Wie was Adam Smith? Introductie tot de boekbesprekingen van Herman Hümmels

Civis Mundi Digitaal #103

door Piet Ransijn

https://www.adamsmith.org/blog/its-adam-smiths-birthday, Adam Smith Institute

 

Herman Hümmels heeft het op zich genomen de twee grote werken van Adam Smith, De theorie over morele gevoelens en De welvaart van landen in een aantal artikelen te bespreken, naast andere boekbesprekingen, die vooral over economie gaan. Dit lofwaardige streven verdient een korte inleiding, waarin Adam Smith en zijn beroemde boeken worden geïntroduceerd en in het denkkader van zijn tijd zijn worden geplaatst.

 

Relevantie van het werk van Adam Smith

In de top tien van grootste economen aller tijden staat Adam Smith op de eerste plaats gevolgd door Karl Marx en John Maynard Keynes. Daarna volgen Milton Friedman, Jan Tinbergen en anderen (https://www.dutchmultimedia.nl/grootste-economen-aller-tijden/).

Hoewel het werk van Smith zo’n 250 jaar geleden is geschreven, blijft het aanspreken, zoals zal blijken uit de besprekingen. Hij blijft ook actueel en relevant. Met name de verbinding van ethiek en economie. Zonder ethische beginselen kan economie verworden tot rationeel onderbouwd winstbejag. Waar dit toe kan leiden, zien we bijvoorbeeld in het milieu. Het is hoog tijd dat de bakens worden verzet en dat de economie weer een ethische grondslag krijgt. Het werk van Smith kan daarbij richting gevend zijn.

 

De Schotse Verlichting en de Schotse moralisten

Adam Smith (1723-1790) was een Schotse moraalfilosoof en wordt beschouwd als een grondlegger van de economie en het klassieke liberalisme. Hij behoorde met o.a. zijn leraar Francis Hutcheson, zijn levenslange vriend David Hume, de filosoof Thomas Reid en anderen tot de ‘Schotse moralisten’. Zij waren tevens empiristen. De zogenaamde Schotse Verlichting heeft grote invloed gehad, niet in het minst door het werk van Smith en Hume.

Na zijn studie aan de universiteiten van Glasgow en Oxford en veel zelfstudie werd hij hoogleraar in de logica en daarna in de morele filosofie in Glasgow. Hij is sterk beïnvloed door zijn leraar, de moraalfilosoof Francis Hutcheson, en daarna door David Humeen diens The Treatise on Human Nature.  Hij raakte bevriend met Hume, een levenslange vriendschap van twee baanbrekende denkers.

 

De ‘onzichtbare hand’

Smith staat bekend om zijn twee boeken: The Theory of Moral Sentiments (1759) en An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776), “het heilige boek van economie”, volgens de Grote Spectrum Encyclopedie. In beide boeken komt zijn uitspraak over de ‘onzichtbare hand’ voor, die als de grondslag van de markteconomie werd beschouwd. Hij bedoelt daar namelijk de marktwerking mee. De term komt echter maar een paar keer in zijn werk voor. Het eerst in The Theory of Moral Sentiments, waarin hij schrijft, dat zelfzuchtige mensen vaak worden geleid door “een onzichtbare hand... zonder het te weten, zonder intentie, om het belang van de samenleving te bevorderen.” Dit heeft hij herhaald en onderbouwd met zijn economische kennis in The Wealth of the Nations. Er zijn echter begrippen die bij hem belangrijker zijn, zoals nut en waarde, competitie en sympathie, zoals de bespreking van zijn werk laat zien.

 

Strekking van De theorie over morele gevoelens

Uitgangspunt van Smith is ‘de menselijke natuur’, zoals bij Hume. In die tijd ging men uit van min of meer vaststaande menselijke basiskenmerken waaruit het menselijke gedrag en sociale instituties konden worden afgeleid. De kernvraag in het boek was “hoe de door eigenbelang gemotiveerde mens zich morele oordelen kan vormen. Het antwoord daarop luidde dat de mens zich geestelijk van het eigen handelen kan distantiëren”.

“De ‘onpartijdige toeschouwer’ keurt het eigen gedrag en dat van anderen goed of veroordeelt het met een stem die niet over het hoofd valt te zien. (De theorie klinkt minder naïef als de ‘onpartijdige toeschouwer’ wordt vervangen door de term ‘superego’ en de vraag opnieuw wordt geformuleerd door te vragen hoe de instictieve driften worden gesocialiseerd)... Smith zag de mens als een schepsel dat door driften werd gedreven maar tegelijk door zichzelf werd gereguleerd door zijn vermogen van de rede en - niet minder belangrijk – zijn vermogen tot sympathie,” aldus de Grote Spectrum Encyclopedie en de Encyclopedia Brittanica.

Door hun invoelende vermogen houden mensen rekening met elkaar en kunnen zijn sociale instituties creëren, die de onderlinge strijd kunnen reguleren en op het algemeen belang kunnen richten. De morele filosofie van Smith ligt ten grondslag aan zijn economie, die in zijn tijd nog onderdeel was van de (morele) filosofie en verbonden was met ethiek. In onze tijd is dit verband ver te zoeken. De neoliberale economie is vaak amoreel of zelfs immoreel geworden. Reden geoeg voor een nadere bezinning op de grondslagen van de economie, die momenteel in een aantal opzichten fundamenteel afwijkt van de visie van Smith.

 

De welvaart van landen

In The Wealth of Nations, het belangrijkste boek van Smith, waarin hij de grondslag legde van de economische wetenschap, is de meest rechtvaardige samenleving het resultaat van burgers die op verstandige wijze hun eigen belang nastreven. In Theory of Moral Sentiments blijkt dat eigenbelang wel gezien moet worden in het kader van de verantwoordelijkheden van die burger. Het eigenbelang in de kapitalistische samenleving is volgens Smith niet gebaseerd op egoïsme, maar op zorg voor anderen, vanuit een goed begrip van de eigen positie.

Zijn beide grote werken dienen in onderling verband te worden gezien. Zo dient de economie in het kader van de morele filosofie te worden beschouwd als vorm van moreel juist handelen, niet alleen maar in termen van efficiënt handelen dat zoveel mogelijk winst oplevert. Het gaat uiteindelijk om het maatschappelijk belang ervan, niet alleen het eigen belang.

Smith heeft een optimistische, positieve mensvisie die kenmerkend was voor de Verlichting. Dat blijkt bijv. uit het volgende citaat uit zijn Theorie, waaruit blijkt dat hij een hoogstaand mens was met een opmerkelijk vermogen tot zelfdistantie: “Hoe zelfzuchtig iemand ook wordt geacht te zijn, tot zijn natuur behoren onmiskenbaar bepaalde drijfveren die hem belang doen stellen in het welzijn van anderen, ten behoeve van zijn eigen noodzakelijke levensgeluk, hoewel hij er niets voor terugkrijgt, behalve het genoegen er getuige van te zijn.”