Uren met Chinese denkers
Deel 8: Daoïsme

Civis Mundi Digitaal #107

door Hans Kuijper

 Het karakter voor Dào

Uren met Chinese denkers Deel 8: het daoïsme (I)

Hans Kuijper

Het daoïsme behoort met  het confucianisme en het legalisme (waarover later) tot de hoofdstromen in het autochtone denken van China. Het boeddhisme en het marxisme-leninisme, die in het land van enorme invloed zijn (geweest), kwamen uit respectievelijk India en Europa. Zij ondergingen in China belangrijke wijzigingen, die niet over het hoofd mogen worden gezien. Het boeddhistsche en marxisische denken in China zijn dus hybridisch van aard. Boeddhisme en marxisme zijn “Fremdkörper” in het land gebleven. De Chinese geest verzet zich ertegen. Jodendom, christendom en islam, die haaks op de denkwijze in China staan, zijn er zelfs geen “fremdkörper”. Deze godsdiensten hebben daar nooit vaste grond onder de voeten gekregen, hoewel hun zeloten trachten ons van het tegendeel te overtuigen.

Oorsprong

De oorsprong van het daoïsme moet in het grijze verleden worden gezocht. Doorgaans wordt Laozi (de oude meeser) als de vader ervan beschouwd, maar zijn bestaan wordt door sommige geleerden in twijfel getrokken. Laozi zou een oudere tijdgenoot van Confucius zijn geweest die hem eenmaal zou hebben ontmoet, maar de daoïstische gedachtengang is vermoedelijk veel ouder.

De Gele Keizer

In 168 v.Chr. werd in Zuid-China, bij de provinciale hoofdstad Changsha (provincie Hunan), een edelman begraven. Zoals gebruikelijk werden hem vele grafschenkingen meegegeven, waaronder een aantal “boeken” uit zijn bezit.[i] De tekst was op netjes gevouwen lappen zijden geschreven die bij elkaar in een doos  waren gestopt. Het graf werd eind 1973 bij werkzaamheden in verband met de uitbreiding van een ziekenhuis ontdekt en heeft een revolutie in de studie van het denken in het oude China teweeg gebracht.

In sommige van de gevonden geschriften komt de Gele Keizer voor, die van 2697 tot 2596 v. Chr., dus precies honderd jaar zou hebben geleefd. Dat er in werkelijkheid ooit zo’n keizer heeft geleefd is onwaarschijnlijk. De Gele Keizer vertegenwoordigde echter een idee, of zelfs vele ideeën.[ii]

 

Deze daoïstische schildering van Jing Hao (855-915) accentueert de nietigheid van de mens.

 

 

De nietigheid van de mens

De Chinezen beschouwen hun geschiedenis als een groot en diep reservoir waaruit zij de vitaliteit van hun cultuur putten. Een van de nooit verouderde legenden gaat over de Gele Keizer, die de oeroude visie belichaamde dat de mens niet de culminatie van een scheppingsproces is, maar een betrekkelijk onbelangrijk deel van een enorm groot geheel. In vergelijking met de onbeschrijfelijke pracht en wonderlijke schoonheid van de natuur, de bergen en valleien, de wolken en watervallen (die maar enkele manifestaties van de onaanwijsbare dus onbenoembare Dào zijn), is de mens een nietig wezen. In geen andere beschaving spelen de grootsheid van de natuur en de nietigheid van de mens zo’n belangrijke rol als in de Chinese beschaving. Men behoeft slechts naar het werk van daoïstische kalligraaf-kunstschilders te kijken.[iii]

 

Daoïstische schildering van de hand van Tang Yin (1470-1524)

 

Verbondenheid

Circa 750.000 jaar geleden, in de tijd van de Pekingmens,[iv] was het klimaat in noord-China (de provincies Hobei, Honan, Shanxi en Shaanxi) veel warmer en vochtiger dan nu. Er leefden olifanten en neushoorns en de plantengroei was weelderig. In dit gebied ontstond het unieke Chinese idee van de fundamentele eenheid van en hechte verbondenheid met Umwelt en Mitwelt —  een idee dat niet alleen in alle vormen van kunst en filosofie zou worden weerpiegeld maar ook in de dagelijkse praktijk tot uitdrukking zou komen. De voorspoed van de boeren, ja de welvaart van de gehele samenleving hing immers af van kennis van de seizoenen en de bereidheid om te leven naar de “wil van de hemel”. Landbouw was een ritueel dat de keizer zelf werd geacht te leiden. Wanneer in het voorjaar moest worden gezaaid, ploegde de keizer ceremonieel de eerste voor. Hiermee bracht hij hulde aan de natuur en vervulde hij als “Tiānzǐ” (zoon des hemels) zijn functie.

Kern van de Chinese cultuur

Qi yun” (overeenstemming, Einklang) is de kern van de Chinese cultuur.[v] Anders dan Westerlingen zijn Chinezen er niet op uit om de natuur te veroveren en te overtreffen of te transcenderen, maar om hun gedrag erop af te stemmen en zich te voegen naar de natuurlijke en maatschappelijke orde der dingen, om te beginnen in de kleine kring van familie en vrienden. Met het klimmen der jaren zal/moet deze kring steeds wijder worden, totdat hij de gehele wereld omspant. Het idee van de mens als kroon van de schepping of meester van het universum is hun vreemd.[vi]

Chinezen hebben een groot gevoel voor orde en samenhang en zien zichzelf als ondergeschikten die zich schikken naar en zich aanpassen aan het algemeen belang. Westerlingen, die denken in termen van macht en overheersing, kunnen en willen dat niet begrijpen.

Chinezen hebben oog voor ongedwongenheid en streven naar spontaneïteit (zìrán). Zij verwerpen het idee van een creatio ex nihilo. Het “wú-wéi”, het niet-handelen (zie onder) ligt meer in hun aard. Verovering, een activiteit waarbij christenen en moslims doorgaans waren betrokken, is iets voor soldaten, lieden die ruw (onbeschaafd) zijn en geweld plegen. De attunement-mentaliteit, die Chinese kunstvoorwerpen een aura van natuurlijkheid verschaft, zou wel eens de oorzaak hebben kunnen zijn dat China eeuwen geleden bij het Westen wetenschappelijk en technologisch achterop is geraakt en in de 19e eeuw niet was opgewassen tegen de Westerse gunboat diplomacy . Zij zou, echter, ook de reden kunnen zijn dat China momenteel verder lijkt te zijn gevorderd op de weg naar een samenleving in harmonie met Moeder Natuur. “Life sciences” is in ieder geval een tak van de wetenschap waarin de Chinezen grote vorderingen maken.

Qi yun”, de kwintessence van de Chinese kunst en cultuur, drukt harmonie uit, gevoel voor het alomtegenwoordige natuurlijke ritme en het instinctieve antwoord erop, besef van het innerlijk zijn en wezen der dingen waarvan de lijnen en contouren op den duur (na geestelijke rijping) zichtbaar worden. Het is de “qi yun” die de Chinese kunstvormen zo geheimzinnig en aantrekkelijk maakt, allereerst de kalligrafie, de “queen of Chinese arts”.[vii]

De oude meester

Laozi

De “oude meester” is een semi-legendarische figuur, over wie weinig vaststaat. Hij was vermoedelijk afkomstig uit Chu, de grootste staat van de Strijdende Staten in China. Het door Chinese boeren veroverde Chu, waarvan de benaming letterlijk “wildernis” betekent, besloeg de vallei van de Jangtsekiang (ongeveer de huidige provincies Henan, Hubei, Hunan en Anhui), en vormde een grote tegenstelling met het kerngebied van de Chinese beschaving aan de oevers van de Gele Rivier. Walgend van de corruptie en het geweld om hem heen, zou Laozi, gezeten op een waterbuffel (symbool van kracht en volharding), zijn land hebben verlaten en op aandringen van een grenswachter zijn gedachten hebben geboekstaafd. Aldus zou Laozi de auteur zijn van de Dàodéjīng, het klassieke boek over Dào en . De gebruikelijke Engelse vertaling van deze termen is “way” respectievelijk “virtue”. Ik zal de termen onvertaald laten (maar wel toelichten), omdat er geen equivalent voor bestaat in een Westerse taal en de gebruikelijke vertaling tot misverstand kan leiden en ook heeft geleid. Dào is meer dan de weg, die behalve de concrete weg of het concrete pad ook methode of manier is, en is niet de deugd waarover bijvoorbeeld christenen het hebben (in tegenstelling tot ondeud of zonde). “Deugd” is een ethische (breder: axiologische) categorie. Waarschijnlijk omdat de Chinezen dichter bij de realiteit stonden en afkerig van het idee van transcendentie waren, hebben zij “to be” en “ought to  be” nooit van elkaar gescheiden (een scheiding op de noodzaak waarvan in het Westen David Hume [1711-1776] grote nadruk legde).

” wordt ook wel met “macht” vertaald, maar “macht” is een “wezenlijk betwist begrip” dat in de sociale (i.h.b. de politieke) wetenschappen thuishoort. M.a.w., het is een concept dat onvermijdelijk eindeloze discussies met zich meebrengt over het juiste gebruik en de juiste interpretatie ervan. Kortom, het betekenisveld van “weg”,”deugd” of “macht” komt niet overeen met het betekenisveld van “Dào” of “”. Vertalen is verraden.

De Dàodéjīng  is een van de belangrijkste geschriften van het daoïsme, dat, zoals gezegd, naast het confucianisme en legalisme tot een van de drie grote Chinese denktradities wordt gerekend. Het werk is honderden malen in een Westerse taal vertaald, voor het eerst door de jezuïet (!) Jean-François Noëlas, in 1720 (in het Latijn). Het bezwaar dat tegen de meeste vertalingen kan worden gemaakt is dat de vertaler zich schuldig maakt aan “hineininterpretierung” van Westerse ideeën. In het navolgende zal ik – mij zoveel mogelijk aan de Chinese tekst houdend – op enkele passages in de Dàodéjīng een toelichting geven,.[viii]

Hoofdstuk I

“De Dào die onder woorden kan worden gebracht is niet de onveranderlijke Dào; de naam die kan worden gegeven is niet de onveranderlijke naam.”

“Het naamloze is het begin van hemel en aarde; het naamhebbende is de moeder van alle dingen.”

Toelichting:

Het fundamentele verschil met de joodse, christelijk en islamitische leer kan niet groter zijn. De Abrahamitische godsdiensten, waarvan de aanhangers elkaar naar het leven staan, zijn niet op logica gebaseerd maar op openbaring, op een communicatieprocess, waarvan de elementen zender, ontvanger, boodschap, code, kanaal en context zijn.[ix]

Volgens de Dàodéjīng is er helemaal  geen zender (JHWH, Deus of Allah). Wie denkt dat er een afzender is hallucineert en wie verkondigt dat de godheid tot hem heeft gespoken is te beschouwen als een bedrieger. Het heelal is spontaan ontstaan, zonder schepping, zonder actie van buitenaf. “Spontane orde”, “zelforganisatie”, “zelfregulering” en “emergentie” zijn concepten die tegenwoordig sterk opgeld doen in de wetenschap. Het betreft processen waarbij in een chaotische situatie vanzelf structuren ontstaan doordat delen of elementen ongeleid en zonder enig bevel van buitenaf interacteren. Zelforganisatie komt voor in fysische, chemische, biologische en sociale systemen.[x]

Creatio ex nihilo”?  

Parmenides (ca. 515 v.Chr.) heeft deze uitspraak reeds op goede gronden afgewezen (https://www.parmenides-foundation.org), want door wie is de schepper dan geschapen? Scheppen is uiteindelijk geen “event” of gebeurtenis maar een “action”, die een actor veronderstelt.[xi]

Overigens is het zeer de vraag hoe de boodschap de ontvanger ervan heeft bereikt, of deze de boodschap goed heeft begrepen en – niet onbelangrijk –  of hij  (later ook zij) als zender in de zoveelste generatie de oorspronkelijke boodschap op correcte wijze heeft doorgegeven, waardoor een traditie is ontstaan die ruimte laat voor allerlei misverstanden die fatale gevolgen kunnen hebben. Kunnen wij bijvoorbeeld de pastoor of de dominee op de kansel op zijn of haar woord vertrouwen? Zet honderd mensen op een rij, fluister de eerste in de rij wat in het oor dat hij aan zijn buurman/vrouw moet doorvertellen en u zult verbaasd zijn over de boodschap van nummer honderd. Hierbij wordt gemakshalve veronderstelt dat iedereen in de rij tot dezelfde generatie en cultuur behoort.

Alles dat onder woorden is/wordt gebracht of kan/zal worden gebracht is volgens daoïsten nadrukkelijk niet de onveranderlijke Dào. Het absolute, vinden zij, is per definitie onkenbaar, onvoorstelbaar, onuitsprekelijk, onbenoembaar en naamloos.

Het daoïsme reikt dus dieper dan het jodendom, het christendom of de islam, godsdiensten die sterk suggereren of langs allerlei kronkelpaden proberen te bewijzen dat er een persoonlijk Opperwezen bestaat aan wie de gelovige gehoorzaamheid is verschuldigd. In werkelijkheid komt dit neer op de listige dwingelandij van een parasiterende godsdienstige elite.

Dit punt, dat weinig Westerlingen onder ogen (durven) zien, is uitermate belangrijk, omdat de grondwet van de Verenigde Staten (en die van nagenoeg elk Westers land) is gebaseerd op het idee dat God bestaat, op de gedachte dat er, hoe dan ook, “iets” is “tussen hemel en aarde”. Zie Beth Houston, Born-Again Deist (New Deism Press, 2009) of Klaas Hendrikse, God bestaat niet en Jezus is zijn zoon (Nieuw Amsterdam, 2011).

Er is geen reden om van een “blijde boodschap” te spreken. Wie er blij van wordt is in ieder geval niet de gewone man. Het Evangelie is op los zand gebouwd, want er was en is gewoon geen boodschapper (zender). Een mens moet dit maar geloven, op straffe van belanding in de hel — voor eeuwig. Door angst aan te jagen worden Westerlingen onder de knoet gehouden. Niks geen vrijheid dus, maar verborgen godsdienstige terreur, waartegen – en dat is het tragische – het volk niet in opstand komt!

Er zijn wel vele ontvangers, die het vaak hartgrondig met elkaar oneens zijn en bereid zijn om hun leven te geven (of dat van anderen te nemen of op zijn  minst zuur te maken) terwille van wat niet meer is dan een fictie, die de mens noodlottig kan worden wanneer hij blijft menen “Master of the Universe” te zijn of te worden.[xii]

Hoofdstuk  VIII

            “Het beste  is als water.”

“Het goede van water is dat het voordeel brengt zonder te streven.”

“Water bevindt zich waar niemand wil zijn; daarom lijkt het op de Dào.”

“Het goede van een verblijf is de plaats.”

“Het goede van de geest is diepte.”

“Het goede van wederzijdse betrekkingen is menselijkheid.”

“Het goede van woorden is oprechtheid.”                                                                    

            “Het goede van regeren is orde.”

            “Het goede van  dienen is bekwaamheid.”

            “Het goede van handelen is tijdigheid.”

            “Alleen wanneer er niet wordt gestreefd is er geen blaam.”

Toeliching:

Hier wordt de Dào vergeleken met het water, dat steeds de laagste plaats opzoekt. Zonder water is leven onmogelijk. Een mens moet als water nederig zijn, niet uit zwakte (om een ander, die machtiger is, te behagen) maar omdat hij inziet dat hij (net als die ander) slechts een piepklein deel is van een veel groter geheel, waarvan het verloop (de Dào) hem boven zijn hoofd gaat en waar hij met zijn discursieve verstand niet bij kan. Het daoïsme zou systeemwetenschappers kunnen inspireren, bij wie het gaat om entiteiten die zijn samengesteld uit componenten en door relaties tussen de componenten samenhang en ordening vertonen. Zie https://www.isss.org.

Daoïsme is zeker geen vorm van nihilisme, een stroming in de Westerse filosofie die het bestaan of de betekenis van waarden ontkent. Over nihilisme is veel te doen (geweest). Friedrich Nietzsche (1844-1900) heeft er er belangrijke boeken over geschreven.[xiii] Anders dan daoïsme, is nihilisme is een vorm van decadentie. De nihilist zegt: “The point is there is no point.” De daoïst heeft wel degelijk een punt.

Hoofdstuk XI

“Dertig spaken komen samen in één naaf, maar in wat er niet is (de leegte) ligt de bruikbaarheid van de wagen.”

“Klei wordt gevormd tot vaatwerk, maar in wat er niet is (de leegte) ligt de bruikbaarheid van het vaarwerk.”

“Deuren en vensters worden uitgehakt om een huis te maken, maar in wat er niet is (de leegte) ligt de bruikbaarheid van het huis.”

“Daarom, zijn voordeel doende met wat er is, maakt men gebruik van wat er niet is.”

Toelichting:

Dit hoofdstuk benadrukt de betekenis en het belang van niet-zijn, dat in het Westen vaak gemakshalve wordt vergeten.[xiv] De Dào, die niet kan worden aangeduid, ligt ten grondslag aan alles wat wij met onze zintuigen kunnen waarnemen. De Dào, het onuitsprekelijke, het niets, de leegte, de stilte is zowel de eenheid in de veelheid als de veelheid in de eenheid. Het is “de grote onderlinge afhankelijkheid van alle verschillen” waarvan de Yìjīng spreekt.[xv] De dwaas loopt ervan weg en maakt het belachelijk; de wijze omarmt het en houdt zich eraan. Alle mensen beginnen erbij en eindigen erin. Alle dingen die onder woorden (kunnen) worden gebracht danken hun bestaan aan de Dào.

Zijn (to be),  of niet-zijn (not to be), door William Shakespeare (1564-1616) in Hamlet tegenover elkaar geplaatst, worden hier onnavolgbaar met elkaar verbonden. Ze sluiten elkaar niet uit, maar zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze zijn niet tegenstrijdig of onverzoenlijk met maar contrair en complementair ten opzichte van elkaar.

Dào is de “horror vacui” die Westerlingen zo afschrikt. Boeddhisten noemen Dào de leegte (śūnyatā). Tibetanen stellen zich Dào voor als een cirkel (mandala). Dào is de onpeilbare kosmos, de ondefinieerbare orde der dingen, de regulerende en conditionerende Ṛta die in de Rigveda slechts wordt bezongen, het heelal gezien als een alomvattend, volledig en niet te bevatten systeem.[xvi] Hoewel het niet kan worden aangeduid en niet kan worden benoemd, is Dào alomtegenwoordig, sub specie aeternitatis.

De kracht van de leegte en de aanwezigheid van de Dào worden prachtig geïllusteerd in de Japanse kunst van het bloemschikken die – vrij naar de gevleugelde woorden van Paul Klee (1879-1940) – niet het zichtbare weergeeft, maar zichtbaar maakt. In ikebana (letterlijk: tot leven brengen van bloemen) speelt de leegte een onmisbare, essentiële rol. De schikking nodigt uit om het onzichtbare te zien. Alleen door wat er niet is komt de schoonheid van een bloem tot haar recht, terwijl deze bloem de schoonheid van de andere bloemen in de bloemschikking optimaal tot uitdrukking brengt. Deel en geheel, zijn niet meer te scheiden; zij fuseren.[xvii]

Het verdient opmerking dat het verschil tussen waarneming en werkelijkheid het probleem van de moderne Westerse schilderkunst is.[xviii]

Hoofdstuk XXIII

“Een wervelwind duurt niet de hele ochtend en een stortbui niet de hele dag.”

“Wie veroorzaken deze? Hemel en aarde.”

“Als zelfs hemel en aarde het (uitbundigheid) niet lang kunnen volhouden, hoeveel te minder dan de mens!”

“Daarom, wie handelt volgens de Dào vereenzelvigt zich er mee.”

“Slaagt hij, dan legt hij zich erbij neer.”

“Faalt hij, dan legt hij zich erbij neer.”

Toelichting:

De mens moet zich, volgens dit hoofdstuk, identificeren met de Dào en zich er niet tegen verzetten. Een dergelijke houding is misschien de oorzaak geweest van de apathie (ongevoeligheid, onverschilligheid) en ataraxie (gemoedsrust, onverstoorbaarheid), die Oosterlingen worden toegeschreven maar enkel negatief zijn.[xix] Wanneer de Hollanders niet voortdurend strijd tegen het water hadden geleverd en dijken hadden gebouwd, zouden zij als ratten zijn verdronken. En wanneer een geneesheer de toestand van een patiënt maar op zijn beloop laat, is hij geen geneesheer. Toch maar goed dat de farmaceutische industrie een vaccin tegen Covid-19 (een van de tekenen aan de wand) heeft ontwikkeld! Aan de andere kant, er is geen dokter te vinden die weet hoe een wond heelt en de natuur hierin kan evenaren.          

Hoofdstuk XXIV

            “Tipteens staat men niet; wijdbeens gaat men niet.”

            “Wie zich toont schijnt niet; wie zich bevestigt blijkt niet.”

            “Wie pocht slaagt niet; wie opschept blijft niet.”

            “Wie zich te buiten gaat aan voeding en kleding wekt tegenzin.”

            “Daarom, wie de Dào volgt houdt zich daarmee niet op.”

Toelichting:

Een mens staat of loopt wel eens op zijn tenen, maar dit is niet wat hij van nature doet. Betekent dit nu dat het daoïsme gelijk mag worden gesteld aan het naturalisme?[xx]

Naturalisme is de filosofische opvatting dat de wereld empirisch toegankelijk is, wat niet per se wil zeggen dat de wereld kan worden begrepen door een beroep te doen op de wetten van de natuurwetenschappen. Historisch staat “natuurlijk” tegenover “bovennatuurlijk”. In de context van de huidige discussie over de betrekkingen tussen geest en matrie, echter, staat “natuurlijk” tegenover “niet-natuurlijk”. Naturalisten verdedigen hier het standpunt dat mentale verschijnselen kunnen worden verklaard als onderdeel van de natuurlijke orde. Hun tegenstanders denken dat dit niet mogelijk is.

Naturalisme wordt vaak, maar niet geheel terecht, gelijkgesteld aan fysicalisme en materialisme. Fysicalisten zijn ervan overtuigd dat al het bestaande materie is, bepaald door universele natuurwetten en verklaarbaar overeenkomstig het paradigma van de natuurwetenschappen.[xxi] “Materialisme” daarentegen is een filosofisch begrip. Materialisten herleiden de werkelijkheid, inclusief de emoties en andere processen in het menselijk brein, tot materie, dit in tegenstelling tot de idealisten.[xxii]

De daoïsten, wier zienswijze uniek is, beschouwen al het bestaande (het zijn) als geworteld in het niet-zijn, dat geest noch materie is en empirisch ontoegankelijk is. De ongrijpbare en onbegrijpelijke Dào staat niet boven of buiten maar ligt ten grondslag aan de wereld. Het is de oergrond van alles en iedereen, het absolute, niet het transcendente maar het immanente non plus ultra. Een vergelijking met het Spinozisme dringt zich hier op.

Hoofdstuk XXV

            “Vóór hemel en aarde was er chaos.”

“Stil, vormloos, op zichzelf staande, onveranderend, alomtegenwoordig en onuitputtelijk.”

“Het kan worden beschouwd als de moeder van alles onder de hemel.”

“Ik weet niet hoe het heet, maar ik noem het Dào.”

            “De reden waarom ik het zo noem is omdat het groot is.”           

            “Groot wil zeggen: overal.”

            “Overal wil zeggen: ver af.”

            “Veraf wil dus ook zeggen: dichtbij.”

            “Daarom is de Dào groot.”

            “De hemel is groot, de aarde is groot en de mens is groot.”

            “Er zijn vier dingen die groot zijn en de mens is een van hen.”

            “De mens neemt een voorbeeld aan de aarde.”

            “De aarde neemt een voorbeeld aan de hemel.”

            “De hemel neemt een voorbeeld aan de Dào.”

            “De Dào neemt een voorbeeld aan wat vanzelf zo is.”

Toelichting:

In dit hoofdstuk wordt een heroïsche poging gedaan om het niets () te omschrijven, hetgeen eigenlijk onmogelijk is, omdat niets over het niets valt te zeggen. Het niets is de ongedifferentieerde chaos. Het is onzichtbaar, onhoorbaar, ontastbaar, vormloos en onbenoembaar. is dus niet wat de Indiërs “dharma” noemen, want dit woord verwijst naar de ideale sociale ordening, en ordening is het tegenovergetelde van chaos.[xxiii]

In de Griekse mythologie wordt chaos gezien als de oorspronkelijk vormloze toestand van het universum. Volgens classicus George Duckworth (1903-1972) is chaos “the gaping void which existed before earth came into being”. Deze woorden komen meer overeen met de Dàodéjīng (hoofdstuk 25) dan met het Oude Testament (Gen. 1:2), waarin staat: “en de aarde was woest en ledig”. Volgens de bijbel ging de chaos dus niet vooraf aan de aarde.

Ik weet niet of de Dàodéjīng stand houdt in het licht van Stephen Hawking´s A Brief Hisory of Time (1988), maar de Chinese tekst lijkt mij geloofwaardiger dan de Hebreeuwse. De Dào is God noch ziel. De Dào is het “allerhoogste”, maar niet in de betekenis die de knielende laat-middeleeuwse theoloog Meester Eckhart (1260-1328) aan dit woord toekende.

Hoofdstuk XXIX

“De wereld willen regeren en naar zijn hand zetten — ik heb gezien dat het niet lukt.”

“De wereld is een heilig vaatwerk dat niet kan worden gemanipuleerd.”

“Wie het manipuleert bederft het en wie het vast houdt verliest het.”

“De dingen: soms gaan zij voorop, soms komen zij achteraan; soms blazen zij zachtjes, soms hijgen zij heftig; soms zijn zij sterk, soms zijn zij zwak; soms komen zij op, soms vervallen zij.”

“Daarom vermijdt de wijze nadruk, te veel inzet en uitersten.”

Toelichting:

De wijze tracht de dingen niet naar zijn hand te zetten. Hij grijpt niet in in het natuurlijk beloop der dingen. Hij laat, zonder zich te verzetten, gebeuren wat gebeuren moet, niet omdat God het wil maar omdat het spontaan gebeurt. Hij is stil en laat begaan, want, zoals de Spinozist en dichter Jan Hendrik Leopold (1865-1925) schreef, “Wie duwt de golven van de zee terug. De poging zelf doet weer een golf ontstaan.” Paradoxaal doet de wijze door niet te doen, door het patroon en het ritme van de natuur te volgen. Zhuangzi (over wie ik het nog zal hebben) zou het wú-wéi thema met enkele fraaie voorbeelden adstrueren. Het gedrag dat door de daoïsten wordt aanbevolen is niet negatief (niets doen). Integendeel, het is juist positief, want het beaamt en gehoorzaamt aan de wil van de natuur, waarin de dingen zonder externe (f)actor gebeuren zoals zij nu eenmaal moeten gebeuren. Een mens dient, vinden zij, met de natuur mee resoneren en zijn gedrag moet corresponderen met gebeurtenissen in de spontaan verlopende natuur. Welke boer (en de Chinezen zijn van oorsprong boeren) zal dit ontkennen! 

Deze oproep is niet wat de fysiocraten in de 18e eeuw in hun strijd tegen het mercantilisme met “laissez faire, laissez passer” bedoelden. Zij geloofden rotsvast in God, schepper van de natuurlijke orde krachtens welke mensen in een ideale maatschappij zouden kunnen samenleven. De in de natuurlijke orde gefundeerde wetten waren volgens hen uitdrukking van God’s wil. De leuze, die was gericht tegen het toen heersende overheidsbeleid, werd later overgenomen door de liberalen en tegenstanders van het interventionisme, een economisch beleid dat staatsinterventie in het marktproces bepleit ten einde marktfalen te corrigeren en de algemene welvaart te bevorderen.[xxiv] Daoïsme is geen pleidooi voor (politiek of economisch) liberalisme; het zijn geen “birds of a feather”.[xxv]

Hoofdstuk XXXII

            “De Dào is constant en zonder naam.”

            “Het is als ruw en onbewerkt hout en toch onzichtbaar.”

            “Niemand in de wereld kan maken dat het zich onderwerpt.”

“Als de vorst in staat was om zich eraan te houden, zouden allen zich vanzelf onderwerpen.”

“Wanneer hemel en aarde met elkaar harmoniëren, valt er zoete dauw.”

“Zonder  bevel is het volk vanzelf in evenwicht.”

“Begint men grenzen te trekken, dan zijn er namen.”

Toelichting:

De Dào is naamloos en ongedifferentieerd. Het is zowel de eenheid in verscheidenheid als verscheidenheid in de eenheid. Daoïsten gebuiken de metafoor van ruw en onbewerkt hout (pŭ) om uitdrukking te geven aan hun idee over de oorspronkelijke en natuurlijke toestand der dingen. De Dào, het geheel of de Ganzheit kan niet door een onderdeel worden gedomineerd. Zonder enig bevel verenigen tegenstellingen zich vanzelf. Het is een spontaan proces, zonder bemoeienis van buitenaf. De Dào is de oerbron van alle dingen, die slechts manifestaties zijn van de Dào. Het uiterlijke weerspiegelt het innerlijke. De afspiegeling kan zwak zijn, maar het wezenlijke is niet te loochenen. Een leeuw is een leeuw en zal zich nooit als een lam gedragen, v.v. De opdracht van de mens is natuurgetrouw, waarachtig en volledig zichzelf te zijn, de Dào te bereiken en deze te blijven volgen. Het algemene is onuitsprekelijk  en kent geen voorkeur. Het bijzondere is drager van het algemene en hierdoor onuitputtelijk. Elke manifestatie, iedere cultuur verwijst naar de Dào.

Evenals confucianisten hechten daoïsten de hoogste waarde aan de echtheid en authenticiteit van een mens, eerstgenoemden door zijn maatschappelijke verbondenheid te benadrukken, laatstgenoemden door het accent te leggen op de natuurlijke verbondenheid van de mens. De orde in de maatschappij moet een volmaakte afspiegeling zijn van de orde in de natuur.

De Dào-idee moet moderne systeemwetenschappers aanspreken. Zij hebben immers oog voor zowel het bos (het algemene) als de verschillende bomen in het bos (het bijzondere). Het werk van Ludwig von Bertalanffy (1901-1972), grondlegger van de algemene systeemtheorie, wordt in China dan ook veel gelezen.[xxvi]

Hoofdstuk XXXIV

            “De grote Dào is overal, links en rechts.”

            “De tienduizend dingen ontstaan erdoor, zonder uitzondering.”

            “Terwijl de Dào zijn werk doet, blijft het ongenoemd.”

“De Dào, die de tienduizend dingen kleedt en voedt, beschouwt zich niet als heerser.”

“De Dào, die nimmer een intentie heeft, kan klein worden genoemd.”

“De tienduizend dingen keren er uiteindelijk naar terug, en de Dào, die zich niet als meester beschouwde, kan groot worden genoemd.”

“Omdat het zichzelf niet als groot beschouwt, daarom kan de Dào het grote tot stand te brengen.”

Toelichting:

Dit hoofdstuk weidt uit over wat in hoofdstuk 25 is gezegd. De Dào is overal en is in alles en iedereen werkzaam, maar tracht niet groot te zijn. Als Dào met ”weg” wordt vertaald, dan is het de weg van alle wegen, het domein of gebied dat niet is afgebakend. In  boeddhistisch termen, hetis de cirkel zonder omtrek.

Misschien kan een metafoor enigszins helpen. Wij noemen iets “zee”, omdat wij iets anders, het tegengestelde, “land” noemen. Zonder land kunnen wij ons moeilijk een voorstelling maken van de zee en vice versa. Laten wij ons echter tot de zee beperken en doen alsof er geen land is. Hoewel het water bij windstilte lokaal volkomen effen kan zijn, zijn de golven en rimpelingen van de zee, metaforisch, als de tienduizend dingen, als individuele mensenlevens, die weliswaar min of meer op elkaar lijken, maar nooit identiek aan elkaar zijn. Even maar zijn zij/wij er, dankzij de zee. Wanneer zij/wij zijn verdwenen, is er geen specifieke golf of rimpeling meer, maar nog wel de zee, waaruit de grote of kleine golven ontstaan die er alle toe terugkeren — voorgoed! Het niets (d.w.z. het niet iets dat identificeerbaar of benoembaar is) is de oergrond van alles dat is en van iedereen die existeert (letterlijk: uit-staat, op-komt, naar voren treedt of als individu kenbaar en benoembaar is). Dào is de oergond van al het bestaande, van al het benoemde of benoembare.  

Er-zijn (yŏu) en en er-niet-zijn () zijn met elkaar onlosmakelijk verbonden. Vanuit het individuele gezien is er tweeheid: de oceaan en de golf. Vanuit het universele gezien, echter, is er eenheid: de oceaan. Hindoeïstische denkers, met name vedāntins, spreken van “dualisme” (dvaita) respectievelijk monisme of “niet-dualisme” (advaita).[xxvii] De daoïsten raakten door de universele gelijktijdigheid van tweeheid (èr yuán) en eenheid (bù èr) gefascineerd en hebben er uitspraken over gedaan die in diepgang, bij mijn weten, door geen enkele Westerse denker zijn geëvenaard — sterker nog, uitspraken die een aantal fundamentele problemen van Westerse wetenschappers wel eens zouden kunnen oplossen. Zie noot XIV.

Hoofdstuk XXXVI

            “Wil men korter maken, dan moet men eerst langer maken.”

            “Wil men verzwakken, dan moet men eerst versterken.”

            “Wil men laten vergaan, dan moet men eerst laten bloeien.”

            “Wil men ontvangen, dan moet men eerst geven.”

            “Dit  noemt men diep inzicht.”

            “Het zachte en zwakke overwinnen het harde en sterke.”

Toelichting:

Laozi ziet dat er fundamentele eenheid bestaat tussen wat ogenschijnlijk tegenstellingen zijn, dat korter maken en langer maken, verzwakken en versterken, laten vergaan en laten bloeien, ontvangen en geven, het zachte en het harde, het vrouwelijke en het mannelijke, hoog en laag, licht en zwaar, wit en zwart, aan en uit of – in het algemeen – “tegengestelden” elkaar niet uit- maar insluiten. Laozi ziet dat het ene het andere impliceert en dat zij op dieper  niveau niet van elkaar verschillen. De Dào, het niets verbindt en is gemeenschappelijk aan wat wij geneigd zijn om te scheiden en met woorden aan te duiden. In de Yìjīng, het eerste van de klassieke Chinese boeken waarover Westerse wetenschappers helaas zo denigrerend spreken, staat klip en klaar: “Zowel Yīn als Yáng, dat is Dào”.[xxviii] Daarom, wie spreekt weet niet en wie weet spreekt niet. Spreken is iets benoemen en eenzijdig/kortzichtig zijn; weten is beseffen en sprakeloos zijn.

Laozi was niet de enige die deze belangrijke ontdekking deed. Heraclitus (ca. 540-480 v. Chr.), die in Efeze (een drukke havenstad aan de westkust van het huidige Turkije) werd geboren, stelde dat (a) de eenheid fundamenteler is dan de tegenstellingen, (b) de tegenstellingen wezenlijk kenmerken van de eenheid zijn en (c) manifestatie van de tegenstellingen neerkomt op een proces, waarin de eenheid haar fundamentele functie volbrengt.[xxix]    

Hoofdstuk XXXIX

            “Vroeger werd eenheid bereikt.”

            “De hemel bereikte eenheid door zuiver te zijn.”

            “De aarde bereikte eenheid door  vredig te zijn.”

            “De  geesten bereikten eenheid door spiritueel te zijn.”

            “De vallei bereikte eenheid door overvloedig te zijn.”

            “De tienduizend dingen bereikten eenheid door te ontstaan.”

            “De vorst bereikte eenheid door leider van de wereld te zijn.”

Toelichting:

Dit hoofdstuk benadrukt dat vroeger eenheid werd bereikt omdat alles en iedereen zich hield aan de Dào en er niet van afweek. De Dào, de eenheidregeerde oppermachtig, maar zonder zijn macht te doen gelden.

Dit hoofdstuk laat ook zien hoe moet worden geïnterpreteerd, namelijk als bereiken. De juiste vertaling van Dàodéjīng  lijkt mij te zijn: het klassieke boek over Dào (de Weg) en (het bereiken van de Dào).

Dào is het wezen, de natuur, het principe van alle mensen. Dit regulatieve en normatieve beginsel verbindt ieder mens met de Dào en kan alleen door introspectie worden bereikt. Het kan niet zintuiglijk worden waargenomen. Met andere woorden, het is vormloos en onbenoembaar. Elk object, een zandkorrel, een boom of een dier, is drager van deze universele constante. is waar Dào verblijft. is wat aan iets of iemand is toebedeeld en wat door iets of iemand is ontvangen; het is zowel wat gegeven als wat ontvangen is. Wie/wat zich aan de Dào houdt, heeft zijn essentie bereikt en is zichzelve, zonder gekunsteldheid of gemaaktheid. Niets is gescheiden en alles is verbonden. Wie zich eenzaam voelt heeft zijn essentie nog niet bereikt, is ervan afgedwaald of heeft zich ervan afgekeerd. Eenheid en verscheidenheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kortom, “alles ist vernetzt“ en “tout tient à tout”. Moderne netwerk-wetenschappers zouden het niet pregnanter kunnen uitdrukken.[xxx]    

Hoofdstuk XL

“In het universum ontstaat alles uit het zijn. Het zijn ontstaat uit het niet-zijn.” (天下萬物生於有, 有生於無)

Toelichting:

Alle dingen ontstaan of worden geboren uit iets, uit wat er is, uit wat identificeerbaar en benoembaar is en vorm heeft. Iets, daarentegen, ontstaat of wordt geboren uit niets, uit wat er niet is, uit wat onuitsprekelijk, onwaarneembaar en vormloos is. Denk aan de zee en de golven. Er is dus geen sprake van “creatio ex nihilo”, geen “deus ex machina”, geen hocus-pocus.

Iedereen die wordt geboren en een naam krijgt, komt au fond uit het onbekende, uit wat niet is of kan worden benoemd, en keert uiteindelijk terug naar het onbekende, naar het vorm- en naamloze. Geboren worden en overlijden (terugkeren tot waar men vandaan komt) zijn wonderlijke gebeurtenissen, waartegenover mensen sprakeloos staan. Niemand ontkomt eraan: geboren worden, blinken en verzinken. Iedereen leeft maar heel even tussen wat twee eeuwigheden lijken, als een rimpeling in de oceaan die hem/haar draagt, als een heel klein vonkje in de machtige kosmos (zie noot 16).

Sommige lieden verbeelden zich heel wat en menen de navel van het universum te zijn. Als iedereen besefte hoe nietig hij/zij in feite is en naar dit besef ook handelde, zou de mensenwereld er totaal anders uitzien.[xxxi] Niemand die zich, by hook or by crook, laat gelden, niemand die voordringt of voorop wenst te lopen, niemand zich verheft of zichzelf beter acht dan de ander,, niemand die de baas is of wil zijn — de lezer stelle zich dit eens voor!

Ontologie (leer van het zijn) was voor de oude Chinezen onmogelijk zonder leer van het niet-zijn, want zijn en niet-zijn behoren bij elkaar zoals leven en dood. “Ontologie” vertaalden zij dan ook met “běntĭlùn” (discours over wortel en wezen). “Metafysica”, het woord dat verwijst naar de studie van de grondslagen van de wetenschappen, die uitgaan van wat kan worden waargenomen, vertaalden zij met “xìngshàngxué” (studie van het vormloze en onwaarneembare).

Is het daoïsme vóór-wetenschappelijk?

Joseph Needham (1900-1995) dacht van wel.[xxxii] De term vóór-wetenschappelijk is echter dubbelzinnig. Met vóór-wetenschappelijke kennis kan primitieve of onkritische kennis van de natuur zijn bedoeld. Deze vormt weliswaar het uitgangspunt van natuurwetenschappelijke kennis, maar dan slechts in die zin dat de natuurwetenschappen er juist op uit zijn die vóórwetenschappelijke kennis kritisch te corrigeren. Vóór-wetenschappelijke kennis kan ook een fundamentele visie op de  natuur betekenen, zonder welke geen natuurwetenschap mogelijk is. Vóór-wetenschappelijke kennis gaat dan niet vooraf aan de natuurwetenschappen of staat ernaast, maar is de methode ervan.[xxxiii]

Wanneer de term vóór-wetenschappelijk (of proto-wetenschappelijk) wordt gebruikt, mag worden verondersteld dat de betekenis van het woord wetenschap duidelijk is. Dit nu is bij Needham allerminst duidelijk.

Wetenschap is kennis die is verworven door nauwkeurige studie. Het is systematisch geordende kennis op basis van directe waarnemingen[xxxiv] en metingen.[xxxv] Wetenschap impliceert of gaat gepaard met het statistisch toetsen van hypothesen en de ontwikkeling van theorieén met betrekking tot een deel van de werkelijkheid. De theorieën moeten aan teminste drie eisen voldoen. Zij moeten algemeen geldig, falsifieerbaar en consistent zijn.  

Wetenschap dient te worden onderscheiden (maar geenszins te worden gescheiden) van filosofie, die zich bezighoudt met (a) de werkelijkheid tout court, (b) de aard, oorsprong, verwerving en reikwijdte van de kennis van deze werkelijkheid of een deel ervan en (c) de logische validiteit van uitspraken over (a) of (b). Metafysica, epistemologie en logica zijn de uitgebreide en zich snel uitbreidende kerngebieden van de filosofie.

Het daoïsme is geen wetenschap. Het is zelfs niet vóór- of proto-wetenschappelijk. Daoïsten zijn niet in enige vorm van kennis geïnteresseerd. Zij laten dit over aan de wetenschappers. Daoïsten verdiepen zich niet in wat er is en kan worden benoemd maar in de Dào en de , in het vormloze en onuitsprekelijke, niet in het waarneembare maar in de essentie der dingen, in datgene waaraan, hoe dan ook, geen naam kan worden gegeven — in het niets.

     



[i] Het merendeel van de artefacten van Mǎwángduī  (de naam van de archeologische vindplaats) wordt tentoongesteld in het provinciale museum van Hunan (http://www.hnmuseum.com/en).

[ii] Zie Burchard Mansvelt Beck (vert.),  De Vier Geschriften van de Gele Keizer (Kosmos, 1995).

[iii] Zie, o.a., Chung-yuan Chang, Creativity and Taoism (Harper & Row, 1973), James Cahill’s “video lectures on Chinese landscape painting” (https://jamescahill.info) en Susan Bush en Hsio-Yen Shih, Early Chinese Texts on Painting (Hong Kong University Press, 2012).

[iv] Ga naar http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/7937351.stm.   

[v] Zie Xiaoyan Hu, ‘The notion of Qi Yun (spirit of consonance) in Chinese painting’, Proceedings of the European Society for Aesthetics, 8 (2016), blz. 247-268.

[vi] Zie mijn artikel ‘De geest van het universum versus het universum van de geest’ in Civis Mundi, nr. 97, april 2020 (ii). De Franse jezuïet Teilhard de Chardin (1881-1955), die van 1923-1946 als geoloog-paleontoloog in China werkzaam was en tot het onderzoeksteam behoorde dat de hominide Sinanthropus pekinensis (Pekingmens) ontdekte (zie noot iv), geloofde echter wel dat de mens kroon der schepping is. Volgens Teilhard beweegt de evolutie naar een steeds vollere openbaring van de Geest, culminerend in “Christus-Omega”. Allerd Stikker, de gesjeesde voorzitter van de raad van bestuur van het in 1983 failliet verklaarde Rijn-Schelde-Verolme concern en schrijver van Tao, Teilhard en Westers Denken (Bres, 1986) volgde hem hierin kritiekloos. Voor Teilhard, die dacht dat geloven en weten met elkaar zijn te verzoenen en die een dubieuze rol heeft gespeeld bij de “ontdekking van de Piltdown-mens”, zie Reijer Hooykaas, "Teilhardism: a pseudoscientific delusion", Free University Quarterly 9 (1963), blz. 1–57, Henri de Lubac (SJ), The Faith of Teilhard de Chardin (Burns & Oates, 1965), David Jones, Teilhard de Chardin: An Analysis and Assessment (Tyndale Press, 1969), Marie-Ina Bergeron, La Chine et Teilhard (Jean-Pierre Delarge, 1976), J.A. Lyons (SJ), The Cosmic Christ in Origen and Teilhard de Chardin (OUP, 1982), Thierry Meynard (SJ),Teilhard and the Future of Humanity (Fordham University Press, 2006), Ursula  King, Teilhard de Chardin and Eastern religions (Paulist Press, 2011) en Miles Russell, The Piltdown Man Hoax: Case Closed (History Press, 2012). Het dient in dit verband te worden opgemerkt dat Thierry Meynard, die zich heeft gespecialiseerd in de Jezuïten-interpretatie van het confucianisme in de vroegmodern tijd, in 2016 een herziene versie bezorgde van Matteo Ricci’s beroemde boek, The True Meaning of the Lord of Heaven (天主實義). Zie Journal, of Jesuit Studies, 4 (2017), blz. 682-685. Jezuïeten onder elkaar dus! Informatieve websites over Teilhard de Chardin (een geliefd onderwerp in Civis Mundi) zijn verder https://www.teilhard.fr, https://teilhard.com, https://www.teilharddechardin.nl, http://www.teilhard-gesellschaft.de, http://www.teilharddechardin.org , https://tcreek1.jimdofree.com  en https://www.teilhard.org.uk. Zie ook Jacques Gernet, Chine et Christianisme (Gallimard, 1991), Nicolas Standaert en Gary Tiedemann (red.), Handbook of Christianity in China (Brill, 2000, 2009) en Yearbook of Chinese Theology (Brill, 2015 e.v.). De belangrijkste Chinese publicaties van Zhang Lisheng (1904-1996) zijn Systematische Theologie (in 8 delen) en Uitgebreide Christelijke Apologetiek (in vier delen). Het onderwerp “Sino-Christian theology” is actueel.

[vii] Zie https://www.comuseum.com).

[viii] Wie zich verder in het daoïsme wil verdiepen raad ik aan het volgende boekje te lezen: Max Kaltenmark, Lao Tseu et le taoïsme (Seuil, 1965). De meer serieuze lezer zal Fabrizio Pregadio (red.), The Encyclopedia of Taoism (Routledge, 2008) en Xiaogan Liu (red.), Dao Companion to Daoist Philosophy (Springer, 2015) raadplegen. Informatieve websites zijn https://iep.utm.edu/daoism, https://plato.stanford.edu/entries/daoism, https://iep.utm.edu/laozi, https://plato.stanford.edu/entries/laozi, https://iep.utm.edu/zhuangzi en https://plato.stanford.edu/entries/zhuangzi.

[ix] Voor communicatietheorieën zie Katherine Miller, Communication Theories: Perspectives, Processes, and Contexts (McGraw-Hill, 2005) en Martin Krampen e a. (red.), Die Welt der Zeichen (Av, 2007). Ga naar https://philpapers.org (vul in: communication theory). Het vakgebied dat zich bezighoudt met de “science of signs” is zeer uitgebreid. Ga naar https://iass-ais.org.

[x] Zie Günter Dedié, Die Kraft der Natuurgesetze: Emergenz und kollektive Fähigkeiten von den Elementarteilchen bis zur menschlichen Gesellschaft (Tredition, 2014). Ga tevens naar http://www.scholarpedia.org/article/Self-organization, https://iep.utm.edu/emergenc, https://www.d-iep.org/diep, https://plato.stanford.edu/entries/properties-emergent en  https://philpapers.org/s/emergence. De  vraag of ook de menselijke geest functioneert volgens de wetten van zelforganisatie is nog onbeantwoord. Zie Eleonore Stump en Norman Kretzmann (red.), Companion to Augustine (CUP, 2001, blz. 116-123, 171-185) en Mark Bear e.a., Neuroscience: Exploring the Brain (Jones a Bartlett, 2020). Diepzeeduiker-wetenschapper Peter Godfrey-Smith onderzocht de oorsprong van dierlijk bewustzijn en schreef er een voortrefelijk boek over, Metazoa: Animal Life and the Birth of the mind (Farrar, Straus and Gioux, 2020). De “Philosophy of Mind” (Duits: “Philosophie des Geistes”; Frans: “Philosophie de l’esprit”) houdt zich bezig met de geest (mentale processen, functies en eigenschappen) en de verhouding ervan tot het fysieke lichaam. Het beruchte lichaam-geestprobleem behoort voornamelijk (maar niet uitsluitend) tot het domein van de analytische filosofie. 

[xi] Voor het verschil tussen “event” en “action” zie Samuel Guttenplan, Mind’s Landscape: An Introduction to the Philosophy of Mind (Blackwell, 2000), Donald Davidson, Essays on Actions and Events (OUP, 2001) en Giuseppina d’Oro en Constantine Sandis (red.), Reasons and Causes (Palgrave Macmillan, 2013).

[xii] Zie mijn artikel “De geest van het universum versus het universum van de geest” in Civis Mundi (nr. 97, april 2020). “Collapsologie” is een neologisme ter aanduiding van de studie die zich bezighoudt met de mogelijke ineenstorting van de industriële samenleving. Ga naar https://fr.wikipedia.org/wiki/Collapsologie. Er zijn duidelijk tekenen aan de wand die duiden op een naderende catastrofe op grote schaal. Wie kan lezen leze!

[xiii] Zie Conor Cunningham, Genealogy of Nihilism (Routledge, 2002). Ga naar https://iep.utm.edu/nihilism en https://philpapers.org/s/nihilism. Nihilisme wordt vaak in verband gebracht met de “dood van de kennnistherie”. Zie Richard Rorty, Philosophy and the Mirror of Nature (PUP, 1979) en Michael Williams, Groundless Belief (PUP, 1999).

[xiv] Martin Heidegger (1889-1976) scheef een geruchtmakend en buitengewoon moeilijk te lezen  boek over Sein und Zeit, niet over niet-zijn. Van het daoïsme lijkt hij dus weinig te hebben begrepen.

[xv] Het is opmerkelijk dat in de Dàodéjīng slechts eenmaal (in hoofdstuk 42) het  karakter voor Yīn en Yáng voorkomt. Dit roept de  nauwelijks onderzochte vraag op wat de relatie tussen de Yìjīng en de Dàodéjīng is. De geniale, jong gestorven neo-daoïst Wang Bi (226-249) is, voor zover ik weet, de enige die zich serieus met dit belangrijke vraagstuk heeft beziggehouden – belangrijk omdat een adequaat antwoord op de vraag Westers begrip voor de Chinese wijze van denken zou kunnen bevorderen. Wang Bi’s werk is inhoudelijk alleen aan enkele geleerden bekend. Zie Marie-Ina Bergeron, Wang Pi: philosophe du non-avoir (Ricci Institute, 1986), Alan Chan, Two Visions of the Way (SUNY Press, 1991), Richard Lynn, The Classic of Changes: A New Translation of the I Ching as Interpreted by Wang Bi (Columbia University Press, 1994) en David Chai (red.), Dao Companion to Xuanxue (Springer, 2020, hoofdstuk XIV-XVI).  

[xvi] Moderne cosmologen bestuderen, en schrijven over, het universum zonder de mens, die ontegenzeglijk deel uitmaakt van de kosmos  en een onmeetbare geest heeft, in aanmerking te nemen. Aldus maken zij het zich betrekkelijk gemakkelijk. Misschien slaan zij de plank zelfs volledig mis. Dit doet niets af aan het feit dat  de ruimetvaart successen boekt. Een lange lijst met namen van cosmologen is op het Internet te vinden.

[xvii] Zie Maurice Merleau-Ponty, Le visible et l’invisible (Gallimard, 1979), JeeLoo Liu en Douglas Berger (red.), Nothingness in Asian Philosophy (Routledge, 2014) en Brook Ziporyn, Emptiness and Omniscience (Indiana University Press, 2016). Ga ook naar https://plato.stanford.edu/entries/japanese-aesthetics.

[xviii] Zie de inleiding tot het alleraardigste boekje van dr. Hans Jaffé, De Schilderkunst van de 20e Eeuw (Meulenhof, 1963, blz. 1-5). De literatuur over de relatie tussen epistemologie (kennistheorie) en ontologie (zijnsleer) is omvangrijk. Chase Wrenn (red.),  Naturalism, Reference, and Ontology (Peter Lang, 2008) is aan te bevelen.

[xix] Voor de relatie tussen “same” en “other” zie Mortimer Adler (red.), The Syntopicon, deel 2 (Encyclopædia Britannica, Inc., 1993, blz. 526-540). Voor ataraxie zie Joseph Needham, Science and Civilisation in China, deel 2 (CUP, 1965, blz. 63-68).

[xx] Zie Kelly James (red.), Companion to Naturalism (Blackwell, 2016).

[xxi] Zie Samuel Guttenplan, (red.), Companion to the Philosophy of Mind (Blackwell,1994, blz. 471-484). Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/physicalism.

[xxii] Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/materialism-eliminative, https://philpapers.org/browse/consciousness-and-materialism en https://plato.stanford.edu/entries/idealism.

[xxiii] Zie Jan Gonda. ‘’Het begrip dharma in het Indische denken’, Tijdschrift voor Filosofie, 20:2 (juni 1958), blz. 213-268 en Patrick Olivelle, Dharma: studies in its semantic, cultural, and religious history (Motilal Banarsidass, 2009).

[xxiv] Zie Charles Gide en Charles Rist, Histoire des doctrines économiques depuis les physiocrates jusqu’à nos jours (Librairie de Recueil; Sirey, 1926) en Gérard Klotz e.a. (red.), Les Voies de la richesse? La physiocratie en question (1760-1850) (Presses universitaires de Rennes, 2017). Wie denkt dat fysiocratische ideeën achterhaald zijn leze Victor Vinje, Economics as if Soil and Health Matter (Nisus, 2017).

[xxv] Ga naar http://cjfraser.net/2010/03/20/daoist-liberalism.

[xxvi] Zie Xing Pan e.a., “Systems Thinking: A Comparison between Chinese and Western Approaches”, Procedia Computer Science, vol. 16 (2013), blz. 1027-1035.

[xxvii] Zie Deepak Sarma, An Introduction to Mādhva Vedānta (Routledge, 2003) and  Krishnamurti Sharma, History of the Dvaita School of Vedanta and its Literature (Motilal Banarsidass, 2008). Frits Staal (1930-2012) promoveerde op het proefschrift Advaita and Neoplatonism. A Critical Study in Comparative Philosophy (University of Madras, 1961). Zie ook  Bradley Malkovsky, New Perspectives on Advaita Vedānta (Brill, 2000). Ga naar http://www.hindupedia.com/en/Consciousness_in_Advaita_Vedanta. Madhva (13e eeuw) wees erop dat het geheel (amsi)  uit delen (amsas) bestaat maar hiertoe niet is te herleiden. Een wagen is meer dan de optelsom van zijn wielen, assen, zitplaatsen etc. Dit belangrijke inzicht is door Westerse systeemdenkers overgenomen.  Aristoteles, leerling van Plato en leermeester van Alexander de Grote, had het idee al gelanceerd. Zie noot 26.

[xxviii] Zie Bo Mou (red.), History of Chinese Philosophy (Routledge, 2009, pp. 71-106) en Gudula Linck, Yin und Yan: Die Suche nach Ganzheit im chinesischen Denken (Karl Alber, 2017). Zie ook noot 15.

[xxix] Zie Anthony Long (red.), Companion to Early Greek Philosophy (CUP, 1999, blz. 93-98) en Elena Butti, “A Comparison between Heraclitus’ Logos en Lao-tzu’s Tao”, Journal of East-West Thought, 6:4 (2016), blz. 41-54.

Dr. Butti kan geen klassiek Chinees lezen.

[xxx] Zie Albert-László Barabási, Network Science (CUP, 2016) en ga naar https://netscisociety.net.

[xxxi] Zie “The Cosmic Orphan”, een indrukwekkend essay (online) dat Loren Eiseley (1907-1977), een vooraanstaand antropoloog die de komst van het apocalyptische antropoceen voorzag, kort voor zijn overlijden schreef. In Lucky Planet (Basic Books, 2014) legt David Waltham uit waarom wij eenzamer in het heelal zijn dan eerder werd aangenomen.

[xxxii] Zie het tweede deel (1956, blz. 33- 164) van het door Needham  geëntameerde en geredigeerde standaardwerk Science and Civilisation in China (CUP, 1954-2004). Nergens in dit magnum opus wordt wetenschap of beschaving aan een kritiche analyse onderworpen. Wetenschapsfilosofie lijkt Needham noch een van zijn medewerkers iets te hebben gezegd  en civilisatie en cultuur werden niet door hen onderscheiden. Het hele project zou grondig moeten worden herzien.

[xxxiii]  Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/scientific-method en https://philpapers.org (vul in: scientific method).

[xxxiv] Zie mijn artikel ‘Perception: An Interdisciplinary Essay’, www.academia.edu  (2014).

[xxxv] Zie Robert Luce e.a., Foundations of Measurement (Dover, 2007).