Civis Mundi Digitaal #99
Taiwan is een voorbeeld van democratie in het verre oosten, maar dat is het niet altijd geweest. In 1971 veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf voor een aanslag die hij nooit pleegde, heeft de nu 71-jarige Fred Chin tot 2019 moeten wachten voordat het vonnis dat hem zijn jeugd ontnam, werd herroepen. Tijdens de ceremonie op 7 juli 2019 die hem met duizenden andere slachtoffers onschuldig verklaarde, nam Tsai Ing-wen, de huidige presidente van Taiwan, de microfoon: « Een stuk papier heeft u naar de gevangenis gestuurd, een stuk papier verklaart u nu onschuldig » erkende zij, met de toevoeging dat er nog heel wat geregeld moet worden.
Na met een grote meerderheid in januari van dit jaar herkozen te zijn – haar tweede mandaat ving aan op 20 mei – wil Tsai Ing-wen schoon schip maken met de « witte terreur » van Tchang Kaï-chek gedurende de krijgswet op Taiwan tussen 1949 en 1987. Zo maakt de Taiwanese democratie ook vanuit moreel opzicht het verschil met het continentale China, dat vast is blijven houden aan een autoritair regime. Hoewel daar op 4 juni de herdenking van de massamoord van Tiananmen, nu 31 jaar geleden, in alle stilte voorbijging, riep het Taiwanese bureau belast met Chinese zaken Beijing op om « het incident op 4 juni opnieuw te onderzoeken » en « aan het volk excuses aan te bieden ». Als tweede voorzitster van de DPP (de Progressieve Democratische Partij, ontstaan in de strijd tegen de dictatuur) na Chen Shui-bian (2000-2008) is mevrouw Tsai de eerste die haar partij een absolute meerderheid in het parlement heeft gegeven. Dat is ook een absolute voorwaarde om op dit heikele gebied verder te kunnen gaan dan haar voorgangers.
Haar offensief betreft allereerst het kolossale bezit van de Kouomintang (KMT), in feite de vroegere enige partij, die zich nu – op basis van een wet die teruggave van onjuist verkregen goederen verplicht – moet ontdoen van een groot deel van zijn bezittingen en dochterondernemingen. De hoorzitting over de misdaden tijdens de dictatuur is in mei 2018 begonnen met de installatie van een Commissie van « overdrachtsrechtvaardigheid », die een groot mandaat heeft inzake onderzoek en toegang tot archieven. Het heeft overigens twee jaar strijd gekost voor de experts van deze Commissie, afkomstig uit de universitaire en burgerlijke maatschappij, om de openbaarmaking van archieven uit te onderhandelen met de geheime diensten, het ministerie van defensie en andere instituties.
Zo heeft men ontdekt dat de in 1975 overleden Tchang Kaï-chek in duizenden dossiers intervenieerde om strengere straffen te eisen dan die uitgesproken waren door de militairen. Op het eiland Taiwan, waar hij na de overwinning van de communisten op het vasteland in 1949 de Republiek China vestigde, regeerde Tchang Kaï-chek via de « witte terreur », een mechanisme om levens stuk te maken. Fred Chin, een van oorsprong Chinese Maleisiër, arriveerde op 17-jarige leeftijd in Tainan, in het zuiden van Taiwan, om daar aan de universiteit scheikunde te studeren. Hij was 21 jaar toen hij in 1971 werd gearresteerd. Hij werd ervan beschuldigd een rol gespeeld te hebben bij een bomexplosie in een informatiecentrum van de Verenigde Staten, waar hij gebruik maakte van de bibliotheek. Hij werd gemarteld. Zijn Maleisische nationaliteit hielp hem niet, de geheime politie beschouwde hem door zijn afkomst als Chinees. Toen een ander onderzoek de ware schuldigen van de bomaanslag vond, stelden zijn beulen hem voor om in ruil voor zijn vrijlating bekentenissen af te leggen: « Ik moest bekennen dat ik mij in Maleisië had aangesloten bij de communistische partij en naar Taiwan was gestuurd om de nationalistische regering omver te werpen. Volkomen absurd, maar ik was bang dat ze me opnieuw zouden martelen ». Ondanks gebrek aan bewijs veroordeelde de rechter hem tot de doodstraf, die vervolgens werd omgezet in 12 jaar gevangenisstraf.
Het laatste deel van de in de zomer 2019 aangenomen wet op de politieke archieven opende nog een andere deur in het collectieve geheugen van Taiwan: bijna 70.000 dossiers werden vrijgegeven. Die onthulden de namen en acties van duizenden informanten en hun slachtoffers, met name in de universitaire wereld, tot aan de jaren 1990. Studenten bespioneerden hun professoren, hun partners en andere personen. De onderzoekers ondervroegen hen ook om nieuwe aanwijzingen te vinden voor bepaalde onopgeloste politieke moorden, toegewezen aan de politieke politie van de KMT. Zo is er de beestachtige moord in 1980 op de moeder en tweelingzusjes van de dissident Lin Yi-hsiung, nadat zijn moeder de avond tevoren Amnesty International had ingelicht over de folteringen die haar zoon in gevangenschap had ondergaan.
Tezelfdertijd zochten de onderzoekers contact met de vroegere informanten om hen te ondervragen. « Dat is een zeer gevoelig iets. Niemand in Taiwan heeft ooit zijn excuses aangeboden voor de wreedheden begaan onder de dictatuur. Wij menen dat het nodig is alle aspecten van het autoritaire regime te begrijpen om te weten hoe mensen aangespoord werden om te collaboreren, gedwongen of met beloftes van geld » verklaart Peng Jenyu, een van de commissieleden. « Ook de namen van de verantwoordelijken op hoog niveau moeten ontdekt en bekendgemaakt worden. Alleen deze impopulaire maar noodzakelijke actie stelt de Taiwanese bevolking in staat de waarheid te leren kennen ». Geen enkele wet omlijst, zoals in Zuid-Afrika of Chili, het berouw van de vroegere beulen of hun medeplichtigen. Het juridische dossier van Fred Chin op de website van de commissie geeft alleen de procedure aan als gevolg van zijn afgedwongen foute bekentenissen. Hij zegt iets essentieels te missen: « Ik heb geen zin om mij te wreken. Maar de mensen moeten ons vrijwillig zeggen wat er gebeurd is en ons om vergeving vragen. In iedere geval een van hen ».
Wij mogen groot respect hebben voor de wijze waarop Taiwan schoon schip maakt met haar recente verleden. Dat ontbreekt vaak zelfs in onze westerse democratische wereld.
Geschreven op 15 juni 2020