De crisis van onze eeuw volgens Sorokin
Deel 2: Bewustwording, solidariteit en altruïsme

Civis Mundi Digitaal #97

door Piet Ransijn

Sorokin met een beminnelijke glimlach

 

Blijvende solidariteit en bovenpersoonlijk bewustzijn

Volgens Sorokin en de wijzen van de Spiltijd dient blijvende solidariteit te zijn gebaseerd op een eenheidsvisie, een gemeenschappelijk bewustzijn, waarin men zichzelf ook in anderen ziet, zoals ouders zichzelf in hun kinderen zien. Dit is het principe van de Gulden Regel, van ‘uw naaste als uzelf’. Het vraagt een minder afgescheiden bewustzijn om dit zo te zien en oog te hebben voor de onderlingen verbondenheid. Vandaar dat Sorokin in zijn latere en laatste werken wijst op het belang van bewustwording van een bovenpersoonlijk bewustzijn, dat volgens tal van wijzen voor een mens is te ervaren en te verwerkelijken. Sociale verandering dient samen te gaan met bewustzijnsverandering, wil deze ‘zoden aan de dijk zetten’ en een meer permanent karakter krijgen.

Ook waarden dienen te worden gedragen door bewustzijnsverandering en ingebed te worden in de persoonlijkheid en het bewustzijn. Aan opgelegde normen en waarden zal men zich vroeg of laat onttrekken als men de kans krijgt. Het gaat ook bij opvoeding en socialisatie om de internalisatie van normen, waarden en opvattingen. Dit vraagt inzicht in het menselijk bewustzijn. Niet alleen inzicht, maar ook respect en hoogachting voor de mens als geestelijk wezen, “als drager van een goddelijke lichtstraal... als een vleeswording van... liefde,” die meer is dan een “bijgelovige voorstelling” en meer is dan “zijn biologisch organisme met alle daaraanklevende onvolmaaktheden” (p 215).

 

Mensen als dragers van absolute waarde

Een mens is drager van absolute waarde, geen wezen dat we uit de weg kunnen ruimen als hij niet meer nuttig is, zoals we dat met dieren doen. Het ontslaan van mensen die geen nut meer hebben, gaat al in die richting. De samenleving moet zich dan over hen ontfermen. Als een mens absolute waarde heeft, volgt hieruit de naastenliefde als categorische imperatief (p 219). Dat klinkt opgelegd. Zoals gezegd, dient dit ook een beleefde werkelijkheid te zijn en gepaard te gaan met een innerlijk gevoel. Dat vraagt een open bewustzijn, waarbij individule beperkingen worden overschreden of getranscendeerd, zoals Han de Wit, Woei-Lien Chong en Karen Armstrong hebben toegelicht in nr 95 en 96 aan de hand van de grote spirituele tradities. Vanuit een dergelijk bewustzijn en innerlijke beleving is substantiële solidariteit mogelijk, die Sorokin ‘broederschapsbetrekkingen’ noemt (p 220). Voor een dergelijke gedragsverandering is een ander bewustzijn, een andere ‘geesteshouding’ en een ‘omvorming van ons waardenstelsel’ nodig. “Gemakkelijke, halve maatregelen zullen falen, vooral bij een grote crisis” (p 221).

Sorokin wees al eerder dan Karen Armstrong op de Spiltijd (zie nr 96). “De werkelijke herziening van waarden... en veredeling van het gedrag werd geregeld in de vorm van een godsdienstige omwenteling. Feitelijk verschenen alle grote wereldgodsdiensten of ondergingen zij hun krachtigste wedergeboorte in tijden van hevig crisis, zoals in het oude Egypte..., in Babylon omstreeks 1200 v Chr..., in de geschiedenis der Indiase beschaving..., de geschiedenis van China... en de Joodse beschaving” (p 222). Daarbij gingen “omzetting van waarden en vergeestelijking van de innerlijke houding” samen met “zoniet alomvattende schenkende liefde... dan toch tenminste met broederlijke altruïstische verhoudingen” die “zegevierden over de teugelloze heerschappij van kracht en bedrog” (p 223).  Het betekende een herleving van ideële of idealistische waarden. Hij bespreekt dit herlevingsproces onder de kop ‘Crisis, Catharsis, Charisma and Ressurrection’ (zie ook Social and Cultural Dynamics, p 699).

 

 

Persoonlijke en maatschappelijke polarisatie

Ingrijpende sociale verandering gaat gepaard met polarisatie op diverse vlakken en fronten. Ook binnen de persoonlijkheid strijden tegenstrijdige neigingen, zoals eigenbelang tegen solidariteit. Daarbij kan het beste en het slechtste in mensen naar boven kan komen, zoals ook Camus in De pest heeft beschreven, die vooral de solidariteit benadrukte bij zijn selecte groepje hoofdpersonen. De meeste mensen veranderen volgens Camus niet wezenlijk. Bij crises staan mensen onder druk en onder stress, hetgeen vaak leidt tot psychische klachten en “een bloeitijd voor allerlei soorten psychiaters, psychoanalytici, klinische psychologen, geestelijke genezers en eenvoudige kwakzalvers... en een vraag naar allerlei soorten geestelijke heelmeesters” (Sorokin, p 234). Camus schrijft in De pest, dat de heilige Rochus, patroon van de pest en andere besmettelijke ziekten, werd aangeroepen en aanbeden en dat religieuze rituelen en kerkdiensten floreerden.

In diverse groeperingen worden tegenstellingen geaccentueerd. Dat zagen we ook voor de coronacrisis in de politiek. Extreem-rechtse partijen appelleerden op angst- en ontevredenheidsgevoelens ten koste van de middenpartijen. Bij een crisis neemt de neiging om zich achter de leider te scharen vaak toe, als deze zich als een sterke leider manfesteert. Daardoor wordt over het algemeen de positie van de middenpartijen van de leidende politici versterkt. Maar dat is niet overal zo, bijv. niet in Hongarije. De vraag is hoe de minder competente extremistische leiders door de crisis komen. In de VS zagen we ook een sterke politieke polarisatie, die nu enigszins op de achtergrond lijkt te geraken door de crisis, die ook politieke campagnes lam legt.

 

Overheidsbemoeienis en staatspaternalisme

De roep om overheidsbemoeienis en toezicht op de industrie, zelfs nationalisatie, die ook door Sorokin wordt genoemd, neemt weer toe. Humanitaire hulp wordt als onzelfzuchtig aangeboden, maar feitelijk is er vaak sprake van verlicht eigenbelang, omdat landen de crisis alleen kunnen oplossen door een gezamenlijke aanpak. Sorokin heeft het over ‘elastische diplomatie’, waarbij propaganda wordt gepresenteerd als ‘menslievende hulp’. De Chinese mondkapjes-diplomatie lijkt hier misschien op. Dit sluit echter een groei van internationale samenwerking en solidariteit niet uit, ook al zijn er beschuldigingen over en weer. In de EU zijn landen ‘tot elkaar veroordeeld’. Ze kunnen niet zonder elkaar. Ondanks de soms moeizame samenwerking, zijn ze telkens weer genoodzaakt tot elkaar te komen en vinden ze een weg, waarbij ze kunnen struikelen of stappen over tal van losse einden.

In het algemeen is de bevolking volgens Sorokin bij een crisis nog meer aan tegenstrijdige ideeën, meningen en verwachtingen blootgesteld, die angst en onzekerheid voeden. De regering zoekt zijn toevlucht tot deskundigen. De wetenschap groeit in aanzien, maar bekent haar onmacht met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. De crisis houdt de bevolking zozeer bezig dat andere problemen tijdelijk op de achtergrond geraken, schreef Sorokin in Man and Society in Calamity, waarin dezelfde processen ter sprake komen (zie ook nr 96, Sociale veranderingen deel 1).

 

Opbouwende polarisatie en creatieve herordening

Er vindt volgens Sorokin ook een ‘opbouwende polarisatie’ plaats, “een creatieve herordening van geest, gedrag en de persoonlijkheid”. We zien dit ook bij de hoofpersonen in De pest van Camus, een altruïstische heroriëntatie, “door op geweldloze wijze weerstand te bieden” (Sorokin, p 240). Soms dringt het besef door dat men niet “de enige bezitter is van alle waarheid” en anderen niet altijd ongelijk hebben. Mensen komen dan tot elkaar en respecteren en verdragen de visie van anderen en kijken naar de overeenstemming en gemeenschappelijke belangen. Dat zagen we bij dr. Rieux en pater Panaloux in De pest.

De ‘opbouwende hergroepering’ betreft vaak slechts een minderheid, die haast ongemerkt kan groeien. Ook in De pest was het maar een select groepje rond dr. Rieux. Sorokin wijst op “miljoenen naamloze ‘goede buren’, die dagelijks daden van liefde en samenwerking bedrijven.” Daarnaast naar mensen als Albert Schweitzer en Gandhi en “kleine groepen die... de beginselen van de Bergrede, de Bhagavad Gita of van het Dhammapada verwerkelijken of de Tien Geboden” (p 241). Hij hoopt dat de minderheid tot een meerderheid zal aangroeien en dat er meer samenwerking in plaats van meer wedijver en concurrentie zal komen. Hij wijst op “vele kleine ‘zonderlinge’ en hoogst verfijnde religieuze groepen... duizenden verschillende ethische, onzelfzuchtige personen en groepen en een steeds toenemend aantal idealistische en ideëel voelenden” (p 252).

 

Verschuiving naar het Oosten

Sorokin wees op een groeiende belangstelling voor oosterse en westerse spiritualiteit (yoga, vedanta, de Bhagavad Gita, en Indiase wijzen als Ramakrishna en Aurobindo, na hen Yogananda, Ramana Maharishi, Manharishi Mahesh Yogi e.a.). Spirituele schrijvers als Hermann Hesse en Aldous Huxley stonden sterk in de belangstelling. Dat gold en geldt nu ook weer voor Albert Camus, die vaak niet op waarde geschat is als een spiritueel schrijver. De hoofdmoot van de schrijvers en kunstenaars lijkt echter meer te voldoen aan bovenstaand typering van de moderne kunst. Na de dood van Sorokin in 1968 is de milieubeweging sterk opgekomen met een waardenstelsel dat overeenkomt met hetgeen hij bepleitte, zie o.m. Klaas van Egmond, Een vorm van beschaving. Verder wees Sorokin op de opkomst van idealistische wetenschappers. Hoewel de wetenschap in toenemende mate door de industrie wordt gefinancierd en zo zijn onafhankelijkheid lijkt te verliezen, verheffen veel wetenschappers hun stem (zie het nieuwsoverzicht in nr 96).

Behalve een verschuiving van wereldse, materialistische waarden naar ideële en idealistische waarden meende Sorokin dat de westerse hegemonie geleidelijk verschuift naar het Oosten, naar China, India en Zuid-Oost Azië als opkomende grootmachten en dat daar de oorspronkelijke cultuur niet door de westerse verdrongen gaat worden maar erdoor wordt opgenomen in een soort synthese (Basic Trends of Our Times, ‘Diagnosis of East-West Relationships’, p 61 e.v.). Ook meende hij dat kapitalisme en communisme naar elkaar zouden toegroeien in een meer gemengd systeem. Dat zal dan nog grotendeels moeten gebeuren, tenzij we het Chinese staatskapitalisme als zo’n gemengd systeem beschouwen of de noodleidende sociaaldemocratie van weleer weer opkomt.

 

Het belang van methoden voor bewustwording

In latere publicaties benadrukt Sorokin het belang van methoden voor bewustwording en spirituele ontwikkeling, o.a. in The Power of Love: Types, Factors and Techniques of Moral Transformation en The Reconstruction of Humanity. Bij dergelijk methoden gaat het er vaak om het gebied van het ‘bovenbewuste’ (‘the supraconscious’) binnen het bereik van het bewustzijn te brengen. Altruïstische liefde vindt zijn bron in dit gebied. Een groot gedeelte van het boek is gewijd aan uiteenlopende methoden om het ego te transcenderen (‘Ego-transcending techniques’), o.a. yoga- en meditatiemethoden, maar ook gebed, monastieke methoden van kloosters, counseling en therapie kunnen behulpzaam zijn. In het bestek van dit artikel kan dit niet worden toegelicht. Om een en ander te onderzoeken richtte Sorokin begin jaren vijftig het Harvard Research Center in Creative Altruism op, een vreemde eend in de bijt van de toenmalige wetenschap. Toch waren er een aantal toonaangevende geleerden die deelnamen aan een symposium over Forms and Techniques of Altruïstic Love and Spiritual Growth, o.a. Abraham Maslow en Erich Fromm. De invloed bleef echter beperkt tot een onderstroom. In de zestiger jaren zou de belangstelling voor meditatie en bewustzijnsverandering toenemen. Sorokin liep op zijn tijd vooruit.

 

Slot: de actualiteit van solidariteit en atlruïsme

Wat Sorokin schrijft komt soms wat gedateerd over, maar heeft in het algemeen weinig aan actualiteit ingeboet en kan zonder wezenlijke aanpassingen op onze tijd en de coronacrisis worden toegepast. Tegenwoordig zijn er veel meer mensen die menen dat een soort cultuuromslag met meer fundamentele oplossingen noodzakelijk is dan de geldkraan openzetten of een nieuw vaccin als deeloplossingen, zie het nieuwsoverzicht in nr 96. Het gaat volgens velen om een andere wijze van omgaan met medemensen en met de natuur, een omgang die zich kenmerkt door meer solidariteit en altruïsme t.o.v. medemensen en medeschepselen, zoals Sorokin al eerder aangaf en vele wijzen al veel eerder hebben benadrukt. Volgens Woei-Lien Chong en Han de Wit gaat het erom een oefenweg in het leven te integreren (zie nr 95 en 96).

We hoeven het wiel niet meer uit te vinden, maar dienen wel de banden op te pompen en het wiel opnieuw te monteren. Het wiel dat we nu nodig hebben om onze samenleving en cultuur meer op rolletjes te laten lopen, zou kunnen bestaan uit een moderne versie van de inzichten en methoden van de wijzen van de Spiltijd, die draaiden om bewustwording en solidariteit.

De roep om solidariteit en samenwerking om onze problemen op te lossen en tegenstellingen op te heffen wordt overal gehoord. Dat daarvoor ook bewustzijnsverandering nodig is, dringt ook steeds meer door. Substantiële sociale verandering gaat volgens Sorokin e.a. samen met bewustzijnsverandering. Het overstijgen van individuele en groepsbelangen vraagt enige voeling met een bovenpersoonlijk bewustzijn, hoewel de geleerden het er niet over eens zijn dat er zoiets bestaat. Het gaat om de realisatie van wat we gemeen hebben met alle mensen: ons bewustzijn en ons mens-zijn. Bewustzijn heeft volgens Sorokin e.a. een individueel, collectief en universeel of kosmisch aspect, waarvan mensen zich bewust kunnen worden. Voor een meer geïntegreerde samenleving en beschaving is een meer geïntegreerd bewustzijn nodig, waartoe ieder mens kan bijdragen, begiftigd als hij is met bewustzijn.