Amerikaanse hervormingsplannen inzake de verantwoordelijkheid van de sociale media

Civis Mundi Digitaal #104

door Jan de Boer

De campagne van de Amerikaanse presidentsverkiezing speelt zich voor een belangrijk deel af in de sociale media als Facebook en YouTube. Het toont voor de zoveelste keer hun invloed aan op de gang van zaken bij een beslissende verkiezing en veroorzaakt een veelvoud van verschillende polemieken. Het is daarom zonder twijfel geen toeval dat het in meerderheid democratische Congres dezer dagen een rapport van 450 pagina’s publiceerde, het rapport Antitrust, over de risico’s die hun dominante positie wat betreft het beheer van persoonlijke gegevens en commerciële uitwisselingen met zich meebrengt.

Er wordt ook een ander, meer discreet debat gevoerd. Dat betreft het ter discussie stellen van bepalingen over circulatie van informatie op internet, bepalingen die de enorme bloei van de digitale hoofdrolspelers mogelijk hebben gemaakt, maar waarvan de nadelen steeds zichtbaarder worden. In 1996, op het moment van de geboorte van het internet voor het grote publiek, stemde het Amerikaanse Congres voor een wet die het kader definieerde van deze nieuwe en beloftevolle activiteit: de Communications Decency Act. Sectie 230 van deze wet preciseert dat digitale netwerken gevrijwaard zijn van elke juridische verantwoordelijkheid wat betreft de informatie die zij verspreiden. De wetgever gaf hun een statuut dat te vergelijken is met dat van een krantenkiosk: de eigenaar va zo’n kiosk is juridisch niet verantwoordelijk als één van de door hem verkochte publicaties beledigingen bevat.

Deze bepaling van straffeloosheid, aanvankelijk bestemd voor het stimuleren van de verveelvoudiging van digitale ondernemingen, heeft een zeer beperkt aantal ondernemingen steenrijk gemaakt. Zij hebben zonder gewetenswroeging en zonder risico het feit kunnen exploiteren dat het publiek van hun sites werd overspoeld door beledigende, sensationele en totaal onware informatie: fake-nieuws, complottheorieën… Deze lange tijd getolereerde situatie heeft een heftige reactie bij een deel van de publieke opinie en de politiek teweeggebracht. Dat heeft de bazen van Facebook, YouTube en Twitter genoodzaakt om te reageren en de verbreiding van gevaarlijke indoctrinatie-campagnes, die hun imago in ernstige mate aantasten, te beperken. Zij hebben uiteindelijk zelfs gedurfd Trump te censureren, van wie iedereen weet dat hij iedere dag flagrante halve en hele leugens uit. Trump was woedend over deze interventies. die volgens hem een grote vijandigheid jegens zijn persoon en de Republikeinse Partij laten zien. Dus besloot hij sectie 230 aan de kaak te stellen. Na ten onrechte geloofd te hebben dat een dergelijk door hem ondertekend decreet voldoende was (eind mei van dit jaar), moest hij erkennen dat alleen de wet een wettelijke tekst zou kunnen veranderen. Hij belastte dus zijn minister van justitie, William Barr, met de opdracht een project daartoe voor te bereiden, om deze aan het Congres voor te leggen als hij herkozen zou worden. Het feit dat de door Trump benoemde Ajit Pai, voorzitter van de Federal Communications Commission, zich op 16 oktober voor het eerst positief uitliet over de herziening van sectie 230, terwijl hij daar in het verleden tegen was, werd fel bekritiseerd door de New York Times en de Washington Post. Zij interpreteerden deze verklaring als een duidelijk teken dat de president en zijn entourage meer dan ooit aan dit project vasthouden.

De democraten schijnen zich niet tegen deze benadering te verzetten. Ook Joe Biden wenst een studie over de verandering van sectie 230, maar wel om een andere reden: hij wil een einde maken aan het steeds minder acceptabele misbruik in de vorm van haatzaaiende berichtgeving en desinformatie. De Amerikaanse pers volgt dit debat met grote aandacht, want de repercussies inzake de vrijheid van informatie kunnen aanzienlijk zijn. Het afschaffen van sectie 230 kan erger zijn dan het kwaad. De mogelijkheid om aanklachten van smaad tegen de digitale informatiedragers te deponeren, zullen « de grote jongens » als Facebook of Google met haar bedrijfsonderdeel YouTube niet echt hinderen. Zij hebben de middelen om zich te verzekeren van de beste advocaten en zo eindeloze procedures tegen de Amerikaanse staat of privé- aanklagers te voeren. De kleintjes hebben daarentegen de noodzakelijke middelen niet om zich te verdedigen tegen vaak kwaadwillige en niet altijd gerechtvaardigde klachten. Het ter discussie stellen van sectie 230 doet dus vrezen voor een vergroting van de nu al excessieve concentratie van digitale diensten en voor het om zeep helpen van pluralistische internetcreativiteit.

Een ander gevaar waarvoor de Amerikanen na vier jaar Trump bijzonder gevoelig zijn, is het risico van regeringscensuur betreffende informatie. Als men het privilege afschaft dat de netwerken nu genieten, zal het mijns inziens toch nodig zijn om een instantie te creëren die belast wordt met het verzamelen en bundelen van klachten van gebruikers en de politiek, voordat elk beroep bij de rechtbanken in behandeling genomen wordt. De extreme polarisatie in de publieke opinie biedt weinig of geen hoop op de creatie van een onpartijdige autoriteit die misbruik straft en het pluralisme bewaart. Ik vrees derhalve dat men bij gebrek aan beter voor de zoveelste keer zal kiezen voor de min of meer gerechtvaardigde censuur van Facebook of YouTube en hun vage beloften om hun algoritmes te veranderen.

Europa moet deze hervormingsprojecten van het Amerikaanse recht inzake communicatie nauwlettend volgen, want zij zullen mijns inziens absoluut repercussies hebben voor ons continent. Europa staat voor dezelfde problemen en zoekt – naar ik hoop – een oplossing die tot dusverre nog op zich laat wachten.

 

Geschreven op 1 november 2020