Leefstijlgeneeskunde in opkomst

Civis Mundi Digitaal #107

door Patricia van Bosse

Over het boek van Erik Scherder en Leonard Hofstra, Hart voor je brein, over beweging en voeding voor hart en hersenen en andere publicaties

In de serie persconferenties over de coronamaatregelen van minister president Rutte en minister De Jonge maakte de laatstgenoemde voor het eerst in november vorig jaar een opmerking dat gezond leven, bijvoorbeeld regelmatig een wandeling maken, zou bijdragen aan het bestrijden van het virus. Bewegen bevordert het goede functioneren van ons immuunsysteem. Al maanden eerder, sinds het begin van de eerste lockdown vorig jaar maart zijn er petities door artsen opgesteld met adviezen hoe het immuunsysteem te versterken. Deze hebben naast de ’maatregelen’ niet veel aandacht gekregen, maar geleidelijkaan is dat enigszins toegenomen. De geringe aandacht hiervoor is illustratief hoe we over het algemeen in de gezondheidszorg naar ziekte in plaats van naar gezondheid, naar behandelen in plaats van preventie kijken.

In de serie artikelen over nieuwe wegen in de gezondheidszorg stond in CM nr 105 twee artikelen  over Integrale Geneeskunde. Daarin wordt op een veel meer holistische manier gekeken naar wat ons kan helpen onze gezondheid  te bevorderen en ziektes te genezen. Leefstijlgeneeskunde is een nauwer omschreven benadering dan Integrale geneeskunde en is gedeeltelijk erkend en geïntegreerd in het traditionele systeem. Het benadrukt het belang van voeding, bewegen, verminderen van alcoholgebruik en roken, stressreductie en ontspanning, sociale aspecten en zingeving.

 

 

Lichaam en geest

Als we er bij stilstaan is ons lichaam een wonderlijke realiteit, gekenmerkt door een dubbelzinnige situatie. We hebben een lichaam, we kunnen er afstand van nemen. We kunnen bijvoorbeeld naar onze hand kijken, of welk lichaamsdeel dan ook en de kenmerken beschrijven alsof het een object is. We zijn ook ons lichaam, we ervaren onze handen, voeten en alles ertussen als iets van onszelf als op zijn minst een onderdeel van wat we zijn. Nu is onder invloed van de objectiverende benadering van de wetenschap de westerse geneeskunde vooral gericht, zelfs bijna uitsluitend, op het lichaam als ware het een machine en een chemische fabriek, als een materialistisch object. In deze eenzijdige benadering is dat dubbelzinnige, die wisselwerking en de doordringing van onszelf, ons bewustzijn, onze emoties en sociale situatie en dus onze leefstijl met dat materiële object geen centraal onderzoeksthema geweest.

Dit eenzijdige beeld heeft de manier waarop we met ziektes omgaan bepaald. Ook wordt er vooral op basis daarvan onderzoek gedaan, de opleidingen zijn erop ingericht, de ziekenhuizen worden ernaar gestructureerd, de farmaceuten heeft het in de kaart gespeeld. Het werkt door in de organisatie van zorg, de verzekeraars, de overheid etc. Natuurlijk zal er door gezondheidswerkers en artsen in de eerstelijn, bijvoorbeeld de huisartsen en fysiotherapeuten al langer aandacht zijn besteed aan een breder scala van factoren als iemand met klachten hem of haar bezoekt. Het is immers in onze directe ervaring zo duidelijk dat er soms (hoewel niet altijd) een link is met onze manier van leven, onze mindset en onze gezondheid.  In de specialistische zorg heeft de meer ’mechanische’ stijl met een nadruk op medicijnen of chirurgische ingrepen sterk de overhand gehad. Zie ook het artikel van Vera Novotny in nr 105. Daarin geeft ze een kort overzicht van de geschiedenis van de westerse geneeskunde.

 

Gezondheid en maatschappelijke veranderingen

Nu zijn er geweldige resultaten geboekt met deze ’objectiverende’ benadering. De tijden en de maatschappelijke situatie zijn echter veranderd. Zoals Erik Buskens, hoogleraar Health Technology Assesment aan de UMCG stelde (Volkskrant  20 nov. 2020):  ’Tot halverwege de 20ste eeuw waren infectieziekten als cholera, tuberculose en difterie, kinkhoest, tetanus en polio volksvijand nummer één. Die maakten weinig onderscheid tussen arm en rijk; vooral tussen zwak en sterk. De jongsten en oudsten behoorden tot de zwaksten, ongeacht hun welvaart. De overheid voelde een zorgplicht voor haar burgers: er kwamen riolering, schoon drinkwater en het Rijksvaccinatieprogramma.’ 

We hebben intussen de infectieziekten min of meer onder controle, afgezien dan van wat ons afgelopen jaar is overkomen met een nieuw virus...

Sinds de laatste halve eeuw komen in onze contreien ’welvaartsziekten’ echter veel voor, die vooral te maken hebben met de manier waarop we leven. Het gaat met name om ziektes als diabetes type twee, hart en vaatziekten, chronisch nierfalen. Deze ziekten kunnen met pillen behandeld worden, maar dan worden de symptomen aangepakt en de onderliggende oorzaak niet weggenomen. Oorzaak is in veel gevallen onze leefstijl die leidt tot overgewicht: het voedingspatroon en te veel zitten en te weinig bewegen.

Wetenschappelijke kennis over het functioneren van het fysieke lichaam neemt steeds toe. Ook vanuit die (weliswaar eenzijdige) objectiverende benadering is duidelijk geworden dat bijvoorbeeld veel buikvet een gezondheidsrisico met zich meebrengt, omdat het voor chronische ontstekingen in dat vet zorgt die de werking van het  immuunsysteem benadelen. Zo komt stukje bij beetje de invloed van onze leefstijl duidelijker in het vizier. De gunstige bijdrage van leefstijlinterventies bij de behandeling van kanker kwam in het eerder genoemde artikel van Vera Novotny al aan de orde.

Leefstijlgeneeskunde heeft daarnaast het tij mee omdat het een bijdrage kan leveren om de steeds  toenemende kosten van de zorg te keren. De manier waarop de organisatie van de zorg is gegroeid, maakt dat er weinig nadruk ligt op preventie, maar vooral op behandelingen. Het huidige systeem beloont de behandeling van ziekte door medicijnen. Zo is betaling per verrichting gekoppeld aan de diagnose en een bepaalde ziekte. In de psychiatrie heeft dit problemen gegeven, omdat niet alle klachten in de DSM staan, de Diagnostic Statistical Manual of Mental Psychic Discorders. Hoe moet de behandeling van zulke klachten dan gefinancierd worden?

Factoren die maken dat de zorgkosten steeds stijgen, zijn dat de bevolking ouder wordt, terwijl de aantallen ouderen toch al toenamen, zij zijn nu juist degenen die veel zorg consumeren. Ook zijn er steeds nieuwe en vaak dure geneesmiddelen beschikbaar, die de kosten van de zorg omhoog jagen. Redenen waarom het belang van aandacht voor leefstijl om onze gezondheid te bevorderen en ziekten te voorkomen in een aantal recente rapporten genoemd wordt.

Sinds midden 2018 is het samenwerkingsverband lifestyle4health opgericht: ’een open, nationaal platform dat verbindt, coördineert en impact vergroot’, op initiatief van het LUMC en TNO. Daarin wordt gewerkt aan multidisciplinair onderzoek en projecten om de behandeling en het voorkomen van leefstijlgerelateerde ziekten te veranderen. Zij zijn actief op een breed terrein en op hun website is veel informatie te vinden: www.lifestyle4health.nl

Samenhang met sociaaleconomische factoren

Bedreigingen voor de gezondheid maakten vroeger vaak geen onderscheid tussen rijk en arm. Mensen  werden getroffen ongeacht hun sociaaleconomische status, hoewel de rijken ook toen zich in hun buitenverblijven vaak beter konden onttrekken aan rampen en epidemieën (zie Peter Turchin, Ages of Discord). Dat geldt nu ook voor covid-19. In sloppenwijken grijpt het virus sneller om zich heen dan in ruim bemeten buitenhuizen. De gezondheidsproblemen betreffen echter nu vooral de ’welvaartsziekten’ die ziekten sterker samenhangen met leefstijl en deze hangt op zijn beurt samen met iemands sociaaleconomische status.

Nogmaals Erik Buskens in het eerder genoemde Volkskrantartikel: ’Hemelsbreed is het een kleine afstand, maar tussen de Groningse gemeenten Pekela en Haren schuilt een wereld van verschil. Gemiddeld leven de inwoners van het arme Pekela acht jaar korter dan die van het villadorp Haren. Ook zijn zij gedurende hun leven veel langer chronisch ziek, bijna twee keer zo lang zelfs, gemiddeld veertien jaar’. Dergelijke verschillen zijn steeds meer in het oog gesprongen. De oplossing voor een dergelijke schrijnende situatie wijst in de richting van een verandering van de leefstijl.’

Veranderingen in leefstijl zijn echter niet voor iedereen zo gemakkelijk te realiseren. Het zou helpen als we de omgeving zo inrichten dat we vaker en gemakkelijker gezonde keuzes maken. Echter in de neoliberale sfeer waarin we de laatste decennia hebben geleefd is er de opvatting is dat bedrijven zich alleen druk hoeven te maken om de winst en zich niet hoeven te bemoeien met de gevolgen van hoe zij dat doen. De globalisering heeft daar nog een schepje bovenop gedaan. De economische belangen van de voedselindustrie, de landbouw, maar bijvoorbeeld ook de tabaksindustrie hebben vrij baan gekregen en de gezondheidsbelangen zijn ondergeschikt geworden aan hun belangen. Dat heeft het tegengaan van welvaartsziekten bepaald niet geholpen.

 

Besparingen door leefstijlgeneeskunde

De leefstijlgeneeskunde levert niet alleen gezondheidswinst op. Juist de mogelijke besparingen op de zorg maken dat er toenemende aandacht voor is. In het najaar van 2018 is namens het kabinet aan minister Bruins het manifest Leefstijlgeneeskunde aangeboden. Dit manifest was ondertekend door meer dan 2.000 medici, hoogleraren, opinieleiders en allerlei medische beroepsverenigingen en koepels. Voorts is in de NRC van 15 mei 2019 door een groep medisch specialisten, hoogleraren en economen betoogd dat met leefstijlgeneeskunde alleen al op de zorg van diabetes type twee jaarlijks twee miljard euro te besparen valt, nog los van het persoonlijke en medische leed. ’Gegeven de incidentie van ruim 150 nieuwe patiënten per dag à € 6.000,- per jaar en een remissiepotentieel van 40%, is het essentieel dat Nederland leefstijlinterventies bij T2D optimaal gaat inzetten.’

 

 

Op  verscheen in de NRC een artikel “Laten we de duurste ziekte aanpakken – dementie”. In dit artikel pleiten 67 experts ervoor dat meer aandacht uit moet gaan naar dementiepreventie, met een economisch besparingspotentieel van circa 2 miljard euro per jaar. ’Preventie van dementie kan ook het bijeffect zijn van preventie van type 2 diabetes en hart en vaatziekten, want voor een groot deel komen de werkzame interventies (gezondere voeding, meer bewegen) overeen.’

Een conclusie uit deze rapporten en  manifesten is steeds hetzelfde: alleen al vanuit het perspectief van het besparen op toenemende kosten van de zorg verdienen leefstijlinterventies een minstens gelijkwaardige plaats naast medicatie.

De Coronacrisis heeft het belang van leefstijlinterventies nog eens onderstreept. Een gezonde leefstijl blijkt niet alleen van belang in verband met chronische ziekten. Ook de kans op een ernstig verloop van een infectie zoals Covid-19 daalt daardoor.

In een bericht van de Universiteit Leiden (https://nieuwscheckers.nl/nieuwscheckers/kosten-leefstijlstijl-ziektes) werd becijferd dat maximaal twintig procent van de zorgkosten door veranderde leefstijl bespaard kunnen worden. Op de enorme omvang van de zorgkosten een aanzienlijke besparing. Weliswaar is het minder dan de claim uit het verkiezingsprogramma van de Partij van de Dieren dat dit bedrag een derde zou zijn, de aanleiding voor deze factcheck. Minister de Jonge had een dergelijk bedrag in een lezing genoemd. 

 

Verzekeraars, farmaceutische industrie en wetenschap

Er zijn intussen enkele leefstijlinterventies opgenomen in het basispakket, maar de meeste nog niet. Het is wachten op meer kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk bewijs. Hoewel er ruimschoots artsen en onderzoekers zijn die heel graag de leefstijlgeneeskunde verder zouden willen ontwikkelen, bevinden ze zich in een spagaat. Om opgenomen te worden in de basisverzekering is het nodig dat er ’evidence based’ wetenschappelijk bewijs is. Het is echter moeilijk om geld bijeen te krijgen voor onderzoek. De conventionele markt, waaronder de farmaceuten investeren nauwelijks in het onderzoek naar leefstijlinterventies. Gezond eten en bewegen is immers niet patenteerbaar. Er is geen verdienmodel voor.

Door de overheid zijn er wel bedragen beschikbaar gesteld om onderzoek te doen. Zo is er met name over de preventie en behandeling van diabetes type twee onderzoek beschikbaar over het effect van leefstijlinterventies. Die wijzen vooral in de richting van meer bewegen en andere voeding. Over de zachtere, sociale aspecten is minder terug te vinden in publicaties en websites. Wel wordt in de onderzoeken onderkend dat een combinatie van de verschillende interventies, waaronder een persoonlijke begeleiding en een benadering op maat de beste resultaten geeft.

 

 

Individuele verantwoordelijkheid

Leefstijlinterventies leggen de verantwoordelijkheid in essentie bij het individu. Mensen moeten zelf hun leefstijl veranderen om de gezondheidswinst te realiseren. Nu is gebleken dat mensen die één type ongezond gedrag vertonen, bijvoorbeeld roken, vaak ook overmatig alcohol gebruiken en te weinig bewegen. De gecombineerde leefstijlinterventies richten zich op meer aspecten van het gedrag. Uit onderzoek is bekend dat als een persoon één type ongezond gedrag wijzigt, diegene tot vijfmaal meer kans heeft om ook op andere fronten gezonder te gaan leven.

Er wordt ook onderzoek gedaan wat de beste strategie is om individuen andere, gezondere gewoontes te laten aanleren. ’De uitkomsten wijzen erop dat zelfmonitoring, het opstellen van intenties en gerichte doelen en direct feedback krijgen alsmede het inschakelen van een social support systeem gezamenlijk de effectiviteit van een leefstijlinterventie vergroten’ (Wetenschappelijk bewijs leefstijlgeneeskunde’, een publicatie van TNO en LUMC blz 145, te downloaden via https://lifestyle4health.nl/algemeen/leefstijlgeneeskunde-verdient-prominente-plek-in-geneeskundig-onderzoek-en-beleid/).

’Er komt steeds meer bewijs dat aanpassingen in interventies effectief zijn, als de interventies daardoor ook aansluiten bij de kenmerken van mensen in lagere sociaaleconomische groepen en van mensen met een migratieachtergrond. Een voorbeeld zijn peer-coaching interventies waarbij ervaringsdeskundigen van dezelfde achtergrond nauw betrokken zijn bij de interventie. Deze interventies zijn ook effectief zijn in het ondersteunen van gezond gedrag en het verhogen van self-efficacy in deze groepen’ ( blz 154,155). ’Dus, hoewel de verschillen in gezondheidsgedrag tussen groepen hardnekkig zijn, zijn ze wel degelijk deels oplosbaar, wanneer we de juiste investeringen doen.’

 

Maatschappelijke factoren

We weten dat het beste resultaat wordt behaald als we niet alleen leefstijlinterventies aan individuen aanbieden, maar tegelijkertijd de omgeving aanpassen. ’Reviewstudies tonen sterk bewijs dat gelijktijdige implementatie van verschillende middelen en maatregelen, van individueel tot collectief, de meeste gezondheidswinst oplevert’ (blz 158). ’Dat kan bijvoorbeeld door naast de individuele leefstijlinterventies belasting te heffen op ongezonde voeding, subsidie te geven voor gezonde voeding, fietspaden en parken toegankelijk aan te leggen en de werkplek gezond te maken’ (blz 159). Dergelijke maatregelen samen maken de gezonde keuze de gemakkelijke keuze en brengen een gezonde leefstijl binnen ieders bereik.’  

Toch is er nog maar nauwelijks een begin gemaakt met een verandering in deze richting. Nog steeds overheerst het idee dat het doel van een bedrijf is om winst te maken en dat bedrijven zich niet hoeven bezig te houden of hun producten de afnemers wel ten goede komen. De overheid en de politiek zouden moeten zorgen voor de regels die het welzijn van de mensen bevorderen. Sinds de neoliberale wind is gaan waaien, hebben overheden echter de neiging om de markt vrij te laten en individuen op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen. Als er vanuit de overheid gedacht wordt over ingrijpen in de vrije markt hebben lobbygroepen vaak een invloed die waarschijnlijk groter is dan wat vanuit een gezichtpunt van bevordering van gezondheid en welzijn gunstig is.

Het lijkt zo voor de hand te liggen met de wetenschappelijke kennis over gezondheid die we nu hebben dat het gebruik van tabak zwaar afgeremd zou moeten worden, dat er een suikertaks en een vleestaks zou moeten zijn, dat het gebruik van alcohol ontraden moet worden etc. Als we preventie serieus nemen zouden we dergelijke veranderingen doorvoeren. Er is ook steeds meer wetenschappelijke kennis beschikbaar over gewoontevorming van mensen en hoe die te veranderen, daar zou de overheid gebruik van moeten maken. Bedrijven doen dat ook en hebben er geen probleem mee om ons te verleiden zoveel mogelijk te laten consumeren. Zij richten hun reclames, maar ook de indeling van schappen in supermarkten, soms ook de manier waarop informatie op etiketten wordt gegeven etc. om de verkoopcijfers omhoog te krijgen, of de producten nu gezond zijn of niet. Als preventie een serieus doel is om na te streven zou er veel minder naar de lobbygroepen geluisterd moeten worden.

In de Volkskrant van 11 februari jongstleden stond een interview met de CEO’s van de  zorgverzekeraars van het Zilveren Kruis, CZ en Menzis waarin de veranderende stemming tot uiting komt. Er zou een verschuiving moeten zijn van behandelen naar preventie. Samen zijn deze verzekeraars goed voor bijna 11 miljoen verzekerden

’In een gezamenlijk oproep pleiten zij voor een ‘gezondheidsplicht’ naast de al bestaande zorgplicht voor alle partijen in de zorg: de plicht zich in te zetten voor een betere volks­gezondheid. Dus minder overgewicht, meer bewegen, minder stress.’ Zij stellen voor om alle zorgpartijen verantwoordelijk te maken: zorgverzekeraars, gemeenten, zorginstellingen, GGD’s, zorgkantoren, ’geef ze een gezondheidsplicht.’  Ook moeten de mensen anders benaderd worden. ’We moeten uitgaan van het principe van positieve gezondheid: niet ‘wat is uw klacht?’, maar ‘wat vindt u belangrijk?’’

Er zijn veel praktische problemen als er geprobeerd wordt in deze richting veranderingen door te voeren. Deze zijn echter met goede (ook politieke) wil op te lossen.  https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/het-aantal-nederlanders-met-overgewicht-groeit-dat-kan-zo-niet-langer-vinden-drie-grote-zorgverzekeraars~b791e19b5/

        

De hoogleraar klinische neuropsychologie Erik Scherder zal voor velen een bekende naam zijn, niet alleen door zijn boeken, waarvan er hierboven een aantal zijn afgebeeld. Hij treedt al jarenlang veel op in de publiciteit. Zo zat hij vaak aan tafel bij De Wereld Draait Door, gaf colleges bij de Universiteit van Nederland, had een televisieprogramma bij de omroep Max etc. Onvermoeibaar stimuleert hij de gezonde leefstijl voor een betere gezondheid.

 

Praktische informatie over leefstijl

Het recent verschenen (2020) boek van de neuropsycholoog Erik Scherder en Leonard Hofstra, een cardioloog en hoogleraar: Hart voor je brein, over beweging en voeding voor hart en hersenen geeft veel informatie over hoe leefstijl van invloed is op de gezondheid in brede zin. Zoals de titel aangeeft ligt de nadruk op het in goede conditie houden van het hart en de hersenen, maar alle praktische aanwijzingen zullen de algehele gezondheid ten goede komen. Het boek beschrijft de anatomie van hart en hersenen, geeft inzicht in waar zich problemen voordoen en hoe een aantal ziekten ontstaan. Voorts worden praktische raad gegeven die aantonen welke effecten veranderde gewoonten hebben. Alles aan de hand van wetenschappelijke onderzoeken.

De centrale boodschap is dat meer bewegen, dus niet te veel zitten samen met goede voeding leiden tot een goede doorbloeding van de beide organen. Dat helpt om veel problemen te voorkomen. Als we bewegen neemt de bloedsomloop toe en schuurt het bloed langs de binnenkant van de aderen. De cellen van de wand van de aderen gaan een stof produceren NO (nitric oxide) dat in het boek een prominente rol vervult. Het zorgt voor vaatverwijding en dus voor een goede doorstroming van het bloed, waardoor vele problemen voorkomen worden.

Als we een zittend beroep hebben, zijn er door wetenschappelijk onderzoek bevestigde gegevens hoe we dat zitten het beste kunnen onderbreken om de bloedsomloop op peil te houden. Soms zijn die contra-intuitief. Als we een uur hebben gezeten zouden we een 6 minuten durende high interval training (afwisselend springen tien tot twintig seconden en tien seconden pauze) kunnen doen. De bloedsomloop blijft dan twee uur later, of na een kleine bewegingspauze daarna zelfs drie uur later, nog verhoogd. Na een uur zitten zouden we echter wel dertig minuten moeten wandelen, vervolgens kunnen we steeds na dertig minuten zitten en drie minuten bewegen de rest van de dag de bloedsomloop op peil houden. Een qua tijd efficiënte manier is om na dertig minuten zitten vijf minuten te lopen. Dat is al voldoende om het negatieve effect van zitten teniet te doen. Als we vervolgens na anderhalf uur zitten weer vijf minuten lopen, blijft de bloedsomloop op peil. Als we te lang wachten met bewegen na een periode zitten, of te kort bewegen duurt het veel en veel langer voor de bloedsomloop weer op een goed niveau is.

Mede door en ook naast de effecten voor de bloedsomloop heeft bewegen ook gunstige gevolgen voor de insulinehuishouding, voor het versterken van het immuunsysteem, voor  het in stand houden of verbeteren van de cognitieve functies, voor de stemming en het algehele welbevinden.

Er zijn verschillende opvattingen over hoe lang en hoe intensief dat bewegen zou moeten zijn. De auteurs bevelen de HIIT sterk aan. Deze hoeft niet veel tijd te kosten, maar is wellicht niet voor iedereen mogelijk. Maar matig intensief bewegen, zoals flink doorwandelen of fietsen werkt ook uitstekend, mits we dat voldoende minuten (per week) doen. De auteurs zien ook veel voordelen in dansen, wat naast beweging ook sociale en emotionele effecten heeft.

Nog een initiatief van de Hersenstichting en Erik Scherder om mensen te stimuleren om te bewegen, een app die mensen hun stappen onderling laat vergelijken.

 

Voeding

De andere grote peiler voor de gezondheid die in het boek behandeld wordt is voeding. Ook hier worden op basis van onderzoeken voedingsmiddelen besproken en hun waarde voor het lichaam. De eerder genoemde stof NO komt veel terug. Bepaalde voedingsmiddelen bevorderen de productie daarvan, deze zorgt voor de goede conditie van het vatenstelsel. We kunnen de grote lijnen van de aanbevolen voedingsmiddelen intussen wel als bekend veronderstellen. Veel groente en fruit, noten, geen bewerkte voedingsmiddelen, weinig suiker, minder vlees, weinig of geen alcohol, hoewel een enkel glas rode wijn toch gunstige effecten lijkt te hebben, volgens de auteurs. Naar ik meen zijn daar echter tegenstrijdige berichten over. Het mediterrane dieet wordt afgezet tegen het Franse. Hoewel dat laatste gekenmerkt wordt door meer vlees, kaas en toetjes, die volgens algemene opvattingen niet zo heel gezond zijn, lijken er toch relatief weinig dieetgerelateerde klachten in Frankrijk voor te komen. Zou het liggen aan de aandacht voor de sociale eetcultuur in Frankrijk? Of doet het gebruik van wijn en wellicht het consumeren van blauwaderkaas de negatieve gevolgen van de ingrediënten teniet? Dit blijven vragen. Wel pleiten de auteurs voor het aantrekkelijk opdienen van de maaltijd en gezelligheid om met elkaar te eten als bijdragen aan de gezondheid.

Een laatste hoofdstuk in het boek is getiteld: daag jezelf uit. Het is goed om niet alleen fysiek maar ook mentaal actief te zijn, steeds nieuwe dingen te proberen in het leven, juist om gezond oud te worden. Eenzaamheid is een grote negatieve factor voor de gezondheid. De auteurs introduceren het begrip cognitieve reserve. Als we buiten de ons bekende paden treden en nieuwe uitdagingen aangaan worden nieuwe cellen en verbindingen tussen cellen in de hersenen aangemaakt. Met het vorderen van de leeftijd sterven er meer cellen af, maar als we steeds gezorgd hebben voor de vernieuwing van hersencellen hebben we een reserve waar we langer gezond mee toekunnen.

 

 

Vezelrijke voeding en ons microbioom

In andere publicaties over voeding wordt aandacht besteed aan de werking van ons microbioom, de met name in ons darmsysteem in grote getale aanwezige hoeveelheid bacteriën, virussen en andere micro-organismen die vele functies vervullen voor onze gezondheid, Een goed functionerend microbioom zorgt voor een gunstige werking van ons verteringssysteem, balanceert hormonen, vermindert de chronische ontstekingen die de risico’s vergroten op vele ziekten die we in deze tijd zien, bevordert het immuunsysteem, vermindert overgevoeligheden en allergieën, helpt ons brein gezond te houden. Wat we eten heeft een grote invloed op de werking van dat microbioom. Vooral een ruime hoeveelheid vezels is gunstig.  En wat biedt veel vezels: alweer groente en fruit, volkorenproducten en noten. Bovendien geven voldoende vezels in ons voedsel een vol gevoel, waardoor we ons minder snel overeten. Het helpt de stoelgang en bevordert het algemene welbevinden.   

 

Andere paradigma’s

Zoals we in het begin van het artikel opgemerkten is het traditionele paradigma waarbij we naar het lichaam keken als een op chemische stoffen werkend mechaniek eenzijdig, hoewel het door de zich steeds uitbreidende kennis geleidelijk aan wat ruimer wordt. Leefstijlgeneeskunde doet een beroep op een ruimere context en betrekt er ook de gewoonten en activiteiten van dat ’mechaniek’ bij. Eveneens is duidelijk geworden dat onze sociale inbedding en de zingeving van invloed zijn op onze gezondheid en welbevinden. Dit zijn verschijnselen die door steeds meer wetenschappelijke kennis zijn bevestigd, waardoor het traditionele paradigma wat uitbreidt.

Er zijn andere paradigma’s mogelijk waarin vanuit andere uitgangspunten andere visies op gezondheid en genezing naar voren komen. In de serie artikelen over nieuwe wegen in de gezondheidszorg in Civis Mundi komen een aantal daarvan aan bod. We noemen dat vaak de ’alternatieve geneeskunde’. Daarin wordt door veel mensen veel werk verricht op gebieden die buiten de hoofdstroom vallen. Soms wordt gebruik gemaakt van lange tradities uit andere culturen. Soms combineren mensen verschillende inzichten en komen tot eigen benaderingen. Wellicht is er kaf tussen het koren, wellicht zijn sommige benaderingen net zo eenzijdig als de mainstream westerse geneeskunde. Omdat het lichaam een dubbelzinnig karakter heeft, onze overwegend materialistisch ingestelde wetenschap eenzijdig is en er nog heel veel is wat we niet begrijpen, is het niet verwonderlijk dat er ook andere benaderingen van gezondheid en visie op de relatie lichaam en geest voorkomen. Het treft mij bijvoorbeeld dat het algemeen aanvaarde bestaan van het placebo effect genegeerd wordt. Er wordt voor zover ik weet geen verder onderzoek gedaan om gebruik te maken van dit mechanisme voor genezen of preventie.

Soms is het wellicht niet makkelijk om de effecten van die andere benaderingen wetenschappelijk aan te tonen, omdat bijvoorbeeld de relatie tussen behandelaar en behandelde een essentieel onderdeel is van de behandeling. Toch zoeken betrekkelijk veel mensen hun heil bij alternatieve genezers. Hun ervaringen zouden zich lenen voor een kritisch onderzoek naar werking en effecten, waarin uitspraken gedaan zouden kunnen worden over de effectiviteit. Dergelijk onderzoek zou niet de traditionele opzet met de dubbelblinde onderzoeken met een controlegroep ed. hebben, maar wel een zorgvuldig evalueren van ervaringen kunnen inhouden. 

Te hopen valt dat de openheid voor nieuwe en andere inzichten groter zal worden en er in toenemende mate een veelzijdige kijk op gezondheid en de behandeling van ziekten ontstaat. De toenemende kosten van de zorg is een factor die meewerkt om de nieuwe wegen serieus te onderzoeken.