Civis Mundi Digitaal #99
De rechterfoto van Malraux dateert uit 1933
Leven en werk van Albert Camus Deel 11: Verwantschap van Albert Camus met André Malraux en andere schrijvers
Piet Ransijn
Toen Albert Camus werd overrompeld door het nieuws dat hij de Nobelprijs had gekregen, zei hij steeds dat deze André Malraux toegekend had moeten worden. Hij heeft zelfs overwogen de prijs te weigeren (Olivier Dodd, Albert Camus: A Life, p 371). Behalve met zijn vriend en voormalige docent Jean Grenier heeft Camus een aantoonbare verwantschap met Malraux, zoals in dit artikel zal worden toegelicht. Deze verwantschap blijkt in een oud essay door prof. S. Dresden Het tragische leven: André Malraux in de bundel Geestelijke achtergronden bij enkele grote schrijvers (1958), een serie lezingen voor de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag uit 1956/57 (een boek uit de nalatenschap van Wim Couwenberg). Het gaat over schrijvers als Aeschylus, Vergilius, Dante, P.C. Hooft en Lessing. Malraux is in goed gezelschap.
Daarnaast is geput uit de studie van Marleen Rensen, Lijden aan de tijd: Franse intellectuelen in het interbellum (2009). Het betreft schrijvers van linke en rechtse signatuur, die zich boven hun tijd en het absurde dagelijkse leven uit pogen te verheffen. Malraux wordt vergeleken met Paul Nizan, Pierre Drieu de la Rochelle en Rober Brasillach. Op hen gaan we hier niet in, hoewel ook zij thema’s gemeen hebben met Malraux en Camus. In beide boeken wordt Malraux nergens vergeleken met Camus, wel met andere schrijvers, maar ook de verwantschap met Camus is treffend. In het kader van de opvattingen van Camus over zijn schrijverschap is het interessant om de overeenstemming en verschillen met Malraux te traceren.
Relatie met Camus
“Camus bewonderde Malraux en zei: ‘Het was een van de gelukkigste dingen in mijn leven dat ik Malraux heb gelezen als een van mijn leermeesters toen ik een jonge schrijver was en daarna om hem als vriend te hebben ontmoet...’. Hoewel Malraux een zekere achting had voor Camus, beschouwde hij hem meer als een protegé dan een vriend; het is te betwijfelen of Malraux vrienden had, als dat betekende mensen die hij als gelijken beschouwde” (Dodd, p 372). Volgens Dodd zou zijn onvermogen tot intiem contact te te maken hebben met het syndroom van Gilles de la Tourette, dat bij hem op jonge leeftijd werd vastgesteld (Rensen, p 54). Malraux was een nogal op zichzelf staande figuur, die zijn eigen weg ging als activist en avonturier. “Je moet je leven zelf de moeite waard maken, vond Malraux, als je geen geloof hebt en geen enkele andere leidraad vindt die het menselijk bestaan een betekenis geeft.” De tendens om zichzelf te bewijzen komt ook voor bij andere Franse intellectuelen die na de Eerste Wereldoorlog volwassen zijn geworden (Rensen, p 117). De avonturen in de romans van Malraux zijn deels verzonnen, deels zelf beleefd, maar steeds doorleefd en levensecht. Dat verklaart zijn succes. Na zijn leven als revolutionair en verzetsstrijder werd hij minister van cultuur in de kabinetten van De Gaulle (van 1958 tot 1969). Dat hij in het Franse Indochina ooit was betrapt op kunstroof, werd door de vingers gezien. Hij kwam er met een lichte straf vanaf (Rensen, p 51, 52).
Volgens Camus had Malraux de Nobelprijs niet gekregen om politieke redenen, vanwege zijn verbondenheid met De Gaulle. Bovendien had hij communistische sympathieën gehad. Malraux en De Gaulle hadden beide tegen de Nazi’s gestreden. De Gaulle had Engelse les van Malraux gekregen tijdens hun verblijf in Engeland. Dat schiep een band. “Volgens Florence, de dochter uit zijn eerste huwelijk, had haar vader maar één grote liefde gekend: De Gaulle. Malraux adoreerde de generaal...” (Rensen, p 54). Volgens haar zou het beter zijn geweest niet in het bijzijn van haar vader over de Nobelprijs te praten (Dodd, p 372). Hij zou hem best gehad willen hebben, omdat hij bepaald niet afkerig bleek van roem en eer. De heldhaftige en charismatische generaal De Gaulle benaderde het heroïsche ideaal van Malraux. Misschien was hij ook een soort vaderfiguur voor Malraux, die in zijn jeugd een vader miste. Mogelijk biedt zijn jeugd onder vrouwen een gedeeltelijke verklaring voor zijn voorliefde voor het masculiene, zoals Lyotard suggereert in zijn biografie (Rensen, p 53).
Camus volgde in 1935 een lezing van Malraux in Algiers en schreef daarover een enthousiast verslag in een communistisch blad. Hij was toen 21 jaar en lid van de plaatselijke communistische partij, maar na een jaar werd hij al geroyeerd omdat hij afweek van de partijlijn. Malraux had overeenstemmende ideeën over politiek en kunst, te vergelijken met de poltieke betrokkenheid die Camus uitsprak in zijn Nobelprijstoespraken. In 1940 ontmoette hij Malraux weer in Parijs en was onder de indruk van zijn persoon. Hij zou een charismatische persoonlijkheid zijn geweest met sprekende ogen (Dodd, p 39-43, 104). Dodd heeft ook een biografie over Malraux geschreven).
John F. Kennedy, Marie-Madeleine Lioux, de vrouw van Malraux, André Malraux, Jacqueline Kennedy, and Lyndon B. Johnson at an unveiling of the Mona Lisa at the National Gallery of Art, Washington, D.C. Mrs. Kennedy described Malraux as "the most fascinating man I’ve ever talked to"(Wikipedia).
Het avontuurlijke leven van Malraux
André Malraux (1901-1976) was schrijver, activist, avonturier, kunsthistoricus en archeoloog. Evenals Camus was hij een bewonderaar van de heroïsche filosofie van Nietzsche, die hij in praktijk bracht. Ook werd hij beïnvloed door de revolutionaire filosofie van Marx. Malraux was echter geen marxist en had een soms lovende maar kritische visie op het communisme. Hij koos niet voor een bepaalde ideologie, wel voor het verzet en kwam daardoor in het vaarwater van revolutionaire ideologieën (Rensen, p 157, 209). Hij maakte als archeoloog op zoek naar kunstschatten avontuurlijke reizen door Arabië, Vietnam, Cambodja en China, waar hij volgens eigen zeggen deelgenomen zou hebben aan de Chinese burgeroorlog. De grenzen tussen fantasie en werkelijkheid lagen bij Malraux niet vast. Hij poogt soms zijn heldenrol uit te vergroten. Over zijn belevenissen in China en Indochina schreef hij een aantal Aziatische avonturenromans. Hij zag toen al een beginnende verschuiving van de hegemonie van het Westen naar het Oosten en stond kritisch tegenover het kolonialisme, het kapitalisme en het verval van de westerse cultuur, zonder ‘de oosterse wijsheid’ op te hemelen. Ook in het steeds meer verwesterde Azië raakte de mystiek steeds meer op de achtergond en kwamen individualisme en materialisme meer op de voorgrond (Rensen, p 87 over La tentation de l’ Occident). Anders dan Jean Grenier was Malraux meer politiek betrokken dan levensbeschouwelijk geïnteresseerd in het Oosten. Lawrence of Arabië was een voorbeeld voor hem.
Malraux had een tragisch leven. Zijn twee zoons verongelukten op jonge leeftijd, twintig jaar nadat hun moeder was verongelukt toen zij nog kinderen waren. Zijn halfbroer werd in de oorlog gefusilleerd. De dochter van Malraux was een goede kennis van Camus. Malraux was evenals Camus in de oorlog actief in het verzet. Hij kreeg daarvoor Franse en Britse onderscheidingen. Ook vocht hij in de Spaanse burgeroorlog. Over al zijn avonturen heeft hij boeken geschreven. La condition humaine (1933) wordt beschouwd als zijn hoofdwerk. Het speelt zich af tijdens de Chinese burgeroorlog. Het werd onderscheiden met de Prix Goncourt en door Camus en vele anderen geprezen. E. du Perron, een vriend en bewonderaar van Malraux, heeft het in het Nederlands vertaald.
Dood en sterfelijkheid als hoofdthema’s
De romans van Malraux gaan over revolterende ‘intellectuele avonturiers’. Dit thema zien we ook in De mens in opstand van Camus. Een recensent vergeleek dit essay met La condition humaine van Malraux (Dodd, p 306). Malraux probeert denken en doen te combineren in een activistische stellingname. Zo pogen zijn hoofdpersonen zin aan hun leven te geven door in opstand te komen tegen de zinloosheid en absurditeit van het leven. “De avonturier geeft zelf zin aan wat zich zinloos rondom hem voordoet” (Dresden, p 132). Zo wordt de absurditeit en de “immense onverschilligheid van de wereld” doorbroken. In het werk van Camus treffen we eenzelfde thema aan, dat typerend is voor de existentiefilosofie. Malraux kan als evenals Nietzsche en Kierkegaard beschouwd worden als een voorloper van de existentie-filosofie. Het menselijk bestaan is absurd “omdat er... geen enkel hoger plan is dat de dood kan rechtvaardigen... Dit besef van absurditeit wijst vooruit naar het existentialisme van Sartre... De moderne mens dwaalt ontheemd en doelloos rond in een wereld zonder God” (Rensen, p 128, 137).
Een ander thema dat Malraux met Camus gemeen heeft, is de onvermijdelijke dood en sterfelijkheid van de mensen. “De dood is en blijft het fundamentele feit van het menselijke bestaan, de enige zekerheid waarover ieder individu beschikt... [als] het enige wezen op aarde dat weet dat het sterfelijk is” (Dresden, p 133). “Het leven is vergelijkbaar met ter dood veroordeeld zijn” (Rensen, p 136). De doodsproblematiek heeft een centrale plaats in de werken van Malraux en Camus. De dood is bij Malraux “de angst voor het Niets... en de vrees voor een zinloos leven en voor een dood die dan ook zonder enige betekenis zou zijn..., ‘une mort sans signification’, een betekenisloze dood. Door te strijden voor ‘een goede zaak’ zoals de revolutie, geeft men zin aan het leven, ook als men in de strijd eervol en bij voorkeur heroïsch ten onder gaat.
Enerzijds is de dood zo een eervolle zingeving aan het leven; anderzijds dient men zich te verzetten tegen de dood om zijn leven niet absurd te laten zijn. In deze tragische paradox beweegt zich het leven en werk van Malraux. De avonturier begeeft zich op de rand van de afgrond van de dood. In het overleven en het verzet tegen de dood vindt zijn leven een voorlopige zin. Zo trotseert hij tijdelijk het noodlot dat hij uiteindelijk toch sterven moet. De avonturier sterft echter strijdbaar, als een tragische held. In het aangezicht van de afgrond staat hij ook tegenover ‘het gans andere’. Religiewetenschapper Rudolf Otto noemt dit ook wel het ‘numineuze’ in zijn boek Het heilige. In de Germaanse en Griekse mythologie werd het noodlot van hogerhand (mede) bepaald door de goden en de schikgodinnen. Rensen legt in haar boek een verband met de kosmische visie van religiewetenschapper Mircea Eliade over de mythische tijd, die Malraux benadert in zijn archetypische helden die de aardse ellende en ‘’de terreur van de geschiedenis” pogen te ontstijgen (p 171).
Camus, links en Malraux met pet op de locatie van de verzetskrant Combat, waarvan Camus hoofredacteur was (1944)
Verzet, communisme en anarchisme
Het strijdbaar tegemoet treden van de dood is eveneens een thema in het werk van Camus. Het verschil met Malraux is dat Camus zoveel mogelijk een voorstander is van geweldloze actie, hoewel in de oorlog en in het verzet geweld onoverkomelijk was. Hij verwerpt revolutionair geweld. Vandaar ook zijn weerzin tegen de doodstraf en het doden van mensen überhaupt. Ondanks de vele gevechten in zijn leven en werk, is Malraux geen militarist die geweld verheerlijkt. “Antifascisten als hijzelf hadden een ander streven: ‘Wij willen een erfgoed en een hoop die gericht is op vrede, niet op oorlog’,” betoogde hij in een lezing. Het gaat hem uiteindelijk om ‘een universeel humanisme’, dat hij vooral in de kunst uitgedrukt ziet. “Kunst moet illustreren dat mensen, ongeacht verschillen naar tijd en plaats, één zijn in de strijd en het lijden dat hen bindt.” Een thema dat ook bij Camus naar voren komt. De waardigheid van de mens komt naar voren in het verzet tegen de dood, die een overwinning betekent op het onderworpen zijn, ook al verliest hij uiteindelijk de strijd (Rensen, p 190, 247).
“Het menselijk bestaan heeft niet uit en door zichzelf reeds bewuste zin... Het feit nu dat een ieder genoodzaakt is persoonlijk en individueel... zin te verschaffen, dat hij dus niet zomaar voort kan leven, houdt in dat elk individu zich ook op enigerlei wijze verzet tegen de situatie waarin hij leeft... Altijd vindt men bij Malraux een ‘revolte’ of wat hij noemt een ‘revanche contre l’univers’... De mens moet altijd ‘exister contre’. Het lijkt alsof hieruit vrij eenvoudig verklaard kan worden, dat Malraux dus altijd de kant van de revolutie gekozen heeft... Tot 1940 was Malraux op tamelijk geheimzinnige wijze communist of trotzkist... Men wist het niet zo precies” (Dresden, p 136). Die geheimzinnigheid geldt ook voor de romanfiguren die hij heeft gecreëerd.
“Zij zijn allen mensen die zich op enigerlei wijze altijd blijven verzetten... Of misschien doet men er verstandiger aan hen anarchist te noemen... De grote moeilijkheid is voor hen dan ook, dat zij dit persoonlijke, anarchistische avontuur in een communististische organisatie willen inpassen. Hier ligt dus opnieuw een uitzonderlijk grote spanning, dit keer... tussen het avontuurlijke en het organisatorische... In het werk van Malraux komen veel terroristen voor, die veeleer een persoonlijke voltooiing van het eigen leven trachten te bereiken (zij het binnen het kader van een georganiseerd gemeenschappelijk handelen), dan een oplossing van hèt leven wensen. Deze terroristen streven zonder ophouden naar een andere wereld, en dat niet alleen in politieke zin, maar ook... in de meest wezenlijke wijsgerige en menselijke betekenis. Evenals de communisten wensen de belangrijkste figuren van Malraux een anders gestructureerde maatschappij. Zij weten dat deze alleen opgebouwd kan worden door het handelen en actief optreden in de wereld. Maar daarenboven willen zij ook zichzelf veranderen. Zij willen aan de wereld en aan zichzelf ontsnappen. Zij zijn en blijven typisch onbevredigden” (p 136-37).
Veel van deze typering is met wat andere accenten ook van toepassing op het werk van Camus, ook al heeft deze zich gedistantieerd van het communisme en de revolutie. Hij paste niet in het organisatiekader en verwierp geweld en terrorisme, dat in het werk van Malraux prominent aanwezig is. Het werk van Camus is minder tragisch en zwaarmoedig en geeft een meer persoonlijke invulling en uitwerking van het verzet, dat bij hem meer humanitair en minder revolutionair is, zoals bijv. in De pest wordt uitgewerkt. Niet als een strijd tegen anderen, maar een strijd met een gemeenschappelijk doel tegen een gemeenschappelijke niet-menselijke vijand. Toen was dat de pest en nu het coronavirus. Het verzet is bij Camus, evenals bij Malraux, gemeenschappelijk, bijna broederlijk. Deze broederschap is bij Malraux het hoogst bereikbare, dat de absurditeit en ‘onverschilligheid van de wereld’ voorbijgaat en overstemt. Daardoor doorbreekt men ook de eenzaamheid, de onvrede en angst voor de dood. In het sterven voor een ideaal vindt het leven van de activist een zekere zingeving, die anders zou ontbreken.
Persoonlijke liefde, broederschap en kameraadschap
Ook bij Camus vindt het leven een zin in solidariteit en broederschap, meer dan in persoonlijke liefde. De hoofdfiguur Rambert in De pest staat voor het dilemma van de persoonlijke liefde voor zijn vrouw en de solidariteit met de maatschappij. Hij kan het niet over zijn hart verkrijgen anderen in de steek te laten voor zijn persoonlijk geluk; dat wordt uitgesteld tot hij zich herenigt met zijn vrouw als de stad weer wordt ontsloten na de ‘lockdown’. In de werken van Camus wordt de echtelijke relatie sporadisch beschreven in termen van wederzijdse betrokkenheid en toewijding, nl. in De gelukkige dood en in De pest, en meer expliciet in de verhalen van Koninkrijk en ballingschap, met name de verhalen ‘De overspelige vrouw’ en ‘Jonas of de artiest aan het werk’.
Malraux’ houding ten opzichte van vrouwen heeft te maken met het feit dat hij tussen vrouwen is opgegroeid. Hij is evenals Camus door zijn moeder en zijn oma opgevoed. Malraux had dus ook zijn vader al jong verloren. Mogelijk wilde hij zich in zijn avontuurlijke leven als man bewijzen. “In zijn literaire universum komen nauwelijks vrouwelijke personages voor, en de paar vrouwen die er zijn hebben altijd een ondergeschikte rol” (Rensen, p 53). Ook bij Camus blijven vrouwen op de achtergrond, maar zijn werk is nergens vrouwonvriendelijk, zoals bij Malraux. Anders dan Malraux schrijft hij nauwelijks over erotiek.
“In alle romans van Malraux is de [persoonlijke] liefde gereduceerd tot naakte erotiek, tot een incidenteel en zeer tijdelijk verliezen in de ander, en dan nog niet eens volledig... Toch bestaat er in deze romans een andere manier... waarnaar de voorkeur van Malraux duidelijk uitgaat. Zij ligt in de ‘fraternité virile’ en wordt dus bereikt in het gemeenschappelijk optreden van kameraden, die verenigd zijn in de strijd voor een gemeenschappelijk doel. Hier ligt volgens Malraux het hoogste wat een mens bereiken kan. Het individu staat hier niet tegenover anderen... De mens is met anderen en behoeft toch niet volledig één met hen te zijn. Hij blijft bij zichzelf en gaat toch met allen op in de ‘action commune’... Deze verbroedering kan... zover gaan, dat men samen de dood kiest en daarin mèt de anderen de uiteindelijke rust en oplossing vindt voor zijn eigen leven... Alleen hierdoor krijgt de dood in der daad betekenis, en komt een mens in het bezit van zijn menselijke waardigheid... Een begrip dat uit de kassieke Oudheid stamt: dignitas humana... dat gedurende de christelijke middeleeuwen en vooral tijdens de Renaissance een grote rol heeft gespeeld” (Dresden, p 138-39).
Malraux heeft het over “een élan waar pijn en broederschap onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn,” en boven zichzelf uitstijgen “overmand door kameraadschap die ze niet eerder zo gevoeld hebben,” die epische vormen aanneemt en ook “boven de geschiedenis uitstijgen... en de wereld lijkt even ’vol en mysterieus’.” Alsof zo het eeuwige wordt aangeraakt, dat boven de tijd uitstijgt en mythische proporties krijgt in een “bovenhistorisch kader” waarin gebeurtenissen een diepere zin krijgen. Ze worden als het waren boven de absurde alledaagsheid uitgetild, door op heroïsche en kameraadschappelijke wijze ‘het stempel van het eeuwige te drukken op het tijdelijk bestaan’, in termen van Nietzsche (Rensen, p 168-71).
De broederschap van Malraux en de solidariteit van Camus lijken overeenkomsten maar ook verschillen te hebben met het altruïsme en de liefde voor de mensheid in de mensheidsreligie van Saint-Simon, Comte en Durkheim, die verder gaat en meer universeel is dan bij Malraux. Het verschil is dat hun altruïsme religieus is geïnspireerd als een nieuwe, sociale of socialistische vorm van christendom, zie Le nouveau christianisme van Saint-Simon. Bij Comte werd zijn altruïsme ook geïnspireerd door zijn geestelijke liefde voor Clothilde de Vaux, zijn gehuwde geliefde. Bij Durkheim krijgt de samenleving de plaats van God, die hij beschouwd als een symbolische voorstelling van de samenleving, zie Les formes elementaires de la vie religieuse en zijn artikel L’individualisme et les individuels in Goddijn, De politieke sociologie van Emile Durkheim, besproken in nr. 31.
Het is natuurlijk essentieel dat vrouwen ook worden opgenomen in de solidariteit en broederschap, wil deze een meer algemeen karakter hebben, omdat anders de helft van de bevolking wordt genegeerd. Bij Malraux blijft de ‘fraternité virile’ echter beperkt tot mannen als broeders. Deze kameraadschap en solidariteit gaan bij Camus verder dan bij Malraux en omvat ook vrouwen. Camus heeft in zijn leven vaak blijk gegeven van kameraadschap met vrouwen, die soms overging in fysieke liefde. Sinds zijn studententijd was hij bevriend met Marguerite Dobrenn, Jeanne Sicard en Christiane Galindo, voor wie hij een broederlijke liefde koesterde, daarna ook had hij hartelijke contacten met Jeanne Meurer, Yvonne Ducailar, Patricia Blake en anderen met wie hij zijn leven lang corresprondeerde en contact onderhield, zie deel 4 van deze serie en de biografie van Dodd. Kameraadschap met vrouwen wordt beschreven in de eerdergenoemde romans en verhalen van Camus.
De beroemde Ode an die Freude van Schiller, het officieuze Europese volkslied uit de 9e symfonie en Beethoven, begint met Alle Menschen werden Brüder, maar er komen ook Dochters uit Elysium in voor.
Waardigheid en solidariteit
“Het humanisme van Malraux stelt altijd de mens in het middelpunt en eist tevens dat de mens zin geeft aan het heelal, ook al gaat hij daaraan te gronde. In dit tragisch humanisme is zeer wel bekend, dat de mens, ook al wordt hij in het middelpunt geplaatst, slechts een stofje is. Maar tevens wordt volgehouden dat er in deze onbenullige kleinigheid, die de mens is, een waardigheid leeft, waar niets tegenop kan... Samen met anderen in gemeenschappelijk handelen moet ieder individu zijn leven op aarde rechtvaardigen en de aarde bewoonbaar maken. Daartoe is het noodzakelijk... ‘de recréer l’homme, en op deze wijze ontstaat een moraal van de menselijke waardigheid en dus ook van menselijke waarden. Iedereen wordt verantwoordelijk gesteld voor alles wat er op aarde gebeurt; niemand kan zich hieraan onttrekken onder het motto van: mij gaat het niet aan. Iedereen is overal bij betrokken of heeft althans de mogelijkheid... erbij betrokken te raken... Wat hij wil is de actieve moraal van de individule held, die zich verzet tegen de bestaande situatie, niet alleen van zichzelf, maar ook van de wereld” (p 139).
“Hoe verschillend de romans van Malraux ook zijn, uit elk van hen spreekt de ambitie om de lezer te helpen beseffen dat medemenselijkheid van cruciaal belang is in een wereld waar alle mensen hetzelfde lot delen, ongeacht hun nationale, sociale of etnische identiteit” (Rensen, p 209). In een (burger)oorlog, pestepidemie en nu in de coronacrisis gaat deze calamiteit de hele samenleving aan. Men kan zich er haast onmogelijk aan onttrekken. Alleen door zich af te zonderen. Maar slechts door gezamelijk optreden kan de calamiteit het hoofd geboden worden. Solidariteit is een noodzaak, zoals Camus en Malraux reeds hebben gezien onder invloed van de oorlog en het verzet waarbij zij actief betrokken waren.
Ook in de kunst laten beide schrijvers een actieve moraal van betrokkenheid tot uitdrukking komen. “De creativiteit van kunstenaars bestaat daarin dat ze steeds een nieuwe vorm vinden om de menselijke waarden uit te dragen... om het mysterie van het leven gestalte te geven... het idee dat kunst de concrete manifestatie is van ‘het eenvoudige en heilige geheim’ dat leven heet. Kunst is dan ook geen nabootsing, maar een ‘rectificatie van de wereld, een ontsnappen aan de menselijke conditie’,” die als het ware wordt ‘rechtgezet’ (Rensen, p 191).
“De mens leeft onvolledig, ... scheef als het ware... De kunst stelt de mens in staat de wereld ‘recht’ te trekken en tot een harmonisch geheel te maken. Zo wordt het ook mogelijk... te ontsnappen aan de ‘condition humaine’, zonder de menselijke handeling op te geven. De kunstenaar wijzigt immers in zijn denken en doen de wereld, zodat tenslotte een werkelijkheid ontstaat waarin de mens zijn plaats volledig heeft... ‘een humanisering van de wereld’” (p 140). In de werken van Malraux ontwikkelen sommige helden zich van ontwortelde, vervreemde figuren, zoals in De vreemdeling bij Camus, tot verzetsstrijders en maatschappelijk betrokken personen met een meer coherente en toekomstgerichte visie op mens en maatschappij, zoals in De pest bij Camus (Rensen, p 217).
Opmerkelijk is dat juist verbindende vrouwelijke leiders en feminiene waarden en relaties verbondenheid, solidariteit, broederschap en humaniteit meer lijken te inspireren dan mannelijke concurrentie, competie en ‘haantjesgedrag’. Mogelijk heeft dit vrouwelijke leiderschap meer te maken met deskundigheid en leiderschapskwaliteiten dan met vrouwelijkheid en vrouwelijke waarden, omdat vrouwelijke leiders zich soms ook hard en mannelijk kunnen gedragen. Hoe het ook zij, in het werk van Camus en mogelijk ook dat van Malraux komen vrouwen en vrouwelijke waarden nauwelijks voor, ook de solidariteit is mannelijk, een ‘fraternité virile’ (‘Vrouwen leiden niet vrouwelijk’, Anneke Ribberink, over de mythe van ‘vrouwelijk’ leiderschap, NRC 7 mei. Door vrouwen geleide regeringen lijken niettemin relatief succesvol bij de bestrijding van de coronacrisis, zie mijn artikel over wereldwijde sociale verandering deel 2, nr 97).
Malraux en Camus bij de première van het stuk De bezetenen naar de roman van Dostojewski, geregisseerd door Camus
De kunstenaar herschept de werkelijkheid
Door zijn scheppende werk geeft de kunst(enaar) zin aan de werkelijkheid, ook al is deze niet definitief. In die zin lijkt kunst een daad van verzet tegen de bestaande wereld, die wordt herschapen en hervormd. De kunstenaar berust niet, evenmin als de avonturier. ‘In de kunst verliest de wereld zijn zwaarte’, heeft Malraux eens gezegd. Men ontsnapt aan de zwaarte van de harde realiteit door een meer bevredigende werkelijkheid te scheppen.
Vormt de kunst zo een ontsnapping aan de harde werkelijkheid, een soort vlucht in plaats van een bevestiging en aanvaardig van de werkelijkheid? Om de werkelijkheid te herscheppen dient men deze echter eerst te aanvaarden. Zoals men ook een ander alleen kan helpen als men zijn bestaan en het bestaan van zijn probleem erkent. “Het steeds verschillende antwoord dat men geven kan en wil, maakt de waardigheid van de mens uit.”
In het latere leven en werk van Malraux lijkt de kunst meer en meer de plaats in te nemen die activisme en revolutie aanvankelijk hadden. “Als intellectueel die kunst belangrijk vond, zag Malraux het als zijn missie als Minister van Cultuur om het Franse erfgoed te bewaren en het culturele niveau van de massa te verbeteren... Hij.was in het bijzonder geïnteresseerd in kunstgeschiedenis... en zag het als zijn taak als schrijver om zijn kennis te delen met gewone mensen... Hij meende dat kunst een geestelijke verrijking bracht die de mensheid nodig heeft” (Wikipedia).
Er vloeit in deze wereld bloed en er bestaan kunstwerken. Het werk van Malraux beweegt zich tussen hoop en wanhoop, waarbij de balans nauwelijks doorslaat in de wenselijke richting. Hij beschrijft ‘de eeuwige tragiek van het menselijk bestaan, de ‘condition humaine’ in een dramatische en vaak gewelddadige zoektocht naar een zingevende solidaire samenleving. Dat geldt niet alleen voor zijn roman De hoop. “Tussen deze beide polen [van bloed en kunst] schommelt het gespannen denken van Malraux... De intensiteit en oprechtheid waarmede beide gelijkelijk in zijn werk bestaan, maken er onder anderen de fascinerende bekoring van uit” (p 141).
Iets dergelijks kan gezegd worden van het werk van Camus. Bij hem wordt deze spanning tussen de kunst en de absurde werkelijkheid echter nog overtroffen door andere contrasterende thema’s. Enerzijds is er een onverschillige wereld die geen antwoord geeft op onze vraag naar zin. Anderzijds zoeken mensen naar een solidariteit waarin zij gezamenlijk een antwoord geven op deze vraag in onderlinge verbondenheid. Juist tijdens de huidige crisis is het thema dat alle mensen broeders zijn in een gemeenschappelijke strijd weer actueel. Vandaar wellicht ook de wederopleving van de belangstelling voor het werk van Camus. Indirect geldt dit ook voor het werk van Malraux en de verwantschap daarvan met dat van Camus.
Bij Camus vinden we een soms een mystiek aandoende natuurbeleving naast maatschappelijk engagement en een sociale visie met spirituele elementen. Bij Malraux zijn dergelijke elementen verwerkt in zijn kunstvisie. Het werk van Camus raakt het hart. Ondanks de tragiek die de confrontatie met de dood met zich meebrengt, spreekt er een zekere levensaanvaarding en levenszin uit zijn werk, die het een bemoedigende zonnige kant geeft. In de indifferente schoonheid van de natuur en de menselijke solidariteit vindt hij een antwoord op de vraag naar de zin van het leven en doorbreekt hij zo de absurditeit van het eindige bestaan. Esthetisch en filosofisch gezien is Camus meer verwant met Jean Grenier dan met Malraux, wiens werk meer spectakel biedt, maar ook meer geweld en tragiek. Mogelijk blijft door de combinatie van uiteenlopende elementen hun beider werk aanspreken als een tijdloos epos met gewone hoofdpersonen. De pest zou zich bijv. met enige aanpassingen zowel in de Oudheid en de Middeleeuwen kunnen afspelen als in de huidige coronacrisistijd. Ook de essays en verhalen van Camus blijven actueel. Of ook het werk van Malraux nu nog aanspreekt en wordt gelezen, is voor mij moeilijk te bepalen. Omdat zijn romans in het interbellum zijn geschreven, dragen zij het sterker het stempel van die tijd dan het werk van Camus.
Marsman, Du Perron en Slauerhoff
Verwantschap met Nederlandse schrijvers: Du Perron, Marsman en Slauerhoff
In het eerdergenoemde boek Lijden aan de tijd wordt Malraux vergeleken met andere Franse schrijvers uit het interbellum, in dit artikel met Camus. Geldt deze verwantschap ook met Nederlandse en buitenlandse schrijvers en bijna-leeftijdgenoten uit het interbellum? Bij het opruimen van mijn boekenkast trof ik niet alleen de genoemde boeken aan, maar ook een recente bloemlezing van de gedichten van Marsman (1899-1940), Groots en meeslepend wil ik leven (2019). Dat is precies wat Malraux ook wilde en heeft gedaan. Hij heeft er niet alleen over geschreven. Camus werd in zijn drang om intens te leven herhaaldelijk door ziekte en door zijn schrijverschap gedwongen tot reflectie en ingetogenheid. Een andere overeenkomst met Marsman is de preoccupatie met de dood, die we ook aantreffen bij generatiegenoten als Slauerhoff en Du Perron, die het werk van Malraux heeft vertaald. De titel van de laatste bundel van Marsman is wat dat betreft veelzeggend: Tempel en kruis. Naast deze hele bundel zijn maar liefst dertig gedichten in de bundel opgenomen onder het hoofdstuk ‘Dood’, twintig gaan er over ‘Leven’, twintig over ‘Lust’, tien over ‘Strijd’ en acht over ‘Zee, berg, rivier’ (over Nederland en reizen). In het leven en werk van Malraux zijn dit eveneens belangrijke thema’s. Bij hem ligt het accent vooral op strijd en reizen. Beiden spiegelen zich ook aan Nietzsche.
Slauerhoff (1898-1936) heeft een avontuurlijk leven met veel reizen met Malraux gemeen. Twee van zijn romans spelen zich, evenals enkele boeken van Malraux, voor een groot deel af in China: Het verboden rijk en Het leven op aarde. Er komt wel strijd in voor, maar dat is niet het centrale thema zoals bij Malraux. De derde roman van Slauerhoff gaat wel over revolutie, strijd en verzet: De opstand in Guadalajara, die ook als boek uitliep op een mislukking. Evenals de romans van Malraux zijn het avonturenromans. Ook de verhalen van Slauerhoff zijn avontuurlijk en gaan over romantische reizen. Dat geldt ook voor zijn diverse dichtbundels met de titels als: Archipel, Eldorado, Oost-Azië, Yoeng Poe Tsjoen (beide laatsten spelen zich vooral in China af en zijn vaak vertaalde Chinese gedichten), Een eerlijk zeemansgraf en Al dwalend. Evenals uit het werk van Malraux spreekt uit deze titels een vergelijkbare preoccupatie met de dood en met reizen en avontuur, die bij Slauerhoff een meer romantische signatuur had dan bij Malraux. Beide hadden last van depressieve neigingen, waaraan zij door schrijven en reizen probeerden te ontkomen.
Ook zijn vriend en vertaler Du Perron (1899-1940) heeft een anti-burgerlijke tendens gemeen met Malraux; daarnaast is bij hem evenals bij Malraux meer ruimte voor kameraadschap dan bij individualisten als Marsman en Slauerhoff. Zijn belangrijkste werk Het land van herkomst is sterk beïnvloed door Malraux, die als een van de (hoofd)personen (’Héverlé’) in het boek voorkomt. De fascinatie van Du Perron voor het werk van Malraux is deels te verklaren uit zijn Aziatische achtergrond. Hij is geboren en opgegroeid in Nederlands-Indië en later nog eens drie jaar teruggekeerd, en werkte er als journalist. Tekenend is de titel van een bloemlezing uit zijn Poëzie Parlando: ‘Blijf tot uw laatste grom mijn vriend’ dat tegelijk een preoccupatie met de dood weergeeft; het is de laatste zin van het gedicht Mirliton. Vooral in zijn lange Gebed bij de harde dood probeert hij met de dood in het reine te komen. Zo vinden ook bij Malraux kameraden elkaar in hun gezamelijke strijd en blijven ze vrienden tot ze het onderspit delven. Marsman verongelukte in 1940 op zijn vlucht naar Engeland. Bijna tegelijkertijd kreeg zijn vriend Du Perron een hartaanval na de capitulatie van het Nederlandse leger. Slauerhoff overleed in 1936 aan tuberculose. Malraux overleefde hen en wijdde zich na de oorlog aan kunst en cultuur en ‘de verheffing van het volk’, o.m. als minister van cultuur onder De Gaulle. Kunst maak het leven mooier, meer dragelijk en kan een verbindende, verbroederende zin en betekenis aan het leven geven.
De volgende dichtregels uit Een opdracht van Du Perron lijken toepasselijk voor Malraux, die moeite had met intieme relaties:
“Ik weet je vindt jezelf strijdvaardig...
Wij zien het leven zachtbestraald
en toch, o hart zo roemgezind
besef dat niemand naar ons taalt
niet eens wijzelven, lieve kind.”
(E du Perron, Blijf tot uw laatste grom mijn vriend, p 47)
Orwell’s press card portrait, 1943, Hemingway in 1926, toen hij correspondent was in Parijs
Verwantschap met buitenlandse schrijvers: Orwell en Hemingway
Wat betreft buitenlandse schrijvers wordt enige overeenstemming genoemd met Ernest Hemingway (1899-1961) en George Orwell (1903-1950) (Rensen, p 115). Ze waren evenals Malraux avonturiers en hebben ook in de Spaanse burgeroolog gestreden. De eerste roman van Orwell speelde zich evenals de eerste boeken van Malraux af in Azië, nl. in Birma waar hij een aantal jaren heeft gewerkt. Hij is geboren in Brits Indië, maar groeide op in Engeland. Al deze schrijvers hadden een linkse affiniteit, en waren tegen totalitaire, fascistische regimes gekant. Orwell is vooral bekend om zijn anti-communistische romans Animal Farm en 1984. Hij nam het echter ook op voor de minderbedeelde onderklasse in romans met een socialistische strekking, meer gericht op ‘reform’ dan op revolutie. Wat zijn politieke stellingname betreft komt Orwell meer overeen met Camus dan met Malraux.Evenals Camus is hij jong gestorven, beide op 46-jarige leeftijd. Evenals Malraux had hij zijn eerste vrouw al op betrekkelijk jonge leeftijd verloren. Vrouwen spelen een belangrijke rol in het leven van al deze schrijvers. In hun werk echter, dat meer op mannen is gericht, veel minder.
Ook het werk van Orwell en Hemingway is misschien meer verwant met dat van Camus dan van Malraux, dat vooral in het teken van strijd en revolutie staat. Hemingway was oorlogscorrespondent en nam actief deel aan de strijd. Zijn werk heeft, evenals dat van Camus, een levensbevestigende, vitalistische en masculiene strekking, waarbij ook de zon en de zee prominent aanwezig zijn. Drie jaar voor de prijs aan Camus werd toegekend, kreeg hij de Nobelprijs (1954). Hemingway heeft een aantal jaren in Cuba gewoond en had een goede band met Castro. Voor verdere overeenkomsten voert het hier te ver. Er zijn ongetwijfeld meer schrijvers die verwant zijn met Malraux en Camus en uiting geven aan een vergelijkbaar levensgevoel. Dit elan is te typeren als strijdbaar, vitaal, avontuurlijk en gericht op broederschap, solidariteit en menselijke waardigheid. Zij zoeken naar een zin in het leven. Deze levenszin wordt gevonden in een actieve, strijdbare en levensbevestigende levenshouding, die daarmee de dreiging van de dood trotseert.
Een van de vele edities van zijn bekroonde roman, kameraadschap te midden van revolutionair geweld en ontzetting als een van de thema’s
Literatuur: enkele werken van André Maurois, romans en kunstgeschiedenis
La tentation de l’Occident, 1926 (The Temptation of the West, 1926)
Les conquérants (The Conquerors), 1928. Ned. vertaling: De veroveraars. De strijd om de macht in China.
La Voie royale, 1930 (The Royal Way or The Way of the Kings, 1930)
La condition humaine, 1933 (Man’s Fate, 1934), bekroond met de Prix Goncourt. Nederlandse vertaling door E du Perron: Het menselijk tekort.
Le temps du mépris, 1935 (Days of Wrath, 1935)
L’espoir, 1937 (Man’s Hope, 1938). Nederlandse vertaling: De hoop. Een roman over de Spaanse burgeroorlog.
La psychologie de l’art, 1947–1949 (The Psychology of Art)
Le musée imaginaire de la sculpture mondiale (1952–54) (The Imaginary Museum of World Sculpture (in three volumes)
Les voix du silence, 1951 (The Voices of Silence, 1953)
La métamorphose des dieux (English translation: The Metamorphosis of the Gods,
Vol 1. Le surnaturel, 1957, Vol 2. L’irréel, 1974, Vol 3. L’intemporel, 1976
Antimémoires, 1967 (Anti-Memoirs, 1968 - autobiography)
Les chênes qu’on abat, 1971 (Felled Oaks or The Fallen Oaks). Nederlandse vertaling: Gevelde eiken:
Gesprekken met Charles De Gaulle.
Lazare, 1974 (Lazarus, 1977). Ned. vertaling: Lazarus. De spiegel van het voorgeborchte.
L’Homme précaire et la littérature, 1977