Civis Mundi Digitaal #99
In anderhalf jaar tijd ontvielen me drie ‘maîtres à penser’: de Vlaamse filosoof en ethicus Etienne Vermeersch stierf op 18 januari 2019. Hij was degene die mij in 1967 in zijn allereerste lessen aan de universiteit van Gent leerde hoe reuzen als Aristoteles en Kant ook door een twintigjarige via een uitgekiende methodiek en een heldere synthese konden worden begrepen. De Gents-Berlijnse fenomenoloog en beheerder van het Husserl Archief Rudolf Boehm, overleed op 29 augustus 2019. Hij leerde me een tekst te begrijpen op een manier die aantoonde dat hermeneutiek geen simpel dingetjes is.
Ten slotte: op 22 april jl. stierf de wiskundige, natuurfysicus en ethicus C.W.Rietdijk. De twee eerste denkers heb ik goed tot intiem gekend, maar het was Wim Rietdijk die ik als een erg goede en trouwe vriend beschouwde, en dat was geheel wederzijds. Op Wims doodsprent staat een mooie foto van deze speciale man, met een bijschrift van de familie - Wim had vijf fijne kinderen - dat ik niet treffender had kunnen formuleren: “Onze lieve, eigenzinnige en uitgesproken Wim is overleden”. Hoe juist kan een portret zijn. Laat het me in deze kleine necrologie echter minder over het werk zélf hebben (die exegese is voor een uitgebreid essay, want er valt enorm veel over te zeggen), maar eerder over de persoon, al zijn beide onontwarbaar in elkaar verstrengeld.
Laat ik echter beginnen bij het begin: in 1977 was het tweede deel van Rietdijks De contrarevolutie tegen de rede verschenen. Ik had twee jaar ervoor met stijgende verbazing en grote bewondering het eerste deel gelezen. Zo’n systematisch-integere benadering van mens en wereld was ik nog nooit tegengekomen. Zo was het ook het tweede deel. Ik bleef verbluft achter want de onverbiddelijke rationele coherentie in Rietdijks verbijsterend non-conformistische denken bezorgde me én een soort huiver én een kijk op mens en maatschappij die ik nooit elders had aangetroffen. Zijn moreel-wetenschappelijke en wetenschappelijk-morele uitgangspunten leunden zowel op de emotie als op een uitgezuiverde rationaliteit en vormden een eenheid die onwrikbaar was, een continue Verlichting, uitmondend in een nieuw wereldbeeld.
Later zou ik beseffen dat deze denker een houding had neergezet die vanuit de strenge wetenschap van de kleinedeeltjesfysica tot de bevinding was gekomen dat er aan het universum een plan lag. Bepaalde christenen noemen dit een ‘grand design’, al zou ik de auteur onrecht aandoen mocht het die benaming krijgen. Immers, vanuit zijn streng-wetenschappelijke denken en via een overvloed aan klemmend bewijs via de fysica stond voor Wim Rietdijk de toekomst vast, een bewijsvoering die door geen enkele fysicus ooit weerlegd werd en die opgetekend werd in artikelen over de Einstein-Podolsky-Rosen-paradox en het overschrijden van de vierdimensionale realiteit. Geduldig legde hij me dat uit, want hij was ook een slimme didacticus, zodat een geïnteresseerde leek als ik het kon begrijpen.
Wim Rietdijk was so to speak een gelovige rationalist, maar dan een in wie Einstein, wiens werk hij goed kende (‘Der Herr Gott würfelt nicht’), een verwante ziel zou hebben herkend.
Laat ik echter terugkeren naar 1977. Ik vatte het plan op de auteur te interviewen voor het toenmalige Radio 3 (nu Klara). Ik schreef de uitgeverij een brief en kreeg prompt een lange, mooi gekalligrafeerde maar vooral vriendelijke brief terug van de auteur zelf. Om een lang verhaal kort te maken: we maakten telkens als er een nieuw werk verscheen radioprogramma’s waarbij natuurwetenschappen en ethiek, wiskunde en filosofie door elkaar liepen. Wim publiceerde ondertussen in belangrijke natuurwetenschappelijke tijdschriften.
Het was me ondertussen bekend dat hij als slechter van menig taboe (op de doodstraf, op euthanasie, het intiem-seksuele leven, eugenetica, moderne kunst, zijn pleidooi voor een rationele seksmarkt) bijna een taboe op zichzelf was geworden. Door zijn uitspraken, die hij telkens vanuit zijn coherente wereldbeeld op de wereld losliet, maakte hij het soort vijanden waarop Nederland patent heeft.
Laat ik het wat oneerbiedig formuleren: Wim Rietdijk was de Fortuyn avant la lettre, een ongenaakbare denker die vanuit een virulente argumentatieve kracht, zijn tegenstander rationeel neersabelde. Die kon zoals te doen gebruikelijk in conformistische kringen alleen nog maar ad hominem reageren, waardoor Wim Rietdijk een blijvende Aussenseiter werd.
Het is wel héél speciaal – to say the least – dat de uitgever van zijn eerste boek (Vooruitgang, cultuur en maatschappij. Met een gedetailleerde behandeling van enige libidineuze problemen, L.Stafleu, Leiden, 1959!) op p. 5 optekende: “Bij een omvangrijk, en zo talrijke facetten uit de vooruitgang, cultuur en maatschappij aansnijdend werk als het onderhavige, zal het niet te verwonderen zijn, dat de uitgever, in bepaalde opzichten de inzichten van de auteur niet deelt”. Typisch bij dit soort uitspraken is, dat je nooit expliciet te weten komt welke die bezwaren dan wel zijn, welk taboe overeind had moeten blijven en welke argumenten te dien aanzien er zoal zijn. Dat was zo in 1959, dat is nog steeds zo in 2020.
De conformistische gemeente met haar collectieve orthodoxie drukt op een bijna kwaadaardige wijze het stigma van outcast op je hele wezen, en je blijft de rest van je leven met een leprozenratel zwaaien. Als gerechtigheid bestaat (en ik denk dat Wim dat vanuit zijn planmatig denken, waarin de toekomst ook zoiets lastigs als integriteit zou verzekeren, wel zou beamen), dan is het vriendelijke stempel dat leprozen in de Middeleeuwen erbij kregen, namelijk ‘Gods lieve siecken’, ook op deze verstandige en lieve man van toepassing. Mocht god/God bestaan, zo zegt de atheïst in mij, dan zal hij zeker Wim Rietdijk als rechtvaardige (h)erkennen.
Hoofdpunten van zijn denken waren ten eerste zijn blijvend geloof in een natuurlijke en hogere morele orde, waarvan de coherentie geïmpliceerd wordt door de natuurwetten en die het optimaliseren van het totale geluk moest waarborgen. Ten tweede de techno-wetenschappelijke revolutie die op alle niveaus moest worden geïmplementeerd, hoezeer een en ander ook sterke tegenstand opriep, en dat is een understatement. Dat ondervond hij zelf meermaals erg direct door de processen die werden aangespannen wegens bijvoorbeeld zijn uitspraken (altijd te goeder trouw) over eugenetica. Hij werd dan ook terecht vrijgesproken, maar vogelvrij verklaard was hij wel.
Wims innerlijke kracht echter was immens. De eigen absolute integriteit wilde hij overdragen op de samenleving waarin hij ontzettend veel oneerlijkheid en irrationaliteit ontwaarde. Dat gevecht ging hij elke dag aan en het was wonderbaarlijk om zien hoe hij de menselijke lotsbestemming biotechnologisch, cultureel en moreel bleef situeren in een grote macro-evolutie waarin de grootste vijand het moreel en cultureel relativisme is - en helaas voorlopig blijft: goed en kwaad waren voor Wim Rietdijk niet relatief. Het postmoderne denken daarover en de ‘nonsensindustrie’ konden hem zeer frustreren en emotioneel bewegen, waarbij hij zeer onmodieus uitging van de niet-gelijkwaardigheid van de mens.
Wim ging in tegen het motto van Wittgenstein dat uitdrukte hoe onze levensproblemen niet opgelost zouden zijn, ook al waren alle wetenschappelijke vragen beantwoord. Hij zong niet mee in het koor van postmoderne auteurs als Lyotard of Foucault: hij had een broertje aan ze dood omdat ze zich in een antirationele filosofie inschreven, een denkhouding die hij ook terugvond in de moderne kunst en in de weigering van de zoektocht naar objectieve waarheid. Die werd niet meer voltrokken omdat, zoals cyberneticus Norbert Wiener het uitdrukte, de wetenschappen zich ondertussen binnen een geïnstitutionaliseerde en feodale sfeer afspeelden. Wim echter was en bleef een optimist die, anders gezegd, met integere verontwaardiging vocht tegen het kwade. Hij had daarbij geen angst om de zaken bij de naam te noemen en het boze, zoals Dostojewski het noemde, met heel zijn formidabele denkvermogen en de daarbij horende emotionaliteit te lijf te gaan.
Voor de bijna criminele houding waardoor de postmoderne wereld het kwade zelfs niet meer kan zien, laat staan bestrijden, had hij een diep-intense verachting. Dit ongemakkelijke aanvoelen van zijn oprechte hoon en van de bijzondere rechtlijnige houding die uit een absolute eerlijkheid voortkomt, deed, denk ik, bij vele van zijn tegenstrevers de frustratie ontstaan dat ze met een mentale reus te maken hadden die hen tot morele dwergen maakte. Dat resulteerde dan steevast in een volslagen oneerlijke en leugenachtige verwerping van zijn denkbeelden, waarbij zogenaamde rationalisten plots erg furieus antirationeel en ziekelijk irrationeel werden.
De semantiek van het begrip ‘politiek correct’ was in de jaren zestig nog niet zo orwelliaans verfijnd als vandaag, maar toch had men het kunnen aanwenden in verband met Wim Rietdijks ethisch-maatschappelijke standpunten die, anachronistisch beschouwd, wel héél erg politiek incorrect waren. Nederland is een land dat van zichzelf pretentieus denkt dat het op allerlei gebied voorlijk is, maar conformistischer is dan welk ander Europees land ook en vooral vaak dwingender in het voorschrijven van hoe de realiteit moet worden benoemd.
In de jaren zestig zette het ideeëngoed van ’68 de toon en dat is zo gebleven, en al wie anders dacht werd ‘ausradiert’. Nederland is op die manier één van de meest conformistische landen ter wereld, en dat ging en gaat nog steeds heel ver: de journalistieke karaktermoord op en broodroof van criminoloog Wouter Buikhuisen, wiens visie op genetische aanleg voor criminaliteit door kameleon en halve crimineel Piet Grijs op een pervers-rituele manier warm werd gehouden; de bijna-moord in 1986 op Janmaat, zijn vriendin en heel wat leden van de Centrumpartij door links ‘tuig van de richel’, en de letterlijke moord op Pim Fortuyn, voorbereid door de demoniserende mainstream media en vooral door VARA-coryfee Marcel van Dam met zijn uitspraak “U bent een minderwaardig mens”. In dit rijtje ‘viri illustres’ schaart zich sinds de jaren zestig Wim Rietdijk, een authentieke nonconformist. Wie in Nederland zelfstandig nadenkt, krijgt van de contemporaine cultuurmarxisten (dus zowat alle journalisten en culturo’s) nog steeds geen gelijk en blijft een paria, ook al hebben de feiten klip en klaar aangetoond dat Buikhuisen, Janmaat, Fortuyn en Rietdijk het gelijk aan hun kant hadden en hebben.
We hadden in de loop van zovele jaren pittige discussies, het waren klemmende en opwindende gesprekken met iemand die op het scherp van de snee kon discussiëren en debatteren, en dat alles met de minzaamheid en het fatsoen van een grootburger. Wim deed me soms denken aan een eigentijdse Auguste Comte, maar zijn hang naar verwetenschappelijking via bijvoorbeeld genetic engineering bleef toch dichter bij de werkelijkheid dan het positivisme van Comte.
De technowetenschappelijke revolutie die hij voorstond en die hij beschouwde als de huidige voortzetting van de Verlichting legde hij omstandig uit in zijn hoofdwerk The Scientifization of Culture. Thoughts of a Physicist on the Techno-Scientific Revolution and the Laws of Progress uit 1994, in dankbaarheid opgedragen aan zijn veel te jong gestorven lieve en pientere vrouw Maria en aan zijn vijf kinderen, één jongen en vier meisjes, ondertussen een man tussen vier vrouwen. Ze hadden een vader op wie ze uitermate trots mogen zijn, een denker, een moralist, een wiskundige, een uomo universale die velen ongemakkelijk maakte, met als uitvalsbasis eerlijkheid, integriteit en fatsoen.
Voor mij op mijn bureau ligt de foto van een scherp en eigenzinnig denker. Ik hoop dat hij in zijn hemel toekijkt op de vele aardse dwergen maar ook op het voortschrijden van zijn denkbeelden, alle tegenstand ten spijt.