Civis Mundi Digitaal #108
De Amerikaanse Republikeinse Partij en Donald Trump
In Latijns-Amerika is water het symbool van het leven
Colombia en de FARC
Colombia: het leger beschuldigd van moord en doodslag
De Amerikaanse Republikeinse Partij en Donald Trump
De Republikeinse Partij was een van de pijlers van de Amerikaanse democratie. Dat is voorbij. Al sinds verscheidene jaren gedraagt deze partij zich als een sekte, waar niet-gelovigen uitgebannen worden. Het presidentschap van Donald Trump heeft deze ontwikkeling geaccentueerd. Op 13 februari waren er slechts zeven republikeinse senatoren die voor de afzetting van Trump als president stemden, met als motief dat hij de aanval op 6 januari op het Congres had geïnspireerd. Er waren tien republikeinse stemmen nodig om deze brandstichter te veroordelen en hem voor altijd onverkiesbaar te maken. In een deel van de republikeinse hiërarchie heerst er een anti-Trump stemming. Zonder twijfel te laat. In de schaduw van de palmen van Mar-a-Lago, zijn toevluchtsoord in Florida, telt Trump zijn « poet »: 175 miljoen dollar aan giften waarmee hij kan doen wat hij wil. Hij gaat dit zeker gebruiken om de republikeinse dissidenten te straffen, deze dissidenten die het aandurfden voor zijn afzetting te stemmen of die in januari de overwinning van Joe Biden bevestigden, die Trump zonder enig bewijs als diefstal kwalificeert. Trump zal ongetwijfeld kandidaten tegen deze « verraders » financieren voor de republikeinse voorverkiezingen in november 2022. Donald Trump eist als leider absolute trouw en gehoorzaamheid aan zijn persoon, zoals in een religieuze cultus.
Op dit moment zegt een meerderheid van de republikeinse kiezers trouw aan Trump te zijn. « De Republikeinse Partij is van Donald Trump en van niemand anders, » zei Marjorie Taylor Greene, de nieuwe republikeinse afgevaardigde van Georgia en oud-lid van de sekte QAnon. Deze supermacho-groep verdedigt een originele stelling: Trump is door God zelf uitgekozen om een mondiaal complot tegen Amerika van een bende van pedofiele duivelaanbidders, die zich in de Democratische Partij genesteld hebben, te bestrijden. Trump heeft nooit één kwaad woord over QAnon laten horen. De verkiezing van Taylor Greene is een markant punt in de evolutie van de door Abraham Lincoln (1809-1865) opgerichte Republikeinse Partij.
Trump heeft zijn « toets » aan de door de partij sinds 1980 verdedigde « waarden » aangebracht: maatschappelijk conservatisme met een sterke religieuze tendens, wantrouwen tegen de federale staat, ontreddering over de toename van etnische minderheden, wantrouwen inzake de wetenschap (klimaat, vaccins, evolutietheorie…) alles gedragen door een van de daken geschreeuwd patriottisme dat een absolute steun voor het defensiebudget rechtvaardigt. Deze republikeinse partij heeft zich aangepast aan een redelijk ongelijk samengestelde familie: zakenlieden, conservatieve religieuzen, ultra-nationalisten, een libertaire factie en neo-conservatieve intellectuelen.
Het programma heeft overigens niets weg van een strenge catechismus. Zelfs de meest ideologische van de republikeinse presidenten, Ronald Reagan (1980-1988), had er net als zijn voorgangers geen enkele moeite om compromissen te sluiten met de democratische meerderheden in het Congres. Reagan sprak in termen van zwart-wit, maar regeerde grijs. De fundamentalistische ommekeer waarin de Bijbel het programma werd, de democraten de vijand werden, en in het politieke debat de burgeroorlog weer opgevoerd werd, dateert uit 1994 en geschiedde onder toezicht van de vader van de huidige Republikeinse Partij, Newt Gingrich. Voor deze « zwarte prins van het politieke nihilisme » en trumpist van het eerste uur, is het publieke leven geen onderwerp voor een compromis: het is een spel waarin men (alles) wint of verliest.
Trump heeft het programma op twee punten herschreven. Op economisch gebied is hij het eens met de belastingverlagingen voor de rijken, maar hij maakte een einde aan de voor Ronald Reagan zo dierbare vrijhandel. Op het gebied van de buitenlandse politiek hield hij de verdragen geheim en radicaliseerde hij de confrontatie met China. De vorm was overigens belangrijker dan de inhoud. Hij voerde de leugen op tot aan de top, deze soort « alternatieve waarheid » viel in goede aarde bij zijn basis en intimideerde de volksvertegenwoordigers. Bij de met een zilveren lepel in de mond geboren luie miljonair is het debat vooral gebarentaal: een voortdurend vulgair gebaar richting de gevestigde orde. De drijvende krachten van dit politieke register zijn bekend: economische, demografische en culturele ongelijkheden. Wat waar is, is dat de politieke neerbuigendheid, de arrogantie van een bepaald stedelijk links, het trumpisme ook heeft gevoed.
Bij zijn aankomst waar dan ook is er altijd een groep mensen onderworpen aan één persoon, een groep mensen die alleen maar oog hebben voor hun held Donald Trump. Zijn populariteit in het republikeinse electoraat terroriseert de republikeinse parlementariërs. Zijn doel is de verkiezingen van halverwege het mandaat van Joe Biden te winnen, die overigens ook zelden gunstig uitvallen voor de partij die aan de macht is. Zijn tactiek: zich op werkelijk alle fronten tegenover Joe Biden stellen. Een meerderheid van de Amerikanen, 56% of 58 %, zou graag gezien hebben dat Trump door de senaat afgezet zou zijn, maar het Amerikaanse electorale systeem is structureel gunstig voor de republikeinen. De partij heeft om te winnen geen uitbreiding van zijn electoraat nodig. Bij winst van deze verkiezingen kan het zomaar zijn dat de Republikeinen de meerderheid halen zowel in het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat, waardoor Joe Biden volledig politiek verlamd wordt.
In het Huis van Afgevaardigden weten de trumpisten zich beschermd door Mar-a-Lago. Marjorie Taylor Greene heeft zich, voordat zij gekozen werd, moeten verontschuldigen voor haar oproep om Nancy Pelosi, de democratische voorzitster van deze volksvertegenwoordiging, te vermoorden. Maar de nieuw gekozen trumpist van Colorado, Lauren Boebert, heeft laten weten aan de debatten deel te nemen met zijn automatisch pistool aan zijn broekriem gegespt…
Wie houdt Donald Trump nog tegen? Heel misschien de combinatie van zijn gezondheid en leeftijd, heel misschien een aantal republikeinse leiders die niet in de eerste plaats aan hun positie denken en misschien een nieuwe partij stichtten? Eén ding is zeker: de stichter van de Republikeinse Partij, Abraham Lincoln, draait zich vele keren in zijn graf om.
Geschreven op 10 maart 2021
In Latijns-Amerika is water het symbool van het leven
In Equator is de lopende presidentsverkiezing een historisch gebeuren voor de inheemse bevolking en de ecologie. En dat voor heel Latijns-Amerika en ook verder. De eerste ronde op 7 februari is met grote voorsprong gewonnen door de socialistische kandidaat Andres Arauz, gesteund door de vroegere president Rafael Correa (2007-2017). Hij moet het in de tweede ronde op 11 april opnemen tegen de conservatieve Guillermo Lasso. Maar de van origine Indiaanse ecoloog Yaku Sacha Perez Guartambel was in de eerste ronde de grote verrassing. Hij behaalde – wat geen enkele peiling had voorzien – de derde plaats, en miste de tweede plaats en dus de tweede ronde van de presidentsverkiezing met slechts 0,4% van de uitgebrachte stemmen. Hij heeft om een hertelling van de stemmen gevraagd, gezien de waarschijnlijke aanwezigheid van fraude.
De naam Guartambel die hij voor zich zelf koos, betekent « water van de bergen » in de inheemse taal Quechua. In een land gemarkeerd door een mobilisatiegolf in de herfst van 2019 en daarna sterk getroffen door de Covid-19 pandemie vertegenwoordigt de uit de provincie Azuay in het Andesgebergte afkomstige Yaku Perez de beweging Pachakutik, een partij van de Confederatie van inheemse nationaliteiten van Equator. Zijn electoraal succes laat een in het publieke debat een steeds zichtbaarder ecologisch thema zien: het water. Yaku Perez, verdediger van indiaanse culturen, heeft bekendheid gekregen met zijn verzet tegen meerdere pogingen tot de privatisering van water. Hij werd vijf keer tot gevangenisstraf veroordeeld na botsingen met mijnbouwondernemingen en manifestaties tegen de waterwetgeving. In 2019 sloot hij zich aan bij de partij Pachakutik. Hij werd vervolgens gekozen tot « prefecto » van zijn regio met een programma gemarkeerd door de verdediging van de natuurlijke hulpbronnen, die bedreigd worden door mijnbouwactiviteiten. Dat was ook de kern van zijn presidentieel programma: « De aarde is een levend wezen. Stenen zijn niet sprakeloos, zij bewaren eenvoudig de stilte, » herhaalde hij steeds weer in de sociale media tussen de marsen voor de verdediging van de natuur en fietstochten door: de fiets is een transportmiddel dat hij als « prefecto » populair maakte.
Hoe dit ecologisch succes in Equator te verklaren? Er zijn twee redenen voor: allereerst is water in heel Latijns-Amerika een strategische hulpbron die in de laatste jaren een grotere zichtbaarheid heeft verkregen. Vervolgens gebeurde dit ook op nationaal niveau, want het land is de bezinger geworden van « buen vivir », goed leven, in 2008 in de grondwet opgenomen tijdens het bewind van Rafael Correa. Het is bepaald niet de eerste keer dat het water zijn opwachting maakt in de politieke arena van Latijns-Amerika. In de beginjaren 2000 hadden de « wateroorlogen » in Bolivia al een geweldige impact en openden de weg voor de historische verkiezing van een van oorsprong Indiaanse president: Evo Morales. De conflicten gingen toen over de privatisering van het water in Cochabamba in 2000 en gingen voort tussen 2005 en 2007 met manifestaties in de hoofdstad La Paz en het naburige El Alto. Deze conflicten leidden tot het vertrek van buitenlandse maatschappijen: het Amerikaanse Bechtel en het Franse Suez-Lyonnaise-des eaux waren toen het symbool van het volksverzet tegen de toe-eigening van publieke diensten door multinationale bedrijven. Hoewel de staat Bolivia tijdens het presidentschap van Morales een systeem van publiek beheer van het water instelde en deze hulpbron als « gemeenschapsgoed » in haar grondwet benoemde, duurden de conflicten rond het water in de regio voort.
Van Mexico tot aan het uiterste zuiden van het continent hebben de indiaanse bevolkingsgroepen, die hun omgeving en hun levensvoorwaarden wilden behouden, zich de laatste jaren verzet tegen de nationale en buitenlandse mijnbouwondernemingen, vaak met gewelddadige botsingen. Van de Mexicaanse Mazahua-vrouwen tot aan de Colombiaanse Wayuu-indianen, via de Quechua-gemeenschappen in Peru en de Wichi in Argentinië zijn het steeds talrijker wordende indianengroepen die strijden tegen de vervuiling van het water en het steeds zeldzamer worden ervan, tegen de onteigeningen, tegen de door de mijnbouw of stuwdammen veroorzaakte bevolkingsverplaatsingen of gewoon om hun eigen gemeenschapsleven te bewaren.
Ecuador is evenwel een atypisch geval. Deze strijd, die bewaring van de omgeving, het milieu en indiaanse gemeenschapseisen met elkaar verbindt, vindt plaats in een bijzonder gunstig kader door de verbetering van een nieuwe grondwet van 2008. Bestemd om de totstandkoming van « de staat van een goed leven » te bevorderen, berust deze grondwet op de principes van de « sumak kawsay », een filosofie uit het Andesgebergte geboren uit de indiaanse kosmosvisies, waarin de natuur een eerste plaats inneemt. Deze conceptie, die een harmonische relatie tussen mens en zijn omgeving uitdraagt, vindt een institutionele vertaling in verscheidene artikelen van de grondwet, met name in artikel 12: « het menselijk recht op water is fundamenteel ». De rechten van de natuur zijn in de grondwet officieel erkend en verdedigd en het water wordt erin beschreven als « een onvervreemdbaar, blijvend geldig, niet voor beslag vatbaar en essentieel voor het leven nationaal strategisch erfgoed voor publiek gebruik ».
Het politieke succes van Yaku Perez versterkt een strategie die zich bij de autochtone volkeren van Latijns-Amerika ontwikkelt: de mobilisatie door middel van nieuwe, steeds vaker vreedzame acties zoals het aanspannen van processen, het beroep op internationale rechtsinstanties, of deelname aan lokale en nationale verkiezingen. Vandaag de dag heeft slechts de helft van de bevolking van Ecuador toegang tot veilig drinkwater. Het gevecht wordt manifester door de strijd voor een door Covid-19 nog kostbaarder geworden hulpbron: water, symbool van het leven, maar ook de motor van een volksverzet tegen het verkopen, het versjacheren van hulpbronnen in een regio die toch al zwaar getroffen is door ongelijkheden en armoede.
Naar mijn overtuiging kan een ieder wereldwijd van dit volksverzet in Latijns-Amerika en de filosofie van de « sumak kawsay » nog veel leren, want drinkbaar water wordt een steeds schaarser goed en heeft al tot grote spanningen en oorlogen geleid.
Geschreven op 18 maart 2021
Colombia en de FARC
Herinner u zich de FARC nog, de marxistische guerrillabeweging die tussen 1990 en 2016 dood en verderf zaaide in Bolivia? Inderdaad, er zat in de leiding van de FARC ook een jonge Nederlandse vrouw die bij de onderhandelingen op Cuba om tot een vredesakkoord te komen een belangrijke rol heeft gespeeld.
Vier jaar na de ondertekening van het vredesakkoord met de FARC heeft de speciale Rechtsmacht voor de Vrede (JEP) in Colombia acht voormalige guerrillacommandanten in staat van beschuldiging gesteld voor « oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid ». Deze op 28 januari in Bogota aangekondigde eerste beschuldiging is gebaseerd op 20.000 gevallen van vrijheidsberoving waaraan de gewapende beweging zich tussen 1990 en 2016 schuldig heeft gemaakt.
De vroegere leiders van de guerrillabeweging hebben dertig dagen de tijd gekregen om hun verantwoordelijkheid te erkennen en zo strafvermindering te krijgen, zoals in het vredesakkoord is overeengekomen. Ze kunnen hun verantwoordelijkheid natuurlijk ook ontkennen. De verdedigers van het vredesakkoord vieren « een historische rechterlijke beslissing ». Zij die dit akkoord hekelen, hebben voortdurend de veronderstelde laksheid van de JEP jegens de FARC aan de kaak gesteld, maar zijn nu hun belangrijkste argument kwijt. De Frans-Colombiaanse Ingrid Betancourt, die van 2002 tot 2008 door de FARC gegijzeld werd, heeft « de zware beschuldiging die alle mogelijkheden voor straffeloosheid of amnestie voor de vroegere leiders van de FARC uitsluit » toegejuicht.
In een rapport van 322 pagina’s beschrijft de JEP in detail de verschrikking van de ontvoeringen en de gijzelingen. Het cijfer van 21.369 slachtoffers is veel hoger dan alle vroegere schattingen. Vrouwen en kleine kinderen werden opgesloten; gijzelaars zaten jarenlang gevangen, vaak in kooien of geketend aan bomen. Meer dan 10 % van de gevangenen is nooit teruggekomen; families moesten betalen om het lijk van een familielid te krijgen. Nog nooit zijn er zoveel waarheden over de praktijken en de wreedheid van de FARC onthuld.
De opsteller van het rapport, de rechter Julieta Lemaitre, vatte in één zin de 322 pagina’s samen: « Het zijn geen vergissingen die begaan werden, het zijn oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid ». Moorden, verdwijningen, martelingen, verkrachtingen, gedwongen verplaatsingen in het oerwoud… Meer dan duizend slachtoffers en 257 guerrillastrijders werden verhoord.
De acht beschuldigden waren leden van de directie van de FARC (het « secretariaat »). De rechtbank acht ze als commandanten verantwoordelijk voor de door hun ondergeschikten begane daden. Te midden van de beschuldigden is er Rodrigo Londono, alias « Timochenko », de laatste oppercommandant van de FARC. Als gevolg van het vredesakkoord leidt hij nu de politieke partij van de FARC. Naast hem Pablo Catatumbo en Julian Gallo, die een zetel in de volksvertegenwoordiging hebben (het vredesakkoord gaf tien zetels aan ontwapende guerrillastrijders). Bertulfo Alvarez, die ook op de lijst van beschuldigden stond, is op de vooravond van zijn beschuldiging aan kanker overleden. Sinds het vredesakkoord hebben ze allemaal toegegeven dat de ontvoeringspraktijk een vergissing was. Bij de aankondiging van de JEP hebben de vroegere guerrillaleiders opnieuw hun verontschuldigingen aangeboden en hun engagement voor de vrede bevestigd.
Geholpen door hun advocaten denken de vroegere commandanten er nu over na welk standpunt zij moeten innemen. Als zij hun verantwoordelijkheid accepteren, zouden zij een beperkte vrijheidsstraf kunnen krijgen van vijf tot acht jaar. Als zij zich onschuldig verklaren, lopen zij risico op twintig jaar gevangenisstraf. Het systeem van overgangsjustitie dat bij het vredesakkoord werd ingesteld heeft als doel een duurzame vrede te garanderen.
President Ivan Duque, die in 2018 aan de macht kwam en het vredesakkoord sterk bekritiseerde, is van mening dat veroordeelde burgers voor misdaden tegen de menselijkheid hun zetel in de Volksvertegenwoordiging niet mogen houden. Veel slachtoffers van de FARC delen zijn mening. Mevrouw Betancourt: « Gezien de ernst van de begane misdaden ben ik van oordeel dat de rechtbank de vroegere leiders van de FARC de maximale straf moet opleggen». Maar zij zegt er wel bij dat « Colombia de geest van het vredesakkoord moet respecteren en de vroegere guerrillastrijders die hun wapens neergelegd hebben, moet garanderen dat zij zich in een democratische politiek vrijelijk moeten kunnen uitspreken ».
Geschreven op 23 februari 2021
Colombia: het leger beschuldigd van moord en doodslag
Hier het laatste aangekondigde artikeltje van het drieluik over Colombia, waar met het vredesakkoord met de FARC er een speciale rechtsmacht voor de vrede (JEP) is ingesteld om schoon schip te maken met alle geweld in Colombia. De rechters van de JEP hebben nu een eerste rapport ingediend over personen « die onwettig gepresenteerd zijn door het leger als gedood in de strijd ». Het document bevestigt dat tussen 2002 en 2008 6402 burgers door de strijdkrachten van het land vermoord zijn. De JEP spreekt van een « macrocrimineel fenomeen ». Het rapport sloeg in als een bom.
Op 19 februari barstte de hoofdcommandant van de Colombiaanse strijdkrachten, generaal Eduardo Zapateiro, in woede uit in een tweet: « Wij laten ons niet overwinnen door deze giftige en perverse slangen, die ons willen aanvallen ». De verdediger van de mensenrechten Rodrigo Uprimny (ook mijn internetcontact): « Deze vermoorde burgers zijn de afschuwelijkste en grootste schande voor een land ».
Volgens de JEP werd 78% van deze moorden gepleegd tussen 2002 en 2008 toen Alvaro Uribe president was (2002-2008). En een kwart van deze misdaden werd gepleegd in het departement Antioquia – in het noord -westen van het land – waar Alvara Uribe gouverneur was voor hij president werd. Uribe, die nu senator en chef van uiterst rechts is, spreekt in een communiqué van een « niet gerechtvaardigd rapport » dat probeert « zijn persoon in diskrediet te brengen ». De Hoge Commissaris van de mensenrechten van de Verenigde Naties, Michèle Bachelet, sprak daarentegen haar waardering uit voor het werk van de JEP dat « een grote vooruitgang betekent in de strijd tegen de straffeloosheid in Colombia ».
Het schandaal van de « vermoorde burgers » is niet nieuw. Het werd al onthuld in 2008, toen een functionaris van de buitenwijken van Bogota zich verwaardigde te luisteren naar de getuigenissen van moeders van de treurende families. Maar de nog voorlopige cijfers van de JEP: 6402 moorden is meer dan in het verleden gedacht werd. Ter vergelijking het aantal verdwenen personen gedurende 17 jaar bewind van de dictator Pinochet in Chili: 3100.
Colombiaanse soldaten pleegden deze moorden om hun operationele resultaten op te blazen. De militaristische politiek van Alvaro Uribe hield ook een systeem van premies en andere vergoedingen in voor militaire eenheden en elke soldaat in relatie tot het aantal in het gevecht gedode guerrillastrijders van de FARC. « Er zijn soldaten die burgers hebben gedood om een weekendverlof te krijgen », zegt Jacqueline Castillo, voorzitster van een vereniging van moeders van deze slachtoffers. Zij willen ook de generaals en zelfs Alvaro Uribe beschuldigdenbank zien.
Het volgende scenario werd overal in het land toegepast: ronselaars beloofden aan jongeren in de armste wijken werk op het platteland. Zij vertrokken, om nooit terug te keren. Een paar weken later kreeg hun familie bericht dat ze « in de strijd waren gedood ». Ook geestelijk gehandicapten en jonge plattelanders waren het slachtoffer van deze dodelijke razzia’s. Het Internationale Hof van Justitie, dat een voorbereidend onderzoek is begonnen, laat weten, dat « de beschikbare informatie duidelijk aangeeft dat deze moorden door leden van de strijdkrachten vaak in samenwerking met paramilitaire groepen werden gepleegd ». Jacqueline Castillo is van mening dat het voorlopige cijfer van 6042 dodelijke slachtoffers bij verder onderzoek zeker tot meer dan 10.000 zal oplopen en zegt dat « deze praktijk niet uit individuele initiatieven bestond, maar het resultaat was van een door de Staat gevoerde politiek ».
Meer dan 1700 militairen zijn door justitie al in staat van beschuldiging gesteld, zowel eenvoudige soldaten als kolonels. Wat hun graad ook is, de soldaten die voor de JEP hun misdaden erkennen, kunnen (zoals ik in een vorig artikeltje over Colombia schreef) net als de guerrillastrijders van de FARC strafvermindering krijgen, hetgeen in het systeem van de overgangsjustitie is voorzien. Maar in tegenstelling tot de leiders van de FARC die geaccepteerd hebben om met de overgangsjustitie samen te werken en (ten minste deels) hun misdaden hebben toegegeven, houden de generaals tot nu toe hun mond stijf dicht.
« De rechtbank voor de vrede is geen instrument voor wraak, maar voor rechtvaardigheid, » zegt Eduardo Cifuentes, de voorzitter van de JEP, nog een keer. Generaal Eduardo Zapateiro haastte zich na zijn woorden op 19 februari, die tot grote protesten leidden, te zeggen dat hij met zijn woorden niet de rechters bedoelde… maar wie dan wel?
Geschreven op 9 maart 2021