Ingrijpende sociale veranderingen
Deel 1: Verklaringen voor sociale verandering

Civis Mundi Digitaal #97

door Piet Ransijn

 

Opeenstapeling van crises en ingrijpende sociale veranderingen vragen om samenwerking

 

Inleiding

De coronacrisis is niet de uiteindelijke oorzaak van ingrijpende veranderingen, maar versnelt en accentueert trends die in gang waren gezet, kwam naar voren in het artikel over Sorokin. Er zijn al veel columns en krantenartikelen verschenen over gewenste veranderingen, maar weinig over hoe deze in hun werk gaan. Dit artikel gaat in op factoren die sociale verandering verklaren en motiveren. Wat zijn de drijvende factoren? Is de economie de motor van de vooruitgang of gaat het om de waarden die we belangrijk vinden? In hoeverre kunnen we maatschappelijke veranderingen beïnvloeden? Of dienen we dat vooral over te laten aan de leidende figuren en deskundigen? Welke rol spelen zij bij ingrijpende veranderingen? En wat is de rol van de bevolking, ‘het volk’ en het collectief?

In deze vragen en ook in de volgende krantenkoppen komen verschillende aspecten van sociale verandering naar voren, die bij de coronacrisis relevant zijn. Namelijk de economie, waarden, invloedrijke personen en onderlinge afhankelijkheid. Bij de coronacrisis bleken gezondheid en overleven nog belangrijker dan de economie en de welvaart. Om bevindingen in het nieuws meer te onderbouwen passeren in dit artikel een aantal sociologen en sociologische theorieën de revue, die de vaak overheersende economische benadering aanvullen.

De samenleving wordt niet meer hetzelfde, niet meer zoals vroeger, wordt ons voorgehouden. Er vinden ingrijpende veranderingen plaats volgens o.m. het nieuwsoverzicht in nr 96. Recente krantenkoppen spreken voor zich: ‘Onze huidige waarden zijn destructief voor ons overleven’., Het gaat over “de samenleving waarin iedereen ten prooi valt aan kapitalistische uitbuiting” (NRC 17 april). Alsof een geluid uit de zestiger jaren weerklinkt. ‘De ravage door het virus transformeert de hele economie’ (NRC 11 april).

Opvallend is dat de ene kop gaat over waarden, de andere over de economie. Beide blijken essentieel bij ingrijpende sociale veranderingen en hangen samen, zoals we zullen zien. ‘De ondergang nabij’ (Volkskrant 14 april). Toe maar. Het gaat over ‘een systeemcrisis’ van de welvaartsstaat. Echter, ‘zo teer is onze economie niet’ (NRC 17 april): “Economische malaise krijgt teveel aandacht... Focus op sectoren die groeien.”

In andere artikelen wordt gewezen op een gewenste transformatie in de richting van meer duurzaamheid en solidariteit, zoals in ‘De goede crisis’ (Volkskrant 14 april). ‘Na de epidemie wordt alles anders – soms een beetje’ (NRC 18 april). In de column ‘Wake-upcall’ wijst Harriët Duurvoort op ontwaken, betekenis geven, inspiratie, waarden en bewustzijn. Zij spreekt de hoop uit “dat we als samenleving beter uit de crisis komen. Rechtvaardiger, liefdevoller, minder spilziek en vervuilend” (Volkskrant 16 april). Anderen zien echter tegengestelde tendensen: ‘In chaotische tijden hebben brutalen de halve wereld’ (NRC 17 april).

Sociale verandering is niet alleen voor sociologen een fascinerend onderwerp. Journalisten, politici en krantenlezers houden zich er ook mee bezig. Onze vraag is: wat zijn de drijvende factoren zijn bij ingrijpende sociale veranderingen? Daar zijn diverse verklaringen voor met evenzovele theorieën. Enkele prominente verklaringen leggen de nadruk op 1. leidende personen, 2. economische factoren, 3. waarden, ideeën en andere ideële factoren, 4. onderlinge sociale afhankelijkheden, die ons nopen tot samenwerking en rekening houden met elkaar en tenslotte 5. integrale sociologische verklaringen op grond van de wisselwerking van genoemde factoren.

 

https://www.college-club.nl/college/de-grote-denkers/

Naast grote denkers valt te denken aan heersers, geestelijk leiders, wetenschappers, ontdekkers, industriëlen, enz.

 

1.    Nadruk op leidende personen

Vooral vroeger werd in de geschiedenis veel aandacht gegeven aan het handelen van historische personen, zoals heersers, geestelijke leiders en invloedrijke filosofen. Vaak beschreven als een aaneenschaling van veldslagen met perioden van betrekkeijke vrede. Tolstoi vraagt zich in Oorlog en Vrede af in hoeverre de geschiedenis is te verklaren uit de daden van historische figuren en/of de collectieve krachten in bredere lagen van de bevolking. Ten tijde van de Romantiek werd vaak de (helden)rol van grote figuren benadrukt, bijv bij schrijvers als Thomas Carlyle, On heroes, heroworship and the heroïc in history. Nietzsche had ook een neiging om de rol van bepaalde personen uit te vergroten in zijn filosofie van de Übermensch, die hij een keer omschreef als ‘Ceasar met de ziel van Christus’.

Ook Max Weber heeft aandacht besteed aan aan vormen van leiderschap, nl. traditioneel, rationeel en charismatisch leiderschap. Charisma beschijft hij in termen van buitengewone persoonlijke eigenschappen van ‘begenadigde’ personen en de oorsprong van religie (Sociology of Religion, ‘The Rise of Religions’).

Tegenwoordig wordt deze nadruk op historische figuren als eenzijdig beschouwd, hoewel zij onmiskenbaar hun stempel op de geschiedenis hebben gedrukt. Zonder steun van de bevolking en hun achterban zouden zij echter geen leiders kunnen zijn. Zonder volk en volgelingen geen leiders. Vandaar ook de aandacht voor collectieve krachten, vooral sinds grote volksmassa’s in beweging zijn gekomen. Zie bijv. Orthega y Gasset, De opstand der horden en Gustave Le Bon, De psychologie der massa. De socioloog Emile Durkheim introdudeerde het concept collectief bewustzijn. Over sociologie en collectief bewustzijn is een artikle geschrven in nr 37. In een democratie heeft het volk een beslissende stem, waarvan leiders afhankelijk zijn, hoezeer ze het volk ook kunnen beïnvloeden. Ook hier zien we een wisselwerking tussen bevolking en leiders.

Ondanks de aandacht voor collectieve krachten is er nog steeds veel aandacht voor invloedrijke (wereld)leiders, ook al staan of vallen zij met de steun van hun achterban. Hoeveel wordt er niet geschreven over Trump, Poetin, Xi Ping en andere leiders? Ook lang geleden hadden de heersers van grote rijken, de wijzen van de Spiltijd en de grondleggers van de wereldreligies onmiskenbaar een enorme historische invloed tot in onze tijd (zie nr 96, Karen Armstrong, De grote transformatie). Dit geldt ook voor geestelijke leiders als Gandhi, Martin Luther King, de paus en de dalai lama, niet alleen voor politieke leiders.

 

https://nl.dreamstime.com/stock-foto-s-bedrijfsmensen-die-globale-economische-ontwikkelingen-leren-image37510453

 

2.    Economische factoren

Adam Smith, Karl Marx en andere economisch gerichte filosofen, economen en sociologen legden de nadruk op economische factoren zoals (wereld)handel en industrie, productie- en eigendomsverhoudingen, de bezittende klasse, de klassenstrijd en de beschikking over productiemiddelen en de verbetering ervan. De macht van geld en kapitaal is nog altijd een invloedrijke factor. Hoewel het economisch determinisme van Marx achterhaald lijkt, wordt de economie nog steeds beschouwd als de motor van sociale verandering en vooruitgang, samen met de wetenschap en techniek: het WTE-complex (zie nr. 31). In zijn onderbouw-bovenbouw theorie probeerde Marx culturele instellingen, recht, religie e.d. te verklaren als legitimatie van de economische onderbouw. Zijn eigen filosofie toont echter de grote invloed van ideeën. Bewustzijnsfactoren zoals klassenbewustzijn bleken ook een belangrijke rol te spelen, als varianten van collectief bewustzijn. Over Marx, het marxisme, het revisionisme en de socaaldemocratie is veel geschreven. Dat gaan we hier niet samenvatten.

 

Waarden en ideën, wetenschap en wereldbeschouwing

 

3.    Waarden en andere ideële factoren 

Een mens leeft niet van economie alleen. Waar werken we voor? Welke waarden vinden we belangrijk? We horen tegenwoordig vaak dat het op den duur meer gaat om andere waarden dan winst en economisch rendement, bijv. om duurzaamheid en solidariteit. We hebben ook een nieuwe visie nodig, een nieuw zingevend ‘verhaal’, anders dan het economische sprookje, dat nu een dreigende wending krijgt. Nietzsche schreef een eeuw geleden al dat een een herwaardering van waarden nodig is, een Umwertung aller Werte. Dat geldt nog steeds, maar dan aangepast aan onze tijd.

In De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme wilde Max Weber laten zien hoe ethische en levensbeschouwelijke factoren de economie kunnen beïnvloeden. Deze studie was niet bedoeld als een weerlegging van de theorieën van Marx, maar als nuancering. Ook in zijn godsdienstsociologische studies liet Weber de wisselwerking zien tussen materiële, sociaal-economische factoren en geestelijke factoren. Menselijk gedrag kenmerkt zich door zingeving en is waarde-betrokken, is een uitgangspunt van Weber. Sociaal gedrag probeerde hij vanuit waarden en zingeving te begrijpen en oorzakelijk te verklaren vanuit de wisselwerking van diverse factoren.

De sociologie van Sorokin heeft een vergelijkbaar uitgangspunt: nl. wat mensen zien als de essentie van de materiële en de ideële, geestelijke werkelijkheid. In bepaalde tijden domineert een geestelijke gerichtheid, in andere tijden zoals de onze een materiële gerichtheid. Voor veel mensen, waaronder wetenschappers, is de geest een afgeleide van de materie, zoals bij Marx, Freud en vele anderen. Hegel, Saint-Simon, Comte en vele anderen zagen de geschiedenis en de samenleving echter als de verwerkelijking van ideeën in materële en sociale structuren, zoals de industrie en de staat. Zoals gezegd, is tegenwoordig meer aandacht voor de wisselwerking van beide factoren.

 

http://www.inter-dependance.org/interdependentie-wanneer-wetenschap-filosofie-ontmoet/index.html

 

4.    Onderlinge afhankelijkheden

Volgens de civilisatietheorie van Norbert Elias nemen de onderlinge afhankelijkheden toe met de toename van de bevolking, omdat mensen meer op elkaar zijn aangewezen en dichter op elkaar zitten. Zo zijn ze genoodzaakt meer rekening te houden met elkaar en hun gedrag op elkaar af te stemmen. Dit gaat gepaard met impulsbeheersing en regulering van het gedrag door normen en waarden. ‘Relatiedwang’ van buitenaf (Fremdzwang) en onderlinge afhankelijkheden (interdependenties) leiden tot ‘zelfdwang’ en zelfbeheersing. Vanuit dit gegeven verklaart Elias in Der Prozess der Zivilization de maatschappelijke, staatkundige en culturele ontwikkeling in het civilisatieproces. Zie ook J. Goudsblom, De sociologie van Norbert Elias: Weerklank en kritiek, de civilisatietheorie.

Een ander klassiek boek over veranderende sociale afhankelijkheden is The Lonely Crowd (1950) van David Riesman. Hij onderscheidt tradition-directed, inner-directed en other-directed relatietypen, resp. primair gericht op traditie, eigen inzicht en anderen. Deze relatietypen hangen samen met de bevolkingsdichtheid. Ter toelichting: veel filosofen lijken bijv.  inner-directed, ze denken zelf na en zijn geneigd autonoom te handelen. Dat geldt ook voor ondernemers die uitgaan van privéinitiatief. Theologen en gelovigen lijken meer tradition-directed op heilige boeken zoals de bijbel. De huidige ICT generatie is met hun smartphones sterk op anderen gericht. Van toenemende gerichtheid op anderen wordt al gewag gemaakt aan het eind van de 19e eeuw door Alexis de Tocqueville in Democracy in America en in eerdergenoemde boeken over massapsychologie. Sociaal-psychologen en sociologen, zoals Charles Horton Cooley en George Herbert Mead in Mind, Self and Society ontdekten dat het zelf, de identiteit, wordt gevormd in interactie met betekenisvolle anderen.

Vooral na de oorlog neemt de other-directedness toe. Dat gaat vooral ten koste van de tradition-directedness, mede door de toenemende secularisatie. Zelfdiscipline vanuit verinnerlijkte normen en waarden verandert in een voortdurende afstemming op anderen, als een soort sociale radar. Jongeren zoeken tegenwoordig steeds verbinding en goedkeuring van anderen in likes en apps. Psychiater J. H. van den Berg sprak van het ontstaan van een meervoudige persoonlijkheid in zijn boek Leven in meervoud (p, 228 e.v.). Hij begint met een motto van Sorokin: “Als de groepen van een individu met elkaar in conflict zijn, zetten ze hem aan tot tegenstrijdige daden, plichten, gedachten en overtuigingen. De persoon zal dan een intern verdeeld huis zijn, verdeeld door interne conflicten” (Society, Culture and Personality, p 351). Volgens Sorokin, Mead en anderen is er voor iedere sociale rol en iedere groep waarmee een persoon zich identificeert in ons een soort van sociaal zelf en zijn deze sociale zelven of identificaties met elkaar in conflict als de referentiegroepen met elkaar in conflict zijn.

Bij economische processen en arbeidsverhoudingen en motivatie spelen onderlinge afhankelijkheden, zelfbeheersing en uitgestelde behoeftebevrediging een belangrijke rol, zoals Max Weber reeds liet zien bij de protestantse ethiek. Bij de opvoeding en het socialisatieproces spelen de onderlinge afhankelijkheid van ouders en kinderen en de sociale controle door de ouders een grote rol. Imitatie en identificatie zijn echter zeker zo belangrijk.

Op mondiale schaal zien we ook een dwingende invloed van onderlinge afhankelijkheid, die manen tot zelfbeheersing en aanpassing. Deze afhankelijkheid gaat volgens velen te ver als we bijv. mondkapjes en medicijnen nodig hebben. Er wordt geroepen om meer nationale autonomie, voor zover mogelijk en wenselijk zonder dat landen elkaar in de wielen rijden. Zie NRC 11 april: ‘Vadertje Staat is terug’ en ‘De hang naar autarkie’ over nationale zelfvoorziening. Daarnaast wordt echter de blijvende noodzaak van structurele samenwerking benadrukt bij de crisisbestrijding en andere uitdagingen.

In Die Gesellschaft der Individuen beschrijft Norbert Elias hoe de onderlinge afhankelijkheid mondiale vormen heeft aangenomen. Mondialisering gaat ook gepaard met globalisering van de solidariteit. Op microniveau is er juist een toenemende individualisering en autonomie, die ten koste gaat van de gemeenschapszin. Er wordt verondersteld dat deze trend van globalisering zich op vitale onderdelen weer gaat keren in de richting van nationalisering, mogelijk met behoud van wereldwijde solidariteit en toename van nationale en lokale gemeenschapszin.

Waarden zoals solidariteit en ideeën omtrent samenwerking hebben te maken met onderlinge afhankelijkheden maar zijn er niet geheel uit te verklaren. Ze veronderstellen ook een creatief bewustzijn als menselijk vermogen, dat niet uit sociale afhankelijkheden kan worden afgeleid, hoewel het er wel door wordt beïnvloed. Ook religie en filosofie worden niet meteen verklaard uit sociale afhankelijkheid, hoewel het onmiskenbaar sociale verschijnselen zijn, die iemand in zijn eentje niet bedenkt. Het optreden en de leer van wijzen en religiestichters in de Spiltijd kan niet afdoende verklaard worden door de toenemende sociale diversiteit en onderlinge afhankelijkheid in die tijd. Dergelijke overwegingen pleiten voor integrale benaderingen, waarin eerdergenoemde factoren een plaats krijgen in onderlinge wisselwerking.

 

‘Hoeveel is er sinds de financiële crisis nu echt veranderd in het bewustzijn van de mensen? Weinig tot niets! Als het bewustzijn van de mensen niet verandert, dan verandert ook het bewustzijn van banken niet.’

https://www.5d-geld.nl/de-sterren-sturen-maar-dwingen-niet; https://nl.pinterest.com/pin/489555421975595717/

 

5.    Integrale benaderingen

Sociologen als Weber en Sorokin neigen ertoe aan levensbeschouwing, ideeën, zingeving en waarden een belangrijke betekenis toe te kennen, hoewel zij ook veel aandacht geven aan meer tastbare sociaal-structurele factoren en sociale relaties. Bij integrale benaderingen gaan veranderingen in het bewustzijn, de samenleving en de cultuur hand in hand. In Society, Culture and Personality: Their Structure and Dynamics licht Sorokin toe hoe de structuur en dynamiek van sociale processen verklaard dienen te worden uit deze drie samenhangende componenten. Als leidende figuren de nadruk krijgen is het uitgangspunt de persoonlijkheid. Bij Marx krijgen sociaal-structurele en economische factoren de nadruk, bij Hegel en Comte de ideële cultuur. In The Reconstruction of Humanity probeert Sorokin na de oorlog de wederopbouw toe te lichten en te stimuleren vanuit een herstel van sociale relaties, culturele waarden, persoonlijke ontplooiing en bewustwording.

Wat betreft de wisselwerking tussen economie en waarden benadrukt Daniela Hooghiemstra “het harde besef dat humane waarden aan economische logica onderhevig zijn... Solidariteit met ouderen en zieken zou niet langer realistisch zijn [dwz rendabel], of het kille, liberale verdienmodel juist de bron van alle kwaad. Maar zonder economie is solidariteit een wassen neus, en zonder solidariteit schaadt de economie de mens” (Volkskrant 14 april). We worden nu geconfronteerd met belangrijkere waarden dan economisch voordeel, zoals gezondheid en solidariteit, maar daar hangt een prijskaartje aan. Wie dat zal betalen is een vraag die ook schering en inslag is in de media. Het lijkt meer een vraag voor economen dan voor sociologen.