Civis Mundi Digitaal #98
Het zijn de aardappeltelers in Guinee die hun oogst zien verrotten in hun schuren en hun inkomen zien verdwijnen. Het zijn de families in de sloppenwijken van Dacca in Bangladesh die hun baan hebben verloren en voor de komende dagen alleen nog maar een handvol rijst en een paar uien hebben… de nieuwe gezichten van de wereldwijd oprukkende honger. In alle door Covid-19 getroffen landen, rijk en arm, winnen ondervoeding en ongezonde voeding terrein. Overal kan de crisis, waarvan de uiteindelijke omvang nog onbekend is, tientallen miljoenen mensen in hongersnood brengen.
De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties heeft berekend dat bij een mondiale recessie van 2 procent 14,4 miljoen meer mensen ondervoed zullen raken, bij 5 procent zijn dat er 38,2 miljoen en bij 10 procent 80,3 miljoen. Het door de internationale gemeenschap gestelde doel « 0 honger » van nu tot 2030 is verder weg dan ooit. Deze nieuwe hongerlijders voegen zich bij de 820 miljoen mensen die reeds hongerlijden, d.w.z. een op de negen aardbewoners. Het op 12 mei jongstleden gepubliceerde rapport over de mondiale voedselsituatie laat zien dat alle seinen op rood stonden, nog voordat Covid-19 de wereld veroverde. De ondervoeding houdt aan op wereldschaal. De auteurs van het rapport beschrijven de redenen voor hun ongerustheid, waaronder het aantal vrouwen op vruchtbare leeftijd dat aan bloedarmoede lijdt (32,8 procent), groeivertraging die 21,9 procent van kinderen beneden de 5 jaar treft en ernstige vermagering van 7,3 procent van deze kinderen.
Olivier De Schutter, co-president van het Internationale Panel van Experts inzake duurzame voedselsystemen (IPES-Food) en op 1 mei jongstleden benoemd als speciaal rapporteur van de Verenigde Naties voor extreme armoede en mensenrechten, analyseert de impact van Covid-19 op de toegang tot voedsel. Ik geef hieronder een samenvatting van zijn analyse.
De paradox is dat wij ons in een uiterst gevaarlijke situatie bevinden wat de toegang tot voedsel betreft, terwijl de mondiale productie van graan en de voedselvoorraden er heel goed voorstaan. Maar op middellange termijn lopen we het risico dat de bevoorrading gevaar loopt, om verschillende redenen. Allereerst is er het tekort aan Oost-Europese seizoenarbeiders in veel West-Europese landen door het sluiten van de grenzen vanwege Covid-19. Dat tast de kwaliteit en de kwantiteit van de landbouwproductie aan. De tweede moeilijkheid is dat nu de hele restaurantsector gesloten is, veel agrariërs daar hun producten niet kwijt kunnen, waardoor hun voorraden steeds groter worden. De kleine producenten zijn daarvan het eerste slachtoffer. In dertig jaar tijds is twee derde van de agrarische bedrijven in landen als Frankrijk en België verloren gegaan. Het zijn vooral de kleine bedrijven die het eerst verdwijnen, omdat zij minder competitief zijn en ook minder in staat zijn om op grote schaal bezuinigingen door te voeren. Deze sector verkeert nu in grote moeilijkheden. De derde bron van ongerustheid zijn de door een aantal landen aangekondigde restricties op export zoals Rusland, Oekraïne en Kazakhstan voor granen, en Vietnam voor rijst. Deze exportbeperkingen van een tiental landen zijn nog relatief bescheiden, maar als deze voortduren is er het risico dat er net zoals in 2008 (hongeropstanden in een dertigtal landen) paniekreacties op de markt, een verveelvoudiging van exportbeperkingen en een speculatie verhoogde prijzen ontstaan.
Het is dramatisch dat in een groot aantal westerse steden voedselbanken deel zijn gaan uitmaken van de sociale bescherming. Het is onacceptabel en schandalig dat regeringen van rijke landen een beroep doen op publieke liefdadigheid omdat doodarme gezinnen er niet in slagen zichzelf fatsoenlijk te voeden. Men moet zich realiseren dat de ontwikkeling van voedselliefdadigheid nooit een wezenlijke sociale bescherming biedt.
Veel landen hebben begrepen dat zij een grotere diversiteit in hun voedselproductie moeten aanbrengen om hun binnenlandse consumptie veilig te stellen, want het nodeloos afhankelijk zijn van importen brengt altijd risico’s mee. Het gaat er niet om een volledige autarkie te bereiken, maar wel een agrarische productdifferentiatie na te streven die ieder land voor zover en zoveel mogelijk in staat stelt in zijn eigen behoeften te voorzien. Men moet zich realiseren dat niet ten koste van alles naar efficiency gestreefd moet worden, maar naar weerstandsvermogen. Efficiency betekent standaardisatie, gelijkvormigheid, specialisatie en grote monoculturen, waar machines mannen en vrouwen vervangen en men massaproductie nastreeft. Weerstandsvermogen houdt een veel gedifferentieerde productie in, met het in de handel brengen via korte circuits.
Wij staan op een keerpunt, waar zich nu een politieke strijd ontwikkelt. Enerzijds zijn er veel stemmen die zeggen dat het milieu in de context van de grootste economische crisis sinds 1929 maar even moet wachten, dat ondernemingen nu niet gehinderd moeten worden door milieumaatregelen en dat het milieu weer aan de orde kan komen wanneer de economie zich heeft hersteld. Anderzijds zijn er stemmen die zeggen dat het juist nu gelegenheid is om ons economisch systeem te heroriënteren richting een duurzamere ontwikkeling. We zien dat de hulp die de lidstaten van de Europese Unie aan hun bedrijfsleven geven, de investeringsleningen van de Centrale Europese bank en het Europese plan voor herstel van de economie een totaal van 4200 miljard euro bedraagt dat in de komende maanden in de reële economie wordt gepompt. Dat is een kwart van het Europese BBP. Men moet deze astronomische bedragen gebruiken om naar een vergroening van de economie te gaan en om de sectoren die de ecologische transitie voorbereiden te steunen.
Het is voor de politiek moeilijk om gelijktijdig te reageren voor de korte termijn – verhinderen dat de economie instort – en voor de lange termijn - het voorbereiden van een traject van tien of vijftien jaar voor een samenleving met 0 uitstoot van broeikasgassen in 2050. Maar het is nu of nooit het moment om een visie te laten zien voor een gezondere en rechtvaardiger samenleving waar geen plaats meer is voor honger en ondervoeding.
Ik mag hopen, haast tegen beter weten in, dat zijn boodschap door de politiek begrepen en uitgevoerd wordt.
Geschreven op 17 mei 2020