Civis Mundi Digitaal #104
Bespreking van het themanummer hierover van Filosofie-Tijdschrift nr 5 sept-okt 2020
Het Filosofie-Tijdschrift nr 5 bevat naast het themagedeelte Het lichaam de vaste rubrieken comparatieve filosofie, filosofie van wetenschap en techniek, van politiek en cultuur, en filosofie en onderwijs, waar we in dit betsek niet op ingaan. Aan het eind volgt een bespreking van een boek over wereldburgerschap, een onderwerp dat past bij Civis Mundi.
‘Wat betekent het om je lichaam te zijn in plaats van te hebben’ is de titel van de eerste bijdrage van Clara Bolle, behalve filosoof is zij ook kunstenaar en schrijver. “Ons lichaam is onze natuur... Tegenover natuur staat cultuur... Daarmee is de tweedeling... lichaam en geest, man en vrouw, vrede en strijd geboren.”
We kunnen tegendelen echter ook zien als complementen, die elkaar aanvullen. Wat in dit themanummer vooral gebeurt is denken en filosoferen over het lichaam... Ophouden met denken, zoals gebeurt bij meditatie, leert ons meer om ons lichaam te zijn dan erover te denken, hoewel dat ook zijn waarde heeft. “Nog voor de dood scheidt de filosoof zijn lichaam van zijn geest,” is een treffende opmerking. Het geest-lichaam dualisme doortrekt de (westerse) filosofie, zoals in het centrale vraagstuk van de relatie tussen geest en lichaam. Over dit klassieke vraagstuk weinig in dit nummer. Meer aandacht is er voor de kunst en de literatuur.
Beknopte filosofie van het lichaam: ‘maak gewoon gebruik van je lichaam’
Na de inleiding volgt een ‘beknopte filosofie van het lichaam’ door essayist en historicus Quinten Weeterings over hoe filosofen denken en omgaan met hun lichaam, met daarin o.m. beknopt de dualistische visie van Socrates, Plato, Jezus en Kierkegaard. Daarna het advies ‘maak gewoon gebruik van je lichaam’ door Anton Simons, ontleend aan de Italiaanse filosoof Giorgo Agamben. Dit advies is weer ontleend aan ‘gebruik van het lichaam’ in Aristoteles’ Politica. “Slaven zijn mensen die hun lichaam gebruiken. Ze worden aangestuurd door hun meesters..., de meester maakt gebruikt van het lichaam van de slaaf.”
Is dan het lichaam onze slaaf, waarvan wij de meester zijn? Die klassieke conclusie wordt zo niet getrokken. “Het lichaam is een levend instrument... een voorwaarde van het leven van de geest,... het zinvolle leven, het leven waarin we geluk nastreven” (p 10). Dat gaat verder dan “het ‘simpele leven’... dat we delen met planten en dieren.” Maar dat volgens recent onderzoek naar het bewustzijn van planten en dieren niet zo simpel is als het lijkt.
Moderne slavernij
Het leven van een slaaf staat tussen het zinvolle en het simpele leven, “doordat niet alleen hijzelf, maar vooral zijn meester gebruik maakt van zijn lichaam”. In dit opzicht “kunnen we de moderne werknemer tot op zekere hoogte beschouwen als een slaaf. We zien hem graag als een vrij mens... Daarbij laten we aspecten buiten beschouwing die... verbonden waren met slavernij, met name dat we gebruik maken van ons lichaam, zelf en in opdracht van anderen... Het gebruik van het lichaam keert vooral terug in de techniek... ‘Van slavernij tot techniek, en van techniek tot slavernij’,” luidt de kop van de volgende paragraaf (p 11).
Simons gaat vooral in op Aristoteles, Heidegger en Agamben, maar er zijn legio filosofen en sociologen die hierover zinnige dingen hebben gezegd, zoals Karl Marx, Max Weber, Karl Mannheim en Jürgen Habermas, over de instrumentele rationaliteit, die het moderne leven beheerst. Een groot deel van ons leven wordt gevuld met “de ‘bediening’ van apparaten,” die vaak verslavend werken, zoals de smartphone. “De techniek leidt tot allerlei vormen van slavernij” (p 11). Daarbij worden mensen “in de gaten gehouden door hun managers” (zie mijn artikel over de actualiteit van George Orwell).
“Het is nodig de slaaf de beslissende betekenis terug te geven die hij heeft in het proces van de ontwikkeling van de mens,” schrijft Agamben (p 12). We dienen over de drempel van het instrumentele en het dierlijke leven heen te stappen en zelf gebruik te maken van ons lichaam. Meester zijn van het lichaam met zijn passies is een klassiek filosofisch thema, maar dit thema is niet aan de orde. Is dat niet meer modern?
Agamben heeft het bij voorkeur over ‘gebruik maken van het leven’. “Mensen hebben toegang tot hun leven,... doordat ze er iets van maken... vooral als we er iets bijzonders van maken” (p 13). ”De tragische held maakt vreselijke dingen mee”. Toch kan hij of zij daarbij ook iets bijzonders van zijn of haar leven maken, zoals bij Etty Hillesum. Over haar dagboek gaat de volgende bijdrage van historica Lotte Bergen, die een proefschrift over haar schrijft.
‘Hillesum 1914-1943: lichaamspedagogiek en ‘seelische discipline’ in oorlogstijd’
Een belangrijk deel van het dagboek van Etty Hillesum is gewijd aan het fysieke. In bovenstaande titel komt het klassieke thema van lichaamsbeheersing en displine naar voren. Erotiek speelt ook een grote rol. Ze krijgt een relatie met haar oudere therapeut Julius Spier. In een spannende roerige tijd probeert zij “lichaam en geest in balans te brengen. Deze ontwikkeling is van groot belang in relatie tot haar geestelijke en fysieke voorbereiding op het noodlot... Zij bepaalt zelf hoe ze haar lot vorm geeft binnen de gegeven omstandigheden” (p 14).
De ontluikende erotische gevoelens voor Spier en hoe zij daarmee omgaat worden indringend beschreven. “Het lukt haar steeds beter om te gaan met haar verlangens.” Het fysieke en geestelijke vinden daarin een balans. “Ik wil met hem samenzijn, wanneer het lichaam de uitdrukking is van de ziel en niet meer ter wille van het lichaam alleen” (p 16).
Als Spier in 1942 overlijdt schrijft zij: “naamloos wil ik je in mij verder dragen en ik zal je doorgeven in elk nieuw en teder gebaar dat ik vroeger nog niet kende... Zij leerde van hem hoe lichaam en ziel een eenheid vormen... een vorm van liefde die het fysieke... ontsteeg.” Dat helpt haar om verder te leven als ze naar Kamp Westerbork wordt afgevoerd en zolang het kan te overleven.
“Zij meent dat als je innerlijk maar leeft, dan maakt het niet zoveel uit als binnen of buiten de muren van een kamp leeft” (p 16). Ze leerde haar lichaam disciplineren en probeerde zoveel mogelijk te genieten van kleine dingen, ondanks haar zwakke fysieke conditie. “Hillesum trachtte ook hier, net als bij haar omgang met haar gevoelens voor Spier, een balans te vinden tussen binnen- en buitenkant... en bewust afscheid [te] nemen van de alledaagse comfortabele dingen in het leven.”
“Het gaat er niet om of dat ongeoefende lichaam het volhouden zal,... de oerkracht zit daarin, dat, ook als men ellendig omkomt, tot het laatste ogenblik voor zichzelf weet, dat het leven zinrijk is en schoon en dat men alles verwezenlijkt heeft in zich zelf en dat het leven goed was zoals het was” (p 17).
Édouard Manet, Déjeuner sur herbe (1863)en een persiflage van sally moore
Het vrouwelijk naakt in de Europese kunstgeschiedenis
Nadat Etty Hillesum haar diepe intieme gevoelens heeft blootgelegd, komt in de volgende bijdrage van kunsthistorica Mariëlle Lasche met bovenstaande titel het vrouwelijk lichaam meer naar voren. Daarbij domineeerde door de eeuwen heen de mannelijke blik, de ‘male gaze’.
De voorkeur voor ronde vormen zou niet alleen mannelijk maar ook evolutionair bepaald zijn als indicatoren van gezondheid en vruchtbaarheid, die religieus werd vereerd. Afbeeldingen van vrouwen zijn al vele duizendenjaren oud. “Eeuwenklang was het nog zeer ongebruikelijk om een vrouw geheel naakt voor te stellen” (p 19). Dit zou te verleidelijk en zinnenprikkelend voor mannen zijn. Daarom worden borsten en schaamstreek bedekt. Voor vrouwen maakt dat niet uit.
“Wanneer het christendom zijn intrede doet, wordt men preutser” (p 20). Toch komen er verschillende vormen van naaktheid voor: de natuurlijk naakteheid of naakte onschuld van Adam en Eva, de deugdzame naakte waarheid, de naaktheid als teken van armoede en afstand doen van bezittingen zoals bij Job en Franciscus, en de zondige naaktheid.
Tijdens de Renaissance herleeft het klassieke naakt, maar wel volgens “de regels van het decorum” (p 21). Het blijft een belangrijk thema in de kunst. Bij vrouwelijke schilders zien we het verzet van vrouwen tegen de opdringerigheid van mannen, zoals bij het doek Susana en de oudsten (1610) Arteminsia Gentileschi (zie NRC 25 nov. Superheldin dankzij lef en een zeldzaam talent). Een voorbeeld van de vrouwelijke blik, de ‘female gaze’. Kwetsbaarheid treedt naast schoonheidop de voorgrond in “een aanklacht tegen het geweld van de man tegen te vrouw” (p 22).
In de 19e eeuw volgt een wending van het klassicisme naar het realisme. Geen godinnen maar prostituées, zoals bijv, bij Le déjeuner sur herbe van Manet (1863), dat een schadaal veroorzaakte. Daarna volgt naast uitdagende kunst ook “meer verzet tegen de verbeelding van het vrouwelijk lichaam als lustobject”, recentelijk versterkt door de Metoo-beweging. “Vrouwelijke kunstenaars zijn zwaar ondervertegenwoordigd.” De mannelijke blik blijft domineren. “Het onderwerp [vrouwelijk naakt] wordt steeds meer gezien als een weergave van ongelijke verhoudingen en machtsmisbruik.” Bij vrouwelijke kunstenaars krijgt vrouwelijke kracht tegenwoordig vaak meer aandacht dan kwetsbaarheid. Verzet tegen mannelijke dominantie over vrouwen is echter niet de enige vorm van verzet.
‘Body strikes back: biopolitiek en counterpraktijke in hedendaagse kunst’
De hedendaagse maatschappijkritische kunst stelt de biotechologie aan de kaak en “de overheidscontrole op lichamen”. Gezichtsherkenning en surveillance-technologie horen daar ook bij (zie mijn artikel over de actualiteit van Orwell). Maarten Rutgers schreef in nr 100 over ‘biomacht’ en controle over het leven van de bevolking, die bij de conronacrisis hoogst actueel is.
Behalve tegen seksueel misbruik, zijn er protesten tegen de restrictieve abortuswetgeving, die de zeggenschap van vrouwen over hun eigen lichaam beperkt, vrouwenbesnijdenis en andere vormen van onderdrukking en ongelijkheid. Zorgwekkend is de inzet vangeavanceerde technologieën van genetische manipulatie tot biometrie en gezichts- en gevoelsherkenning, waardoor de Big Brother maatschappij dichterbij komt en niet alleen vrouwen onderdrukt worden maar iedereen.
‘De lichamelijkheid van de geest, de geestelijkheid van het lichaam’
Onder deze kop levert kunstenares Jitske Kosian een kunstzinnige bijdrage, waarbij zij enkele van haar werken toelicht, die te maken hebben met de verbinding van lichaam en geest. De kunstwerken zijn te specifiek om hier toe te lichten. Het gaat om het totaalverband van lichaam en geest, “hoe deze twee componenten een samenspel vormen... een samensmelting van lichaam en geest... het laten zien van een glimp van het geestelijke” (p 33, 36)
‘Wereldburgerschap’
Dit is de titel van een boek van de Afghaanse diplomaat Bashir Azizi, vluchteling voor de Taliban, aan het eind van dit themanummer besproken door Donald Loose emeritsus hooleraar wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit. Het is de handelseditie van zijn proefschrift en beoogt ons “zowel op de morele verantwoordelijkheid van de westerse wereldburgers te te wijzen, als hen te informeren over het lot van de zwaktsten aldaar [nl. de vrouwen en meisjes] en aldus de kritiekloze voortzetting van een ‘wereldburgeroorlog’ in de regio onder het impuls van westerse grootmachten aan te klagen. De finale inzet is een bijdrage te leveren aan het besef dat onderwijs daarin een cruciale rol speelt... voor de bewustwording bij de Afghaanse bevolking van het recht op een zelfstandige staat... De verbreding van het begrip burgerschap voorbij de grenzen van de eigen natiestaat is daarbij essentieel.”
De bespreking begint met een afgrijselijke steniging van een jonge Afghaanse vrouw en een oproep tot gerechtigheid. Daarbij “is de eesrte hinderpaal het ontbreken van een juridisch gevestigde natiestaat. Als landen binnen hun eigen constitutie geen burgerrechten kunnen waarborgen, dan is het ook onmogelijk die via internationale instellingen af te dwingen. De vorming van een natiestaat is bovendien de basis voor een antonome en seculiere verhouding van de burger... tot de staatsmacht... Niet seculiere staten beschouwen de burger als een onderdaan die onderworpen is aan religieuze plichten. Burgers die zich als onderdaan... niet kunne beroepen op een seculiere democratische rechgtsorde, kunnen zich ook niet op het volkenrecht... beroepen... Bovendien ontbreken er de waarborg op vrije meningsuiting... Onderwijs... is hier van essentieel belang... Waar staatsrecht en de vorming van een natiestaat ontbreken (zoals in Afghanistan), is ook het wereldburgerecht een lege huls... Hier ligt onmiskenbaar ook een taak voor Afghaanse academici.” (p 56-57).
De auteur pleit o.m. voor “de school als ’een veilige oefenplaats voor wereldburgerschap’”. Hij laat zich inspireren voor het Verlichtingsideaal, zoals dat o.m. door Kant in Zum Ewigen Frieden gestalte is gegeven op het gebied van politiek, recht, moraal, persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Als het wereldburgerrecht werkelijk zou gelden zou het ook naties zonder seculiere rechten geldig gemaakt dienen te worden door een seculiere democratische staat te vestigen en te handhaven. Daarvoor is een basis in het collectieve bewustzijn nodig. Onderwijs kan hiertoe een wezenlijke bijdrage leveren, zowel in het Westen als in landen als Afghanistan.
Noot
Bashir Azizi, Wereldburgerschap: Reflecties op wereldburgerschap in de spiegel van Afghanistahna en Nederland. Soesterberg, Aspekt, 2020.