Civis Mundi Digitaal #106
Frankrijk: de parlementsverkiezingen, Macron en Marine Le Pen
Het Portugese voorzitterschap van de EU wil het 'sociale Europa' nieuw leven inblazen
Het jaar 1804: de eerste vaccinatie-campagne in Frankrijk
Het wat, hoe en waarom van het investeringsakkoord tussen de Europese Unie en China
Hongarije: Viktor Orban en de parlementsverkiezingen in 2022
Frankrijk: de parlementsverkiezingen, Macron en Marine Le Pen
Al eerder heb ik gezegd dat de Republiek Frankrijk in feite een monarchie is waarin de presidenten zich gedragen alsof zij Lodewijk de Veertiende zijn. Zij voelen zich boven de wet en iedereen verheven, en doen er alles aan om aan de macht te blijven, waarbij ze het ook met de waarheid niet altijd even nauw nemen. Dat is ook het geval met Macron, die het verschil tussen woorden en daden tot een ware kunst heeft verheven en om aan de macht te blijven. Met de presidentsverkiezingen van 2022 in het verschiet voert hij een rampzalige verdeel- en heerspolitiek, het tegen elkaar uitspelen van politieke partijen en stromingen in de samenleving; en dat in een zeer verwarrende tijd waarin een president een bindende figuur moet zijn, een president van alle Fransen. Ik ben niet de enige die zegt dat Macron na zijn eerste mandaat een tot op het bot verdeeld en verward Frankrijk nalaat. Wordt hij in 2022 herkozen? Hij heeft natuurlijk een vaste en niet te onderschatten aanhang, maar niets is zeker. Hij gokt erop dat de presidentsverkiezingen een herhaling worden van de vorige verkiezingen, waarin hij in de eerste ronde bij lange na niet de meerderheid haalde en het in de tweede ronde opnam tegen Marine le Pen van het toenmalige extreem-rechtse Front National (nu het Rassemblement National - RN). En omdat niemand Marine le Pen als President van Frankrijk wilde, kreeg hij de steun van alle andere politieke formaties en werd zo president.
Heeft Marine le Pen nu een betere kans? Ik denk vooralsnog van niet. Marine Le Pen heeft natuurlijk een solide electorale basis, maar die heeft zij ook in 2020 niet weten uit te breiden. Dat is deels te wijten aan de bevriezing van het politieke debat door de gezondheidscrisis, maar ook aan een zeker onvermogen van de Rassemblement National (RN) om een geloofwaardig geheel van voorstellen te formuleren om zo nieuwe sociale lagen in de samenleving te veroveren die onmisbaar zijn voor een overwinning in de presidentsverkiezing in 2022. Het jaar 2020 was geen succes voor de RN en de zeldzame initiatieven hadden geen enkel vervolg: een witboek over de nationale veiligheid in februari, een ander over de politie in juni, een zwartboek over het coronavirus in juli… De ambitieuze op 9 oktober 2020 gelanceerde campagne in heel Europa tegen het Europese beleid inzake immigratie en asielzoekers zakte volledig ineen en niemand heeft nog wat gehoord over de petitie die een miljoen ondertekenaars zou hebben…
Maar de strategie van de « dédiabolisation » van de RN heeft wel vrucht gedragen: Marine le Pen en een paar kaderleden werden en worden regelmatig door de audiovisuele media uitgenodigd om op de actualiteit te reageren. Zij drukken zich vaak zeer gematigd uit, nemen afstand van complottheorieën, etc. Maar deze normalisatie heeft ook een nadeel: de RN maakt zeker deel uit van het politieke landschap, maar is zo bijna een partij als alle andere politieke partijen geworden. Marine Le Pen surft op de golven van woede, van stemmingen, van onvoldoende actie of tegenstrijdigheden van de regering. Zij is sterk afhankelijk van de actualiteit en zij blijft nu in zekere zin passief. De terroristische aanvallen waren een zegen voor de RN, en ook de kwesties rond immigratie en radicaal islamisme speelden in haar voordeel, maar de coronacrisis domineerde en domineert ondanks haar inspanningen volledig het publieke debat. De voortdurende gezondheidscrisis bood en biedt de oppositie een boulevard om kritiek op de regering te leveren, maar diverse onderzoeken hebben uitgewezen dat de Fransen hun twijfels hebben of de andere politieke partijen het er beter vanaf gebracht zouden hebben.
Het thema nationale veiligheid draagt ook minder bij aan een succes van de RN buiten haar eigen electorale aanhang, omdat dit breed gedeeld wordt met de partij « Les Républicains » (LR) en ook de regering hier een steeds grote rol speelt. Marine Le Pen kan zich feliciteren met het feit dat haar ideeën steeds meer ingang vinden, maar zij heeft zo niet meer het monopolie inzake het veiligheidsthema. Bovendien zijn de grootste zorgen van de Fransen nu de gevolgen van de gezondheidscrisis, de economische en sociale onderwerpen.
Volgens de opiniepeilingen blijft Marine Le Pen sinds twee jaar hangen op 30% gunstige opinies. Wil zij zeker zijn van haar aanwezigheid in een tweede ronde van de presidentsverkiezingen in 2022, dan moet zij haar positie verstevigen, met name bij de middenklasse, te denken aan de kleine ondernemingen. Zij is zich daarvan wel bewust, heeft zich omgeven met een twintigtal discrete experts, « de Horaces ». Maar tot dusverre is zij er niet in geslaagd een ideologisch geloofwaardig geheel aan politieke ideeën en maatregelen te presenteren, wat absoluut noodzakelijk is om haar electorale basis bij de middenklasse uit te breiden. Marine Le Pen heeft dit jaar ook en vooral de RN op slot gezet om haar leiderschap te consolideren. Ze ergert zich met name aan haar extreem-rechtse, zeer katholieke en economisch liberale nichtje Marion Maréchal, die haar regelmatig aanvalt.
Maar nu de gezondheidscrisis aanhoudt en de ontevredenheid van de Franse bevolking toeneemt, kan het zomaar zijn dat Marine Le Pen besluit toch weer en dan heel wat minder passief te surfen op de golven van woede, van stemmingen en onvoldoende actie en tegenstrijdigheden van de regering. En als de groeiende ongelijkheid en armoede niet snel aangepakt worden, dan komt er alle ruimte voor extremistisch populisme. Vergeet niet dat Marine Le Pen een rechts-extremistische wolvin in schaapskleren is, wat ook duidelijk mag worden uit haar steun tot het uiterste aan Donald Trump.
Macron is met de ontwikkelingen binnen de RN tot nu toe zeer tevreden en ziet zo zijn overwinning in de tweede ronde bij de komende verkiezingen gegarandeerd. Ik ben daar nog niet zo zeker van. Veel leden van andere politieke partijen, die bij de vorige verkiezingen door hun leiders werden aangespoord om op Macron te stemmen, zouden zich bij deze verkiezingen wel eens van stemming kunnen onthouden. Veel zal ook afhangen van de opkomst (en van wie) bij deze verkiezingen. Ondertussen zijn er pogingen om de gebruikelijke verdeeldheid van links – afgezien van de uiterst linkse Mélanchon en zijn partij « La France Insoumise » – te boven te komen en bij deze verkiezingen met één linkse presidentskandidaat te komen, al of niet samen met « les verts ». Als dat lukt en deze kandidaat in de eerste ronde Marine Le Pen verslaat en het zo in de tweede ronde tegen Macron moet opnemen, is er mijns inziens een grote kans dat Macron, die veel stemmen van andere partijen naar deze kandidaat zal zien gaan, geen tweede mandaat krijgt. Veel zal afhangen van de ontwikkelingen bij de linkse partijen. Het is theoretisch zelfs mogelijk dat de tweede ronde gaat tussen Marine le Pen en de enige kandidaat van verenigd Links / Les Verts als Macron verder terrein verliest. Veel zal afhangen van het verloop van de pandemie en de bestrijding van de sociale en economische crisis.
Een presidentskandidaat van de rechtse partij « Les Republikeins », deels leeggezogen door Macron, zie ik niet als een echte concurrent voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen.
Geschreven op 12 januari 2021
Het Portugese voorzitterschap van de EU wil het ‘ sociale Europa’ nieuw leven inblazen
Het is de Portugese regering, voor zes maanden aan het hoofd van Europa, die laat weten dat het herstel tijdens de post-Covid periode economisch, digitaal, en « groen » zal zijn, maar niet in de laatste plaats ook sociaal. De socialistische premier, Antonio Costa, heeft bij de presentatie van zijn actieprogramma het thema van een « sociaal Europa » weer ter tafel gebracht dat eerder door de pandemie en haar consequenties van zelfde tafel was geveegd. Het herstel en de transitie waarop Europa zich voorbereidt, mogen geen « ondraaglijke breuken » tot gevolg hebben, liet Antonio Ciosta weten. « Er kan geen economisch herstel zonder sociaal herstel zijn, » zegt Oliver Röpke, voorzitter van de werkersgroep voor het Europees economisch en sociaal comité, een consultatief orgaan.
Om zijn reflectie kracht bij te zetten, heeft de Portugese leider zich zonder twijfel laten inspireren door de op 12 januari gepubliceerde gegevens en aanbevelingen van het Europese Sociaal Observatorium (OSE) en het Europese Vakbondsinstituut. Deze in Brussel gevestigde instituties publiceren ieder jaar een rapport, de « Sociale balans », met dit jaar een bijzondere dimensie: enerzijds het mobiliseren zonder precedent van de Unie en haar lidstaten om te proberen de effecten van de crisis te limiteren en anderzijds het schetsen van een perspectief op een groot sociaal risico. « Een bom op het punt van exploderen, » zegt Luca Visentini, algemeen secretaris van de Europese Confederatie van Vakbonden.
In de balans van de twee organisaties konden natuurlijk niet de meest recente ontwikkelingen van de crisis meegenomen worden: de lancering van de vaccinatie, de exacte impact van een tweede en een mogelijke derde golf, de verlenging van lockdownmaatregelen… In het rapport schieten bepaalde becijferde gegevens derhalve tekort. Maar toch kan men zich een goed beeld vormen via de officiële schattingen om de omvang van de problemen te evalueren. De cijfers van Eurostat tonen bijvoorbeeld dat het aantal armen of personen op de grens van armoede in Europa eind 2019 al 107,5 miljoen, oftewel 21,4% van de totale bevolking bedroeg. Een aantal dat sindsdien alleen maar groter is geworden. Halverwege 2020 was het algemene niveau van werkgelegenheid met 2,7% gedaald. Luca Visentini onderstreept daarbij dat nog eens 40 miljoen personen wegens Covid-19 tijdelijk werkloos werden.
Het Europese herstelplan en de langetermijnbegroting (in totaal 1800 miljard euro), die geacht worden « Europa te herstellen », het project SURE, bestemd om de effecten van de pandemie op de werkgelegenheid te beperken, het Covid Garantiefonds en andere ondersteuningsmechanismen hebben zeker « een spectaculaire reactie » teweeggebracht, onderstreept de « Sociale balans ». Deze herinnert er ook nog even aan dat de laatste jaren gekenmerkt werden door een serie initiatieven, waaronder een richtlijn voor arbeidsvoorwaarden en de instelling van een Europese arbeidsautoriteit. Toch moet er nog wel het een en ander geconcretiseerd worden, onder meer een « Europese pijler van sociale rechten » die de in 2017 vastgestelde grondbeginselen moet vertalen in concrete acties.
De pandemie heeft geleid tot andere urgenties en tot andere ongelijkheden. In het bijzonder bij vrouwen, zeggen de auteurs van de « Sociale balans ». Zij zijn oververtegenwoordigd in de meest getroffen sectoren: toerisme, horeca, cultuur, en de parttime banen, die slecht betaald worden en nauwelijks zekerheid bieden. Zij die telewerken moeten professionele arbeid met de zorg voor kinderen combineren wanneer de scholen dicht zijn, en met toenemende huishoudelijke taken. De vakbonden betreuren de tekortkomingen van de Strategie 2020-2025 inzake gelijkheid van geslachten die in maart 2020 door Brussel werd aangenomen. Een andere zorg: het aantal arme werkers (dat was al 30 miljoen) neemt toe. De richtlijn inzake het minimumsalaris, door de Europese Commisie in oktober 2020 aangenomen, zou dat tegen kunnen gaan, maar « Business Europe », de lobby van het Europese patronaat, verzet zich uit alle macht tegen deze richtlijn. Deze kwestie zal in het centrum staan van de « sociale topconferentie » die het Portugese voorzitterschap in mei in Porto organiseert met misschien nieuwe afspraken, is de hoop van de minister van arbeidszaken Ana Mendes Godinho.
De ecologische transitie zal bij deze gelegenheid ook aan de orde komen. Zal zij « rechtvaardig » zijn, zoals Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, belooft? De auteurs van de « Sociale balans » maken zich daar terecht zorgen over, omdat de voorziene bedragen tijdens de stormachtige onderhandelingen over de begroting van de Europese Unie in juli 2020 zijn teruggebracht van 40 naar 10 miljard euro. Zij pleiten dus voor « socio-ecologische » maatregelen, omdat zij –terecht, mijns inziens – van mening zijn dat het eerste doel van deze « Green Deal » niet echt ter zake doet: de verklaarde doelstelling van economische groei, die volgens hen het onder meer de eisen betreffende sociale rechtvaardigheid in gevaar brengen.
En zo gaat het meestal: als het traditioneel goed gaat, staan de rijken vrijwillig vooraan in de rij om daarvan te profiteren, als het minder of slecht gaat staan de armen gedwongen vooraan in de rij om in te leveren. Luca Visentini heeft gelijk: de nog steeds toenemende armoede legt een bom onder de samenleving, tast het geloof in een werkelijke democratie aan, doet het populisme en extremisme opleven en kan uiteindelijk ook tot gewelddadige acties leiden. Laat de Europese leiders zich dat goed in de oren knopen!
Geschreven op 18 januari 2021
Het jaar 1804: de eerste vaccinatie-campagne in Frankrijk
Jean-Baptiste Fressoz is een vooraanstaand historicus van het « Centre de recherches historiques de l’Ecole des hautes études en sciences sociales » (EHESS) en als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan het « Centre National de la Recherche Scientifiques » (CNRS). Zijn onderzoekingen betreffen de historie van het milieu, van de klimaatkennis en van het antropoceen. Hij heeft heel wat boeken gepubliceerd, waaronder « l’Apocalypse joyeuse » oftewel de vrolijke apocalyps. Uiteraard schreef hij in deze tijd ook het nodige in historisch perspectief over pandemieën en vaccinaties. Met dank aan hem dit artikeltje.
We schrijven het jaar 1804. Een arts schreef: « De vaccinatie is het resultaat van de perfectie van wat op wetenschapsgebied van de regering is bereikt ». Wij zijn bij de eerste passen van het eerste vaccin. Natuurlijk flatteerde de arts die deze woorden schreef de macht, maar dat niet alleen: de Franse regering speelde hier heel duidelijk een beslissende en vooral ook een nieuwe rol. Het regeringssysteem met prefecten was nog maar nauwelijks gecreëerd toen de minister van binnenlandse zaken, Jean-Antoine Chaptal (1756 – 1832), de prefecten opdroeg de vaccinatie als een absolute prioriteit te zien. Hij schreef: « Niets vraagt meer uw aandacht; het is in het grootste belang van de staat omdat het een bevolkingstoename betreft en de staat daarvoor ook de middelen biedt ».
Het vaccin bewaren is in die tijd een heel ingewikkelde, een te ingewikkelde zaak. Er werd dan ook « van arm op arm » gevaccineerd. Met de « vaccine » (de koepokken, « vacca » in het latijn vandaar het huidige woord) werd een kind ingeënt en een paar dagen later verzamelde men de pus uit de etterblaren om daarmee iemand anders te vaccineren. En dat werd eindeloos herhaald. Hoe meer men vaccineerde, hoe meer vaccin men had. Om dit proces goed te laten werken, stelde de regering de hospitalen ter beschikking aan de vaccinateurs. Daar werd op de aanwezige kinderen met het vaccin geëxperimenteerd en werd vervolgens het vaccin geproduceerd. Een zo in het hospitaal gevaccineerd kind – het werd eufemistisch een « vaccin- reservoir » genoemd – werd meegenomen naar een dorp waar zijn etterblaren werden geopend om er het verse pus uit te halen, dat vervolgens gebruikt werd voor de inenting van de kinderen uit het dorp.
Chaptal beval dat elk artikel over de vaccinatie geverifieerd moest worden door een « centraal vaccinatie-comité ». Het resultaat: de pers, die tussen 1801 en 1803 met name schreef over de accidenten bij de vaccinatie, zweeg daarna in alle talen tot aan 1823… De regering organiseerde ook een indrukwekkende statistische verzameling, met als doel om de voordelen van de vaccinatie aan te tonen. De prefecten bevestigden aan de deuren van de gemeentehuizen borden met de namen van de aan pokken overleden personen in het departement om als waarschuwing zo alvast de ouders aan de schandpaal te nagelen die hun kinderen niet hadden laten inenten. En de niet te verwaarlozen risico’s van het « van arm op arm » vaccineren werden uitgewist door een piramidaal beheer van informatie: gemeentehuizen, departementale comité’s en een centraal comité functioneerden als filters voor slecht nieuws.
Natuurlijk, de tegenstanders van vaccinatie in de jaren 1800 vergisten zich: het vaccin leidde niet tot een degeneratie van de bevolking, zoals zij verzekerden. En dat waarop Chaptal hoopte, gebeurde ook: de vaccinatie droeg bij aan een toename van de bevolking. Toch, en in tegenstelling tot de huidige vaccins, was dat van 1800 lang niet ongevaarlijk. Wanneer een gevaccineerd kind een ziekte onder de leden had – de toen wijdverbreide geslachtsziekte syfilis werd in het bijzonder gevreesd – kon de hele vaccinatieketen besmet raken.
Waar de Franse regering werkelijk alle informatie wilde controleren om twijfels bij de ouders weg te nemen, vertraagde deze politiek ook de evolutie van de vaccinale praktijk. Er moest inderdaad tot 1840 gewacht worden voordat het principe van de vaccinale oproep geaccepteerd werd en tot 1865 voordat de besmettingsrisico’s officieel erkend werden. In afwachting daarvan kwamen na de vaccinatie kleine kinderpokken en besmettingen steeds meer voor en daardoor groeide het wantrouwen bij het publiek. De bevolking werd opstandig en bood weerstand tegen de vaccinatie – die ook de eerste medische techniek voor de massa was – en dus overwonnen moest worden. In de medische literatuur verscheen derhalve een nieuwigheid: verhandelingen over « vergissingen en algemene vooroordelen ». Met het vaccin van 1800 kwam het publiek medisch gezien op de tweede plaats en nam de regering het bewind over de gezondheid van de bevolking, daarbij uitgaande van de hypothese van haar relatieve irrationaliteit, haar onredelijkheid. En dat ging al in de negentiende eeuw gepaard met perverse effecten.
Ach, u ziet waarschijnlijk wel enige paralellen met de aanpak van en de huidige vaccinatie tegen Covid-19, nietwaar? De geschiedenis herhaalt zich nooit, maar toch…
Geschreven op 21 januari 2021
Het wat, hoe en waarom van het investeringsakkoord tussen de Europese Unie en China
Het investeringenakkoord tussen de Europese Unie en China, waarover sinds 2013 onderhandeld werd, is na de nodige strubbelingen mede onder druk van Angela Merkel overeengekomen. Het Europese objectief is de Chinese markt meer open te stellen voor investeringen van ondernemingen uit de Europese Unie, met regels voor een meer evenwichtige concurrentie.
Op 28 december werd de laatste versie van het akkoord voorgelegd aan de vertegenwoordigers van de lidstaten. De laatste aarzelingen van een paar landen, waaronder Frankrijk en Nederland, die de laatste dagen van december de discussies hadden vertraagd, zijn voorbij. Deze lidstaten wilden dat China toe zou zeggen de conventies van de International Labour Organization (ILO) te ondertekenen, met name die van de afschaffing van gedwongen arbeid. Op 17 december had het Europese parlement namelijk een resolutie aangenomen die gedwongen arbeid veroordeelt, waarvan in China de minderheden van de Oeigoeren, de Kazakken en de Kirgiziërs slachtoffer zijn. Uiteindelijk zegde China tijdens de onderhandelingen toe dat zij deze internationale conventies zal ondertekenen. Of deze toezegging dan ook werkelijkheid wordt? Ik denk van niet. Het zal wel bij voornemens blijven, zoals vele goede voornemens in de politiek maar al te vaak voornemens blijven, zoals ook in de strijd tegen de klimaatopwarming.
Hoe dan ook, het akkoord is gesloten. Europese experts zeggen dat het « een goed akkoord voor Europa » is met belangrijke economische voordelen. Jürg Wuttke, de zeer invloedrijke Duitse voorzitter van de Europese Kamer van Koophandel in China en groot voorstander van dit akkoord, zei in een interview met de « Financial Times »: « 30% van de mondiale economische groei in de komende tien jaar komt van China. Willen we daar niet of wel van profiteren? Australië, Japan en Zuid-Korea hebben met China een RCEP-akkoord getekend: een regionaal algemeen economisch partnership, waarin niet over gedwongen arbeid wordt gesproken. Zouden wij, als dat al mogelijk zou zijn, China ertoe moeten dwingen om onze manier van leven te accepteren, waarbij wij ook onze werkgelegenheid op het spel zetten? Wij moeten realistisch zijn wat betreft onze mogelijkheden China te veranderen ». Zo is het maar net, nietwaar? Bij mogelijke economische voordelen moet je niet over mensenrechten zeuren…
Maar er zijn er ook die vraagtekens bij deze economische voordelen zetten. Alicia Garcia-Herrero, onder meer lid van de Europese economische denktank Bruegel, laat mij weten dat « het probleem is dat de aanvullende toegang tot de Chinese markt minimaal is. In januari vorig jaar heeft China de wet op buitenlandse investeringen aangenomen, die de lijst van « beschermde » sectoren van de Chinese economie heeft ingeperkt. Het akkoord met de Europese Unie gaat niet veel verder dan deze bepalingen. En wat de controle op subsidies voor Chinese bedrijven betreft, in het akkoord zijn dat maar een paar sectoren ».
De sectoren van elektrische auto’s, ziekenhuizen en de chemie openen zich gedeeltelijk voor Europese bedrijven. China hoopt met dit verdrag « dat Europa zich niet sluit voor haar markt ». Alicia Garcia -Herrero vraagt zich ook af « waarom dit akkoord zo snel voor het einde van het jaar gesloten moest worden? Zijn wij zo zwak dat we dit akkoord moesten accepteren zonder een werkelijke verandering van de voorwaarden voor toegang tot de Chinese markt? » Op deze vraag kan ik een antwoord op geven: De snelheid waarmee dit akkoord voor 2021 is gesloten, is het gevolg van de wil van de Europese Unie om dit akkoord te sluiten voordat Joe Biden zich op 20 januari formeel in het Witte Huis installeert. De Europese Unie wil zich niet door Joe Biden laten betrekken in de Amerikaanse – Chinese handelsoorlog. Jake Sullivan, raadgever van de nieuwe president inzake nationale veiligheid, heeft op 21 december vorig jaar niet voor niets opgeroepen tot « snel overleg met onze Europese partners over onze zorgen inzake de economische praktijken van China ».
Dit akkoord is een succes voor Xi Jinping, die daarmee de vorming van een trans-Atlantisch verbond vermijdt. Vooral ook omdat dit akkoord bewijst dat de Europeanen, ondanks de situatie in Xinjiang en Hongkong in de laatste maanden, China niet zozeer meer als een systematische rivaal beschouwen, maar eerder als een strategische partner. De woordvoerder van het Chinese ministerie van buitenlandse zaken: « De samenwerking van beide partijen zegeviert over de concurrentie en de consensus zegeviert over de verschillen ».
Na het op 15 november vorig jaar gesloten vrijhandelsakkoord tussen de tien landen van de Asean en China, Japan, Zuid-Korea, Australië en Nieuw-Zeeland stelt het akkoord met de Europese Unie China in staat haar engagement ten gunste van het multilateralisme te bevestigen en zich in het centrum van de toekomstige internationale handelsonderhandelingen te plaatsen. En daarbij moet men China nooit, maar dan ook nooit onderschatten.
Geschreven op 10 januari 2021
Hongarije: Viktor Orban en de parlementsverkiezingen in 2022
Het is niet onmogelijk dat Viktor Orban bij de parlementsverkiezingen in 2022 naar de geschiedenisboekjes wordt verwezen. Dat is zo’n beetje de laatste hoop van de Hongaarse oppositie, na de tien jaar onafgebroken machtspositie van Viktor Orban als premier van Hongarije. En dat zou én voor Hongarije én voor Europa een zegen zijn. Op 20 december vorig jaar hebben zes politieke partijen, van links tot aan een formatie die in het verleden anti-Roms (zigeuners) en antisemitisch was, een ongekend verbond aangekondigd met het oog op de parlementsverkiezingen in het voorjaar van 2022.
In een tekst, getiteld « Garanties voor een verandering van tijd » noemen de zes partijen dertien punten waarmee ze hopen in staat te zijn de Fidesz te verslaan, de ultra-nationalistische formatie van Viktor Orban, en te garanderen « dat geen enkele persoon in Hongarije meer het democratisch systeem en de rechtsstaat kan ondermijnen » en « zich onbegrensde macht kan toe-eigenen ».
Deze zes formaties, die vrijwel alle oppositiepartijen bijeenbrengen, zijn overeengekomen om samen één kandidatenlijst in ieder van de 106 kiesdistricten van dit Centraal-Europese land te presenteren, en één kandidaat voor de functie van minister-president. Deze mannelijke of vrouwelijke kandidaat zal worden gekozen tijdens een interne voorverkiezing die begin van dit jaar georganiseerd moet worden. Steunend op de wijze waarop de Hongaarse verkiezingen georganiseerd worden en die de winnende partij bevoordeelt, heeft Viktor Orban met grote overmacht de parlementsverkiezingen in 2010, 2014 en 2018 gewonnen door te profiteren van de verdeeldheid in de oppositie. Maar volgens verschillende peilingen van de laatste weken zou een unieke lijst van de oppositie Fidesz kunnen verslaan.
« Wij hopen een meerderheid van twee derde in het parlement te verkrijgen, » laat Andras Vekete-Gyor, voorzitter van de liberale partij Momentum, weten. Zo’n meerderheid is vereist om de grondwet te veranderen. De gemeenschappelijke tekst van de oppositie spreekt van « de redactie van een nieuwe grondwet… onderworpen aan een referendum ». Het programma belooft ook een terugkeer van « een evenwichtige publieke audiovisuele dienst » in de plaats van « verkeerde en haatdragende propaganda » en van « het herstellen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht », de adhesie van Hongarije aan het Europese parket, de instelling van een electorale wet gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging of de directe verkiezing van de president. Een meer gedetailleerd programma moet in de komende maanden uitgewerkt worden.
Met dit verbond hoopt de Hongaarse oppositie het succes van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2019 te herhalen, toen het de meerderheid haalde in verscheidene gemeenteraden, waaronder die van de hoofdstad Boedapest. Net zoals bij de gemeenteraadsverkiezingen integreert dit brede anti-Orban-verbond Jobbik, een formatie met een nationalistisch, anti-Roma en antisemitisch verleden. Sinds 2015 heeft Jobbik haar politiek herzien om de steeds radicalere koers van Fidesz te omzeilen, maar zij heeft zich niet geheel van haar verleden weten te bevrijden. In oktober vorig jaar, bij een tussentijdse parlementsverkiezing in het noordoosten van het land, moest de Hongaarse oppositie bijvoorbeeld een van Jobbik afkomstige kandidaat steunen die zich een paar maanden tevoren te buiten was gegaan aan zwaar antisemitische uitspraken.
De vicevoorzitter van Jobbik, in het verleden ook niet vrij van antisemitische uitspraken, wrong zich in alle bochten om deze kandidaat te verdedigen, mede door te zeggen dat deze zijn welgemeende excuses had gemaakt. Hij verdedigde ook « de lange weg die Jobbik had afgelegd om een centrum-rechtse partij te worden. Hij onderstreepte dat de meest radicale vleugel van de partij de formatie had verlaten om een nieuwe partij te vormen. Hoewel de gemeenschappelijke tekst heel uitdrukkelijk elke kandidaat « met een goede verstandhouding met Fidesz » of « een bewezen betrokkenheid bij corruptie » uitsluit, is deze minder uitgesproken over antisemitisme en keert hij zich simpelweg tegen « elke schending van de menselijke waardigheid ».
András Fekete-Györ: « Jobbik is werkelijk veranderd en wij hebben hun nodig om Fidesz op het platteland te verslaan. De rurale gebieden zijn beslissend in de verkiezingen. De vroegere socialistische premier en leider van de linkse partij Democratische Coalitie, Ferenc Gyurcsany, zegt via mijn sociaal-democratisch internetcontact dat « een volksfront altijd tegenstellingen kent en dat wij nu een verbond sluiten met mensen van wie het politieke verleden de nodige vragen oproept. Maar in het huidige Hongarije wordt extreem-rechts nu door Fidesz vertegenwoordigt ». Gyurcsany zegt zich niet als kandidaat bij de voorverkiezingen te presenteren. Hij acht zich niet de kandidaat die het beste de oppositie kan verenigen.
Afgaande op de reacties in de in dienst van de macht staande media verontrust deze alliantie Viktor Orban en zijn aanhangers, die achter de oppositie ook de van oorsprong Hongaarse miljardair George Soros, het zwarte schaap van Viktor Orban, zien. Viktor Orban is de laatste weken druk bezig zoveel mogelijk hindernissen uit te denken om de vorming van één lijst van de oppositie juridisch zo ingewikkeld mogelijk te maken, in de hoop dat… En tegelijkertijd snoeit hij in de fiscale bronnen van de grote gemeenten die in meerderheid in handen van de oppositie zijn.
We mogen hopen dat de nu verenigde oppositie, waar best wat op aan te merken valt, niet uit elkaar valt en standhoudt, haar toch wel veelbelovende programma uitwerkt en de parlementsverkiezingen over een jaar wint. Een verlies van Fidesz is, zoals ik al zei, een zegen voor Hongarije en Europa en een klap in het gezicht van extreem-rechts in de landen van de Europese Unie.
Geschreven op 8 januari 2021