Historicus en evolutiebioloog Peter Turchin over toenemende ongelijkheid

Civis Mundi Digitaal #107

door Piet Ransijn

Bespreking van het artikel van Peter Turchin, ‘Return of the Oppressed’, Aeon Magazine [1]zijn boek War and Peace and War: The Rise and Fall of Empires, New York, Plume Books, 2006 en de theorie van collectieve actie van Mancur Olson.Bewerking van Civis Mundi nr. 3,‘Hoe toename en afname van ongelijkheid en welvaart in zijn werk gaat’

 

Illustratie bij het artikel van Turchin: een Amerikaans boerengezin in New Mexico in 1940

Actuele inleiding

Recentelijk zagen we met name in de VS de polarisatie toenemen bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen en uitmonden in een poging om het Capitool te bezetten. Deze polarisatie heeft een lange voorgeschiedenis. Zijn de protesten van de gele hesjes in Frankrijk en de recente rellen na de avondklok van minder sociaal geïntegreerde groeperingen en individuen hiermee te vergelijken en hebben deze te maken met groeiende ongelijkheid en onderdrukking?

Volgens Turchin wisselen perioden van toenemende en afnemende ongelijkheid elkaar af in samenhang met andere sociaal-economische, sociaal-culturele en demografische factoren, zoals verminderde sociale cohesie en samenwerking, stijgende of dalende bevolkingsaanwas en toenemende of afnemende machtsconcentratie. Hij probeert ook een verklaring te geven voor de sociale ontwrichting die met de polarisatie en ongelijkheid te maken heeft, vanuit zijn historisch-sociologische ofwel ‘clio-dynamische’ theorie en structureel-demografische analyse. Grote woorden die enige toelichting vragen in dit artikel. Over de laatste benadering gaat vooral zijn boek Ages of Discord: A Structural-demographic Analysis of American History (2016).

Turchin meent dat de huidige crisis te vergelijken is met de crisis en recessie in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw, die door de New Deal politiek en de Tweede Wereldoorlog een andere wending kregen van toenemende samenwerking en minder ongelijkheid. Deze egaliserende trend duurde tot de val van het communisme eind jaren ’80. Toen zette zich een omgekeerde trend in van toenemende ongelijkheid, die door de neoliberalistische vrije markt-ideologie werd versterkt. Marktwerking en vrije concurrentie werkt in het voordeel van de meer vermogenden en in het nadeel van de minder bedeelden. De elite had belang bij de neoliberale ideologie, niet direct bij de sociaaldemocratie.

“In 2010 publiceerde Turchin een onderzoek dat 40 social indicators combineerde en voorspelde dat er wereldwijde sociale onrust zou zijn na 2020 [2]. Hij noemde daarna het succes van de  presidentiële campagne van Donald Trump in 2016 als evidentie dat ‘negatieve trends sterker werden’ en dat er een ‘niet eerder getoond verval van sociale normen zou zijn om beschaafde discussie in banen leiden’ [3]. In 2020 voorspelden Turchin en Jack Goldstone dat politieke en burgelijke onrust in de VS zouden aanhouden ongeacht de partij die aan de macht zou zijn tot een leider actie zou ondernemen om de ongelijkheid te verminderen en de indicatoren die zij volgden te verbeteren” [4], aldus Wikipedia

In een volgend artikel zal meer uitvoerig worden ingegaan op zijn boek Ages of Discord en zijn eerdere boeken War and Peace and War en Secular Cycles. Aan het begin van dit artikel wordt de kern van deze studies weergegeven. Zij gaan ook in op de rol van de elite en hebben dus raakvlakken met de eerdere serie artikelen over de machtselite. Turchin licht toe hoe de (machts)elite functioneert in de context van toenemende polarisatie en ongelijkheid. Het is interessant of zijn visie een duiding kan geven aan de huidige crisis, polarisatie- en ontwrichtingsverschijnselen. Het coronavirus biedt hiervoor een te eenvoudige verklaring. Eerdergenoemde perioden van ontwrichting werden veel ernstiger geteisterd door oorlog en de Spaanse griep, die bijna onvergelijkelijk veel erger was en vele malen meer slachtoffers eiste dan covid-19. Zie hierover een eerder artikel van Maarten Rutgers. Het is te gemakkelijk om sociologische verklaringen van de hand te wijzen, zoals bij Rutte en hard optreden als remedie te beschouwen. Zo reageert de elite vaak in eerste instantie. Tot men merkt dat het niet werkt en de polarisatie ook de elite kan bedreigen. Samenwerking, ‘a New Deal’, bleek toen een beter oplossing. Niet voor niets is daaraan in vorige artikelen over Veblen, met name deel 3, en Keynes aandacht besteed.

Dit artikel bestaat uit drie delen:

  1. Een samenvatting van het artikel van Turchin en zijn historisch-sociologische visie met als kernbegrippen ‘collectieve solidariteit’, nauw verwant aan collectief bewustzijn, en bevolkingsdruk. Ongelijkheid vermindert de maatschappelijke solidariteit. Wanneer deze de grens van het toelaatbare passeert gaat dit gepaard met sociale ontwrichting en oproer.
  2. Sociologisch commentaar, hoofdzakelijk aan de hand van het werk van Abram de Swaan, Zorg en de Staat. De verzorgingsstaat kenmerkt zich door een grotere onderlinge afhankelijkheid of interdependentie van diverse bevolkingsgroepen, arm en rijk en een bepaalde mate van collectieve solidariteit, die door maatschappelijke ongelijkheid vermindert. Daardoor vermindert ook de sociale cohesie en integratie. Eigenbelang en groepsbelangen gaan prevaleren. De overheid kan ongelijkheid bijsturen in het gemeenschappelijk belang als een taak van de verzorgingsstaat, die onder druk staat.
  3. Verband met de theorie van collectieve actie van de econoom Mancur Olson. Als mensen collectief in actie komen en samenwerken voor een gemeenschappelijk belang, vinden er significante maatschappelijke veranderingen plaats die het geheel ten goede komen. Belangrijk is dan dat zij hun eigenbelang in dienst stellen van het collectieve belang. De betrekkelijk ongeorganiseerde massa is weinig geneigd tot collectieve actie en streeft evenals de elite vooral zijn eigen belang na met als gevolg dat velen “in stilte lijden”.

 

Collectieve solidariteit, bevolkingsdruk en andere factoren in historische dynamiek

Bovengenoemd artikel van de Russisch-Amerikaanse ecoloog, bioloog en historicus Turchin lijkt te zijn gebaseerd op zijn boek Ages of Discord: A Structural-demographic Analysis of American History (2016), waar hij ten tijde van het artikel aan werkte. Dit boek kom later aan de orde. Het gaat over de geschiedenis van de ongelijkheid en gaat in op sociaalhistorische factoren bij toenemende ongelijkheid, omwentelingen en trendverschuivingen. Deze factoren maar ook oorlogen en de opgang en ondergang van beschavingen, houden volgens hem vooral verband met de sociale cohesie of ‘collectieve solidariteit’ van de bevolking. Deze hangt op zijn beurt samen met bevolkingsdruk in relatie tot de beschikbare middelen van bestaan en tal van andere factoren die met elkaar verweven zijn. Toenemende ongelijkheid gaat gepaard met tegenstellingen, afname van samenwerking en sociale cohesie en op termijn met crises en verval.

De vader van Turchin was een verbannen Russische dissident, zoals ook de socioloog Sorokin. Peter Turchin emigreerde met zijn ouders op 6-jarige leeftijd naar de VS en studeerde daar biologie. Hij is hoogleraar aan de University of Connecticut bij de afdeling ecologie en evolutiebiologie. Turchin en Sorokin stemmen overeen wat betreft de volgende punten, maar het werk van Turchin is meer geavanceerd:

1. het omvattende wereldhistorische spectrum

2. gebruik van statistieken

3. cyclische wisselwerking van culturele en diverse nader te noemen ‘structurele’ factoren

4. de mate van sociaal-culturele integratie, saamhorigheid en opkomen voor elkaar.

Een sleutelbegrip bij Turchin is de ‘collectieve solidariteit’ van een samenleving. Dit is ontleend aan het begrip ‘asabiya’ van de Andalusische islamitische historicus, econoom, sociaal wetenschapper Ibn Khaldun (1331–1405), die als grondlegger van de sociaal-politieke wetenschappen wordt beschouwd. Bevolkingsdruk is ook een sleutelfactor bij de opgang en ondergang van staten, rijken en culturen en momenteel bij de opkomst van de Chinese, Indiase en Braziliaanse economieën en de stagnatie in het Westen.

 

  

Peter Turchin (1957, Obninsk, Rusland; Abd ar-Rahman ibn Mohammad Ibn Khaldun (Tunis 1331/32– Caïro 1405), inspirator vanTurchin

 

Complexe historische dynamiek bij de opkomst en verval van staten en rijken

Turchin noemt zijn benadering ‘clio-dynamics’: de historische en macro-sociologische dynamiek van ecologische, (sociaal)economische, demografische, geografische, politieke en sociaal-culturele factoren in complexe samenlevingen. Vandaar de naam van zijn werk Historical Dynamics. Why States Rise and FallClio is de muze van de geschiedenis, de geschiedschrijving en de epische poëzie.

De benadering van Turchin complementeert de multidisciplinaire studies van de sociologen als Weber en Sorokin over de opgang en ondergang van cultuurfasen en sociaal-culturele trends in lineaire opeenvolging en cyclische processen. Turchin probeert te verklaren hoe deze processen werken. Hij rapporteert feitelijke historische cycli in complexe patronen in diverse samenlevingen; niet alleen ideeën maar trends gestaafd met interdisciplinaire en statistische gegevens. Hij verklaart ook het mechanisme van hoe het in zijn werk gaat en in elkaar grijpt in zijn studies Historical Dynamics: Why States Rise and Fall; Secular Cycles; War and Peace and War: The Rise and Fall of Empires en Ages of Discord: A Structural-demographic Analysis of American History 

 

  

Johannes Vermeer Clio, de muze van de geschiedschrijving en de epische poëzie, een moderne variant van deze muze en een beeld uit het Vaticaan

Clio betekent ‘de glorieuze’. Laten we hopen dat haar mooie naam de afloop van de geschiedenis weergeeft. ‘Tekenen des tijds’ wijzen daar  niet op

 

Overlappende begrippen van collectief bewustzijn

In wisselwerking met genoemde factoren beschrijft Turchin een cruciale rol van de ‘sociale stemming’ en het collectieve bewustzijn bij de elites en de massa. Hun onderlinge relatie en coöperatie of het ontbreken ervan zijn essentieel. Dit is een equivalent van vergelijkbare overlappende begrippen bij sociologen, zoals ‘klassenbewustzijn’ bij Marx, ‘de geest van het kapitalisme’ bij Weber, ‘culturele mentaliteit’ bij Sorokin, collectief bewustzijn bij Durkheim en ‘public mood’ en sociaal karakter bij Wright Mills en Erich Fromm. De visie van Turchin en Ibn Khaldoun sluit aan bij die van klassieke sociologen zoals Durkheim, Sorokin en Mills, die in eerder artikelen aan bod zijn gekomen.

 

Hoe is afnemende ongelijkheid na 1920 te verklaren? Samenwerking en ‘social mood’

In de VS en in Europa neemt ongelijkheid en macht en rijkdom van elites sterk toe tijdens de industriële revolutie in de 19e eeuw tot in de jaren twintig, toen er met de beurscrisis een eind aan kwam. In de VS met name in de Gilded Age, de gulden eeuw, het eind van de 19e eeuw. Vanaf de jaren ‘20 tot 1980 neemt ongelijkheid en machtsconcentratie weer af. Daarna weer een stijging in onze tijd, zoals Pikkety bevestigt in Capital in the Twenty-first Century en Freeland beschrijft in haar boek Plutocrats: The Rise of the New Global Super-Rich.

Het artikel van Turchin is een casestudy van de 20e eeuw met de volgende hoofdthema’s:

  • Voor 1920 zien we toenemende ongelijkheid, daarna een tendens naar meer gelijkheid
  • Niet ‘zonder slag of stoot’, maar na de nodige oproer, waar men genoeg van kreeg
  • Dit hangt samen met een omslag bij de elites. Zij gaan samenwerken met andere sociale lagen om verdere sociale ontwrichting te voorkomen, waar ze zelf ook last van hebben
  • Er volgt een andere ‘social mood’, meer gericht op samenwerking en solidariteit om samen collectieve problemen op te lossen met wederzijds voordeel: ‘samen de schouders eronder’
  • Dergelijke op elkaar afgestemde collectieve actie geschiedt meestal onder druk van interne of externe omstandigheden, zoals crises en/of oorlog en oorlogsdreiging
  • In de jaren ‘80 keert deze trend van toenemende gelijkheid weer om naar toenemende ongelijkheid
  • De val van de Berlijnse Muur en het communisme markeert het keerpunt. Externe dreiging valt dan weg of vermindert en daarmee het belang van de elite om de arbeidersklasse ‘te vriend’ te houden, die vaak meer socialistisch is gezind
  • Andere factoren zoals stijgende of dalende bevolkingsaanwas spelen een rol van betekenis
  • We weten niet hoe de ongelijkheid, machtsconcentratie en polarisatie zich verder gaan ontwikkelen
  • Inzicht in complexe sociaal-historische processen en collectieve actie kan behulpzaam zijn bij het anticiperen op sociale veranderingen 

Samenvatting van Turchin’s artikel over afnemende en toenemende ongelijkheid

Turchin stelt dat het betrekkelijk gemakkelijk is om de perioden te begrijpen waarin de rijken ‘hun agenda bijstellen’, omdat dit hun belangen beter dient. Hoe kunnen we de meer omvattende economische en politieke beleidslijnen (policies) verklaren in de tijd van afname (compressie) van ongelijkheid na de crisis en depressie in ‘the roaring twenties’? En wat veroorzaakte de ommekeer, de tweede verschuiving rond 1980?

De geschiedenis geeft een hint: ongelijke samenlevingen laten een omwenteling zien als zij door een lange golf van politieke instabiliteit zijn gegaan. Leidende elites krijgen genoeg van onophoudelijk geweld en wanorde. Zij komen dan tot het besef  dat zij hun interne rivaliteit moeten beëindigen en moeten overschakelen op een meer coöperatieve wijze van besturen. Dit is nodig als zij enige hoop willen hebben op het handhaven van de sociale orde.

In de geschiedenis ziet Turchin herhaaldelijk dergelijke verschuivingen in de sociale stemming. De angst voor een revolutie helpt om ongelijkheid te verminderen, zoals dat onder andere gebeurde in de VS in het begin van de jaren ‘20. In die jaren was er grote onzekerheid met rassenrellen, arbeidersopstanden en anarchistische terroristische tendensen. Deze waren direct gericht tegen de bestaande elites. De mijnwerkersoorlog in West Virginia van 1920-21 is een voorbeeld. Dit was het grootste gewapende oproer na de Burgeroorlog. Meer dan 10.000 gewapende mijnwerkers streden tegen duizenden stakingsbrekers en politieagenten. De federale regering zette zelfs de luchtmacht in tegen haar eigen burgers. In die tijd kwam de Sovjet Unie op en was er een golf van revoluties in Europa. Het is begrijpelijk dat dit de elite schokte. Kwantitatieve gegevens bevestigen dat deze periode de meest gewelddadige was in de geschiedenis van de VS na de Burgeroorlog. Veel erger dan de jaren 60.

 

Hervormingen door impliciete overeenkomsten en samenwerking

Na de crash in 1929 belandde de VS in een revolutionaire situatie. De politieke en industriële elite beseften dit. Hierdoor werd er een opmerkelijke serie hervormingen doorgezet. Zij begonnen met een ongeschreven overeenkomst met de arbeidersklassen, onder andere de belofte dat de vruchten van economische groei meer gelijk verdeeld zouden worden onder arbeiders en eigenaren. De elite eiste wel dat de grondslagen van het politiek-economische systeem niet veranderd werden. Deze ongeschreven overeenkomst (deal) liet de lagere en hogere klassen samenwerken om de Grote Depressie in de VS te overwinnen. Dit was ook nodig om de Tweede Wereldoorlog te winnen en de Sovjet dreiging het hoofd te bieden in de Koude Oorlog.

In Europa verminderde de sociale wetgeving de schrijnende klassentegenstellingen en de revolutionaire dreiging. Dat was de opzet van bijv. de ‘socialistenwetten’ van Bismarck. Het verschil met de VS is dat de crash van 1929 in Europa mede werd bestreden door dictaturen die het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog versnelden. Het ontstaan van onze verzorgingsstaat in Europa na de Tweede Wereldoorlog komt wel enigszins overeen met de New Deal politiek van samenwerking in de VS.

 

De ommekeer na de jaren 80 en wat ons te doen staat

Volgens Turchin is het geen toeval dat het Sovjetcommunisme (van 1917 tot 1989) samenvalt met de tijd van de toenemende gelijkheid. De val van de Sovjet Unie werd geïnterpreteerd als een overwinning van de vrije markten. Deze triomf was bevorderlijk voor de verspreiding van individualistische ideologieën zoals het neoliberalisme. Dit verklaart de snelle groei van topinkomens de laatste 30 jaar, terwijl de lonen van ongeschoolde arbeiders stagneerden. Dit ging gepaard met meer politieke polarisatie.

Dit zijn trends van een complex in elkaar grijpend systeem volgens de clio-dynamische historische theorie van Turchin. Deze theorie kan specifiek vertellen hoe demografische, economische en culturele variabelen gepaard gaan met sociale verandering en ook waarom historische veranderingen op verschillende gebieden ongeveer tegelijk gebeuren.

De bewegingen in complexe samenlevingen ziet Turchin als een achtbaan. Sociale krachten brengen de samenleving omhoog naar de top en daarna komt een onvermijdelijke duik omlaag. De neergang is niet onvermijdelijk als wij in staat zijn om (in) te zien hoe deze krachten werken, ook al is het maar wazig. Als we daartoe in staat zouden zijn, kunnen we de ergste ontwikkelingen mogelijk vermijden. Misschien is een verschuiving mogelijk naar een minder schokkend spoor of is het mogelijk de achtbaan een andere vorm te geven. Als wij in staat zijn de oorzaken te begrijpen, hebben we een kans. Eerst moeten we volgens hem iets doen om de trend van groeiende ongelijkheid te keren. Hij geeft aan hoe: samenwerking en toenemend besef van de noodzaak ervan.

 

 

Roosevelt’s New Deal politiek van samenwerking en de val van de Berlijnse Muur: keerpunten in de geschiedenis

Als de bevolkingsmassa collectief, gecoördineerd en gericht in actie komt is er vaak geen houden meer aan

 

2 Sociologisch commentaar: afhankelijkheid van armen en rijken in de verzorgingsstaat

De overeenkomst van de visie van Turchin met die van diverse sociologen beperken we tot de historisch-sociologische studie van Abram de Swaan, Zorg en de staat (p 14,15, 12). Het gaat hierbij om het analyseren van complexe samenhangen of interdependenties. Bij het ontstaan van collectieve voorzieningen in de verzorgingsstaat “vormt  de interdependentie tussen armen en rijken, tussen machtigen en machtelozen de kern van het collectiviseringsproces…  De dynamiek hiervan… wordt in belangrijke mate bepaald door de conflicten tussen de elites over de verschaffing van collectieve goederen en de onderlinge verdeling van  de kosten… Het gevaar van een radicale arbeidersbeweging moest worden afgekocht met een ruimhartig compromis.” Ziehier enige overeenkomst met de New Deal politiek in de VS.

Toen de dreiging van het communisme na 1989 wegviel, was dat ‘ruimhartige compromis’ niet meer nodig. Ook door goedkope arbeidskrachten uit landen met lage lonen en “verhevigde internationale concurrentie  komen de arbeiderslonen in de rijke westerse landen onder zware druk… en leidt dit tot herverdeling van arbeid en kapitaal”. Dat wil zeggen: de ongelijkheid neemt toe.

Het ontstaan en de ontwikkeling van de verzorgingsstaat volgens de beschrijving van Wilterdink (10.1 en 3.4) komt in grote lijnen overeen met die van De Swaan. Zij waren collega’s aan de UvA. De overeenstemming met Turchin is opmerkelijk. We zien nationaal en mondiaal op  lange termijn een toenemende interdependentie en “uitbreiding van afhankelijkheidsnetwerken,” volgens De Swaan en Wilterdink (1.7, 3.4, 10.1 Ontstaan en ontwikkeling van verzorgingsstaten). Deze processen van staatsvorming, internationalisering en mondialisering gaan gepaard met grote ongelijkheid tussen rijke en arme landen.

De Swaan (p 16) integreert evenals Turchin de historische sociologie met de theorie van de collectieve actie van Mancur Olson (zie deel 3). Zij passen deze toe op de sociaal-historische ontwikkeling: de ‘sociogenese’ van collectieve verbanden in een proces van toenemende onderlinge afhankelijkheid en samenwerking.

Op sociaal en politiek gebied beschouwt De Swaan collectieve actie als tussenstadium naar coördinatie “op een hoger niveau van integratie, het niveau van de collectiviteit. In de loop van het proces van collectivisering komt uit de collectieve actie zowel een collectiviteit voort die de handelingen van haar leden kan coördineren als een collectief dat past bij dit niveau van integratie.”

Het socialisme zou zich kenmerken door een meer bewuste centrale coördinatie van de economie en de hele samenleving, dus een hoger niveau van integratie, volgens Saint-Simon en Durkheim in mijn artikel in nr 31. 

 

Een hoger niveau van coördinatie en integratie versus toenemende ongelijkheid

Ligt er in de toekomst een toenemende samenhang en een hoger niveau van integratie in het verschiet? We zien immers groeiende ongelijkheid en een ‘triomf van het liberalisme’ en “individualistische ideologieën”? De laatste decennia laten een trend zien van toenemende ongelijkheid en machtsconcentratie. Er is een internationalisering van de economie en industrie in concurrerende nationale economieën en multinationale ondernemingen, banken en financiële instellingen.

Machtsconcentratie en plutocratie, de macht van het geld, is een internationaal fenomeen. Macht en rijkdom lijken wereldwijd naar een hoger niveau van accumulatie en integratie onder de elite, die zich aan democratisch toezicht onttrekt, te gaan. De leden van de elite kennen elkaar, concurreren met elkaar en stemmen af met elkaar af, sluiten ‘deals’ met elkaar, volgens o.m. Charles Wright Mills, The Power Elite (zie nr 102); Christa Freeland, The Plutocrats. The Rise of the New Global Superrich; Joris Luyendijk, Dit kan niet waar zijn: Onder bankiers.

Tussen diverse sociale lagen neemt de ongelijkheid toe. Deze toenemende tegenstelling is niet gunstig vinden Turchin, Mills en Piketty, in zijn boek Kapitaal in de 21e eeuw,  en anderen. De relatieve ongelijkheid tussen hogere en lagere lagen, waarvan de onderkant weinig georganiseerd is, belooft historisch gezien niet veel goeds en een grotere kans op conflicten en ontwrichting. Aan de onderkant zien we weinig coördinatie en integratie volgens Mills (nr 102). De ongeorganiseerde ”forgotten groups suffer in silence,” zo besluit Mancur Olson zijn boek The Logic of Collective Action. Mogelijk verklaart dit de vaak weinig georganiseerde uitbarstingen en rellen.

 

Historische ontwikkelingen in verband met toenemende ongelijkheid en afnemende solidariteit

Turchin wijst op historische ontwikkelingen in diverse andere landen en wereldrijken, waarbij toenemende ongelijkheid samengaat met afnemende cohesie, vermindering van samenwerking en collectieve solidariteit (‘asabiya’). Hij toont aan dat dit een sleutelfactor is bij opkomst en verval van rijken en staten.

Met diverse case-studies onderbouwt hij de expansie van Rusland in Azië, met name Siberië, het verschuiven van de ‘frontier’ van het in bezit genomen land, het ontstaan van de VS, de opkomst en het verval van het Romeinse Rijk en het Karolingische Rijk en andere Europese rijken en staten, zoals Frankrijk, Spanje en Engeland. In zijn boek War and Peace and War: The Rise and Fall of Empires. In Secular Cycles en Historical Dynamics: Why States Rise and Fall beschrijft  hij uitvoerig kortere en langerecycli van groei en verval, van eeuwen tot generaties.

De drie delen van War and Peace and War gaan over de opkomst van rijken en staten (Imperiogenesis), het verval ervan (Imperiopathosis, het ziek worden) en de historische dynamiek (Clio-dynamics). Hierbij komen onder meer de theorie van de collectieve solidariteit (asabiya) van Ibn Khadun, de ‘mythe van eigenbelang’, de theorie van collectieve actie van Olson en het Mattheuseffect aan de orde als verklarende begrippen. 

 

Het ‘Mattheuseffect’: de rijken worden rijker

De verzorgingsstaat staat onder druk. De regering bezuinigt om in de economie te investeren. Bijvoorbeeld in meer gaswinning, waardoor woningen van eenvoudige boeren en burgers scheuren en verzakken. Of in kostbare mislukte hogesnelheidstreinen, waar de rijken en managers zich snel mee kunnen verplaatsen, als die treinen zouden rijden. De gewone burger betaalt dit treinendebacle met zijn belastinggeld, zoals hij ook voor de omgevallen banken betaalde. Daaruit worden ook de bonussen van de verantwoordelijke directeuren betaald. Deze actuele voorbeelden uit het nieuws maken duidelijk hoe geld van de midden- en onderlagen naar de bovenlagen gaat.

Degenen die meer hebben profiteren in het algemeen meer van belastinggelden en sociale voorzieningen. Het zijn voorbeelden van het ‘Mattheus effect’: ‘wie heeft zal nog meer krijgen tot in overvloed, maar wie niets heeft zal zelfs hetgeen hij heeft ontnomen worden’’. (Evangelie van Mattheus 25: 29; Wilterdink, 10.1.2, p 298, Verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid; C Freeland, Plutocrats,  p 123-28, Turchin, War and Peace and War, ‘The Matthew Principle’, hfst 10, p 261-83).

De hogere lagen profiteren meer van vele voorzieningen dan de lagere lagen

  1. van het onderwijs, vooral het kostbare hoger onderwijs.
  2. van culturele voorzieningen en subsidies, zoals toneel, concerten, musea.
  3. van hypotheekrenteaftrek, die groter is bij hoge hypotheken en inkomens.
  4. van uitkeringen, die deels gebaseerd zijn op de hoogte van het loon: zoals ook de meeste bonussen. Bijstandsuitkeringen zijn echter niet inkomensafhankelijk.

De dynamiek van het systeem werkt zo dat de rijken rijker worden en de armen armer worden, zoals Marx reeds schreef. Tenzij dit proces op één of andere manier wordt gecompenseerd, gereguleerd of gecoördineerd. Hier ligt een taak voor de overheid. Maar ook dan blijken bijvoorbeeld veel subsidies, uitkeringen en studiebeurzen in het voordeel van de hogere en middenklassen te werken.

Rijken verrijken zich in door zelf te werken of door zakelijk ‘talent’, maar vooral door anderen te laten werken en produceren, door hun geld te laten renderen en door voordelige (geld)handel. Hebzucht en ‘begeerte’, de passie om nog meer te hebben en de kick van de winst en het grote geld spelen hierbij een rol. Maar ook selectiemechanismen en de meer complexe dynamiek van sociale structuren en interactieprocessen, zoals Mills, Luyendijk en Freeland beschrijven. Zie ook mijn artikel Waarom wij niet eenvoudig leven in nr 32.

Het compenseren van de ongelijke verdeling kan een taak voor de overheid zijn. Maar de overheid lijkt ongelijkheid vaak meer in de hand te werken. Niet alleen omdat de sociale wetgeving hogere en middenklassen meer voordeel oplevert, maar ook omdat de overheid functioneert als een instelling die afhankelijk is en in dienst staat van banken en industrie en van het WTE complex van wetenschap, techniek en economie. Zie mijn eerdere artikel hierover in nr 31.

Turchin laat zien dat er antieke en moderne historische perioden zijn waarin gelijkheid en algemene welvaart toenemen en perioden met het tegendeel, zoals sinds de jaren 80. Hoe is deze trend te keren? Wat kunnen we van de geschiedenis leren? Ongelijkheid blijkt uiteindelijk minder gunstig voor zowel onderlagen als bovenlagen. Er is een samenhang met mogelijke rampzalige gevolgen van verval. Met enig inzicht hebben wij meer kans om ‘disaster’ en rampzalige ontwikkelingen te voorkomen en om te buigen, menen Turchin en anderen.

Sociale en historische processen verlopen voor een groot deel ‘blind’, ongepland, onverwacht en autonoom met onbedoelde effecten, volgens sociologen als Elias, Goudsblom, De Swaan en  Wilterdink in het spoor van Saint-Simon, Comte, Durkheim en Sorokin. Maar ze zijn ook enigszins bij te sturen op basis van inzicht en bewustwording en gecoördineerde collectieve actie. Om dit aan te tonen hebben Olson, Turchin  en anderen hun studies geschreven.

 

3 De theorie van collectieve actie van Mansur Olson: individuele en collective belangen

De bevindingen van Turchin komen overeen met die van sociologen als Durkheim, Sorokin, De Swaan en Wilterdink. Hij sluit aan bij studies van de econoom Mancur Olson: The Logic of Collective Action, The Rise and Decline of Nations en Power and Prosperity. Mijn artikelen  in nr 32 Waarom we niet eenvoudig leven en in nr 31 Het WTE Complex verwijzen naar Olson.

Collectieve belangen van samenlevingen en landen die de belangen belang van alle burgers dienen, zijn volgens hem gebaat met een balans van individuele en collectieve belangenbehartiging. Te sterke nadruk op ‘special group interests’ van bijv. georganiseerde beroepsgroepen, zoals werkgevers of vakbonden kan ten koste gaan van gemeenschappelijke belangen van de hele samenleving. Vooral van de ongeorganiseerde ‘massa’ van belastingbetalers en genoemde ongeorganiseerde ‘vergeten groepen die in  stilte lijden’. Bijvoorbeeld zieken, patiënten en andere ‘behoeftigen’, zoals asielzoekers enz. Zij staan betrekkelijk machteloos tegenover de kapitaalkrachtig georganiseerde lobby’s van de industrie en georganiseerde professionele groepen.

Door de persoonlijke voordelen die groepsbelangen opleveren, zijn mensen eerder geneigd hun eigen groepsbelang te steunen dan een collectief belang dat iedereen ten goede komt. Daarom zullen ze noodgedwongen, onder dwang van de omstandigheden eerder tot collectieve actie overgaan dan vrijwillig. Ze kunnen ook worden meegenomen door een golf van collectief enthousiasme voor een goed doel of worden bewogen door internationale gevoelens van medemenselijkheid of door sociaal-culturele en religieuze waarden zoals solidariteit, samenwerking en altruïsme, volgens Tolstoi, Durkheim, Kropotkin, Sorokin en Turchin.

 

Individuele en collectieve belangen, competitie en samenwerking als uitgangspunt

Het is een algemeen sociaaleconomisch gegeven dat mensen individuele en collectieve behoeften hebben. Zij zijn van elkaar afhankelijk bij de bevrediging hiervan. Hierbij is er competitie en/of samenwerking om (de verdeling van) schaarse middelen, waar zij om strijden of wedijveren. Zij streven individuele belangen, groepsbelangen en  gemeenschappelijke belangen na. Hierbij is een zekere consensus en samenwerking nodig. Anders zou er een strijd of ‘oorlog van allen tegen allen’ zijn in de zin van Hobbes. Onder dwang van de staatsmacht kan dit worden tegengegaan of op democratische wijze door algemeen aanvaarde afspraken, waar mensen mee instemmen: het zogenaamde sociale contract in de zin van algemene acceptatie van democratische beginselen.

De socioloog Sorokin onderscheidt naast gedwongen en contractuele relaties ook ‘familialistische’ relaties bij meer informele groepen en (geestelijke) gemeenschappen, broederschappen enz., die bezield worden door liefde en altruïsme (Zie zijn boeken Social and Cultural Dynamics en Society, Culture and Personality). De anarchist Kropotkin toont in zijn studie Mutual Aid dat in de natuur, het dierenrijk en bij zgn. ‘primitieve volken’ en pre-industriële gemeenschappen samenwerking ook een grote rol speelt naast de onderlinge strijd om het bestaan, die door Darwin en door Marx in zijn theorie van de klassenstrijd eenzijdig wordt benadrukt. Turchin onderschrijft de rol van samenwerking ‘The Myth of Self-Interest’ in War and Peace and War.

Uit de theorie van collectieve actie van Olson blijkt, dat individuele en collectieve belangen tegenstijdig lijken maar niet hoeven te zijn. Het doorbreken van de paradox van collectieve actie vraagt een meer inclusief en geïntegreerd collectief bewustzijn, waarbij men inziet dat eigenbelang en het belang van anderen samengaan. Bij het ‘prisoners-dilemma’ van twee aan elkaar geketende vluchtende gevangen is dit overduidelijk. Hoe kleiner de groep, des te duidelijker het gemeenschappelijk belang en de solidariteit, zoals in gezin en familie, de stam of de lokale gemeenschap en zelfs bij het eigen land, vooral bij sport.

Bij het betalen van belasting en bij Europese verkiezingen lijkt het samengaan van eigenbelang en gemeenschappelijk belang minder duidelijk. Velen menen dat de EU vaak nationale belangen schaadt. Onder invloed van de lobby van de multinationale industrie lijkt dit inderdaad vaak het geval.

 

Afstemming van individuele en collectieve behoeften

Een samenleving kan effectiever functioneren als individuele en collectieve belangen op elkaar afgestemd zijn, aldus Durkheim, Olson en anderen.  Een zekere competitie kan stimulerend werken. Hevige onderlinge strijd en tegenwerking is minder effectief. ‘Special group interests’ kunnen ten koste gaan van collectieve belangen als stakingen, demonstraties en rellen het verkeer lamleggen en de samenleving ontwrichten, zoals Turchin beschreef. Elites beseffen dan dat zij niet gebaat zijn met sociale ontwrichting en zoeken vervolgens vaak schoorvoetend een soort compromis dat ook hun positie min of meer veilig stelt. Maar vaak zijn zij eerst gericht op maximaal eigenbelang.

Turchin licht dit in zijn boek toe met historische voorbeelden. Bijvoorbeeld in ‘het herfsttij van de Middeleeuwen’ legde de adel de boerenbevolking belastingen op die hun draagkracht te boven gingen, met als consequentie boerenopstanden, die wreed werden onderdrukt.

De consensus en het behartigen van gemeenschappelijke belangen kan door moraal en religie worden gestimuleerd, aldus Turchin. Moraal en religie in de zin van religieus geïnspireerde geestelijke waarden zijn noodzakelijk voor sociale cohesie, aldus Saint-Simon en Durkheim. Zie mijn artikel over het socialisme in nr 31. Economische overwegingen en belangen schieten hierbij tekort. Deze werken meestal in het voordeel van het eigen (groeps)belang in plaats van het algemene collectieve  belang, dat een gemeenschappelijke morele imperatief of inspiratie vraagt.

De ‘asabiya’ of ‘concerted collective action’ die Turchin centraal stelt gaat vaak samen met een ‘heilig geloof’ in samensmedende bovenpersoonlijke waarden, die vaak moreel en religieus van aard zijn. Dit blijkt uit de case studies in zijn boek over de Romeinen, de Islam, de Christenen in Spanje, de Russen en de puriteinse pioniers van de VS en komt overeen met de visie van Durkheim over religie en sociale cohesie.

Olson en Turchin hebben hun theorieën van collectieve actie, samenwerking en solidariteit uitgewerkt tot een omvattende sociaaleconomische en historisch-dynamische theorie over opkomst en verval van staten en rijken en getoetst aan kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en statistieken. Hun werk complementeert het werk van klassieke en moderne sociologen [5].

 

De verzorgingsstaat: meer geïntegreerde samenleving of samenleving in verval?

Collectieve actie hangt samen met collectief bewustzijn van gemeenschappelijke belangen. Het kan de samenleving bij strijd ontwrichten maar kan als een soort overgangsfase ook naar een meer geïntegreerde wijze van samenleven en samenwerken voeren, zoals De Swaan schreef. De verzorgingsstaat, die nu onder druk staat, is desondanks meer geïntegreerd en georganiseerd en welvarend dan het voorafgaande maatschappelijke bestel. Dit is niet slechts een Eurocentrisch standpunt. Andere volken zoeken massaal hun heil in het welvarende Westen, met alle problemen van dien, die welvaart en welzijn nog meer onder druk zetten.

Vooral de sociaal-liberale en sociaaldemocratische landen van Noordwest Europa, Scandinavië, de Benelux en Zwitserland scoren hoog op indices voor welzijn en welvaart. Het is een interessante vraag waardoor West Europa het pre-industriële ‘algemeen menselijke patroon’ heeft doorbroken, in termen van de historicus Romein. Daarover zijn vele studies verschenen in het spoor van Max Weber [6].

Samenwerking, collectieve solidariteit, een hoge mate van sociale cohesie en inzet voor collectieve belangen correleren met algemene welvaart en gaan achteruit bij sociale ongelijkheid en onderlinge strijd die sociaal-cultureel verval inluidt. Ook in pre-industriële samenlevingen, zoals Turchin, Kropotkin, Sorokin en anderen laten zien. De verzorgingsstaat, die onder meer wordt bedreigd door toenemende ongelijkheid en afnemende collectieve inzet, laat een eigentijds voorbeeld zien van deze processen. Ook al is deze niet meer betaalbaar willen wij de levensstandaard kost wat kost handhaven, hetzij door ‘roof’ en uitbuiting van andere volken, door gecoördineerde samenwerking, of beide, aldus Olson en Turchin.

Door roof en uitbuiting krijgen wij op termijn vaak ‘een koekje van eigen deeg’ retour volgens de wet van actie en reactie. Deze wet lijkt een universele geldigheid te hebben en kan in onze mondiale onderling afhankelijke samenlevingen een meer directe uitwerking hebben, aldus Olson, Power and Prosperity, hfst 1 The Logic of Power, The Criminal Methaphor, p 3 e.v. over de nadelen van roof, ook voor de rover.

Dus blijft samenwerking voor gemeenschappelijke belangen over. Dit vraagt een meer verruimd collectief bewustzijn, waarbij eigenbelang wordt verruimd tot gemeenschappelijk belang. Volgens het oude motto ‘noblesse oblige’ dient de rijke bovenlaag het voorbeeld te geven, de intellectuele elite voorop, zoals Charles Wright Mills heeft bepleit (zie nr 102).

 

Noten

1. Return of the oppressed, http://aeon.co/magazine/society/peter-turchin-wealth-poverty.

Zie ook Peter Turchin e.a., Ages of Discord: A Structural-demographic Analysis of American History (2016, Beresta Books);

Ultrasociety: How 10.000 years of war made humans the greatest cooperators on earth (2016, Beresta Books);

Complex Population Dynamics: a Theoretical / Empirical Synthesis; Secular Cycles (Princeton University Press, 2009); 

War and Peace and War (2006, Plume/Penguin Books, vooral hfst 4 ‘Asabiya in the Desert: Ibn Khaldun Discovers the Key of History’ en hfst 10 ‘The Matthew Principle).

Historical Dynamics: Why States Rise and Fall (2003, Princeton University Press);

Complex Population Dynamics: a Theoretical/Empirical Synthesis (2003, Princeton University Press). 

Deze studies complementeren en onderbouwen o.m. mijn artikelen over Bedreigde cultuur van Laeyendecker en over Durkheim en het socialisme van Saint-Simon in nr 31.

2. Turchin, Peter (4 Feb 2010). "Political instability may be a contributor in the coming decade"Nature 463 (607): 608. Bibcode:2010Natur.463..608Tdoi:10.1038/463608aPMID 20130632.

"Will the US Really Experience a Violent Upheaval in 2020?"Live Science 3 Aug. 2012.

3. "Social Instability Lies Ahead, Researcher Says". UConn Today 2016-12-27. Retrieved 2019-07-17.

4. Turchin, Peter; Goldstone, Jack. "Welcome To The ’Turbulent Twenties’"NOEMA. Retrieved 19 Oct. 2020.

5. Durkheim was de eerste socioloog die gebruik maakte van statistieken in zijn  studie Le Suïcide van 1899. Dan zijn er de cultuurhistorische en statistische studies van Sorokin in de jaren 30. De Belgische astronoom, wiskundige, statisticus Quetelet was de eerste die de ‘sociale fysica’ introduceerde met statistieken in Sur l’homme et le développement de ses facultés, ou essai de physique sociale (1835).

6. Zie o.m. R H Tawney, Religion and the Rise of Capitalism; David Landes, The Wealth and Poverty of Nations; Mancur Olson, The Rise and Decline of Nations: Economic Growth, Stagflation and Social Rigidities en Power and Prosperity.