Civis Mundi Digitaal #103
Algemene typering van Foucault
Michel Foucault, een leidende figuur van het postmodernisme, staat bekend om zijn kritiek op het gevestigde denken en zijn historische analyse van bestaande machtstructuren, die in deze denkkaders doorwerken. Hoofdthema in zijn werk is “de relatie tussen kennis en macht en de wijze waarop macht wordt gebruikt om kennis te beheersen en te definëren” (Philip Stokes, ‘Michel Foucault’ in 100 essentiële denkers, p 187). “Kennis is een vorm van machtuitoefening” (Ruben Heijloo e.a., Filosofenlexicon, p 77). Medisch-wetenschappelijke kennis kan gebruikt worden als middel tot sociale controle, zoals we zien bij de coronacrisis.
In de moderne tijd heeft macht meer de vorm aan genomen van het controleren van de geest, in het gevangeniswezen, de psychiatrie, het onderwijs en de welzijnszorg. Dat gebeurt door middel van begrippen als ‘rede(lijk)’ en ‘norm(aal)’, waarmee andere gedragsalternatieven en daarme de vrijheid beperkt wordt door gedrag te controleren en te reguleren, te normaliseren en te standaardiseren. Filosofische analyse kan de onderling verbonden kennissystemen en machtsstructuren aan het licht brengen en “wordt gebruikt als middel om het machtsevenwicht tussen autoriteit en individu te herstellen door ontmaskering van machtsstructuren die ons controleren,” volgens Stokes. Foucault is een ‘dwarsdenker’ die kritisch staat ten opzichte van bestaande (denk)kaders en onderdrukkende structuren onder het mom van rede en rationaliteit. Hij is op zoek naar authenticiteit en oorspronkelijkheid. Vooral in zijn laatste werken richt hij zich op levenskunst en de ‘zorg voor het zelf’ in een persoonlijke, geïndividualiseerde levensstijl, die samenhangt met de kritische (verzets)houding in zijn eerdere werken, maar een meer subjectieve, persoonlijke, ethische en esthetische wending krijgt als levenskunst en mondigheid.
“Bestaansesthetiek moet zichtbaar maken wat waardevol is” en betreft ook een ethische levenswijze die op waarden is gericht, zoals in “de antieke ethiek van zelfbeheersing, ascese en zelfzorg”. Het is tevens een spirituele levenshouding. “Foucault wijst erop dat dit alleen maar kan in begrippen en verhalen die het actuele overstijgen, die in het actuele een moment van eeuwigheid kunnen laten doorbreken. In het ongewone van het verzet moet deze eeuwigheid zichtbaar worden,” aldus besluit Machiel Kerskens zijn pertret van Foucault in Filosofen van deze tijd, samengesteld door Maarten Doorman en Heleen Pott.
De late Foucault over spiritualiteit
Het themanummer 4 is vooral gewijd aan de late Foucault, onder andere aan Foucaults spiritualiteit. Het gaat onder meer over ‘zelftransformatie’. Dit thema relateert hij aan bestuurlijke macht, die gericht is op gedragsverandering en bevordering van welvaart en maatschappelijk welzijn, en daarmee ook het gedrag en het denken controleert door een bepaalde norm te stellen. Eenzelfde gerichtheid op gedragsverbetering geldt ook voor spiritualiteit als zelftransformatie en ‘zorg voor het zelf’ en voor religieuze ‘pastorale macht’ als voorloper van de latere bestuurlijke macht gericht op welzijnsbevordering. De vroegere ethische en ascetisch gerichte spiritualiteit en zorg voor het zelf is in onze moderne consumptief ingestelde samenleving echter grotendeels verdwenen. De controle van ons denken en doen is echter gebleven in allerlei structuren en systemen.
‘Spiritualiteit als verzet’ en kritiek is een andere vorm van spiritualiteit, die vaker voorkomt in de moderne tijd. Het komt neer op inzet en “strijd voor een nieuwe subjectiviteit”, een kritische, filosofische levenswijze gekenmerkt door autonomie, engagement en een kritische houding ten opzichte van (bestuurlijke) macht. Hij verwijst naar Kants omschrijving van verlichting in termen van bevrijding van onmondigheid. Een verwijzing naar Nietzsche en Camus lijkt hier ook op zijn plaats. Deze houding komt in zijn latere werk neer op een continu ‘werk aan het zelf’ en “een nieuw type spiritualiteit dat gericht is op het realisieren van een rijkere, betekenisvollere en bevredigendere bestaanswijze”.
Verlangen naar betekenisgeving
Verder een artikel over betekenisgeving en het verlangen naar betekenisgeving bij (de late) Foucault, eveneens een hoofdthema in zijn werk. Het zoeken naar en toekennen van zin aan het leven is een typisch menselijk streven. Ook in zijn onderzoek naar betekenisgeving in De wil tot weten en latere werken gaat Foucault weer terug in de geschiedenis naar christelijke en Griekse bronnen, te vergelijken met de ‘benaderingswijze van Nietzsche in De genealogie van de moraal. Macht en betekenisgeving hebben veel met elkaar te maken. Denk bijv. aan de macht over de geest van de mensen bij religies en ideologieën, aan Newspeak bij Orwell en de invloed van denkkaders in wetenschap, onderwijs en andere instituties (zie de artikelen van Mathieu Wagemans). Het centrale thema is weer het verband van macht, gedragsverandering en betekenisgeving.
Daarna volgt een artikel over strijd en waarheid, een thema dat ook prominent is in het leven en werk van schrijvers als Camus en Orwell. Het artikel besluit met de paragraaf: ‘de waarheid is strijdbaar’. Zij vraagt veranderingsbereidheid. Bij Mahatma Gandhi bijv. betekent ‘satyagraha’, zijn wijze van geweldloos verzet, letterlijk ‘de kracht van de waarheid’ (satya).
Er worden ook verband gelegd met het ‘post-truth’ tijdperk waarin we nu verzeild zouden zijn geraakt (volgens Ken Wilber in een eerder artikel door Toon van Eijk). Het streven naar waarheid, een klassiek thema in de filosofie, blijft actueel en heeft direct te maken met een ethische levenswijze. Want volgens het syllogisme van Iwan Karamazow in de roman van Dostojewski, is alles geoorloofd als niets waar is. Het artikel legt andere verbanden, die hier te ver voeren om op in te gaan.
De kritische houding wordt in een artikel over de actualiteit van Foucault gerelateerd aan (de kritiek op) het neoliberalisme, die tegenwoordig aan de orde is, maar geldt ook voor andere idelogieën, zoals het socialisme en communisme, dus ideologiekritiek in het algemeen, een thema dat ook in het werk van Jürgen Habermas en Harry Kunneman naar vormen komt.
De tweede helft van het tijdschrijft is gewijd aan de vaste rubrieken:
- comparatieve filosofie, met daarin een bijdrage over ‘Taoïsme, schilderkunst en levenskunst’,
- filosofie van wetenschap en techniek, met een bijdrage over Pascal,
- filosofie van politiek en cultuur, met een reflectie over kunst en economie, en
- filosofie en onderwijs met een pleidooi voor kinder- en jongerenparticipatie.