De Correspondent (2018). Dit was het nieuws niet. Hun uitgangspunten voorzien van commentaar

Civis Mundi Digitaal #101

door Toon van Eijk

 

Inleiding

Het boek ‘Dit was het nieuws niet. Grote verhalen die het journaal nooit halen’ uit 2018 van De Correspondent is interessant [1]. In dit artikel geef ik allereerst een aantal citaten uit het Voorwoord van dit boek door Rob Wijnberg, de oprichter van De Correspondent (sectie 1). Daarna volgen een aantal kenmerkende citaten uit het artikel van Wijnberg Hoe waarheid een product werd (sectie 2). Deze citaten geven goed weer wat de (mijns inziens bewonderingswaardige) uitgangspositie van De Correspondent is. In de daaropvolgende secties geef ik mijn commentaar op de secties 1 en 2.

 

1. Voorwoord. Dit was het nieuws niet (p.12-18). Rob Wijnberg

Wijnberg begint zijn voorwoord aldus: “Al sinds ik in de journalistiek kwam werken, nu zeventien jaar geleden, ben ik gefascineerd door de vraag: Wat is nieuws? En hoe beïnvloedt het ons wereldbeeld en onze maatschappij? Mijn missie is om nieuws te herdefiniëren: van iets wat vooral de aandacht trekt naar iets wat ons dieper inzicht geeft in hoe de wereld werkt” (mijn cursiveringen).

Hij schrijft vervolgens: “Nieuws bestaat [gewoonlijk] uit sensationele, uitzonderlijke, negatieve, recente gebeurtenissen … Een veelgebruikte uitspraak in de journalistiek [is] ‘goed nieuws is geen nieuws’ … Nieuws [geeft] constant het gevoel dat mensen niet te vertrouwen zijn: ze frauderen, zijn corrupt, beroven elkaar of blazen zichzelf op. De werkelijkheid is dat de overgrote meerderheid van de mensen goed doet en goed wil doen… [Nieuws] geeft een verkeerd beeld van waarschijnlijkheid, historie, vooruitgang, ontwikkeling en relevantie… De gevleugelde uitdrukking luidt: ‘Wie de krant niet leest is ongeïnformeerd; wie de krant wel leest, is verkeerd geïnformeerd’ … Onze slogan, ‘een dagelijks medicijn tegen de waan van de dag’, vat onze missie samen: we proberen een soort ‘tegengif’ tegen de ergste bijwerkingen van nieuws te zijn”.

Hij vervolgt: “[De] gemeenschappelijke missie is: het sensationele vervangen door het fundamentele en het recente vervangen door het relevante… In de zogenoemde ‘aandachtseconomie’ zijn de chocoladeletters op de voorpagina ontstaan en vulden onze sociale media zich met ‘clickbait’. Op De Correspondent zijn deze prikkels minder aanwezig, omdat wij geen adverteerders, maar alleen de lezers zelf als klant hebben… De Correspondent is gebaseerd op een geloof in vooruitgang. Dat geloof is geen ongefundeerde hoop; het is zelfs geen politieke opvatting. Geloven in vooruitgang is een rationele, feitelijke constatering. Want de geschiedenis van de mens ís een geschiedenis van vooruitgang … Een van de grootste boosdoeners van [het] tanende geloof in vooruitgang is het dagelijkse nieuws dat wij consumeren. Want nieuws verspreidt vooral verontwaardiging en pessimisme, geen kennis en vertrouwen. Zodoende maakt het ons ongeïnformeerder over de wereld en sceptischer over ons vermogen die wereld te veranderen”.

 

2. Hoe waarheid een product werd (p.176-190). Rob Wijnberg

Wijnberg onderscheidt vier tijdperken van waarheid: de premoderniteit, moderniteit, postmoderniteit en post-postmoderniteit met elk hun eigen soort waarheid. Hij schrijft: “Werd de premoderniteit nog gekenmerkt door hoop op Verlossing en de moderniteit door hoop op Vooruitgang, daar werd de postmoderniteit juist gekenmerkt door scepsis over beide. De werkelijkheid werd ‘tussen haakjes’ gezet en het ‘einde van de geschiedenis’ werd ingeluid. Met einde van de geschiedenis werd zoiets bedoeld als: er is geen ‘Waarheid’ die ons voorschrijft hoe de wereld in elkaar steekt en hoe onze maatschappij eruit moet zien, onze beste optie is een liberale samenleving waarin iedereen zo vrij mogelijk is zijn eigen ‘waarheid’ te belijden”.

Wijnberg geeft wel aan dat er geen sprake kan zijn van harde grenzen tussen de tijdperken; “hoogstens kun je stellen dat het ene tijdperk zich nét iets meer kenmerkt door een bepaalde manier van denken dan een ander”. Hij zegt dat we inmiddels kunnen spreken van weer een nieuw tijdperk. “We zijn aanbeland in wat je het post-postmodernisme zou kunnen noemen… Het tijdperk van de waarheid als product… De economisering van ons wereldbeeld, de vermarkting van de samenleving, de commercialisering van de informatievoorziening en de professionalisering van de communicatie vormen tezamen de vier pijlers op grond waarvan je het nieuwe tijdperk zou kunnen onderscheiden: het tijdperk van waarheid als product. Waarheid wordt niet langer gegeven (premodern), gevonden (modern) of gemaakt (postmodern), waarheid wordt verkocht. Anders geformuleerd: we gingen van de openbaring naar de ontdekking naar de constructie naar de productie van waarheid”.

Met betrekking tot het meest onderscheidende kenmerk van het huidige post-postmodernisme, schrijft Wijnberg: “Had waarheid als constructie nog emancipatie en bevrijding als doel, waarheid als product is vooral een vorm van behoeftebevrediging en zelfbevestiging. Het ontbreken van zo’n bevrijdende, emancipatoire bedoeling is in mijn ogen de belangrijkste eigenschap waarmee het soort waarheid dat onze tijd typeert zich onderscheidt van de soorten waarheid hiervoor. Al die waarheden hadden namelijk wél een emancipatoire dan wel bevrijdende doelstelling”.

Hij vervolgt: “Waarheid als Geloof beoogde mensen te bevrijden van een onveranderlijke, door ziekte en gebrek geteisterde wereld door ze een transcendente wereld voor te spiegelen waar verlossing in het verschiet lag. Waarheid als Kennis beoogde mensen te bevrijden van de onderdanigheid en passiviteit die dit geloof in transcendentie met zich meebracht door ze een kenbare en maakbare wereld voor te

spiegelen waarin vooruitgang mogelijk was. En waarheid als constructie beoogde mensen te bevrijden van de destructieve krachten van het universalisme en utopische denken die het geloof in Waarheden met een hoofdletter W met zich mee had gebracht door ze een gedeconstrueerde wereld voor te spiegelen waar het individu het voor het zeggen had. Maar wat beoogt onze waarheid? Wat beoogt waarheid als product anders dan de bevrediging van reeds bestaande en steeds weer nieuwe behoeften − tot in het oneindige? Je zou kunnen stellen: het soort waarheid dat onze tijd typeert heeft weliswaar een nieuwe vorm gekregen, maar geen nieuwe inhoud. Het beoogt verlossing noch vooruitgang noch verandering, alleen verzadiging”.

Wijnberg besluit dan als volgt: ‘waarheid als product’ heeft geen eigen filosofische inhoud: “waar is wat verkoopt, waar een markt voor is. Waarheid als product reduceert alles … tot een vorm van behoeftebevrediging zonder onderliggend doel… Het verklaart waarom de meerderheid van burgers tevreden is met het eigen leven en tegelijkertijd ook bezorgd over de samenleving als geheel: onze behoeften worden ruimschoots bevredigd, maar we hebben nauwelijks een idee van het waarom en waartoe” (mijn cursiveringen).

 

3. Verschillende paradigma’s

Wijnberg onderscheidt dus vier tijdperken van waarheid: de premoderniteit (Waarheid als Geloof), moderniteit (Waarheid als Kennis), postmoderniteit (waarheid als constructie) en post-postmoderniteit (waarheid als product). Het is een beweging van de openbaring naar de ontdekking naar de constructie naar de productie van waarheid. Hij geeft zelf al aan dat er geen sprake is van harde grenzen tussen de tijdperken. Desalniettemin is het nuttig om zulke tijdperken te onderscheiden, hoewel volledig scheiden onzinnig is. Het is een soort continuüm waarin gedeeltelijke overlap mogelijk is.

In sectie 1 zegt hij dat conventioneel nieuws ons wereldbeeld en onze maatschappij beïnvloedt, en dat het zijn missie is om nieuws te brengen dat ons dieper inzicht geeft in hoe de wereld werkt. Ook ik denk dat wereldbeelden en dieper inzicht cruciaal zijn om een meer ecologisch en maatschappelijk verantwoorde samenleving te creëren. Door consequent voorbij ‘de waan van de dag’ te gaan, draagt De Correspondent ongetwijfeld bij aan zo’n betere samenleving.

In eerder werk heb ik een onderscheid gemaakt tussen verschillende ‘tijdperken van waarheid’, of wereld- en mensbeelden, of paradigma’s [2]. Zo onderscheidt ik in mijn proefschrift drie verschillende, naast elkaar bestaande, wetenschappelijke paradigma’s: het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma, waarbij momenteel het positivistisch paradigma dominant is. Ik heb deze drie paradigma’s uitvoerig gekarakteriseerd aan de hand van de volgende tien criteria: ontologie, epistemologie, methodologie, aard en rol van wetenschap, type en rol van rationaliteit, type van systeem, rol van voorlichting, grondhouding naar de natuur, spiritualiteit, en rol van intuïtie [3]. Het karakteriseren van paradigma’s aan de hand van verschillende criteria is nodig om wereldbeelden en (niet wetenschappelijk te funderen) vooronderstellingen zo expliciet mogelijk te maken. Wanneer dit niet gebeurt verzanden (al dan niet wetenschappelijke) discussies of dialogen al gauw in spraakverwarringen.

De moderniteit (Waarheid als Kennis) en postmoderniteit (waarheid als constructie) van Wijnberg komen grotendeels overeen met mijn positivistisch en constructivistisch paradigma. In het nog steeds dominante positivistisch paradigma draait het om een kenbare en maakbare wereld, waarin technologische vernieuwing wordt geacht problemen op te lossen.

Met betrekking tot de rol van wetenschap in het constructivistisch paradigma, schrijft Wagemans: “Wetenschap faciliteert en bevestigt het onderliggend systeem in plaats van de omslag te faciliteren naar een verbredend perspectief waardoor een groter deel van de werkelijkheid zoals die door burgers wordt beleefd in beeld komt. Zo houdt de wetenschap de kloof tussen systeemwereld en de leefwereld van burgers in stand. Het risico daarvan is dat conclusies van onderzoek tot interventies leiden die het karakter hebben van symptoombestrijding. Het beperkend wereldbeeld blijft in stand en het zicht op de aard van onderliggende problemen ontbreekt. Zo kan het streven naar zekere kennis ons in de weg zitten. We creëren een beeld van de wereld waarin we aanspraken op waarheid overeind kunnen houden. Maar het is een geconstrueerde waarheid” [4]. Wat hier gezegd wordt over ‘wetenschap’ geldt ook voor de conventionele nieuwsvoorziening. Een omslag naar ‘een verbredend perspectief’ is inderdaad nodig voor zowel de wetenschap als de nieuwsvoorziening. Ik denk dat de drie eerder vermelde, naast elkaar bestaande, paradigma’s gezamenlijk zo’n verbredend perspectief kunnen bieden. 

 

4. Het transcendentalistisch paradigma

Wagemans pleit voor een ‘nomadisch denken’: een ons losmaken van bestaande denkkaders, ruimte maken voor intuïtie, en niet vastgeketend zitten aan bestaande structuren. Hij is voorstander van het afwijken van gebaande paden en het toelaten van meervoudigheid. De patronen die de problemen hebben veroorzaakt moeten we doorbreken. “Op ongebaande paden valt nu eenmaal meer te ontdekken dan wanneer we rond blijven rennen in cirkels” [5]. Het zich losmaken van bestaande denkkaders en daardoor ruimte maken voor intuïtie is bij uitstek een kenmerk van het transcendentalistisch paradigma. Ook voor de nieuwsvoorziening zou een meer ‘nomadisch denken’ welkom zijn.

Zoals ik in eerdere artikelen in Civis Mundi heb aangegeven, ben ik van mening dat er naast het meest gebruikelijke rationeel-empirisch bewustzijn ook andere niveaus of lagen van bewustzijn mogelijk zijn. Met het rationeel-empirisch bewustzijn zijn we ons in meerdere of mindere mate bewust van allerlei zaken, bijvoorbeeld van politieke of economische verhoudingen. Maar er bestaat ook een ander niveau van bewustzijn: een ‘bewustzijn-als-zodanig’, een transcendent bewustzijn, een zuiver bewustzijn, een ‘bewust zijn’ (als werkwoord) zonder enige bewustzijnsinhouden [6]. Ik begrijp dat dit onbegrijpelijk of onzinnig klinkt voor mensen zonder directe persoonlijke ervaring met het transcendente bewustzijnsniveau. Het is namelijk ook niet te begrijpen op intellectueel niveau, op het niveau van het rationeel-empirisch bewustzijn. Alleen door het denken te transcenderen kan men het zuivere bewustzijn ervaren. ‘The proof of the pudding is in the eating’. Binnen het kader van het positivistisch en constructivistisch paradigma is ‘bewustzijn-als-zodanig’ een niet te verifiëren mogelijkheid. Men kan het bestaan ervan niet bewijzen door middel van ‘objectief’ experimenteel testen of intersubjectieve verbale communicatie. Maar door middel van bijvoorbeeld technieken voor bewustzijnsontwikkeling kan men het wel direct persoonlijk ervaren en intersubjectief plausibel maken.

Een fundamenteel uitgangspunt in het transcendentalistisch paradigma is dat ‘kennis is gestructureerd in bewustzijn’: persoonlijke kennis hangt samen met iemands persoonlijke bewustzijnsniveau (niet alleen in de zin van het zich bewust zijn van bepaalde zaken, maar ook in de zin van de mate waarin iemand regelmatige toegang tot het transcendent bewustzijn heeft). Ik denk dat ontwikkeling van het bewustzijn de cultivering van ecologisch en maatschappelijk verantwoorde waarden en normen faciliteert, en daardoor uiteindelijk in ‘beter’ gedrag resulteert. Het leidt tot inzicht in maatschappelijke rationaliteit, in omvattende rationaliteit oftewel wijsheid. Het idee dat regelmatige toegang tot het transcendent bewustzijn ons gedrag in een maatschappelijk en ecologisch verantwoorde richting leidt, is gebaseerd op zeven overwegingen, die ik in een eerder artikel in Civis Mundi heb uiteengezet [7].

Mijn proefschrift uit 1998 werd door de promotiecommissie weliswaar ‘revolutionair’ genoemd, maar heeft in Wageningen geen enkele weerklank gevonden. Uiteraard begrijp ik dat mijn formulering van het transcendentalistisch paradigma ver buiten het kader van het mainstream positivistisch paradigma valt, en ook buiten het kader van het ruimere constructivistisch paradigma, maar desalniettemin ben ik van mening dat het transcendentalistisch paradigma een noodzakelijke aanvulling is. Met een integratie van wetenschappelijke reflectie en bewustzijnsontwikkeling ontstaat niet alleen boekenkennis, maar ook praktisch inzicht en wijsheid. Mijns inziens kan meer begrip van de drie onderliggende paradigma’s niet alleen een aanzet tot een meer integrale wetenschap vormen, maar ook de conventionele nieuwsvoorziening hervormen in de door De Correspondent wenselijk geachte richting.

 

5. Wilber’s stadia van maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling

Zoals eerder aangegeven onderscheidt Wijnberg vier tijdperken van waarheid: de premoderniteit (Waarheid als Geloof), moderniteit (Waarheid als Kennis), postmoderniteit (waarheid als constructie) en post-postmoderniteit (waarheid als product). Hierboven zijn in sectie 3 de moderniteit en postmoderniteit kort ter sprake gekomen als het positivistisch en constructivistisch paradigma. Wijnberg spreekt niet over een ‘tijdperk van waarheid’ dat overeenkomst toont met mijn transcendentalistisch paradigma. In deze sectie zal ik een classificatie van stadia van maatschappelijk-culturele en persoonlijke ontwikkeling beschrijven van de Amerikaanse filosoof Ken Wilber. Hij schreef in 2017, drie maanden na de inauguratie van Donald Trump, een interessant boekje over de maatschappelijke situatie in de VS die tot de verkiezing van Trump kon leiden: ‘Trump and a post-truth world’. Zoals we zullen zien vertoont de post-postmoderniteit (waarheid als product) van Wijnberg overeenkomsten met het stadium van ‘extreem postmodernisme: post-truth’ van Wilber. Wijnberg geeft duidelijk aan dat hij niet alleen bezorgd is over fake news, maar dat ook de conventionele nieuwsvoorziening veel te wensen overlaat. Een bespreking door mij van Wilber’s boekje is eerder verschenen in Civis Mundi in 2018 [8].

Wilber onderscheidt verscheidene stadia of niveaus van maatschappelijk-culturele en persoonlijke ontwikkeling. Hij onderscheidt de volgende stadia: van ‘egocentrisch’ naar ‘traditioneel: etnocentrisch’ naar ‘modern: wereldcentrisch’ naar ‘postmodern: wereldcentrisch’ naar ‘extreem postmodern: post-truth’ naar ‘integraal: kosmocentrisch’.

De stadia worden in deze volgorde steeds omvattender. In het traditionele, etnocentrische stadium impliceert de centrale positie van het ‘wij’ ook onvermijdelijk een ‘us-versus-them’ houding, een buitensluiten of afstand nemen van ‘anderen’. Volgens Wilber behoort zo’n 60% van de Amerikaanse bevolking en 70% van de wereldbevolking tot dit stadium. Trump’s slogan ‘make America great again’ is karakteristiek voor dit ontwikkelingsstadium. Het traditionele stadium wordt tevens gekenmerkt door een dominant mythisch geloofssysteem: fundamentalistische religieuze overtuigingen, zoals gebruikelijk bij de conformistische, absolutistische evangelicals, zijn gangbaar.

In het moderne, rationele en wereldcentrische stadium staat het ‘all-of-us’ centraal. Dit stadium wordt gekenmerkt door een globale, post-religieuze focus. Het daaropvolgende postmoderne, post-rationele stadium is relativistisch, pluralistisch en individualistisch van aard. Volgens Wilber verkeert zo’n 20-25% van de Amerikaanse bevolking in dit ontwikkelingsstadium. Het postmodernisme wordt volgens Wilber gekenmerkt door drie ‘true but partial’ concepten: het contextualisme, het constructivisme en het ‘a-perspectivisme’. Deze ‘ware maar tegelijkertijd partiële’ concepten zijn een belangrijke verworvenheid van het postmodernisme, het zijn essentiële onderdelen van een gezonde evolutionaire ontwikkeling, maar ze dienen niet overdreven te worden (hetgeen in het extreme ‘post-truth’ stadium wel geschiedt). Het contextualisme houdt in dat er geen universele waarheden zijn: alle waarheid is context afhankelijk. Het constructivisme houdt in dat alle waarheid ‘geconstrueerd’ wordt door individuen, maar meestal in samenspraak met anderen (co-constructie). Het a-perspectivisme houdt in dat er geen ahistorische, vooraf-gegeven, geprivilegieerde perspectieven zijn. Deze drie ‘ware-maar-partiële’ concepten dienen volgens Wilber getranscendeerd en ingebed te worden in een hoger stadium van evolutie, i.c., het integrale stadium.

 

6. Het extreme postmodernisme (post-truth)

Momenteel woedt er volgens Wilber een cultuur-oorlog of waarden-oorlog in de VS tussen aanhangers van het traditionele, moderne en postmoderne stadium. Zijns inziens is het postmoderne stadium doorgeslagen in een extreem postmodern, post-truth stadium. Er is sprake van een op hol geslagen relativisme, dat in nihilisme, narcisme, radicale (uiterlijke) gelijkheid en een extreme politieke correctheid heeft geresulteerd. Wilber schrijft dat er in het extreem postmoderne stadium sprake is van een deconstructieve aperspectival madness, een doorgeslagen a-perspectieve idioterie, een ontregelende absurditeit die gekenmerkt wordt door een overdreven houding van vooral ‘niet oordelen en niet rangschikken’.

Aangezien in het extreem postmoderne stadium het adagium geldt ‘er is geen waarheid’, vallen alle hiërarchieën of rangordes weg en kan er geen sprake meer zijn van ‘hogere’, waardevollere, meer omvattende of meer geïntegreerde stadia van evolutionaire ontwikkeling. Het extreme relativisme in dit ontwikkelingsstadium maakt echter dat het extreme postmodernisme zichzelf tegenspreekt: ook dit stadium zelf is dan relatief en betrekkelijk en kan geen aanspraak maken op (haar eigen) waarheid. Bovendien heeft de aperspectival madness van het extreme postmodernisme in een wereldwijde regressie naar eerdere ontwikkelingsstadia geresulteerd.

Wilber claimt dat het extreme postmodernisme veel schade heeft aangericht door zijn aperspectival madness, dat in een post-truth cultuur van fake news en alternative facts heeft geresulteerd. Het doorgeslagen ‘er is geen waarheid’ aspect van het extreme postmodernisme heeft ook het gematigde postmodernisme aangetast, waardoor het niet langer als een leading-edge kon functioneren. Wanneer er überhaupt geen waarheid meer is, kan er ook geen kompas of evolutionaire richting meer zijn en verliest het gematigde postmodernisme zijn rol als richtinggevend kader. Regressie naar overdreven patriotisme, etnocentrisme, politiek populisme en religieus fundamentalisme was het gevolg, niet alleen in de VS maar wereldwijd.

Het extreme postmodernisme van Wilber vertoont overeenkomsten met de post-postmoderniteit (waarheid als product) van Wijnberg. Wijnberg wil de conventionele nieuwsvoorziening verbeteren waarin volgens hem alles gereduceerd wordt tot een vorm van behoeftebevrediging zonder onderliggend doel. Dat laatste verwijst volgens mij naar de aperspectival madness van Wilber met zijn op hol geslagen relativisme. Wijnberg zegt in sectie 2 dat we nauwelijks nog een idee van het waarom en waartoe van onze behoeftebevrediging hebben. De vraag is dan hoe we dit gaan oplossen?

 

7. Het integrale stadium

Wilber zegt dat op verschillende niveaus van bewustzijn verschillende (voor de betreffende persoon echte) feiten bestaan. Of, anders gezegd, kennis is gestructureerd in bewustzijn (sectie 4). Dit betekent dat op voorafgaande niveaus van bewustzijnsontwikkeling men eenvoudigweg de waarheden van volgende niveaus nog niet kan inzien of onderkennen. Op verschillende niveaus van bewustzijnsontwikkeling worden verschillende werkelijkheden of waarheden waargenomen en ervaren. In het laatste stadium van Wilber, het integrale stadium, wordt de aperspectival madness van het voorafgaande extreme postmodernisme getransformeerd tot een onderscheidende wijsheid: de noodzakelijkheid en het belang van de eerdere ontwikkelingsstadia wordt onderkend en gewaardeerd. Volgens Wilber behoort momenteel slechts ongeveer 5% van de Amerikaanse bevolking tot dit opkomende integrale ontwikkelingsstadium. Een belangrijke vraag is dan hoe meer mensen dit integrale stadium kunnen realiseren?

Het is belangrijk om voorafgaande ontwikkelingsstadia niet te criminaliseren of belachelijk te maken. Mensen in bijvoorbeeld het traditionele ontwikkelingsstadium kunnen de moderne en postmoderne waarden eenvoudigweg nog niet onderscheiden. Elk individu start bij zijn geboorte in het egocentrische ontwikkelingsstadium en velen van ons komen niet voorbij het traditionele etnocentrische stadium. De culturele en politieke elites in het postmoderne wereldcentrische stadium hebben het cruciale belang van innerlijke groei voor anderen niet onderkend of gewoonweg verwaarloosd. In deze context is het verantwoordelijkheid nemen van hoogopgeleide mensen voor de minderbedeelden noodzakelijk om tot een vreedzame samenleving te komen. Mededogen met en ondersteuning van de (toevalligerwijs) lichamelijk en mentaal minderbedeelden is nodig [9].

 

8. Geen spirituele grondslag van het postmodernisme?

In een artikel in Civis Mundi vraagt Wim Couwenberg zich af of religie meer vrede of meer oorlog brengt [10]. Hij spreekt hierin ook over de premoderniteit, moderniteit en postmoderniteit. Couwenberg schrijft: “Wat mij telkens weer opvalt, is dat die antireligieuze atheïsten [zoals de filosofen Floris van den Berg en Paul Cliteur en de bekende neodarwinist Richard Dawkins] als authentieke ‘of-of’ denkers religie plegen te vereenzelvigen met de religieuze orthodoxie in de grote wereldgodsdiensten, zoals de joodse en christelijke religies, en de islam. Die zijn alle ontstaan in een premodern geestesklimaat en in hun religieuze opvattingen en uitingen in vergaande mate getekend door het daar heersende mythologische wereldbeeld. Dat conflict woedt tot in onze tijd voort in de strijd tussen orthodoxe en fundamentalistische richtingen, die zich moeilijk kunnen losmaken uit het religieuze geestesklimaat van de premoderniteit, en vrijzinnige stromingen die daarentegen streven naar een adequate aanpassing van het religieus bewustzijn aan het sterk veranderde wereldbeeld en geestesklimaat van de moderniteit … Het grote manco van emancipatieprocessen tot nu toe is … geweest dat zij succesvol geweest zijn in hun streven naar uiterlijke vrijmaking van repressieve structuren (negatieve vrijheid), maar veel minder in de ontwikkeling van autonome, zichzelf bepalende burgers, zoals verondersteld in het mensbeeld van de moderniteit … We zijn vrij van alles. Maar iets anders is hoe vrij we zijn. Er is geen spirituele grondslag, erfenis van het postmodernisme”.

Tegenover de negatieve vrijheid, het vrij zijn van repressieve structuren, kan men positieve vrijheid plaatsen, het vrij zijn tot een emanciperende ontwikkeling van ‘autonome, zichzelf bepalende burgers’. Bij Wilber mondt het emancipatieproces uiteindelijk uit in het integrale ontwikkelingsstadium. Hoe men dit stadium ook wil noemen, voor het realiseren daarvan lijkt mij bewustzijnsontwikkeling of innerlijke groei onontbeerlijk. Het kan zijn dat het modernisme, postmodernisme en extreme postmodernisme hun spirituele grondslag grotendeels hebben verloren, maar in de grote wereldgodsdiensten en seculiere filosofische systemen is altijd een onderstroom van op bewustzijnsontwikkeling gerichte spirituele praktijken aanwezig gebleven. Deze spirituele erfenis kan een eerste aanzet geven tot positieve vrijheid.

 

9. De markt als antwoord op alle vragen

In sectie 2 sprak Wijnberg over de economisering van ons wereldbeeld, de vermarkting van de samenleving, de commercialisering van de informatievoorziening en de professionalisering van de communicatie, die tezamen de vier pijlers vormen van het post-postmodernisme (het tijdperk van de waarheid als product). Deze pijlers resulteren in een ongebreideld consumentisme. Dit ongebreidelde consumentisme is gerelateerd aan een ongebreidelde hebzucht, die voortkomt uit een overdreven ‘mimetische begeerte’ oftewel een continue vergelijking met anderen (denk aan de populaire sociale media) [11].

Dit mondt uit in een statuswedloop die uiteindelijk de gehele maatschappij doordringt. Ik denk dat deze statuswedloop doorbroken kan worden door de ontwikkeling van sterke, psychologisch gezonde persoonlijkheden, bijvoorbeeld door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Door bewustzijnsontwikkeling kan men als het ware boven de overdreven mimetische begeerte uitstijgen. Een dergelijke proactieve vorm van zelfregulering (het komt uit de persoon zelf voort en is daardoor vrij en niet afgedwongen) is een welkome aanvulling op meer conventionele vormen van reactieve zelfregulering (die door anderen wordt afgedwongen, bijvoorbeeld door overheden). Hier speelt weer het onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid.

Het ‘tijdperk van de waarheid als product’ is onvermijdelijk onderhevig aan de theorie van de efficiënte markthypothese. De belangrijkste niet wetenschappelijk te funderen vooronderstelling in de theorie van de efficiënte markthypothese is dat de mens (of althans sommige mensen) in staat is (zijn) om de complexiteit van het marktsysteem als geheel te doorgronden. Maar de interacties tussen ontelbare individuen (economische actoren) op verschillende systeemniveaus (van lokaal tot globaal) resulteren in een enorme complexiteit. Omdat niemand dit complexe proces kan overzien, ook hoogbetaalde managers niet, verwijzen we graag naar een ongrijpbare ‘onzichtbare hand’ die het op miraculeuze wijze zou regelen.

Volgens Marjolijn Februari zijn de hogere klassen simplistisch. Hoewel de wereld steeds complexer wordt, heerst in de hogere klassen een verlangen naar simplisme en stelligheid. “Er woedt een chaos aan gegevens, de stroom van informatie zwelt indrukwekkend aan, maar in alle instituties wordt gezocht naar systemen die de warboel verwerken tot een simpel en eenduidig resultaat. En dat, deze hele institutionele onwil om complexiteit te erkennen, kan verklaren waarom de markt oprukt als antwoord op alle vragen". De markt wordt gezien als een rigoureus informatie verwerkend systeem dat “als bij toverslag op de proppen [komt] met een concreet resultaat: de prijs. Bij gebrek aan andere informatie verwerkende systemen laten bestuurders dus graag alles over aan de markt" [12].

Het geloof in de orkestrerende kwaliteit van de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt is een niet wetenschappelijk te funderen vooronderstelling, zoals een (helaas slechts kleine) minderheid van economen betoogt [13]. Er bestaat mijns inziens ook zoiets als de ‘onzichtbare hand’ van het collectief bewustzijn. Het collectief bewustzijn wordt gevormd door het geheel van alle individuele ‘bewustzijnden’. Een vraag is dan of de ‘onzichtbare hand’ van het collectief bewustzijn het ongebreidelde consumentisme, veroorzaakt door de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt, kan beteugelen? [14].

 

10. Het collectief bewustzijn

Aan het eind van sectie 1 schrijft Wijnberg dat nieuws vooral verontwaardiging en pessimisme verspreidt, geen kennis en vertrouwen. “Zodoende maakt het ons ongeïnformeerder over de wereld en sceptischer over ons vermogen die wereld te veranderen”. Ik denk dat kennis en vooral vertrouwen inderdaad cruciaal zijn om maatschappelijke vooruitgang te boeken. Dit is zo omdat maatschappelijk vertrouwen of ‘sociaal kapitaal’ de onzichtbare lijm is die de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld bij elkaar houdt. Dit maatschappelijk vertrouwen is gekoppeld aan het onderliggend collectief bewustzijn.

Een hoog niveau van maatschappelijk vertrouwen is een (zichtbare) manifestatie van een (onzichtbaar) coherent collectief bewustzijn. Maatschappelijk vertrouwen is een sleutelfactor. Het bepaalt voor een groot deel hoe mensen zich individueel en collectief gedragen. Ik koppel dit maatschappelijk vertrouwen, de onzichtbare lijm, aan het onderliggend collectief bewustzijn [15]. Dit houdt op zijn beurt in dat individuele personen aan maatschappelijk vertrouwen kunnen bijdragen door hun bijdrage aan het collectief bewustzijn, dus door beoefening van een of andere vorm van bewustzijnsontwikkeling. Het oude spreekwoord ‘verbeter de wereld, begin bij jezelf’ blijft onverminderd relevant, zowel in materieel, communicatief als spiritueel opzicht, oftewel zowel in positivistisch, constructivistisch als transcendentalistisch opzicht.

 

11. Dieper inzicht

Wijnberg schrijft in sectie 1 dat het zijn missie is om nieuws te brengen dat ons dieper inzicht geeft in hoe de wereld werkt (mijn cursivering). Hij zegt in sectie 2 ook dat de eerste drie waarheden (die van de premoderniteit: Waarheid als Geloof, moderniteit: Waarheid als Kennis en postmoderniteit: waarheid als constructie) nog wel een emancipatoire dan wel bevrijdende doelstelling hadden, in tegenstelling tot de vierde waarheid (waarheid als product). Bij de laatste waarheid hebben we “nauwelijks een idee van het waarom en waartoe”. Ik denk dat een dieper inzicht in het waarom en waartoe gebaat is bij meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling. Welke methode of techniek voor bewustzijnsontwikkeling men ook kiest (de keuze zal afhankelijk zijn van persoonlijkheid, cultuur en ervaring), de emancipatoire of bevrijdende doelstelling dient centraal te staan. We willen niet terugkeren naar de premoderniteit met zijn ‘Waarheid als Geloof’ of verzanden in de postmoderniteit of in het extreme postmodernisme met zijn doorgeslagen ‘waarheid als constructie’.

De Correspondent levert een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de nieuwsvoorziening, zoals het boek Dit was het nieuws niet overtuigend laat zien. Wat het nieuws wel is of kan zijn, is dat meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling gewenst is.

 

Eindnoten

1. De Correspondent (2018). Dit was het nieuws niet. Grote verhalen die het journaal nooit halen. www.decorrespondent.nl

2. In de rest van dit artikel zal ik gebruik maken van eerder gepubliceerde artikelen in Civis Mundi. Ik besef dat ik daarmee in herhaling verval, maar het is wel herhaling in telkens andere contexten. Of zoals de oud-hoofdredacteur van Civis Mundi Wim Couwenberg (1926-2019) me eens zei: ‘frappez toujours’.

Voor een volledige lijst van eerder gepubliceerde artikelen in Civis Mundi zie: www.toon-van-eijk.nl

3. Van Eijk (1998): zie Tabel 8, p.124-7. Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.

Voor een diepgaande discussie van de drie paradigma’s in het Nederlands aan de hand van zes criteria verwijs ik naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu.

4. Van Eijk T. (2019). Wat komt er na het constructivistisch paradigma? Reactie op: Mathieu Wagemans, Wetenschap als beschermer van illusies in beleid en rechtspraak. Een pleidooi voor vernieuwing van de wetenschap. Civis Mundi Digitaal #83, mei 2019 (I).

5. Zie Eindnoot 4.

6. Zie o.a. Van Eijk T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

7. Van Eijk T. (2020). Het cultiveren van de verborgen bloei en de zichtbare vruchten. Bespreking van: Han F. de Wit, De Verborgen Bloei. Over de psychologische achtergronden van spiritualiteit. Kok Agora, Kampen. Civis Mundi Digitaal #98, mei 2020. Zie ook: Van Eijk 2017: p.214/5 en Van Eijk 1998: p.185/6.

8. Van Eijk T. (2018). Bespreking van: Ken Wilber, Shambala Publications, 2017. Civis Mundi Digitaal #63, augustus 2018.

9. Van Eijk T. (2017). Nationale identiteit en wereldburgerschap. Wat te doen? Civis Mundi digitaal # 45, april 2017.

10. Couwenberg W. (2018). Brengt religie meer vrede of meer oorlog? Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.

11. Van Eijk T. (2010). Economie, statuswedloop en zelfregulering. Civis Mundi digitaal # 1, september 2010. 

12. Marjolijn Februari: Hoge, onredelijke klasse in NRC van 2 april 2012.

13. Zie Eindnoot 11.

14. Van Eijk T. (2012). Vervang de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ door de ‘onzichtbare hand van het collectieve bewustzijn’ Civis Mundi digitaal # 12, juli 2012.

15. Zie Eindnoot 6.