Civis Mundi Digitaal #101
Ja ja, de industriële bietentelers in Frankrijk hebben weer hun zin gekregen. Het ministerie van landbouw en voedselvoorziening hebben op 6 augustus laten weten dat zij een hulpplan hebben opgesteld om de industriële bietenteelt te helpen, die geconfronteerd wordt met geelzucht veroorzaakt door een bladluis (de Myzus persicae). Deze ziekte kan de opbrengst van bieten volgens de bietentelers met 30 tot 50 procent verminderen. Het ministerie heeft zich aan deze cijfers geconformeerd. De landbouwers zeggen voor een nog nooit eerder vertoonde crisis te staan.
Behalve de belofte van financiële steun en onderzoek heeft de regering voor deze herfst een wetsverandering aangekondigd die voor de campagne 2021 en zo nodig ook voor de twee volgende jaren het gebruik toestaat van zaad omhuld met insecticiden, de zogeheten neonicitinoïden. Het ministerie verzekert dat dit alleen voor de bietenteelt geldt…
In Frankrijk heeft de wet op de biodiversiteit van 2016 het gebruik van deze insecticiden, « bijendoders » genoemd, met ingang van 1 september 2018 verboden. Ook de Europese Unie heeft het gebruik van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze chemische familie verboden. « Dit verbod is essentieel om tegen de massale achteruitgang van bijenvolken en wilde bestuivers te strijden », verklaarde de minister van landbouw en voedselvoorziening in een communiqué van augustus 2018.
De terugkomst van de « neonics » was één van de belangrijkste eisen van de bietentelers. « Het verlies is waarschijnlijk meer dan 150 miljoen euro, wellicht zelfs 200 miljoen euro voor de planters. De omvang van de epidemie wordt steeds groter, » verzekerde Franck Sander, de voorzitter van de algemene confederatie van bietenplanters (CGB), in een open brief aan premier Macron op 31 juli. « Sommige planters verliezen meer dan 1000 euro per hectare, een drama voor deze exploitanten ».
Terwijl de verenigingen van bietentelers deze aankondiging van de regering toejuichen, zijn milieuorganisaties woedend. De voorzitter van de Vereniging « Générations futures », François Veillerette, protesteert tegen « een niet te accepteren teruggang die toont dat de regering gemakkelijk toegeeft aan de lobby’s van de agrochemie en de industriële agrarische cultuur en weigert de leider te zijn in de strijd tegen de dodelijke insecticiden voor bijen in Europa ».
Het ministerie verzekert dat er geen enkel alternatief voor neonicotinoïden is. Deze redenering wordt genuanceerd door het Technisch instituut van bieten (ITB) waar men zegt dat een van de alternatieve producten te giftig is voor deze insecten en dat er « twee andere mogelijkheden bestaan, maar dat zijn substanties die onvoldoende in de tijd werken ». En dus moeten deze producten regelmatig op de percelen gebruikt worden en dat is duur. Bovendien zegt het ministerie dat bieten geen bloemen voor de oogst hebben: de impact op bestuivende insecten zou dus klein zijn. Maar veel onderzoek in de laatste jaren toont aan dat de neonicotinoïden, gebruikt bij het omhullen van zaaigoed, ook een indirecte impact hebben. Het essentiële van deze producten – tot 98 procent van de op de zaadkorrels toegepaste doses, aldus industriële gegevens – blijft in de grond zitten, waar het zich ophoopt en gedurende verscheidene jaren volgende culturen of de aan de boorden van de percelen groeiende wilde planten kan besmetten.
Volgens het ministerie gaat het planten van voor bestuivers aantrekkelijke culturen na die van bieten verboden worden om de bijen en hommels niet aan de residuen bloot te stellen, de bevordering dus van monoculturen die wat dan nog rest aan biodiversiteit om zeep helpen. De duur van dit verbod is volgens het ministerie nog niet bepaald.
Een verrassend feit: de volgens de verplichtingen van de biologische landbouw verbouwde bieten zijn weinig of niet getroffen door deze geelzucht. Loïc Tridon, belast met onderzoek binnen de regionale organisatie van biologische landbouw (Bio en Hauts -de-France) verzekerde mij dat de percelen biologische bieten « vrijwel niet bij dit probleem betrokken zijn. Waarom weten wij niet, maar het zou best aan de grootte van de percelen kunnen liggen ». Bij het ministerie is men verrast door deze informatie en daar wordt gedacht aan een mogelijk effect van het tijdsverschil van zaaien van « bios » en met pesticiden behandeld zaaigoed. Victor Charlot, technisch adviseur van de « Groupement des agriculteurs bios d’ïle -de-France » bevestigde in een interview in Le Monde dat de schade te wijten aan geelzucht van de bieten in de bio-exploitaties in zijn regio zeer, zeer beperkt is.
Mijn conclusie: kleinschalige biobedrijven zijn te prefereren boven grote industriële landbouwbedrijven met monoculturen die – zoals gezegd – de biodiversiteit om zeep helpen, het bestuiven van voor onze voeding noodzakelijke planten in groot gevaar brengen en onze gezondheid bedreigen. Maar dat zal de chemische industrie een rotzorg zijn; die wrijven zich met hun aandeelhouders van vreugde in hun handen. En zo gaat het vrijwel altijd: regeringen hebben de mond vol van ecologische beleidsmaatregelen, als die de neoliberale economie maar niet aantasten.
Geschreven op 11 augustus 2020