Civis Mundi Digitaal #103
De inwoners van Zuid-Korea en Japan hebben verschillend gereageerd op de regeringsmaatregelen in de door Covid-19 veroorzaakte gezondheidscrisis. Maar beide volkeren hebben gelijksoortige collectieve en individuele reacties. Hoewel Seoel noch Tokio een toevlucht zocht tot een totale lockdown, is de balans van hun strijd tegen het virus verbazingwekkend: ondanks recente heroplevingen van het virus kende Zuid-Korea op 15 oktober 25.035 besmettingen en 441 doden en Japan 91.402 besmettingen en 1.650 doden.
De Zuid-Koreaanse regering had lessen getrokken uit de epidemie van het ademhalingssyndroom van het Midden-Oosten (MERS) en stelde heel snel een zeer doeltreffend traceringssysteem in betreffende de oorsprong van de besmettingen. Haar coherente en eenvoudige communicatie vergemakkelijkte de mobilisatie van de bevolking. Bovendien mobiliseerden de autoriteiten de farmaceutische bedrijven om zo in recordtijd het virus met testen op te kunnen sporen en de verbreiding ervan in kaart te brengen. Deze tracering van besmettingen veroorzaakte onrust en debatten over de bescherming van individuele gegevens. Lastigvallen via internet van « geïdentificeerde » dragers van het virus, soms per vergissing, dankzij door de autoriteiten gepubliceerde informatie, veroorzaakte drama’s. De openbaar gemaakte gegevens werden daarom vervolgens beperkt tot het geslacht en de leeftijd van de persoon, tot bezochte plaatsen en bijbehorende bezoekuren. Elke identificatie werd vermeden. Dankzij hiermee gegeven waarschuwingen stemde de bevolking in met de beslissingen van de autoriteiten, ondanks altijd mogelijke bedreigingen voor de bescherming van persoonlijke gegevens of voor machtsmisbruik door de autoriteiten.
In Japan leek het eerst of de Staat haar verantwoordelijkheden niet serieus nam. De koppigheid van de regering-Abe, die hoe dan ook in juli de Olympische Spelen in Tokio wilde laten doorgaan, is niet vreemd aan dit gebrek aan reactiviteit. Onder druk van het Internationaal Olympisch Comité besloot hij eind maart het evenement uit te stellen. Toen hij zag dat de situatie verslechterde, riep hij een week later de noodtoestand uit. De regering beschikte niet over legale middelen om onder meer winkels en supermarkten te sluiten en daarom overtuigden de regering en vooral ook de gouverneurs de bevolking om een aantal anti-virusmaatregelen te accepteren: het dragen van een mondkapje, lichamelijke afstand, handhygiëne, telewerken of vrijwillig in lockdown gaan, het opnemen van temperatuur en het desinfecteren van handen bij het binnengaan van winkels en openbare gebouwen… Na het opheffen van de noodtoestand eind mei bleven deze oproepen gehandhaafd.
Volgens de politicoloog Kazuto Suzuki van de universiteit Hokkaido heeft Japan niet zozeer geprobeerd het virus uit te roeien, maar heeft zij het bestreden door de haarden volledig te isoleren. Japan heeft zich ook van de buitenwereld afgesloten en zeer strenge maatregelen getroffen voor niet-Japanse inwoners bij het binnenkomen in of vertrekken uit de archipel. Weliswaar versoepeld, blijven deze maatregelen ook nu nog van kracht.
Door onvoldoende testen is er geen zekerheid wat betreft de werkelijke verbreiding van besmettingen in Japan, maar het gevoel van individuele en collectieve verantwoordelijkheden heeft een essentiële rol gespeeld bij het beperken van besmettingen. Vanaf hun geboorte zijn Japanners en Zuid-Koreanen opgevoed om anderen niet te hinderen en hygiënemaatregelen te respecteren: vanaf het basisonderwijs leren de kinderen de klaslokalen op te ruimen en schoon te houden, alsook afval in de omgeving van de school te verzamelen. De tijd van dit schoonmaken en schoonhouden is onderdeel van het dagelijkse schoolprogramma. Als volwassenen werken ze vaak mee om de straten schoon te houden, zonder dat de autoriteiten speciale schoonmaakcampagnes hoeven propageren.
Japanners zijn « zindelijkheid-maniakken », wordt vaak wat ironisch door buitenlanders gezegd. Wellicht niet geheel onjuist. Toen de eerste westerlingen na de openstelling van de archipel in het midden van de negentiende eeuw in Japan arriveerden, verbaasden zij zich erover dat Japanners zo vaak de openbare badhuizen bezochten. En de Japanners verbaasden zich erover dat de buitenlanders dat niet deden…
De zorg voor properheid in beide landen laat niet alleen de individuele, maar ook de collectieve verantwoordelijkheid zien, hetgeen hen die niet de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen hebben getroffen een schuldgevoel bezorgt. De sociale druk om zich te conformeren aan hetgeen de ander van jou verwacht (en ook hetgeen men van de ander verwacht) wordt niet gevoeld als een aanslag op ieders individualiteit, maar als een verplichting van het leven in gemeenschap. In een aantal gevallen is dit excessief. Volgens een onderzoek van de Universiteit van Seoel in mei, bekende 62% van de ondervraagden banger te zijn voor stigmatisatie in geval van besmetting dan voor risico’s voor hun gezondheid. In Japan heeft deze druk, samen met het verlies van banen bij kwetsbare en arme arbeiders, waarvan de meerderheid (uiteraard) vrouwen zijn, in augustus geleid tot een veel hoger percentage suïcides.
Ondanks deze tragische effecten, te wijten aan een te grote sociale gevoeligheid, blijkt het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid in beide landen zeer doeltreffend te zijn voor het bedwingen van de gezondheidscrisis. Dit begint bij het dragen van een mondkapje, dat deel uitmaakt van gebruikelijke reflexen om anderen niet te besmetten en zichzelf te beschermen (tegen griep in de winter of hooikoorts in het voorjaar). Hoewel er in Japan aanvankelijk een tekort aan deze maskers was, had de meerderheid van de bevolking deze thuis in voorraad. In Zuid-Korea organiseerde de regering onmiddellijk een distributiesysteem en spoorde zij kleine ondernemingen aan deze maskers te produceren. Deze individuele en collectieve reflexen hebben waarschijnlijk evenveel bijgedragen als de regeringsmaatregelen om besmettingen tegen te houden.
Soortgelijke verhalen zijn ook te beschrijven voor andere Aziatische landen als Taiwan, Vietnam, Thailand…
Individuele en collectieve verantwoordelijkheid, en ook properheid, zouden ook in Europese landen leidende beginselen moeten zijn in de strijd tegen Covid-19 en andere komende epidemieën.
Geschreven op 25 oktober 2020