Civis Mundi Digitaal #99
De gezondheidscrisis heeft in Frankrijk het besef doen ontwaken van de extreme kwetsbaarheid van haar systeem van collectief functioneren. « Er werd – overigens ook in andere Europese landen – geleefd zonder enige strategische anticipatie op de bedreiging van een epidemie die van Covid-19, terwijl epidemieën in Azië bekend zijn », laat de historicus Marcel Gouchet mij weten. Hij heeft volkomen gelijk: hier in Frankrijk was er sprake van een vrijwel totaal ontbrekende voorbereiding. Het gezondheidssysteem, dat verondersteld werd een van de beste ter wereld te zijn, bleek kwantitatief onvoldoende toegerust en zeer slecht beheerd. Het effect van de lockdown classificeerde Frankrijk te midden van de slechte leerlingen in Europa. Wat men nu ook begint te beseffen is de slechte staat waarin de overheid verkeert en de onsamenhangende besluitvorming van het politieke systeem. De beslissingen tijdens deze crisis waren vaak onbegrijpelijk voor de bevolking. De staat liet zijn meest beroerde gezicht zien: een bekrompen, kleingeestige, autoritaire en lastige bureaucratie, zonder effectiviteit. Een onmogelijk impotent jacobinisme! Goed, je kunt de slechte kanten van het jacobinisme accepteren als het goed werkt, maar als het niet efficiënt is, is het niet te verdragen. Het tot « zes cijfers achter de komma » ingevulde formulier, dat je in de lockdown altijd bij je moest hebben om je te mogen verplaatsen of zelfs boodschappen te doen, is een absoluut meesterwerk van bureaucratische waanzin.
Het parlement heeft tijdens de crisis niet bestaan. Gedecentraliseerde machten namen initiatieven in een complete wanorde. Dat alles geeft een indruk van een collectief tekortschieten, van een collectieve onmacht. Het is enerzijds een schok, een diepe narcistische wond, maar anderzijds is het het ontwaken van een slaapwandelaar.
Natuurlijk, veel landen werden verrast door de crisis, maar sommige landen kwamen er beter uit dan andere. Frankrijk bevond zich te midden van de slechte leerlingen, en werd teruggeworpen in de mediterrane situatie van Spanje en Italië. Frankrijk en Duitsland zitten niet meer in dezelfde categorie. De kwetsbaarheid van het Franse economische systeem werd overduidelijk, terwijl dat van Duitsland met zijn industriële keuzes lonend bleek te zijn. Zeker, alle landen ervaren op meer of minder harde wijze de afhankelijkheid van China. In Frankrijk heeft men zich in alle rust ontdaan van vitale producten (maskers, testen, medicijnen), met de zekerheid dat men daarmee in de loop der tijd de goede keuzes gemaakt had en dat verder alles prima voor elkaar was. Frankrijk draait nu op voor haar bewust afstand doen van industriële activiteiten. En deze kloof tussen Zuid-Europa, waartoe Frankrijk nu behoort, en Duitsland, met zijn noordelijke vazalstaten als Nederland, zal onvermijdelijk nog dieper worden. De nu door de gezondheidscrisis veroorzaakte economische crisis zal dat gaan onderstrepen. Frankrijk moet op objectieve wijze haar plaats in Europa herdefiniëren.
Hoe Frankrijk in deze allerbelabberdste situatie is gekomen? Het is al een oud probleem. Wat er speelt, laat Marcel Gauchet mij weten, is de verhouding van de Franse elites tot de mondialisering, die zij niet begrepen hebben. Deze elites hebben een deugd die tegelijkertijd een politiek tekort, een politieke fout is. De Franse elites zijn universalisten, zij zien zich als wereldburgers. Zij vinden bijvoorbeeld economisch patriottisme volkomen uit de tijd. Bovendien hebben deze elites een geweldig superioriteitsgevoel met daarbij de absurde overtuiging dat zij veel slimmer zijn dan alle anderen. Dat leidt tot een volkomen verkeerde inschatting van machtsverhoudingen. Niet voor niets zijn het de Franse ondernemingen die door een gebrek aan voorzorgsmaatregelen het meest door Chinese ondernemingen geplunderd zijn wat betreft brevetten, kennis… Kortom, het aan grootheidswaanzin lijdende Frankrijk heeft zijn intrede in de mondialisering volledig laten mislukken.
Vanwaar deze grootheidswaanzin? Vanuit een groots verleden en vanuit een grote cultuur… Frankrijk is de eerste toeristische bestemming ter wereld. Zij heeft internationaal haar grootheid weten te handhaven met een zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en een theoretische rol als initiatiefnemer en bezielende kracht van Europa, terwijl deze haar in werkelijkheid volledig ontsnapt. Het beeld van Macron, die zich op de avond van zijn verkiezing in 2017 majestueus als een Lodewijk de Veertiende presenteerde aan de voet van de piramide van het Louvre, spreekt boekdelen. Frankrijk en de Fransen hebben nog altijd het idee dat zij een grote en beslissende rol spelen in het centrum van de Europese en mondiale macht. De vroegere president Valéry Giscard d’Estaing heeft eens in een moment van openheid, van eerlijkheid durven zeggen: « Frankrijk is niet meer dan een middelmatige macht ». Dat gaf kreten van verontwaardiging, dat leidde tot groot protest. Sindsdien heeft niemand nog een opmerking in deze richting durven maken. Frankrijk heeft een groot probleem wat betreft haar zelfbeeld en haar realistische plaats in Europa en de wereld.
De Franse instituties zijn aan dit probleem niet onschuldig. Zij werden na de Tweede Wereldoorlog ontworpen door één man en voor één man: Charles de Gaulle, een man van uitzonderlijk formaat. Hij heeft zo zijn opvolgers verplicht, zoals geduid in de Grondwet, grote staatslieden te zijn. Dat maakte hun taak onmogelijk en veroordeelde hen tot een constitutionele grootheidswaanzin, met een permanente verleiding om zich de lyrische bezieling van Charles de Gaulle eigen te maken. Toen Macron zijn toespraak over de lockdown op 16 maart hield: « Wij zijn in oorlog… », had hij zonder twijfel de indruk de oproep op 18 juni 1940 van Charles de Gaulle vanuit Londen ter redding van de Franse Republiek opnieuw uit te spreken! Niet te geloven!
De Grondwet van de Vijfde Republiek veranderde de presidentiële verkiezing in een historisch « godsoordeel »: u bent de redder van het land of u bent niets. Dat legt de lat erg hoog en garandeert de president een teleurstelling die zijn acties verlamt. De Franse presidenten hebben zo al heel snel niet meer de legitimiteit die hen in staat stelt op consensus berustende beslissingen te ondernemen, dat wil zeggen, beslissingen die in democratische zin ook acceptabel zijn voor de oppositie. De instituties zouden derhalve veranderd moeten worden, maar dat is naar mijn mening waarschijnlijk niet mogelijk. Het betreft hier een pervers systeem: hoe groter de teleurstelling van de burgers inzake de acties van de regeerders, hoe meer zij de indruk hebben dat de presidentsverkiezing voor hen het enige redmiddel is. Hoe meer het systeem aan waarde heeft verloren, hoe minder de mensen bereid zijn om een hervorming van het systeem te accepteren. Er is sprake van een enorme politieke impasse. Alles berust hier dus op de wijsheid van een president van de Republiek die een goed « richtingsgevoel » moet hebben, niet inzake de instituties zelf, maar wel om de geest ervan te veranderen. En dat is niet het geval bij de jacobijnse Macron, die als een soort Jupiter kost wat kost aan zijn hervormingen wil vasthouden. In Duitsland weet Angela Merkel heel goed dat elke politieke beslissing het resultaat is van een compromis. Dat geldt meestal ook voor Frankrijk, maar dat gaat hier verscholen achter een nutteloze vervreemdende barricadestrijd, autoritair gedrag en verticaliteit van de macht. Dat was duidelijk te zien tijdens de gezondheidscrisis, waar tussen twee van nature heel verschillende moeilijkheden gekozen moest worden. Dat had plaats moeten hebben in een debat met vervolgens een compromis. Maar nee hoor, de beslissing van Macron om het land de totale lockdown op te leggen, werd genomen in een algemeen gevoel tijdens het begin van de crisis: angst. Politieke angst om de boot te missen, om in de kloof te vallen die Parijs scheidt van een door de regeerders niet werkelijk begrepen en onvoorspelbare maatschappij. De beslissing om het land een totale lockdown op te leggen werd in paniek in de top van de staat genomen, zonder goed na te denken, om te verdoezelen dat het aan alle middelen ontbrak om het hoofd aan deze crisis te bieden: maskers, testen, IC-bedden… De logica om te imiteren speelde ook een rol: minder doen dan de buren was niet mogelijk, meer wel!
De Franse staat zou rekening moeten houden met de gehechtheid van de Fransen aan instituties die hun trots zijn vanuit het verleden en het cement zijn van het collectieve leven: het ziekenhuis en de school. De situatie van beide instituties moet verbeterd worden. Maar Frankrijk heeft vooral een gewetensonderzoek, een noodzakelijk besef inzake de toekomst nodig: een doorlichting van het land, van zijn tekortkomingen en zijn zwakheden. Frankrijk verkeert niet meer in 1940! Deze crisis is misschien een goede gelegenheid om de waarheid onder ogen te zien. Frankrijk en de Fransen moeten ophouden met elkaar mooie verhalen te vertellen. Zij moeten eindelijk hun ogen openen. Alleen als dat werkelijk plaatsvindt, kunnen uit die dan verworven fundamentele kennis nieuwe mogelijkheden voor de toekomst van Frankrijk en de Fransen ontstaan. Maar met de zelfgenoegzame Macron als president zie ik dat niet gebeuren.
Geschreven op 16 juni 2020