De pijp is terug van weggeweest

Civis Mundi Digitaal #103

door Jan de Boer

Ik heb mijn hele leven een baard gedragen. Soms een lange baard, de laatste decennia een wat je noemt veredelde stoppelbaard. Nu is het mode om een baard te hebben – zelfs Koning Willem Alexander heeft er zich eentje aan laten meten – maar dat was het vroeger beslist niet. Een mooie anekdote: toen ik in de jaren 1970 directeur van de sociale dienst Leeuwarden werd, wilde de toenmalige burgemeester Brandsma ook persoonlijk kennis met mij maken. In dat gesprek kneep hij een moment zijn ogen half dicht, keek mij aan en zei: « Hoort die baard bij uw sociale beroep? « Lik op stuk: « Nee hoor, ik draag een baard om dezelfde reden waarom u geen baard draagt ». Een glimlach en sindsdien konden wij erg goed met elkaar opschieten. Haast een wonder, want burgemeester Brandsma werd door iedereen gevreesd.

In die jaren was ik een hartstochtelijk roker – de grootste stommiteit in mijn leven – en probeerde ik ook de pijp. Eén grote mislukking: ik kon mijn pijp niet drooghouden, en zo was het een en al gereutel. Maar de pijp is nu weer helemaal in: echte kerels roken een pijp! « Zonder de pijp zou het leven saai zijn, » schreef Flaubert. Waar de dwangmatige sigarettenroker zo’n beetje overal zijn peuken wegsmijt, is de in zijn fauteuil gezeten pijproker een voorbeeld van elegantie, kalmte en properheid. Achter zijn wolk van rook die naar kruidkoek ruikt, houdt hij zich ver van de buitenwereld die hij zonder deze te beoordelen observeert. Hij houdt er ook van op zijn Engels een pijp te roken en daarbij zijn hond uit te laten, zijn rozenstruiken te snoeien, hout te hakken … Bij het voelen van de warmte van de pijp in zijn hand en het proeven van de goede smaak van zijn verse tabak, geniet hij van dat hemelse moment zonder wie dan ook lastig te vallen. Want de pijp troost en helpt te leven, liet de Franse dichter Baudelaire in zijn « Les Fleurs du mal » weten. En Tolkien kende aan zijn hobbits, aan de tovenaar Gandalf en de krijger Aragorn het gebruik toe van een lange pijp, « churchwaden » genoemd, die hun een intens gevoel van heelheid bezorgde. Elke keer nadat de film « The lord of the rings » op de tv was uitgezonden, werden er twee keer zoveel lange pijpen als normaal verkocht. Dat tot ergernis van artsen, die graag rokers zouden willen verplichten een rustgevend medicijn te slikken om de chaos van de tijd te verdragen. Spijtig, maar de pijprokers prefereerden de Engelse tabakmelanges.

Sinds enige jaren is er een verandering te bespeuren: steeds meer vrouwen en jonge mensen geven zich over aan de vergeten kunst van het pijproken, alsof zij in deze eenzame activiteit een manier vinden om zich een levensstijl, een filosofie te geven. De Covid-19 crisis bevestigt deze tendens. Op de tv zag ik dezer dagen een interview met Marie-Aurélie Favre, de eigenares van « La Pipe du Nord » aan de boulevard de Magenta in Parijs, de laatste Franse winkel die nog pijpen fabriceert, verkoopt en repareert: « Tijdens de lockdown verveelden de mensen zich, hadden ze behoefte aan troost; de verkoop van pijpen in onze winkel explodeerde. »

Voor de roker is de pijp een mooi object dat zorg vereist; de pijp is het verlengde van zijn kleding. In het algemeen rookt hij ook niet op slippers en in een t-shirt. De pijp nodigt uit tot nadenken, hij opent de poort naar innerlijkheid. « Het is een probleem van drie pijpen, ik verzoek je mij niet lastig te vallen gedurende 50 minuten, » zei Sherlock Holmes tegen dokter Watson. In tegenstelling tot de dufheid van cannabisrokers is de pijproker strateeg (als Stalin), wetenschapper (als Einstein), filosoof (als Bachelard), dichter (als Rimbaud), wellusteling (als Simenon), verleider (als Clark Gable). Allemaal getuigen van hun tijd.

In de oude beschavingen was de pijp niet alleen een instrument voor gezelligheid maar ook voor spirituele ervaringen. Bij de indianen in Noord-Amerika kondigde het collectief roken van de calumet de vrede aan tussen elkaar beoorlogende stammen. De oudste door archeologen gevonden pijpen dateren van de pre-columbiaanse beschavingen in Mexico. De eerste Europeaan die een pijp met Amerikaanse tabak rookte, was de zeeman en vriend van Columbus, Rodrigo de Jerez, in 1498. Hij werd daarvoor door de Inquisitie, die de tabak als iets duivels beschouwde, in de gevangenis geworpen. Maar dat verhinderde niet dat de pijp heel Europa veroverde.

Waar nu in de tabakswinkels overal vreselijke beelden van door kanker aangevreten tongen en longen te zien zijn, werd vroeger het roken van een pijp als een medische handeling beschouwd. Catherina de Medici rookte om zich te bevrijden van haar migraine… Artsen bevolen de tabak aan tegen hoest, reuma, kolieken, duizeligheden … Door de goede natuurlijke pijptabak te verwarren met de gemene industriële vol met rotzooi volgestouwde sigarettentabak wil de medische wereld van nu deze universele duizendjarige levenskunst uitbannen.

Wordt het echt tijd om de pijp te rehabiliteren? Moet het mij spijten niet een trouwe pijproker te zijn geworden? Helaas herinner ik mij dat mijn collega van de Amsterdamse Sociale dienst, een even verwoed pijproker als commissaris Maigret, destijds stierf aan tong- en keelkanker… De pijp is terug van weggeweest, maar toch maar niet voor mij.

 

Geschreven op 15 oktober 2020