt in medeleven, levensvreugde, levensmoed en helderheid van geest. De transformatie naar het open bewustzijn gaat via momenten van openheid, die voorafgaan aan de transformatie.

 

Noten

  1. In de religiewetenschap staat het profane in contrast met het sacrale, heilige of transcendente als een andere levenssfeer. Het open bewustzijn zou zich dan openen voor het heilige, voor het transcendente bewustzijnsniveau dat overeen zou komen met Tao. In het profane bewustzijn is het ervaringsbereik van deze bewustzijnsdimensie  veelal verloren geraakt. Zie het werk van Mircea Eliade, Het heilige en het profane, Emile Durkheim, The Elementary Forms of the Religious Life, Rudolf Otto, Het heilige en Peter Berger, The Sacred Canopy / Het hemels baldakijn, R M Bucke, Cosmic Consciousness.