Ontdekking van een onuitputtelijk bewustzijn
Deel 2: Over Eros, transcendentie en waarheid bij Plato

Civis Mundi Digitaal #106

door Piet Ransijn

Bespreking van Otto Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid. Budel/Eindhoven, Damon, 2002.

Plato 

In dit gedeelte gaat Duintjer vooral in op de dialogen Phaedrus en Symposium die over de liefde gaan.Hij verwijst ook naar Politeia en andere dialogen en vindt Plato een uitzonderlijk filosoof. Niet alleen omdat hij dialogen en mythische verhalen schreef en ook omdat hij het over (homo)erotiek heeft en daarbij pleit voor discipline. Maar vooral om wat hij schrijft over transcendentie op een wijze “die voor ieder met enige ervaring in die richting terstond herkenbaar is als authentiek en ... iets onvergetelijks kan hebben” (p 43). Plato geeft blijk van “ervaringskennis” dienaangaande. Hij beschrijft het als een andere dimensie “die onze hele bekende ervaringswereld oneindig transcendeert, maar dan zo dat die bekende wereld als een deelgebied binnen die rijkere Werkelijkheid toegankelijk blijft.”

Het gaat niet dualistisch om “een andere wereld”, maar een werkelijkheid “die onze gewone ervaringswereld omvat en doordringt” (p 44). Te vergelijken met een tweedimensionaal vlak dat opgenomen is in een omvattende driedimensionale ruimte. Je zou ook kunnen zeggen dat transcendentie wordt ervaren als een bewustzijnsdimensie voorbij ruimte en tijd. Filosofen hebben meestal meer aandacht gegeven aan theorieën hierover dan aan directe ervaringen in een verruimd bewustzijn, zoals bij Plato het geval is.

Duintjer verwijst naar de universaliteit van dergelijke ervaringen, die het eigen culturele kader kunnen relativeren. “Cultuurrelativisme kan leiden tot nihilisme of tot fundamentalisme, of tot pragmatische sanctionering van het materialisme; maar het kan ook voorbereiden op de mogelijkheid van ‘transcendentie’. Inspiratie vanuit een universele werkelijkheid, zonder dat je hoeft te geloven in autoriteiten, valt daar waar te nemen waar ons bewustzijn een verbindingspunt heeft met de bron van alle culturen. Dat verbindingspunt is gelegen bij de ingang (of in de binnenste kern) van ons bewustzijn, waar aandacht nog niet is uitbesteed aan zintuigen en redenerend denken, en dus nog niet is vereenzelvigd met onze persoonlijkheid en met ons cultuurpatroon; waar innerlijke stilte heerst en zuivere aandacht open staat naar alle kanten. Bij zulke tegenwoordigheid van geest opent zich de ‘innerlijke’ ruimte van ‘transcendentie’, waar alle oorspronklijhkehid en crealiviteit hun oorsprong hebben. En alle culturen hun gemeenschappelijke voedingsbodem” (p 45-46).

Duintjer vindt dat deze transcendentie verder gaat dan het collectieve onbewuste van Jung, wiens universele archetypen er vaak naar verwijzen. Het is namelijk bewustzijn en geen onbewust zijn. Een bewustzijn dat vooraf gaat aan eindige vormen van bewustzijn, als open ruimte en mogelijkheid tot manifestie. “In dit voorafgaande bewustzijn, dat getuige is van wat dan ook, ligt de principiële broederschap en zusterschap van alle mensen besloten... Openheid die allen verbindt. Meditatieve praktijken en humanitaire moraliteit (‘wat gij wilt dat mensen u doen, doet gij hun evenzo’) leiden in die richting” (p 46). In de huidige mondiale en multiculturele maatschappij is die verbinding hard nodig.

 

Verliefdheid geeft de ziel als het ware vleugels. Eros voert Psyche met zich mee

The abduction of Psyche by William Bouguereau – 1895 https://womennart.com/2019/02/14/the-love-of-psyche-and-eros/ 

Liefde als weg naar transcendentie

Bij Plato en ook in India vinden we het onderscheid tussen de weg van het hart, toewijding of devotie en de weg van het inzicht als wegen naar transcendentie en bevrijding. De weg van het inzicht komt bij Plato in de dialoog Politeia aan de orde, de weg van de liefde in Symposium en Phaedrus. Deze liefdesweg is vrij uitzonderlijk in de westerse filosofie. De afwending en onthechting van lust, liefde en verlangen komt vaak meer naar voren, zowel in het Oosten als het Westen.

Eros en erotiek komt van het Griekse  werkwoord beminnen en verlangen. “Iets waarnaar we verlangen is niet actueel in ons bereik. Maar anderzijds kunnen we alleen verlangen naar iets waar we enige weet van hebben, althans een besef van in ons dragen” (p 50). Er lijkt reeds een zweem van de vervulling van dat verlangen aanwezig. Anders zouden we niet weten waar we eigenlijk naar verlangen. Vaak komt van het verlangde een beeld op dat we willen verwerkelijken, bijv. bij verliefdheid, die de ziel als het ware vleugels van verlangen kan geven.

De polariteit van de liefde en het verlangen blijkt uit het gegeven dat je vol kunt zijn van iemand die je mist. Bij het creatieve proces speelt zich volgens Duintjer iets vergelijkbaars af, “zijn we innerlijk vol van iets (zwanger) wat anderzijds nog ontbreekt en aan de dag gebracht moet worden” (p 52). De vader en moeder van eros vormen twee polen. De (half)god Eros is een zoon van vader Poros, Overvloed, en moeder Penia, Gebrek, tekort (ons woord penibel). De priesteres “Diotima tekent eros uitdrukkelijk als tussenwezen tussen goden en mensen, tussen eeuwigheid en tijd, rijkdom en armoede, wijsheid en onwetendheid... Het verlangen is dus eerder vergelijkbaar met een spanningsrelatie tussen magnetische polen, een positieve en een negatieve pool” (p 49-50, Symposium 203B, 204B).

Naast het polaire aspect kent de liefde een trapsgewijs aspect van verheffing of sublimering naar een steeds meer omvattende schoonheid en vervulling die gaat van het concrete, beperkte fysieke en emotionele naar een meer omvattende spirituele liefde, om uiteindelijk een wijde zee van absolute en onvergankelijke schoonheid te bereiken die van een andere orde is dan eerdere fysieke en geestelijke fasen. Liefde en verlangen verlangt steeds naar meer en mooier.

Door een besef van wat mooier is “worden we erdoor aangetrokken en kiezen we wat mooi en goed lijkt boven wat er minder op lijkt... Maar... dit verlangen wordt door geen enkel fenomeen volledig en definitief bevredigd en het blijft zich bewegen van het ene eindige fenomeen naar het andere” (p 50, 51). Tenzij het verlangen wordt getranscendeerd, opgeheven en boven zichzelf uitstijgt, zoals Diotima dit beschrijft.

Eerst worden we vaak getroffen door uiterlijke schoonheid en fysieke aantrekkelijkheid. Daarna zien we vaak de schoonheid waarin de mooie mensen en dingen overeenstemmen. We krijgen meer oog voor de meer innerlijke schoonheid, die minder concreet is en meer algemeen. Zoals de straling van de zon de dingen mooi maakt, ontleent het mooie zijn schoonheid aan een minder tastbare schoonheid. Zoals we volgens Plato “niet met de ogen maar met de ziel door de ogen zien, betekent dat natuurlijk ook dat, waneer we iemand anders in de ogen kijken, we door die ogen heen de ziel van de ander kunnen zien kijken” (p 54, Dialoog Theaetetus, 184-86).

“De tekst [van Symposium] vervolgt dan de verdere trapsgewijze inwijding in de mysteriën van eros: van mooie lichamen naar zieleschoonheid... Het is een weg van toenemende verdieping (verinnerlijking) èn verwijding in ons houden-van, ons bewustzijn. Dus ook zo dat in elke volgende fase de voorafgaande bewaard kan blijven, opgenomen en getransformeerd in dat wijdere en subtielere verband.” Daarin wordt dus ook de fysieke schoonheid opgenomen, die er helemaal mag zijn.

Uiteindelijk wordt de [transcendente] Schoonheid zèlf geschouwd als wijde zee van schoonheid, vrij van objecten, die daar als het ware in drijven en erdoor worden omhuld. De Schoonheid zelf is echter geen object en is “anders dan al wat gelokaliseerd is ‘in iets anders, in een levend wezen bijv., hetzij op aarde, hetzij in de hemel, of in wat dan ook’ (Symp. 211A). Juist omdat het transcendente zelf niet in iets anders is, kan al het andere plaats vinden in het transcendente.” p 55). Alle schone personen hebben eraan deel, maar de transcendente Schoonheid zelf kan er niet in worden gelokaliseerd.

 

Filosofie als rimpelingen in een veld van waarheid

https://www.cbwedamvolendam.nl/cursussenenclubs/filosofie-in-de-praktijk/ 

De waarheid van het transcendente veld

Wat is dan dat transcendente en waar bevindt het zich? In een “buitenhemelse streek... voorbij hemel en aarde,” schrijft Plato in de Phaedrus (246E-248C, p 57). Het is dus van een andere orde, een andere dimensie, ‘’gans anders”. Toch kan ‘het meeste goddelijke deel van de geest (de nous, noes) dit schouwen. Plato kenschetst deze dimensie ook met het begrip ‘waarheid’. “Waarheid is die eeuwige, oneindig uitgestrekte, geestelijke Ruimte waarbinnen ook pas hemel en aarde kunnen verschijnen (zich tonen of manifesteren)” (p 58).

Het is een ‘veld van alle mogelijkheden’ voorbij tijd en relativiteit dat a priori bestaat. Duintjer noemt dit veld of “licht van de Waarheid” een manifestatieruimte. Daarbinnen spelen zich allerlei processen af, ook processen die deze waarheid verduisteren en afschermen, zoals de zon door wolken aan het oog onttrokken kan worden.  Niettemin worden wij door die “Waarheidsruimte onontkoombaar omringd... Het gaat om... een  werkelijkheid die via ons innerlijk toegankelijk is (p 59). De fysische werkelijkheid toont zich in ons bewustzijn, dat deze werkelijkheid als het ware omvat. Het leren schouwen van deze transcendente waarheidsdimensie is een inwijdingsweg.

“Toewijding aan een persoonlijke God kan voorbereiden helpen op weg naar het inzicht in de bovenpersoonlijke Waarheid.” Ook volgens “nuchtere wijzen als Patanjali en Shankara”, resp. grondleggers van de yoga- en de vedantafilosofie. Deze toewijding wordt in India bhakti genoemd. Plato schrijft ook over toewijding aan een persoonlijke God (Symp. 246-47, 250, 252, p 61). Dat is iets anders dan “bijgeloof, autoriteitsgeloof, exclusivisme en projectie”.

“Mijns inziens zijn alle godsdiensten toe aan een grondige purificatie en transformatie, en moeten ze minstens worden doorgelicht op het volgende criterium: iedere God of godsdienst die niet rechtstreeks voert naar (opvoedt tot) meer broederschap tussen alle mensen, voert niet naar transcendentie, en is in zoverre eerder destructief” (p 61). Volgens Plato zijn er “tussen tijd en eeuwigheid ‘veel zijwegen en tweesprongen’, waar je lang kunt verdwalen” (Phaedo 108-57). 

Eros en Psyche, Psyche revived by Cupid’s kiss by Antonio Canova – 1793 (Louvre) https://womennart.com/2019/02/14/the-love-of-psyche-and-eros/

Erotiek en discipline

“Bij erotische vervoering wordt in de geliefde iets goddelijks herkend” (Phaedrus 251-52, p 63). De ziel krijgt vleugels. In het lichaam kunnen rillingen en energiestromen worden gevoeld. Ook het begerende deel van de ziel wordt geactiveerd. Het is volgens Plato niet bedoeling dat dit begerende deel de leiding neemt. Dat vraagt disciplinering. Het begerende deel dient bestuurd te worden door “de geest die het universele schouwt” om daarmee harmonieus te gaan samenwerken. “In dat geval gaan beide geliefden iets goddelijks in elkaar herkennen” (p 64).

Kenmerkend voor het mens-zijn en de menswording is dat de menselijke ziel ooit de transcendente ‘buiten-sfeer’ heeft geschouwd “want zonder dat kan geen ziel een mensengedaante aannemen” (Phaedrus, 248-49). “Het is zogezegd mogelijkheidsvoorwaarde voor menszijn... Toch zou menigeen tegenwoordig de schouders ophalen bij zo’n transcendentie-verhaal. Er wordt ook van niemand gevraagd op gezag te geloven. Het belangrijkste lijkt mij... zelf ervaren en zelf inzien” (p 66-67).

Volgens Duintjer houdt het in dat mensen (ooit) “in contact geweest zijn en in contact kunnen komen met een open ruimte voorbij hemel en aarde, een eeuwig en onuitputelijk surplus aan mogelijke waarheid, waarde en betekenis” (p 67). Aan deze dimensie ontlenen we onze ideeën van gerechtigheid, vrijheid, liefde, goedheid, schoonheid en waarheid (in relatieve zin). Mensen hebben daar een intuïtief idee van dat vaak opmerkelijk overeenstemming vertoont ondanks alle verschillen.

Plato meent dat bij verliefdheid op zijn minst een glimp zichtbaar wordt van een meer wezenlijke en blijvende en alomvattende schoonheid en liefde, die uiteindelijk over kan gaan in een wijde zee van schoonheid. “Het gaat erom dat in een concreet verschijnsel iets wordt ervaren van de transcendente volheid van positiviteit, waarin minstens onze hele verschijnselenwereld besloten ligt” (p 69). Iemands persoonlijke schoonheid geeft daarvan “een bemoedigend signaal af”.

“Het licht der wereld” schijnt er als het ware doorheen als het verschijnsel transparant wordt in een liefdevolle blik, die er doorheen kijkt. Dat gebeurt door “de leiding en beteugeling van het schouwende deel van de ziel, dat ontvankelijk is voor het doorschijnende licht van de Waarheid” en het begerende deel niet de overhand krijgt.

“Plato pleit uitdrukkelijk voor disciplinering van de begeerte door de geest.” Zo kan “het verlangen dat ons aandrijft... uitlopen op een schouw van de Schoonheid zelf.” Zoniet dan “kan het verlangen zich vastbijten in ‘’een of andere soort van eindige vervulling en blijven aanrennen achter voorspiegelingen daarvan. De vitale energie die onmisbaar is voor geestelijke groei kan op veel manieren verspild worden”  (p 69-71). Discpline en goede richting zijn hierbij essentieel, en wel vanuit “het zielsdeel dat voorbij de tijd...  geschouwd heeft en dus intuïtief weet waar het vandaan komt en waar het heen wil om gevoed te worden... Het gaat erom daarmee meer in contact te komen” (p 71).

 

De waarheid als lichtkring waarin iets voor de dag komt. https://www.sterrenkids.nl/kringen-om-de-zon-en-maan/ 

Het primaat van de waarheid

Daarover gaat het volgende hoofdstuk met als motto: “Van al wat goed is voor Goden en wat goed is voor mensen, gaat waarheid vooraan” (Plato, Wetten 730C, p 73). Met ‘primaat’ bedoelt Duintjer wat (voor hem) het belangrijkste is. Zou de liefde, die in het bovenstaande naar voren komt, niet belangrijker zijn?

Zonder waarheid zou deze onecht kunnen zijn. Alles ontleent zijn werkelijkheid en waarachtigheid aan (de) waarheid. “Waarheid in de zin van: manifestatie of bewustwording van wat dan ook in de werkelijkheid, om ons en in ons” (p 73).

Persoonlijk en maatschappelijk gezien acht Duintjer waarheid een primair en leidend beginsel om ons door te laten leiden in “het verbond van waarheid, gerechtigheid en barmhartigheid” (p 74). Waarheid is verbonden met andere waarden. Als niets waar is, zou alles geoorloofd zijn, volgens Iwan Karamazow in De Gebroeders Karamazow van Dostojewski, en zouden waarden hun geldigheid verliezen en niet meer voor de dag kunnen komen.

Waarheid gaat voor Duintjer verder dan de waarheid van uitspraken, beweringen of redeneringen. Het heeft te maken met “openbaarwording... aan de dag komen en aan het licht brengen, tevoorschijn komen... Waarheid betekent dan de eindige ‘manifestatie-ruimte’ of ‘lichtkring’ waarbinnen iets aan de dag komt” (p 76). Daarin kunnen verschijnselen zich manifesteren als werkelijk. Niet alleen empirische feiten in de (natuur)wetenschap, maar alle informatie.

Waarheid en bewustzijn gaan in elkaar over. Feiten manifesteren zich in ons bewustzijn, dat niet buiten de werkelijkheid staat maar deel heeft aan de werkelijkheid. Ook volgens de kwantumfysica kan de werkelijkheid niet los gezien worden van het waarnemende bewustzijn. Een meting is een feit wanneer de waarnemer zich dit bewust wordt. De ‘manifestatie-ruimte’ van de waarheid komt overeen met de bewustzijnsruimte en “kan uiteraard niet worden gelijkgesteld met iets wat gelokaliseed is in ‘objecten’ of ‘subjecten’ die zich pas binnen zo’n ruimte kunnen voordoen, want die ruimte is zelf mogelijkheidsvoorwaarde voor lokalisering” (p 77). Duintjer gaat niet in op de kwantumfysica, waarbij de werkelijkheid als het ware op zijn plek valt als een deeltje wordt gelokaliseerd en gemeten door de waarnemer, die niet buiten de wereld staat maar eraan deel heeft (Zie Werner Heisenberg, Fysica in perspectief en Het deel en het geheel, besproken in nr 101).

Duintjer verwijst naar manifestatie in de zin van ‘ontbergen’ bij Heidegger als het tegendeel van ‘verbergen’. Heidegger heeft het ook over “oneindige onverborgenheid” en licht zijn visie toe met andere complexe en diepzinnige begrippen, die we hier laten passeren. Behalve de term ‘Lichtung’, die Duintjer poëtisch toelicht als “een dag opkomend uit de verborgenheid van de nacht, die een [onuitputtelijke] overvloed in zich bergt voor het dagen van een telkens nieuwe morgen” (p78, 79). Zie het onderstaande gedicht.

Waarheid is primair omdat “het waarheidsgebeuren alle mogelijke zijnden en elke wijze van zijn overschrijdt, omvat en doordringt. Zelf niet samenvallend met enig zijnde noch met enige zijnswijze, geeft het ruimte vrij voor beide. In klassieke termen zou het transcendent èn immanent genoemd kunnen worden, als overschrijdend en alles doordringend” (p 81). Het is van belangg dat we meer open worden voor deze dimensie van de waarheid, erbij stilstaan en stil worden (p 83).

 

Implicaties van het primaat van waarheid

Volgens Duintjer is het een levenslang leerproces om ons te openen voor de waarheid en deze te erkennen als “primair leidinggevend” boven “meningen en belangen, erkenning succes en macht... Ook zij kunnen zich slechts voordoen krachtens en binnen het bereik van waarheid... Elke stap naar erkenning van het waarheidsprimaat zal bevrijdend blijken” (p 84). Bij therapieën is de eerste stap een probleem (h)erkennen en onder ogen zien. Dat werkt al bevrijdend. Verborgen en verdrongen emoties kunnen dan aan het licht komen en worden verwerkt.

Zoals in de wetenschap is het waarheidsgebeuren altijd voorlopig. Absolute waarheid valt buiten ons bereik. Behalve in de ervaring van transcendentie en de transcendente dimensie van het bewustzijn, maar dat geeft geen concrete waarheden. Gevestigde meningen en opvattingen zijn nog meer dan wetenschappelijke inzichten altijd voorlopig en kunnen steeds gecorrigeerd en bijgesteld worden door nieuwe inzichten en informatie. Er is geen onbetwijfelbare autoriteit, geen waarheid voor alle tijden en situaties. De waarheid is een licht dat onze levensweg onthult en “genoeg licht verspreidt... bij een eerstvolgende stap” (p 87).

(In)zicht op onze weg vraagt ontvankelijkheid, geen volgzaamheid, “de mogelijkheid tot kritisch onderscheiden tussen wat meer of minder heilzaam blijkt... Er zal stellig nogal eens misgetast en getwist kunnen worden bij dat kritisch onderscheiden... Er zit niets anders op dan al doende te leren, ... werkend aan innerlijke zuivering en heelwording... Ontvankelijkheid voor het licht van waarheid kan uiteraard nooit blinde overgave betekenen. Integendeel [...het] betekent betrokken raken in een proces van ontwaken, van wakker worden waarbij de ogen juist open gaan” (p 88).

 

 

Het primaat van waarheid              2021 01 18 Na lezen van Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid

Zonder waarheid zou niets zeker zijn

Mensen hullen zich in valse schijn

De wereld zou zich dan verbergen

Valse schijn zou mensen tergen

 

De leugen zou regeren

elke waarheid corrumperen

Bakens zouden dan verdwijnen

en de zon zou niet meer schijnen

 

Mededogen zou onecht zijn

Liefde hult zich dan in schijn

Deugdzaamheid wordt onoprecht

Klopt het nog wat iemand zegt?

 

Willekeur zou domineren

Valse goden laten zich vereren

Alles wordt dan irreëel

en iedereen kijkt scheel

 

Mensen praten door elkaar

Wat ze zeggen is niet waar

Leugens die ons kwellen

kunnen wij niet meer herstellen

 

Want er is geen waarheid meer

Geen fatsoen en ook geen eer

De wereld is een schijnvertoning

met een leugenaar als koning

 

Eerherstel van waarheid

 

De wereld kunnen wij herstellen

door de leugens die ons kwellen

te doorzien en te doorschouwen

en ons Zelf weer te vertrouwen

 

In de open ruimte van bewustzijn

achter alle waan en valse schijn

kan de waarheid zich weer openbaren

als wij alle leugens laten varen

 

De waarheid die wij steeds vergeten zijn

ligt voorbij de wereld van de schijn

In het stille water van een diep gemoed

straalt zij in ons als een warme gloed

 

Als de lichtgloed van de ochtendzon

die in stilte opkomt aan de horizon

en een aldoordringend licht geeft

aan hetgeen op deze aarde leeft

 

En ontwaakt vanuit verstilde sferen

waar de goden nog regeren*                                         *zelfsturende natuurkrachten

De waarheid straalt ons bestaan

als de zon in ons is opgegaan

 

En het licht van het bewustzijn

dringt dan door de valse schijn

Die dan transparant wordt

door geen grenzen meer beknot

 

Alles deelt dan in bewustzijn

van het ene ware Zijn

dat dan schijnt door alle schijn