Kapitaal, ras, fascisme: kritiek op het neoliberale denken

Civis Mundi Digitaal #103

door Mathieu Wagemans

Bespreking van: Willem Schinkel en Rogier van Reekum, Theorie van de Kraal: Kapitaal, ras, fascisme. Boom, Amsterdam, 2019.

 

 

Het boek kan bij eerste aanblik worden gelezen als een kritiek op het neo-liberale denken en het daarop gebaseerde economisch systeem, maar bij nadere beschouwing is het een kritiek op ordeningsprincipes. Hoe onze zucht naar ordening woekert en alles uniformeert. Die gelijkschakeling heeft echter zijn prijs. Wat niet in de kraal past of zich niet houdt aan de regels die binnen de kraal gelden wordt uitgestoten. Men kan weer toegang krijgen tot de kraal maar dan geldt als voorwaarde onderwerping.

Het beeld van een kraal is treffend. Het is een afgezonderde ruimte waarbij de afzondering het belangrijkste doel is. Het vrije veld wordt vervangen door de omslotenheid en opgeslotenheid van de kraal. Ontsnapping is zowel lastig als verboden. De kraal als ruimte waarbinnen dressering en zich gedresseerd gedragen uitgangspunt en doel is.

Het boek is een scherpe kritiek op de benadering van unformering en op de krachten die tot uniformering dwingen. In plaats is er een pleidooi voor leven als een proces van wording. De mens die zich moet bevrijden uit en ontdoen van de krachten die tot gelijkschakeling en ordening leiden. Zich vrij maken van de geldende en opgelegde classificaties  en de ruimte bevechten die nodig is om zichzelf kan worden.

Een vergelijking wordt getrokken met het denken van Deleuze. Hoe de werkelijkheid via vluchtlijnen ontsnapt aan onze institutionele bouwwerken. Hoe onze systemen niet de gehele werkelijkheid kunnen omvatten. De maatschappij is als een gas, zoals Deleuze stelt, dat zich niet laat opsluiten maar telkens opnieuw naar openingen zoekt om aan de dwang tot ordening en dressering te ontsnappen. 

Met vaak vernieuwend en beeldend taalgebruik worden vanzelfsprekendheden en claims onderuit gehaald. De taal is onthutsend en vernietigend waar het ons denken en onze praktijken betreft. Wat mogelijk bedoeld is als poging tot vernieuwing wordt ontmaskerd als voortzetting van gemankeerde praktijken. Wanneer je overtuigd bent van de noodzaak van vernieuwing, kan het boek als confronterend en ontmoedigend worden ervaren. Allerlei als goedbedoelde pogingen gepresenteerde voorstellen worden meedogenloos doorgeprikt. Hoe vervelend ook, het boek is ontwapenend, omdat routines en vanzelfsprekendheden worden ondergraven. Illusies worden doorgeprikt.

De kritiek op “het normale” is tegelijkertijd zo scherp en allesverzengend dat al lezende de vraag naar boven komt of er dan helemaal niets deugt en of we wel enig uitzicht mogen hebben op hoe we dan wel moeten samenleven. Pas aan het eind komt de oplossing die eenvoudig kan worden geduid als “liefde”. De liefde die tegenstellingen de kracht ontneemt. Wat wordt gemist is hoe die liefde dan zijn operationele vertaling kan vinden. Immers, onze ordeningen houden problemen in stand in plaats van oplossingen te faciliteren. Tegelijkertijd kunnen we niet zonder ordening. De vraag hoe die liefde als betekeniskader zijn vertaling moet vinden in nieuwe instituties en praktijken blijft onbeantwoord. Dat is natuurlijk ook een lastige vraag, omdat liefde zich nu eenmaal lastig laat organiseren. Elkaar de andere wang toekeren als je geslagen wordt is niet zo gebruikelijk binnen onze politieke praktijk.   

Het is een rijk boek in de zin van een ander perspectief, waardoor nieuwe en ongebruikelijke associaties mogelijk zijn die tot nieuwe begrippen leiden (“transcendente modder”). Jammer is dat je bij lezing de indruk krijgt dat het allemaal vooral is opgeschreven als een kritiek is op het fascistisch denken.  Die drive loopt als een rode draad door het boek. De verwijzingen naar het fascisme zijn zo frequent en het taalgebruik zo vernietigend, dat dit ten koste gaat van de waarde van het boek in de zin van een nieuwe manier van kijken, waarbinnen onze zucht naar ordening en tevens de wegen waarlangs we ordenen scherp worden geanalyseerd. Het fascisme wordt niet enkel als demonstratiedomein opgevoerd, maar het lijkt een preoccupatie van de schrijvers en komt zo centraal te staan. Dat leidt de aandacht af van de kern van het boek: een harde kritiek op hoe we de werkelijkheid hebben geordend. Ordeningen die zich tegen ons  keren. Die kritiek beschouw ik als de meerwaarde van het boek.

Een tweede kritiekpunt is dat de leesbaarheid gediend zou zijn door de impliciete gedachtesprongen met wat meer woorden hadden kunnen worden omgeven. Die betere leesbaarheid, ook voor niet filosofisch ingewijden, zou er zeker aan hebben bijgedragen dat het boek eerder en sterker door de beoefenaren van het politieke spel als confronterend zou worden ervaren. En daar is weinig mis mee. Om verandering te bereiken kan het immers nuttig zijn de spelers op gezette tijden een voet dwars te zetten. Daardoor kan men worden gedwongen tot reflectie over gemankeerde praktijken die  al te vaak en al te overtuigend als normaal worden ervaren. Hoe ordenend denken en handelen de bron kan zijn van chaos. Over die noodzaak tot verandering kan weinig twijfel bestaan. Die overtuiging wordt ook breed gedeeld en wordt in het boek diepgaand gedemonstreerd.